uw» LaiMier Coirai ffweeüe Biad) a. 6.30 uur ZATEBUjAG 1 NOVEMBER 1924. Belgische Brieven DE VLAAMSCHE BEWEGING. V. Inj tegenstelling met hetgeen door uw landge nooten in 't algemeen wordt gedacht ik voer; in dit voorlaatste artikel, dat ik voor 't oogenblik aan de Vlaamsche beweging denk te wijden de ge matigde strijders voor de Vlaamsche beweging sprekend in zijn wij Belgen, Vlamingen en Wfa len. in geen enkel opzicht chauvinistisch aange legd. Met de Franschen hebben wij wiel de spot lust, doch geenszins l'amour sacré pour la patrie, n 't overdrevene, gemeien. Vooral vóór den oor log- Bepaalde vijanden hadden we niet. Bij bepaal de gelegenheden, zooals tijdens den Boerenoorlog, au 25 jaar geleden, hielden we er felle sympa- thiën en antipathiën op na. Een revue in het Scala-, Theater op de Place de Brouckère te Brussel, had in die dagen reuzensuccesomdat op het witte doek langs den weg der tooverlantaarn een reu zenkop van. Chamberlain werd vertoond en het publiek dus gelegenheid kreeg te brullen, te schreeuwen en den Engelschien Minister naar har telust uit te schelden. België was toen het meest vrije land Van Europa, .daar moet je nu eens om ko- m/en. Antwerpen was toen nog iiets anders dan Biel- pë. Men dweepte daar minder met de Hollanders, omdat men van het goede daar wel wat veel creeg -en ten tweede omdat het voor het grootste gedeelte geen eerste klas Hollanders waren die zich in de Scheldestad vestigden. In vee.l erger mate was dit echter toepasselijk op de Duitscbers Hun aantal was nog veel grooter, voor een groot deel was het het schuim der natie dat weldra de buurten bij -de Schelde overstroomde en ten derde wisten de anderen hoe dan ook op" velerlei gebied de Belgen te overvleugelen. In '13 kon men Antwerpen bijna een Duitsche stad noemen, op allerlei gebied waren de Duitschers de baas. Zoo was dus de toestand even voor het onver-' wacht uitbreken van den oorlog. Ik zelf heb menig maal op het Duitsche gevaar gewezen, doch mijn landgenooten waren er blind voor, maakten zich drukker om het gekrakeel- tusschen Vlaamsch- en Fransch sprekenden en tusschen liberaLsn en cie- ricalen. Toen, gebeurde plots het vreieselijke. De Duts, die' als een roover en moordenaar in den nacht bin nenviel, heeft geroofd en gemoord op een ontzet tende wijze. Op dit gebied waren Vlamingen en Walen voor de medeplichtigen van Wilhelm gelijk Of ge komt in 't puur Vlaamsche Aerschot of in 't stief-Waalsche Danant, daar en in zoovele plaat sen vindt ge monumenten ter nagedachtenis van de burgers, die -door de Hunnen werdien vermoord ~ie gruwelen mogen en kunnen nooit vergeten irden. Toen het grootste deel van het land onder den druk en dé bezetting van den overweldiger lag en slechts achter den Yser door onze jongen-s den heldenstrijd werd gestreden, begon zich hij gelukkig een klein dee lder ^Vlamingen een geest van corruptie te openbaren. Zij waren nu toch wel een weinig, te weinig chauvinistisch, begonnen-zioh met den bloedhond 'die zooveel misdaden tegen het Belgische vader land op zijn kerfstok had, te verzoenen. Om hun land en zelfstandig volksbestaan den- doodsteek te geven, .accepteerden zij een bestuur lijke scheiding tusschen Vlaanderen en Wallonië en namen uit de handen, die nog dropen van het hloed hunner landgenooten hervormingen aan. Het is te walgelijk om er nog over te spreken. Toen het recht gezegepraald had, eisch'te de 'billijkheid dat deze landverraders hun straf niet zouden ontgaan. Met fluweelen handschoentjes zijn ze aangepakt... vo-orzoover