uw» LaiMier Coirai ffweeüe Biad)
a. 6.30 uur
ZATEBUjAG 1 NOVEMBER 1924.
Belgische Brieven
DE VLAAMSCHE BEWEGING.
V.
Inj tegenstelling met hetgeen door uw landge
nooten in 't algemeen wordt gedacht ik voer;
in dit voorlaatste artikel, dat ik voor 't oogenblik
aan de Vlaamsche beweging denk te wijden de ge
matigde strijders voor de Vlaamsche beweging
sprekend in zijn wij Belgen, Vlamingen en Wfa
len. in geen enkel opzicht chauvinistisch aange
legd. Met de Franschen hebben wij wiel de spot
lust, doch geenszins l'amour sacré pour la patrie,
n 't overdrevene, gemeien. Vooral vóór den oor
log- Bepaalde vijanden hadden we niet. Bij bepaal
de gelegenheden, zooals tijdens den Boerenoorlog,
au 25 jaar geleden, hielden we er felle sympa-
thiën en antipathiën op na. Een revue in het Scala-,
Theater op de Place de Brouckère te Brussel, had
in die dagen reuzensuccesomdat op het witte
doek langs den weg der tooverlantaarn een reu
zenkop van. Chamberlain werd vertoond en het
publiek dus gelegenheid kreeg te brullen, te
schreeuwen en den Engelschien Minister naar har
telust uit te schelden. België was toen het meest
vrije land Van Europa, .daar moet je nu eens om ko-
m/en. Antwerpen was toen nog iiets anders dan Biel-
pë. Men dweepte daar minder met de Hollanders,
omdat men van het goede daar wel wat veel
creeg -en ten tweede omdat het voor het grootste
gedeelte geen eerste klas Hollanders waren die
zich in de Scheldestad vestigden. In vee.l erger
mate was dit echter toepasselijk op de Duitscbers
Hun aantal was nog veel grooter, voor een groot
deel was het het schuim der natie dat weldra de
buurten bij -de Schelde overstroomde en ten derde
wisten de anderen hoe dan ook op" velerlei
gebied de Belgen te overvleugelen. In '13 kon men
Antwerpen bijna een Duitsche stad noemen, op
allerlei gebied waren de Duitschers de baas.
Zoo was dus de toestand even voor het onver-'
wacht uitbreken van den oorlog. Ik zelf heb menig
maal op het Duitsche gevaar gewezen, doch mijn
landgenooten waren er blind voor, maakten zich
drukker om het gekrakeel- tusschen Vlaamsch- en
Fransch sprekenden en tusschen liberaLsn en cie-
ricalen.
Toen, gebeurde plots het vreieselijke. De Duts, die'
als een roover en moordenaar in den nacht bin
nenviel, heeft geroofd en gemoord op een ontzet
tende wijze. Op dit gebied waren Vlamingen en
Walen voor de medeplichtigen van Wilhelm gelijk
Of ge komt in 't puur Vlaamsche Aerschot of in
't stief-Waalsche Danant, daar en in zoovele plaat
sen vindt ge monumenten ter nagedachtenis van
de burgers, die -door de Hunnen werdien vermoord
~ie gruwelen mogen en kunnen nooit vergeten
irden.
Toen het grootste deel van het land onder den
druk en dé bezetting van den overweldiger lag en
slechts achter den Yser door onze jongen-s den
heldenstrijd werd gestreden, begon zich hij
gelukkig een klein dee lder ^Vlamingen een
geest van corruptie te openbaren.
Zij waren nu toch wel een weinig, te weinig
chauvinistisch, begonnen-zioh met den bloedhond
'die zooveel misdaden tegen het Belgische vader
land op zijn kerfstok had, te verzoenen.
Om hun land en zelfstandig volksbestaan den-
doodsteek te geven, .accepteerden zij een bestuur
lijke scheiding tusschen Vlaanderen en Wallonië
en namen uit de handen, die nog dropen van het
hloed hunner landgenooten hervormingen aan. Het
is te walgelijk om er nog over te spreken.
Toen het recht gezegepraald had, eisch'te de
'billijkheid dat deze landverraders hun straf niet
zouden ontgaan. Met fluweelen handschoentjes
zijn ze aangepakt... vo-orzoover men ze te pakken
kon krijgen. Want voor een groot -deel zijn ze naar
De Aanklacht.
