MNlnwiar Gooraot (TM m
Hel Eeuw» eau het Groot noord-
Hoiiandscii Hanaai.
IHSSIIAd 16 IlKl'E'MliHR 1924.
(1824—1924.)
Die geweldige doorbraken en ovierstroomingen,
die van het kleine meer Flievo die Zuiderzee maak
ten, hebben daarvan voor de aan deze binnenzee
gelegen havens een natuurlijke en tamelijk veili
ge reede gevormd. De machtigste van deze werd
al spoedig de aan Amstel en Y gelegen stad, aan
welke in den jare 1489 reeds Keizier Maximiliaan
het privilege verleende om den Roomsch-Koninklij-
keu kroon boven het stadswapen te voerien. Geheel
de zestiende, zeventiende en achttiende eieuw hand
haafde Amsterdam, deels door haar ligging, deels
door den ondernemingsgeest.Jiarer bewoners, zich
aan het hoofd der Zui der zee-ha venstteden. Maar,
toen na het Fransche tijdperk met alle krachten
werd gewerkt aan het herstel van handel en nij
verheid, ook van de hoofdstad; toen de vaart op
Indië een belangrijk onderdeel daarvan ging vor
men, bleek a} spoedig, dat de uit de Noordzee
komende schepen, tusscben Tessel en W.ieringen
in 12 k 13 M. diep vaarwater varende, ter hoogte
van Urk niet meer dan 4I/2 M. en op den hoek
van het Y bij "Amsterdam op het Pampus nog
slechts 3 M. water bij volzee hadden. Men heeft
toen wel getracht, in deze moeilijkheid tie voor-
zen door de schepen een gedeelte» hunner lading
te Nieuwediep te doen overladen in lichters, maar®
zij' móesten dan nog met behulp van de 'beroemde,'
ja laat men gerust zeggen de beruchte „kamieelen"
over de droogte van het Pampus gebracht worden.
Later, toen bet Noordhollandsch kanaal niet ge
heel aan de venvachtingen voldeed, heeft men het
opnieuw langs dien weg geprobeerd, doch eveneens
vergeefs.
De verbetering werd gebracht, althans tijdelijk,
door het Noordhollandsch kanaal, dat van Am
sterdam, door geheel de provincie Nóordholland
heen, langs Purmerend en Alkmaar, voerde naar
Heledr en Nieuwediep. Voor dien tijd was bet
een reuzenwerk, dat 80 K.M. lang, hier ©en boe
zemkanaal vólgend, elders geheel uitgegraven, met
nagenoeg 10 M. breedte op den bodem en 37 M.
op het wateroppervlak, ter diepte van ruim 51/2
M., door de slappe terreinen en lage gronden van
Noordholland vanaf het Y zou voeren tot aan de
eigenlijke Noordzee. Een geweldige, en tegelijk
een stoute onderneming voor dien tijd, waaraan de
naam van den inspecteur-generaal van den Wa
terstaat J. Blanken Jzn. altijd blijft verbondenf
Op Mei 1819 legde de Gouverneur van Noord-
hollancl den eersten steen voor de groote kanaal-
sluis tusschen het Tolhuis en Buiksloot. Op 19
Juli 1821 werd-deze, nog steeds voorloopige ope
ning, in tegenwoordigheid van den Koning in ge
bruik genomen. Het Noordhollandsch kanaal heeft
omtrent f 13 millioen gekost; het werd gefinancierd
doof een aanvankelijke leening met premieloterij
van 1 millioen gulden, tegen 5 pCt. uitgegeven.
Koning Willem I, die wat men ook van hém
moge zeggen nimmer is achtergebleven waar.
het de economische belangen van zijn land gold,
nam voor een vijfde deel uit zijn particulier© kas
ini dit bedrag deel. In de tweede helft van Decem
ber, naar uit bescheiden komt vast te staan op 16
December, voer het van Batavia komende koop
vaardijschip „Christina Bernardina" het kanaal op
en, kruiste onderweg het van Amsterdam komende
oorlogsschip „Bellona." 'Ojp 29 December d.a.v.
kwam dfe „Christina Bernardina" voor het Y en
werd er met vreugde.'door de bevolking begroet.
Maar, die vreugde duurde slechts korten tijd.
tWant al dadelijk ...blekeji de afmetingen van slui
zen en kanaalproJ^êl gg^ndeweg voor de grootter
wordende afmetingen van het zeeschip te eng; wa
ren zij langer dan 65 M. of gingen zij dieper dan
48 d.M., dan konden zij niet op het kanaal wor-:
den toegelaten. De bochtige loop van het kanaal
werd voor lange schepen hinderlijk; meer dan eens
is het gebeurd, dat er bij het doorzetten van ©en
plotseling opkomende bries, zelfs geen tijd was
orrf de jagerlijnen met het jaagpaard door te snijden
en dat het vaartuig opeens zooveel kracht vier-,
kreeg, dat alles van het jaagpad in het water werd
getrokken. Want nog altijd, ook in de veertiger en
vijftiger jaren, maakte men van trekpaarden ge
bruik. Met de groote bochten viel er niet veel
te zeilen, en zoodoende hebben de achtereenvol-,
gende pachters van den jaagdienst in het alge
meen goede zaken gemaakt. De hooge sluis- en
bruggelden werden zeer bezwaarlijk en requesten,
vragende om deze te verminderen, hielpen al wëer
niet, omdat deze inkomsten hoog noodig waren,
in, verband met het in het kanaal gestoken kapitaal.