men ze te pakken kon krijgen. Want voor een groot -deel zijn ze naar De Aanklacht. Om klokslag -elf beerschte er in de secretarie van de gemeente Hoogkerken een absolute stilte en toch greep daar terzelfder tijd een zonderlinge, van sleur-dingen afwijkende, de wereld op zijn kop zettende 'gebeurtenis plaats. Verbeeld u: Bij één gewichtig boek, beschreven met stijLe Letters en cij fers, stonden sprakeloos, nu al tien minuten lang, de drie voornaamste personen der gemeente, de burgemeester, le secretaris en de oudste klerk der secretarie, en de drie manuien stonden daar gebogen als gefascineerd, door dat ééne boek, terwijl drie vingers weer één getal aanduidden: het getal 50.000. In het lokaal waren nog anderen aanwezig. Vooreerst Piet, de jongste klerk, ;en derhalve niet waardig bevonden in de verrassing der hoeren te deelen. Vervolgens de drie ex-burgemeesters der gemeente, wel is waar niet in eigen persoon, doch vertegenwoordigd door drie natuurgetrouwe con- terfeitsels, hoog aan den wand hangend. Hautain zagen zie neer op het tafereel onder hen. 'n Minach tende, vernederende glimlach speelde om hun lip pen Dergelijke kwesties, als nu aan die orde waren cwamen in hun tijd nooit voor. Ha i Piet niet door een zacht kuchen de betoove- rende stilte verbroken, wellicht waren de drie be roemdste burgemeesters dier gemeente uit hun lijs ten, gestapt en hadden zij er een eind aan gemaakt. Nu was het niet noö-dig. Het gekuch van Piet zette zich voort. Het geluid werd sterker herhaald door den oudsten klerk, dié duidelijk „ahum" zei, de secretaris deed er nog sen schepje op door ook ,ahum" te zeggen, doch daarbij ook zijn neus a snuiten en eindelijk bereikte het zijn hoogtepunt bij den burgemeester, die 'n verklaring van het ge heimzinnige formuleerde, door duidelijk uiteen te zetten, -dat het zond'er eenigen twijfel vaststond, dat de vorige secretaris der gemeente, blijkens de boeken malversaties had geploegd ten bedrage van 50.000 gulden en dat derhalve de gemeente voor dat bedrag bezwendeld wasNimmer zou de burgemeester een diergelijk woord gebruikt hebben, indien verontwaardiging hem dit niet had ingege ven. Na deze verklaring héerèchte weer de abso lute stilte. Piet begon op zijn kantoorkruk te draai en, Hij keek omhoog. Daar hingen de mannen, die de gemeentezaken zoo hadden behartigd, dat er nog geen 50 cent tekort was geweest. En hier stonden de stumper-ds, die zich voor 50.000 gul den lieten beetnemen. Ook de burgemeester zag omhoog. Hij had er immer zoo vast op gerekend, ;dat ook eenmaal zijn afbeelding deze saai sieren- zou en dat de; nazaten ook op hem de aandacht zouden vestigen als op het pronkjuweel dier ge meenteHij zuchtte.' Die hoop was nu wel ijdel. W lezouden eigenlijk verplicht zijn de jus titie in dit geval te mengen.begon hij'. Niet zoo haastig, zeiden de anderen. Dut kan altijd nog gebeuren. Misschien, besloten ze raadselachtig-,, was het Holland uitgeweken, dat ze niet - uitleveït. Die meesten zijn er nog, hebben er nog het hoogste woord, houden lezingen en worden door de pro- Duitsche pers in uw land met -groote delicatesse behandeld. "Waar ook tal van andere afschuwe lijke verraders in Nederland worden geduld ik denk bijv. .aan den man die medeplichtig is aan meer dan twintig moorden op zijn voor hun vrijheid strijdende landgenooten en ook aan die op miss Cavell, en die jaren lang in betrekking is geweest bij Gaston op het Tihorbeckeplein te Amsterdam, en het misschien nog is, is het te begrijpen, ja absoluut