Om klokslag -elf beerschte er in de secretarie
van de gemeente Hoogkerken een absolute stilte
en toch greep daar terzelfder tijd een zonderlinge,
van sleur-dingen afwijkende, de wereld op zijn kop
zettende 'gebeurtenis plaats. Verbeeld u: Bij één
gewichtig boek, beschreven met stijLe Letters en cij
fers, stonden sprakeloos, nu al tien minuten lang,
de drie voornaamste personen der gemeente, de
burgemeester, le secretaris en de oudste klerk der
secretarie, en de drie manuien stonden daar gebogen
als gefascineerd, door dat ééne boek, terwijl drie
vingers weer één getal aanduidden: het getal
50.000. In het lokaal waren nog anderen aanwezig.
Vooreerst Piet, de jongste klerk, ;en derhalve niet
waardig bevonden in de verrassing der hoeren te
deelen. Vervolgens de drie ex-burgemeesters der
gemeente, wel is waar niet in eigen persoon, doch
vertegenwoordigd door drie natuurgetrouwe con-
terfeitsels, hoog aan den wand hangend. Hautain
zagen zie neer op het tafereel onder hen. 'n Minach
tende, vernederende glimlach speelde om hun lip
pen Dergelijke kwesties, als nu aan die orde waren
cwamen in hun tijd nooit voor.
Ha i Piet niet door een zacht kuchen de betoove-
rende stilte verbroken, wellicht waren de drie be
roemdste burgemeesters dier gemeente uit hun lijs
ten, gestapt en hadden zij er een eind aan gemaakt.
Nu was het niet noö-dig. Het gekuch van Piet zette
zich voort. Het geluid werd sterker herhaald door
den oudsten klerk, dié duidelijk „ahum" zei, de
secretaris deed er nog sen schepje op door ook
,ahum" te zeggen, doch daarbij ook zijn neus
a snuiten en eindelijk bereikte het zijn hoogtepunt
bij den burgemeester, die 'n verklaring van het ge
heimzinnige formuleerde, door duidelijk uiteen te
zetten, -dat het zond'er eenigen twijfel vaststond,
dat de vorige secretaris der gemeente, blijkens de
boeken malversaties had geploegd ten bedrage van
50.000 gulden en dat derhalve de gemeente voor
dat bedrag bezwendeld wasNimmer zou de
burgemeester een diergelijk woord gebruikt hebben,
indien verontwaardiging hem dit niet had ingege
ven. Na deze verklaring héerèchte weer de abso
lute stilte. Piet begon op zijn kantoorkruk te draai
en, Hij keek omhoog. Daar hingen de mannen,
die de gemeentezaken zoo hadden behartigd, dat
er nog geen 50 cent tekort was geweest. En hier
stonden de stumper-ds, die zich voor 50.000 gul
den lieten beetnemen. Ook de burgemeester zag
omhoog. Hij had er immer zoo vast op gerekend,
;dat ook eenmaal zijn afbeelding deze saai sieren-
zou en dat de; nazaten ook op hem de aandacht
zouden vestigen als op het pronkjuweel dier ge
meenteHij zuchtte.' Die hoop was nu wel
ijdel.
W lezouden eigenlijk verplicht zijn de jus
titie in dit geval te mengen.begon hij'.
Niet zoo haastig, zeiden de anderen. Dut kan
altijd nog gebeuren.
Misschien, besloten ze raadselachtig-,, was het
Holland uitgeweken, dat ze niet - uitleveït. Die
meesten zijn er nog, hebben er nog het hoogste
woord, houden lezingen en worden door de pro-
Duitsche pers in uw land met -groote delicatesse
behandeld. "Waar ook tal van andere afschuwe
lijke verraders in Nederland worden geduld
ik denk bijv. .aan den man die medeplichtig is
aan meer dan twintig moorden op zijn voor hun
vrijheid strijdende landgenooten en ook aan die
op miss Cavell, en die jaren lang in betrekking
is geweest bij Gaston op het Tihorbeckeplein te
Amsterdam, en het misschien nog is, is het te
begrijpen, ja absoluut logisch dat de sympathie
voor Holland, het asyl voor alle straffeloos ge
bleven doodsvijanden van België, belangrijk is
gaan minderen.