logisch dat de sympathie voor Holland, het asyl voor alle straffeloos ge bleven doodsvijanden van België, belangrijk is gaan minderen. D:e Vlamingen gaan steeds voort hun eigen zaak te bederven, steeds verder van hun doel te geraken. Een deel ervan de extremistfen trachten België in twééën te scheuren, feitelijk dus te vernietigen. Die Vlaming die het woord Belgicist gebruikt is per sé een alndlverrader, die in elk ander land tot langdurige gevangenis straf zou zijn yeroordeeld. Dezer dagen hebben weer relletjes plaats gehad te Leuven, Lieuven, dat eenmaal door de Duitsche barbaren werd verbrand. - Die Vlaamsche landverraders schreeuwdenweg met België, weg met de Belgicisten, Oranjehoven. Die ,,Vingtième Siècle" veronderstelt echter dat deze schreeuwers in hoofdzaak vreemdelingen wa ren. Het blad is te beleefd om te zeggen Hol landers. 1 Nu mag men heel een natie wel niet aanspra kelijk stellen voor wat een paar gekken doen, maar het- maakt een ontstellenden indruk dat geen enkel groot dagblad in Nederland zijn afkeer heeft uitgesproken over deze landverraad ple gende Belgen, noch zijn verontwaardiging over zijn landgenooten die dit steunden, ja er daad: werkelijk aan deelnamen, waardoor de sympa thie tusschen Noord en Zuid noodzakelijk moet verminderen. (Slot volgt). De W.nterlezïngen te Broek op Langendijk. BE TEMPEL. Den 29sten October, des avonds te half zeven, trad voor het Comité voor Winter lezingen alhier op den Weleerw. heer Ds. Bolkenstein van Apel doorn, met bovenstaand onderwerp. De lezing had plaats in de Ned. Herv. Kerk. Op de gebruikelijke wijze werd de vergadering geopend. Gezongen werd Ps. 99:1, waarna de spreke rvoorging in gebed. Zeer merkwaardig, aldus begint de redenaar, is de stad Jeruzalem geweest door alle tijden heen. Ook de wereldoorlog heeft deze stad niet onberoerd gelaten. Ze is belegerd en ingenomen. De meerderheid van haar bewoners zijn Joden. Nog altijd trekt Jeruzalem den Jood in onweer staanbare aantrekking tot zich. Opmerkelijk is de groote trek der Joden naar het heilige land. De Westersche reiziger, di ethans de oud ©stad bezoekt, ziet er ontroerende dingen. Eiken Vrij dag komen aan den klaagmuur tal van Joden samen, meestal armen naar de wereld, in scha mele kleeding gehuld, die daar neerbukken in 't stof. i fY. Hartstochtelijk wordt dan gebeden. Het ge bed geschiedt in zingenden vorm, hij beurtzang. Die voorganger gewaagt van de heerlijkheid van den ouden tempel, van den glorierijken luister van Israels koningen. Het volk valt in met het altoos weerkeerend refrein „Eenzaam zitten wij neer en weenen." Met diepen weemoed ziet de westerling dit ontroerend schouwspel aan. Hoe tragisch is toch gveal ook óp andere wijze op te Lossen Zoo gingen zij dien middag uiteen. Va mder Hem, de gewezen secretaris der ge meente Hoogkerken, stond voor z'n deur leen lucht je te scheppen, toen hij in de verte een gestalte zag aankomen, waarin hij de burgemeester herken de. Hij bleef staan en wachtte af. Van der Hem, zei de burgemeester na 'n korten groet, ik wilde u wel even spreken. Mis schien kan aat onderhoud binnen plaats hebben. Zeker burgemeester, haastte zich Van der Hem, kom u binnen. Het spijt me alLeen geducht, dat ik u geen kop koffie kan aanbieden, daar mijn vrouw met de kinderen voor eeiiige dagen op reis is. Zoolang is het behelpen. Maar neem u plaats. Kan ik u wellicht dienen met een ouwie; xlare? Het wordt er zoo zoetjes-aan tijd voor. Met een afkeurend gebaar bedankte de burge meester. Van der Hem, Van der