D:e Vlamingen gaan steeds voort hun eigen
zaak te bederven, steeds verder van hun doel te
geraken. Een deel ervan de extremistfen
trachten België in twééën te scheuren, feitelijk
dus te vernietigen. Die Vlaming die het woord
Belgicist gebruikt is per sé een alndlverrader,
die in elk ander land tot langdurige gevangenis
straf zou zijn yeroordeeld. Dezer dagen hebben
weer relletjes plaats gehad te Leuven, Lieuven,
dat eenmaal door de Duitsche barbaren werd
verbrand. -
Die Vlaamsche landverraders schreeuwdenweg
met België, weg met de Belgicisten, Oranjehoven.
Die ,,Vingtième Siècle" veronderstelt echter dat
deze schreeuwers in hoofdzaak vreemdelingen wa
ren. Het blad is te beleefd om te zeggen Hol
landers. 1
Nu mag men heel een natie wel niet aanspra
kelijk stellen voor wat een paar gekken doen,
maar het- maakt een ontstellenden indruk dat geen
enkel groot dagblad in Nederland zijn afkeer
heeft uitgesproken over deze landverraad ple
gende Belgen, noch zijn verontwaardiging over
zijn landgenooten die dit steunden, ja er daad:
werkelijk aan deelnamen, waardoor de sympa
thie tusschen Noord en Zuid noodzakelijk moet
verminderen. (Slot volgt).
De W.nterlezïngen
te Broek op Langendijk.
BE TEMPEL.
Den 29sten October, des avonds te half zeven,
trad voor het Comité voor Winter lezingen alhier
op den Weleerw. heer Ds. Bolkenstein van Apel
doorn, met bovenstaand onderwerp.
De lezing had plaats in de Ned. Herv. Kerk.
Op de gebruikelijke wijze werd de vergadering
geopend. Gezongen werd Ps. 99:1, waarna de
spreke rvoorging in gebed.
Zeer merkwaardig, aldus begint de redenaar,
is de stad Jeruzalem geweest door alle tijden
heen. Ook de wereldoorlog heeft deze stad niet
onberoerd gelaten. Ze is belegerd en ingenomen.
De meerderheid van haar bewoners zijn Joden.
Nog altijd trekt Jeruzalem den Jood in onweer
staanbare aantrekking tot zich. Opmerkelijk is
de groote trek der Joden naar het heilige land.
De Westersche reiziger, di ethans de oud ©stad
bezoekt, ziet er ontroerende dingen. Eiken Vrij
dag komen aan den klaagmuur tal van Joden
samen, meestal armen naar de wereld, in scha
mele kleeding gehuld, die daar neerbukken in
't stof. i fY.
Hartstochtelijk wordt dan gebeden. Het ge
bed geschiedt in zingenden vorm, hij beurtzang.
Die voorganger gewaagt van de heerlijkheid van
den ouden tempel, van den glorierijken luister
van Israels koningen. Het volk valt in met het
altoos weerkeerend refrein „Eenzaam zitten wij
neer en weenen."
Met diepen weemoed ziet de westerling dit
ontroerend schouwspel aan. Hoe tragisch is toch
gveal ook óp andere wijze op te Lossen
Zoo gingen zij dien middag uiteen.
Va mder Hem, de gewezen secretaris der ge
meente Hoogkerken, stond voor z'n deur leen lucht
je te scheppen, toen hij in de verte een gestalte
zag aankomen, waarin hij de burgemeester herken
de. Hij bleef staan en wachtte af.
Van der Hem, zei de burgemeester na 'n
korten groet, ik wilde u wel even spreken. Mis
schien kan aat onderhoud binnen plaats hebben.
Zeker burgemeester, haastte zich Van der
Hem, kom u binnen. Het spijt me alLeen geducht,
dat ik u geen kop koffie kan aanbieden, daar
mijn vrouw met de kinderen voor eeiiige dagen
op reis is. Zoolang is het behelpen. Maar neem u
plaats. Kan ik u wellicht dienen met een ouwie;
xlare? Het wordt er zoo zoetjes-aan tijd voor.
Met een afkeurend gebaar bedankte de burge
meester.
Van der Hem, Van der Hem, zei hij hoofd
schuddend, hoe kunt ge u toch aan dat misbruik
overgeven? Wel zijt ge diep gezonken man, dat ge
uw troost bij dergelijke middelen zoeken gaat.