Hem, zei hij hoofd schuddend, hoe kunt ge u toch aan dat misbruik overgeven? Wel zijt ge diep gezonken man, dat ge uw troost bij dergelijke middelen zoeken gaat. Overigens treft het goed, dat uw vrouw en kin die ren afwezig zijn. Ik heb met u een ernstige zaak te bespreken. Zie, Van der Hem, ik wist het wel, het moest verkeerd met u ailoopen, volgens het woord: hoogmoed komt voor den val. Hoovaardig hebt ge u verheven geacht boven principes en tradities van eeuwen her. Uw straf moest volgen, waar uw daden vóórgingen. Mijnheer, stamelde Van der Hem, spreek, wat is er gebeurd? Hoe, ge wilt het feit, dat ik ontdekte, loochie- chenen, de diefstal van 50.000 gulden? Weet ge, dat ik u direct kan laten arresteeren? Wieet ge wat ge gedaan hebt? v Van der Hem werd bleek. Hij boog zijn hoofd, •f Helaas, burgemeester, ik weet het. Uw woord is waar mijn zonden zijn menigvuldig. Ik erken het, ik ben een slecht individu, niet waardig zelfs uw schoenriemen te ontbinden. Profaneer niet, Van der Hem, ook ik ben 'n zondig mensch. I Zeker, burgemeester, doch hoieveel hooger staat gij. Maar nu het feit eenmaal gepleegd is, zou er nu geen mouw aan te passen zijn? Ik gevoel, dat de zondenlast, die me drukt, te zwaar is. Burgemeester, wees edelmoedig, laat me een ge deelte op uw schouders wentelen. Hoe meent ge, Van der Hem, sprieek, maar vlug dan toch. Zie, ik zou gaarne een gedeelte van die groote som aan iemand ter hand willen stellen, die met dat geld dan groote werken zou weten tie doen. Ik ge loof zeker, dat me dat verlichten zal. En nu ik erover nadenk, riep hij uit, als deed hij plots een vondst, zeker, waarom zou u dat niet zijn. Gij zijt de aangewezen persoon. Gij zijt die man, waartegen we allen opzien Maar Van der Hem, dat lijkt wel op omkoo-, perij. - Hoe juist, hoe voortreffelijk weet ge uw het lot der Joden. Dé Joden zijn immers het uitverkoren volk Gods. Men ontkomt niet aan den indruk, dat op het volk? en op Jeruzalem de vloek ligt. .Welk een sprake .gaat er uit van de tempelruine. Die steenen, ze spreken van de hoo- ge heiligheid Gods.- De tempel is gebouwd op Goddelijk beval, .naar hemelsch ontwerp. In dien tempel heeft God gewoond en gemeenschap gehad met den zondi gen mensch. De tempel heeft gestaan op afge zonderd terrein. Hierin wordt als afgebeeld de afscheiding die er bestaat tusschen den volzaligen, vlekkeloos reinen God en het zondig creatuur In den beginne is dat niet zoo geweest. Toen was er geen scheiding tusschen Schepper en schep sel. De reine mensch, volkomen zonder vekl voort gebracht door 't machtwoord des Heeren, is pries ter Gods in de pralende, luisterrijke hof van Ed'en. Dé eerste tempel Gods op aarde is de aardde zelf. En dit is geen dichterlijke verbeelding, maar ware, echte werkelijkheid. In 't lispelen van den wind in 'tparadijs, kende het eerste men- schenpaar de stem des Heeren. Da ngesehiedt het ontzettende. De eerste tem pel, de aarde wordt door God. vervloekt, wijl de priester zich bezondigd in overtreding van het proefgebod. Dan trekt de heilige God zich van den aardische naar zijn hemelschen tempel van ontoegankelijk- licht terug. Is de eerste, tempel, de aarde vervloekt, toch doiet God doop? menschenhanden weer een tempel op de aarde bouwen. Dit idee komt van geen {Sterveling, 't is een hemelsche gedachte, 't Is open baring van genatte, 'tis de openbaring van 'her stelde gemeenschapsoefening. De groote heerlijkheid van Salomo's tempel ligt niet in 't.gebouw, maar alleen in het ondoor grondielijk feit, dat 'tGod