Overigens treft het goed, dat uw vrouw en kin die
ren afwezig zijn. Ik heb met u een ernstige zaak
te bespreken. Zie, Van der Hem, ik wist het wel,
het moest verkeerd met u ailoopen, volgens het
woord: hoogmoed komt voor den val. Hoovaardig
hebt ge u verheven geacht boven principes en
tradities van eeuwen her. Uw straf moest volgen,
waar uw daden vóórgingen.
Mijnheer, stamelde Van der Hem, spreek,
wat is er gebeurd?
Hoe, ge wilt het feit, dat ik ontdekte, loochie-
chenen, de diefstal van 50.000 gulden? Weet ge,
dat ik u direct kan laten arresteeren? Wieet ge
wat ge gedaan hebt?
v Van der Hem werd bleek. Hij boog zijn hoofd,
•f Helaas, burgemeester, ik weet het. Uw woord
is waar mijn zonden zijn menigvuldig. Ik erken
het, ik ben een slecht individu, niet waardig zelfs
uw schoenriemen te ontbinden.
Profaneer niet, Van der Hem, ook ik ben 'n
zondig mensch.
I Zeker, burgemeester, doch hoieveel hooger
staat gij. Maar nu het feit eenmaal gepleegd is, zou
er nu geen mouw aan te passen zijn? Ik gevoel,
dat de zondenlast, die me drukt, te zwaar is.
Burgemeester, wees edelmoedig, laat me een ge
deelte op uw schouders wentelen.
Hoe meent ge, Van der Hem, sprieek, maar
vlug dan toch.
Zie, ik zou gaarne een gedeelte van die groote
som aan iemand ter hand willen stellen, die met dat
geld dan groote werken zou weten tie doen. Ik ge
loof zeker, dat me dat verlichten zal. En nu ik
erover nadenk, riep hij uit, als deed hij plots een
vondst, zeker, waarom zou u dat niet zijn. Gij zijt
de aangewezen persoon. Gij zijt die man, waartegen
we allen opzien
Maar Van der Hem, dat lijkt wel op omkoo-,
perij.
- Hoe juist, hoe voortreffelijk weet ge uw
het lot der Joden. Dé Joden zijn immers het
uitverkoren volk Gods. Men ontkomt niet aan
den indruk, dat op het volk? en op Jeruzalem de
vloek ligt. .Welk een sprake .gaat er uit van de
tempelruine. Die steenen, ze spreken van de hoo-
ge heiligheid Gods.-
De tempel is gebouwd op Goddelijk beval,
.naar hemelsch ontwerp. In dien tempel heeft God
gewoond en gemeenschap gehad met den zondi
gen mensch. De tempel heeft gestaan op afge
zonderd terrein. Hierin wordt als afgebeeld de
afscheiding die er bestaat tusschen den volzaligen,
vlekkeloos reinen God en het zondig creatuur
In den beginne is dat niet zoo geweest. Toen
was er geen scheiding tusschen Schepper en schep
sel. De reine mensch, volkomen zonder vekl voort
gebracht door 't machtwoord des Heeren, is pries
ter Gods in de pralende, luisterrijke hof van Ed'en.
Dé eerste tempel Gods op aarde is de aardde
zelf. En dit is geen dichterlijke verbeelding,
maar ware, echte werkelijkheid. In 't lispelen van
den wind in 'tparadijs, kende het eerste men-
schenpaar de stem des Heeren.
Da ngesehiedt het ontzettende. De eerste tem
pel, de aarde wordt door God. vervloekt, wijl
de priester zich bezondigd in overtreding van
het proefgebod.
Dan trekt de heilige God zich van den aardische
naar zijn hemelschen tempel van ontoegankelijk-
licht terug.
Is de eerste, tempel, de aarde vervloekt, toch
doiet God doop? menschenhanden weer een tempel
op de aarde bouwen. Dit idee komt van geen
{Sterveling, 't is een hemelsche gedachte, 't Is open
baring van genatte, 'tis de openbaring van 'her
stelde gemeenschapsoefening.
De groote heerlijkheid van Salomo's tempel
ligt niet in 't.gebouw, maar alleen in het ondoor
grondielijk feit, dat 'tGod beliefd heeft, daar
in dien tempel, door menschenhanden opgetrok
ken, te willen wonen.