beliefd heeft, daar in dien tempel, door menschenhanden opgetrok ken, te willen wonen. Onvergelijkelijk schoon is deze woonstede Gods op aarde geweest. De tempel vertoont de meest edele lijnen, is gebouwd op een rotsgrond. De muren zijn opgetrokken in vlekkeloos witte ster nen. Buitengewoon moet de aanblik geweest zijn van het geheel en zijn omgeving, die zich zoo volkomen harmonisch bij dén tempel aansloot. Beschenen door de zon praalt de tempel in smet- tulooze reinheid. Boven den tempel het azuren blauw van het hemelgewelf. In de onmiddellijke omgeving d eglooiing van het lachende landschap in luisterrijke kleurschakeering. Op den achter grond, in de verte verheffen zich de 'bergen. Is de omgeving van den tempel schoon, het ge bouw van binnen is het in niet mindere mate. Daar wordt het bewonderend oog bekoord door de glans der edel emetalen en het geschitter dei edele steenen. HM oor wordt getroffen door de zuivere toonen, voortgebracht door de zangers. Diaar klinken de zilveren bazuinen. De welrie- kendste geuren stijgen op. Statig schrijden de priesters voort in 'tsmetteloos wit, voorgegaan door den IJoogepriester in wit gewaad, rijk met goud geborduurd, met fonkelende edelgesteenten op beide schouders. Uit en inwendig wekt de tempel de diepe emoti.evan 't hoogste kunstgewrocht. Toch heeft al dit sehoóne geen waarde in zich zelf. De hoofdzaak geldt niet het uitwendige, 't gebouw, demetalen, de edele steenen, noch pries ter of Hoogepriester, maar de hoofdzaak vormt in dit alles God zelf, die hier onder de menschen, onder Zijn volk, wonen wil. Hier openbaart zich God Lu Zijn neiliglieid. Het is als ruischt er door de tempelzalen deze sprake: „Ik de Heer uw God ben een heilig God". Er ligt een rijke symboliek in den tempel. Het is als geeft het geheel den aanschouwer woorden te kiezen. U zegt wel precies: het lij ijkt omkooping, doch u weet, dat 't zulks niet is. Daar voor staat u te hoog. En niemand zou ik kunnen vinden, die die taak zoo juist volgens mijn bedoe ling ten uitvoer weet te brengen. Hoeveel meent ge dat ge ter mijner beschik- kingwilt stellen. Als ge mijn opinie vraagt, geloof ik, dat 25000 gulden het juiste bedrag is. Van der Hem schrok. Hij sprak nog lang en poogde duidelijk te maken, dat ook een kleiner ge deelte al veel verlichting bnengen zou. Maar de burgemeester hield vol. De helft of hij trok' zich terug. Ik doe het het meest omwille van uw vrouw eni kinderen, sprak de burgervader. 1 Zuchtend gaf zich Van der Hem gewonnen, j D«t zaken werden geregeld, de bezoeker stond op. Nogmaals, Van Ier Hem, omwille van uw vrouW en kinderen heb ik zoo gehandeld. Maar uw boosheid blijft verfoeiéfijk. Zoo ging hij heen. Wat ik ook. verwacht, had, mijn vriend zoo viel de oudste klerk der gemeente Hoogkerken met de deur in huis, dat gij tot malversatie, tot verduiste ring, tot .diefstal in staat waart, dat nooit. Is dat da toepassing der leer van ónzen eminenten Thor- becke? Hoe hebben wij niet uren zijn ideeën bespro ken en wij. als liberalen, hoe hebben we niet altijd beseft anderen voor te moeten gaan met onze da den. Vrijheid voor een ieder dat was onze leus. Maar een vrijheid, die ontaard in dergelijke uitwas sen, is .een verloochening van het beginsel. (Weer boog Van der Hem het hootd. Die woor den maakten blijkbaar indruk en de ander ging daarom met vuur voort: Liberaal zijn, dat beteekent eerlijk zijn, mijn vriend. Eerlijk tegenover zich zelf, eerlijk ook te genover anderen. Gij hebt misbruik gemaakt van goed vertrouwen. Dat is het tegendeel van wat u als liberaal paste- Hoor 'ns, mijnheer, zei Van der Hem, u heeft volkomen; gelijk. Maar toch had ik van u, juist wiji u liberaal zijt, een zachter oordeel verwacht. U met uw liberale beginselen moet vooreerst en vooral humaan blijven. En hoe nu, mijnheer? Gij, met uw prariht-ideeën, gij zoudt het zijn, die mij in het verderf wilt storten? En wanneer gij nog meent .daarmede, uw plicht te doen, hoe handelt ge tegen over mijn vrouw en kinderen? Is het humaan ge handeld, is het Overeenkomstig uw mooie ien men- schelijke begrippen onschuldigen het slachtoffer te maken van wat gij voor uw plicht houdt? Neen mijnheer, zoo kunt ge niet -optreden. Ik weiger zulks te gelooven. Ik weet beter, ik ken u te goed Ik zie het reeds vraagt ge u zeiven af, hoe een andere, een betere oplossing te vinden. Gij zult mij sparen zoo gij 'n kans hebt. Die kans kan ik u geven. Ik ben benieuwd, Van der Hem? ïs het geld nog in uw bezit? Gedeeltelijk, mijnheer, jen met dat geld zou ik! een goede daad willen doen. Ik zou tienduizend gulden; beschikbaar willep stellen, opdat gij egn een zwak beeld van den o&eindigan hfafénfli tus schen God en mensch. Wie den tempel nadert mpet opklimmen uit de laagte naar de hoogte! Allereerst treedt de bezoeker in een voorhof, toe gankelijk voor allen, ook voor de heidenen.'Dan komt- men in de hallen, waar de schriftgeleerden eiken dag bezig zijn met het uitleggen van de wet. Diaar in de hallen is een steen ingebouwd' daar mogen alleen de Joden komen. Hier wor den Joden en heidenen gescheiden. Iets verder heeft de splitsing plaats tusschen mannen en vrouwen. j Eerst in Christus houdt ook deze scheiding op. Jezus heeft de vrouw volkomen vrij gemaakt. In 't voorhof der mannen staat 't waschvat. Zonder reiniging kan er geen gemeenschap zijn tusschen God en den mensch. Geen Jood mag T waschvat beroeren. Alleen uit den stam van Levi worden zij afge zonderd, die voor dezen dienst in aanmerking komen. Voorop gaat de priester naar 'theilige; terwijl gouden en zilveren schellen weerklinken, stij gen de gebeden op. Het volk bidt mee, maar op een afstand. Daar in 't heilige mag alleen de priester komen. Ook de aanbidding, zelfs van den priester geschiedt op een afstand, want God woont in 't heilige der heiligen. Een sprake van de heiligheid Gods, maar ook van /rijn. genade gaat uit van den tempeldienst. .;-^oe aeeriljk heeft God zich niet geopenbaard bij de inwijding van den tempel. Een wolk ver vuld etoen den tempel, van toen af, het huis des Heeren. Toen God Zijn intrek nam in den tempel, kon den üe priesters niet dienen, want de heernjkneid; des lleeren had het huis des Heeren vervuld. (1 Koningen 811). Eu, o aiepe tragedie. Deze woonstede Gods is verwoest. Alle heerlijkheid is weg, het heerlijke bouwwerk ligt in puin. Het uitverkorene volk wordt in gevangenschap naar Babei gevoerd. Is het geen ondoorgrondelijk raadsel? Wie kan de diepgevoelde zielepijn peilen van den recüigeaarden israeiiet, weggevoerd uit het be looide ïand. Het heilige land weet hij in han den van de heidenen. Het heiligdom, de tempel verwoest. 