Onvergelijkelijk schoon is deze woonstede Gods
op aarde geweest. De tempel vertoont de meest
edele lijnen, is gebouwd op een rotsgrond. De
muren zijn opgetrokken in vlekkeloos witte ster
nen. Buitengewoon moet de aanblik geweest zijn
van het geheel en zijn omgeving, die zich zoo
volkomen harmonisch bij dén tempel aansloot.
Beschenen door de zon praalt de tempel in smet-
tulooze reinheid. Boven den tempel het azuren
blauw van het hemelgewelf. In de onmiddellijke
omgeving d eglooiing van het lachende landschap
in luisterrijke kleurschakeering. Op den achter
grond, in de verte verheffen zich de 'bergen.
Is de omgeving van den tempel schoon, het ge
bouw van binnen is het in niet mindere mate.
Daar wordt het bewonderend oog bekoord door
de glans der edel emetalen en het geschitter dei
edele steenen. HM oor wordt getroffen door de
zuivere toonen, voortgebracht door de zangers.
Diaar klinken de zilveren bazuinen. De welrie-
kendste geuren stijgen op. Statig schrijden de
priesters voort in 'tsmetteloos wit, voorgegaan
door den IJoogepriester in wit gewaad, rijk met
goud geborduurd, met fonkelende edelgesteenten
op beide schouders.
Uit en inwendig wekt de tempel de diepe
emoti.evan 't hoogste kunstgewrocht.
Toch heeft al dit sehoóne geen waarde in zich
zelf. De hoofdzaak geldt niet het uitwendige,
't gebouw, demetalen, de edele steenen, noch pries
ter of Hoogepriester, maar de hoofdzaak vormt
in dit alles God zelf, die hier onder de menschen,
onder Zijn volk, wonen wil.
Hier openbaart zich God Lu Zijn neiliglieid.
Het is als ruischt er door de tempelzalen deze
sprake: „Ik de Heer uw God ben een heilig God".
Er ligt een rijke symboliek in den tempel.
Het is als geeft het geheel den aanschouwer
woorden te kiezen. U zegt wel precies: het lij ijkt
omkooping, doch u weet, dat 't zulks niet is. Daar
voor staat u te hoog. En niemand zou ik kunnen
vinden, die die taak zoo juist volgens mijn bedoe
ling ten uitvoer weet te brengen.
Hoeveel meent ge dat ge ter mijner beschik-
kingwilt stellen. Als ge mijn opinie vraagt, geloof
ik, dat 25000 gulden het juiste bedrag is.
Van der Hem schrok. Hij sprak nog lang en
poogde duidelijk te maken, dat ook een kleiner ge
deelte al veel verlichting bnengen zou. Maar de
burgemeester hield vol. De helft of hij trok' zich
terug.
Ik doe het het meest omwille van uw vrouw
eni kinderen, sprak de burgervader.
1 Zuchtend gaf zich Van der Hem gewonnen,
j D«t zaken werden geregeld, de bezoeker stond op.
Nogmaals, Van Ier Hem, omwille van uw
vrouW en kinderen heb ik zoo gehandeld. Maar uw
boosheid blijft verfoeiéfijk.
Zoo ging hij heen.
Wat ik ook. verwacht, had, mijn vriend zoo viel
de oudste klerk der gemeente Hoogkerken met de
deur in huis, dat gij tot malversatie, tot verduiste
ring, tot .diefstal in staat waart, dat nooit. Is dat
da toepassing der leer van ónzen eminenten Thor-
becke? Hoe hebben wij niet uren zijn ideeën bespro
ken en wij. als liberalen, hoe hebben we niet altijd
beseft anderen voor te moeten gaan met onze da
den. Vrijheid voor een ieder dat was onze leus.
Maar een vrijheid, die ontaard in dergelijke uitwas
sen, is .een verloochening van het beginsel.