1 Hoe schrijnt het binnen in hem, als het ge prangde gemoed zich uit in den bekenden psalm: Getrouwe God, de heid nén zijn gekomen, Zij hebben stout uw erliand ingenomen. Jeruzalem, de tempel, Uw altaren, 'tLigt ai verwoest-door die geweldenaren. En toch heeft God door middel inzonderheid van Jeremia zijn volk gewaarschuwd. God draagt aan hem op een zeer zware taak. Te zwaarder voor Jeremia, wiji deze zelf stamt uit een pries terlijk geslacht. Maar Jeremia volvoert zijn hem opgedragen taak. Jeremia 7:13 en 14. „Omdat gij al deze werken doet, spreekt dé Heere, én in tot u gesproken heb, vroeg op -zijnde en sprekende, maar gij niet gehoord hebt, en ik u geroepen en gij niet geantwoord hebt. Zoo zal ik aan dit huis, dat naar mijnen naam 'genoemd is, waarop gij vertrouwt, en aan deze plaats die ik u en uwe vaderen gegeven heb, doen, gelijk als ik aan Silo gedaan heb." Hier ligt de sleutel van de oplossing van het raadsel. In de woorden „waarop gij vertrouwt." Het volk der Joden stelt zijn vertrouwen op 'thuis, op 'tgebouw, op 'tuitwendige. Israël vergoodt den tempel en vergeet God. Dat kan God niet dulden, want Hij is jaloersch op zijn eer. Het gebouw van den tempel wordt verwoest, en het vuur dat de tempel verteert, spreekt van Gods toorn en van Zijn heiligheid. Gezongen wordt Ps. 688. Pauze. (Wordt vervolgd). studiereis zout kunnen ondernemen door Zuid-Ante-- i'ika. Hoeveel goeds kan daar niet uit voort vloeien, Hoé zoudt ge daar de humanitaire beginselen bij die vreemde volkeren kunnen bestudeeren en ons anderen daar later mede van dienst zijn. Gij zijt het verplicht aan u zelf, verplicht aan ons, die naar uw woord smachten. I Maar dat lijkt veel op omkooperij., 'n Man als u is daar boven verheven. Gij doet wat recht en billijk is. 1 Ik geloof dat ik het om wille ook van uw vrouw en kin leren moet accepteeren, Van der Hem Anders handelen ware dwaasheid. Maar met 15000 gulden zou de studiereis van veel meer nut kunnen zijn, meende de oudste klerk der gemeente-secretarie. Vergeefs betoogde Van der Hém dat de onkos ten binnen zekere perken zouden kunnen blijven. Ten laatste moest hij zuchtend toegeven. De zaxen werlen geregeld. Menschelijk handelen is menschenplicht,zei d© klerk, en gmg heen. .j' D© nieuwe secretaris was 'n gemoedelijk man. En toen hij dan ook bij Van der Hem binnenstapte, gaf hij onomwonden te kennen, dat hij 't 'n fideel© streek vond die hooge oom.es er zoo te laten in vliegen. Maar, ging hij voort, je kent mijn principes; - gelijkheiid en broederschap. Jij 'n pruim, dan ik 'n hap ervan. Vooruit, op de proppen met de buiit. Geef mij nou 10.000 gulden, dan geloof ik het nog schappelijk met je te maken.i Van der Hem werd doodsbleek. - Kerel, zei hij, weet jij, dat dat het laatste is, wat ik overheb. De anderen zijn ook geweest. - Zijn ze me waarachtig voor geweest, de gan- neffen? Enfin, gelijkheid en broederschap, zij héb ben ook recht op 'n hap van de pruim! Ja, maar viel Van der Hem in, jij praat nou maar over ieder 'n hap, maar als jij die hou beet hebt, waar blijft -dan mijn pruim. Jullie hebt iéder je deel en ik niemendal. En ik geloof toch, dat ik den slag geslagen heb. Noem je dat gelijk heid? Is dat jouw broederschap? Je ziet de verhoudingen verkeerd, schudde de nieuwe secretaris zijn hoofd, jouw ideeën zijn nog te verburgerlijkt. Dat is jouw schuld.niet ik constateer ook slechts een feit. Maar volgens mijn redeneering Heb jij de pruim dan toch ge had. Waar of niet? Dat is logisch geredeneerd. Ieder krijgt zijn beurt. In dit geval zie je, is het nou mijn beur.t, En op zijn minst hou je, de pit van, de pruim toch oyer. f De pit? - Ja, de idee gehandeld te hiebben, zooals ieder mensch moest handelen, volgens gelijkheid en broe derschap. Maar genoeg gepraat nou. Eerst mijn deel. En als ik weiger. Dat doe je niet, daarvoor heb je nog teveel gezond verstand-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1924 | | pagina 3