(Weer boog Van der Hem het hootd. Die woor
den maakten blijkbaar indruk en de ander ging
daarom met vuur voort:
Liberaal zijn, dat beteekent eerlijk zijn, mijn
vriend. Eerlijk tegenover zich zelf, eerlijk ook te
genover anderen. Gij hebt misbruik gemaakt van
goed vertrouwen. Dat is het tegendeel van wat u
als liberaal paste-
Hoor 'ns, mijnheer, zei Van der Hem, u heeft
volkomen; gelijk. Maar toch had ik van u, juist wiji
u liberaal zijt, een zachter oordeel verwacht. U met
uw liberale beginselen moet vooreerst en vooral
humaan blijven. En hoe nu, mijnheer? Gij, met uw
prariht-ideeën, gij zoudt het zijn, die mij in het
verderf wilt storten? En wanneer gij nog meent
.daarmede, uw plicht te doen, hoe handelt ge tegen
over mijn vrouw en kinderen? Is het humaan ge
handeld, is het Overeenkomstig uw mooie ien men-
schelijke begrippen onschuldigen het slachtoffer
te maken van wat gij voor uw plicht houdt? Neen
mijnheer, zoo kunt ge niet -optreden. Ik weiger
zulks te gelooven. Ik weet beter, ik ken u te goed
Ik zie het reeds vraagt ge u zeiven af, hoe een
andere, een betere oplossing te vinden. Gij zult mij
sparen zoo gij 'n kans hebt. Die kans kan ik u
geven.
Ik ben benieuwd, Van der Hem? ïs het geld
nog in uw bezit?
Gedeeltelijk, mijnheer, jen met dat geld zou
ik! een goede daad willen doen. Ik zou tienduizend
gulden; beschikbaar willep stellen, opdat gij egn
een zwak beeld van den o&eindigan hfafénfli tus
schen God en mensch. Wie den tempel nadert
mpet opklimmen uit de laagte naar de hoogte!
Allereerst treedt de bezoeker in een voorhof, toe
gankelijk voor allen, ook voor de heidenen.'Dan
komt- men in de hallen, waar de schriftgeleerden
eiken dag bezig zijn met het uitleggen van de
wet. Diaar in de hallen is een steen ingebouwd'
daar mogen alleen de Joden komen. Hier wor
den Joden en heidenen gescheiden. Iets verder
heeft de splitsing plaats tusschen mannen en
vrouwen. j
Eerst in Christus houdt ook deze scheiding
op. Jezus heeft de vrouw volkomen vrij gemaakt.
In 't voorhof der mannen staat 't waschvat.
Zonder reiniging kan er geen gemeenschap zijn
tusschen God en den mensch. Geen Jood mag T
waschvat beroeren.
Alleen uit den stam van Levi worden zij afge
zonderd, die voor dezen dienst in aanmerking
komen.
Voorop gaat de priester naar 'theilige; terwijl
gouden en zilveren schellen weerklinken, stij
gen de gebeden op. Het volk bidt mee, maar
op een afstand. Daar in 't heilige mag alleen de
priester komen. Ook de aanbidding, zelfs van
den priester geschiedt op een afstand, want God
woont in 't heilige der heiligen.
Een sprake van de heiligheid Gods, maar ook
van /rijn. genade gaat uit van den tempeldienst.
.;-^oe aeeriljk heeft God zich niet geopenbaard
bij de inwijding van den tempel. Een wolk ver
vuld etoen den tempel, van toen af, het huis
des Heeren.
Toen God Zijn intrek nam in den tempel, kon
den üe priesters niet dienen, want de heernjkneid;
des lleeren had het huis des Heeren vervuld.
(1 Koningen 811).
Eu, o aiepe tragedie. Deze woonstede Gods is
verwoest. Alle heerlijkheid is weg, het heerlijke
bouwwerk ligt in puin. Het uitverkorene volk
wordt in gevangenschap naar Babei gevoerd. Is
het geen ondoorgrondelijk raadsel?
Wie kan de diepgevoelde zielepijn peilen van
den recüigeaarden israeiiet, weggevoerd uit het
be looide ïand. Het heilige land weet hij in han
den van de heidenen. Het heiligdom, de tempel
verwoest. 1
Hoe schrijnt het binnen in hem, als het ge
prangde gemoed zich uit in den bekenden psalm:
Getrouwe God, de heid nén zijn gekomen,
Zij hebben stout uw erliand ingenomen.
Jeruzalem, de tempel, Uw altaren,
'tLigt ai verwoest-door die geweldenaren.
En toch heeft God door middel inzonderheid
van Jeremia zijn volk gewaarschuwd. God draagt
aan hem op een zeer zware taak. Te zwaarder
voor Jeremia, wiji deze zelf stamt uit een pries
terlijk geslacht. Maar Jeremia volvoert zijn hem
opgedragen taak. Jeremia 7:13 en 14.
„Omdat gij al deze werken doet, spreekt dé
Heere, én in tot u gesproken heb, vroeg op
-zijnde en sprekende, maar gij niet gehoord hebt,
en ik u geroepen en gij niet geantwoord hebt.
Zoo zal ik aan dit huis, dat naar mijnen naam
'genoemd is, waarop gij vertrouwt, en aan deze
plaats die ik u en uwe vaderen gegeven heb,
doen, gelijk als ik aan Silo gedaan heb."
Hier ligt de sleutel van de oplossing van het
raadsel. In de woorden „waarop gij vertrouwt."
Het volk der Joden stelt zijn vertrouwen op
'thuis, op 'tgebouw, op 'tuitwendige.
Israël vergoodt den tempel en vergeet God.
Dat kan God niet dulden, want Hij is jaloersch
op zijn eer. Het gebouw van den tempel wordt
verwoest, en het vuur dat de tempel verteert,
spreekt van Gods toorn en van Zijn heiligheid.
Gezongen wordt Ps. 688.
Pauze. (Wordt vervolgd).
studiereis zout kunnen ondernemen door Zuid-Ante--
i'ika. Hoeveel goeds kan daar niet uit voort vloeien,
Hoé zoudt ge daar de humanitaire beginselen bij
die vreemde volkeren kunnen bestudeeren en ons
anderen daar later mede van dienst zijn. Gij zijt het
verplicht aan u zelf, verplicht aan ons, die naar uw
woord smachten. I
Maar dat lijkt veel op omkooperij.,
'n Man als u is daar boven verheven. Gij doet
wat recht en billijk is.
1 Ik geloof dat ik het om wille ook van uw
vrouw en kin leren moet accepteeren, Van der Hem
Anders handelen ware dwaasheid.
Maar met 15000 gulden zou de studiereis van
veel meer nut kunnen zijn, meende de oudste klerk
der gemeente-secretarie.
Vergeefs betoogde Van der Hém dat de onkos
ten binnen zekere perken zouden kunnen blijven.
Ten laatste moest hij zuchtend toegeven.
De zaxen werlen geregeld.
Menschelijk handelen is menschenplicht,zei
d© klerk, en gmg heen. .j'
D© nieuwe secretaris was 'n gemoedelijk man.
En toen hij dan ook bij Van der Hem binnenstapte,
gaf hij onomwonden te kennen, dat hij 't 'n fideel©
streek vond die hooge oom.es er zoo te laten in
vliegen.
Maar, ging hij voort, je kent mijn principes;
- gelijkheiid en broederschap. Jij 'n pruim, dan
ik 'n hap ervan. Vooruit, op de proppen met de
buiit. Geef mij nou 10.000 gulden, dan geloof ik
het nog schappelijk met je te maken.i
Van der Hem werd doodsbleek.
- Kerel, zei hij, weet jij, dat dat het laatste is,
wat ik overheb. De anderen zijn ook geweest.
- Zijn ze me waarachtig voor geweest, de gan-
neffen? Enfin, gelijkheid en broederschap, zij héb
ben ook recht op 'n hap van de pruim!
Ja, maar viel Van der Hem in, jij praat nou
maar over ieder 'n hap, maar als jij die hou beet
hebt, waar blijft -dan mijn pruim. Jullie hebt iéder
je deel en ik niemendal. En ik geloof toch,
dat ik den slag geslagen heb. Noem je dat gelijk
heid? Is dat jouw broederschap?
Je ziet de verhoudingen verkeerd, schudde
de nieuwe secretaris zijn hoofd, jouw ideeën zijn
nog te verburgerlijkt. Dat is jouw schuld.niet
ik constateer ook slechts een feit. Maar volgens
mijn redeneering Heb jij de pruim dan toch ge
had. Waar of niet? Dat is logisch geredeneerd.
Ieder krijgt zijn beurt. In dit geval zie je, is het
nou mijn beur.t, En op zijn minst hou je, de pit
van, de pruim toch oyer. f
De pit?
- Ja, de idee gehandeld te hiebben, zooals ieder
mensch moest handelen, volgens gelijkheid en broe
derschap. Maar genoeg gepraat nou. Eerst mijn
deel.
En als ik weiger.
Dat doe je niet, daarvoor heb je nog teveel
gezond verstand-