Nu, ware dat alles te verbeteren geweest,- maar d©;'
vraag is gerezen, of de ontzaglijke kostten, daar-,,;
mede gemoeid twee sluiziém: Zouden wordeti op-i
geheven, zoodat de drie panden van het kanaal
tot één enkel pand' zouden worden vereenigd, maar
dit kostte f 121/2 millioen zouden loonen. Vooral
in 1856, toen men deze begrooting opmaakte,
mocht die vraag worden gesteld, want inmiddels
bad de stoomvaart haar intrede -gedaan. Op de,
vroegere reis naar Oost-Indië, die vier, vijf maan
den noodig- had, telden de een of twee dagen, aan
de doorvaart door het Noordhollandsch kanaal be-,
steed, niet mede. Maar toen voor stoomschepen in
geregelde vaart plaats kwam, vormde een opont->
houd van 19 uren, bijna één etmaal, waartoe men
de vaart -door het kanaal had beperkt, een groot
bezwaar. De „Nederland" dan ook, die in 1870
werd opgericht, heeft zich in de eierstie jaren van
haar bestaan te Nieuwediep gevestigd, totdat het
Noordzee-kanaal klaar was.
Het verhaal gaat, dat Koning Willem I, toen
hem de eerste plannen van het Noordhollandsch
kanaal werden voorgelegd, reeds met het potlood
°P de kaart eeri streep trok ongevieier langs den
weg, dien sedert het Noordzee-kanaal neemt. Die
tijd was voor die plannen nog niet rijp, en mede
werking aan het groote Noordhollandsch kanaal
heeft de Koning loyaal en eerlijk gegie.ien. Mien idisn-,
ke dan ook niet, dat de geweldige kosten en
moeite, aan dit kanaal besteed, voor niets zijn
geweest. Wel verre vandaar. Wane het Nloordhol-
landsch kanaal niet'tot stand gekomen, Amsterdam
zou in het begin der neentiende eeuw ggehael uit
de rij der groote handelssteden zijn geschrapt.
Slechts op den duur bleek het Noordhollandsch
kanaal, voor de zeevaart althans, niet de resulta-
Van 1825 tot 1832 zijn, andere vaartuigerr niet m'ee-.
ten op te leveren, die men ervan verwacht had.
gerekend, 4111 zeeschepen van verschillende groot
te er door gevaren en in 1846 rekende men, dat
ieder jaar omstreeks 5000 zeeschepen heen on
terug voeren. Toen het Noordzee-kanaal geopend
werd, hield de groote scheepvaart door het Nrd.-.
hollandsch kanaal geheel op. Maar zijn beteekenis
oor Noordholland heeft het kanaal behouden, of,
laat ons het gerust zeggen, in dubbele matje terug
gekregen. Reeds spoedig na die omening voerien er
twee maal daags trekschuiten, in aansluiting met
die van Amsterdam en van Alkmaar, op Purmer-
nd. Den Helder, Willemsoord en Nieuwediep dan-
een aan dit kanaai een deel van hun opkomst. De
in 1845 ingedijkte Anna Paulownapolder, en de dor
pen aan den Langendijk vonden voor er van
spoorwegverkeer sprake was in het kanaal een
welkome gelegenheid om hun landbouwproducten
af te zetten en te verschepen. De. markten van
Alkmaar en Purmerend werden op deze wijze met
Amsterdam en met het verdere Nederland verbon
den. Zoo kan het dan ook niet verwonderen, dat
in 1921 ruim 38.500 schepen door het Noordhol
landsch kanaal voeren; in 1922 ruim 45.500 en in
1924, tot i November, 34.500. De zeeschepen zijn
nog niet geheel verdwenen, want in de vier laatste
jaren voeren er respectievelijk 10. 16, 3 en 12
zeeschepen door het kanaal. Maar geen zeeschepen
vermoedelijk, die ook thans nog geheel den dienst
op Indië. kunnen onderhouden.
Men denke niet, dat is nagelaten om aan de ver-,
betering van het Noordhollandsch kanaal in den
Loop dezer eeuw mede te werken. Op 2 Augustus
1856 werd een staatscommissie ingesteld voor een
onderzoek naar de verruiming van het kanaal met
grootere schutsluizen. Zij stelde voor om de z.g.
WilIëmssluis-'-te veifyangen dóór een schutsluis van
18 "M. door-vaartwijdte. Zéeschepèn van 100 M.
lengte en 61/2 M. diepgang konden dan veilig door
schutten. Tot den bouw van de schutsluis werd
echter ^er?t besloten, toen in 1861 bleek, dat die
(Willemssluis in groote mate beschadigd, door de
paalworm vernield, in zoo groote mate lek was,
dat het veilig behoud van den vaarweg van Amster
dam naar zee in gevaar verkeerde, terwijl toen nog
met te voorzien was, tegen welk tijdstip bet Noord
zee-kanaal gereed zou zijn. De eerste spade voor
de groote schutsluis ter verbinding van het Nrd.-
hollandsch' kanaal met het Y werd op 20 Juni 1861
in den grond gestoken, en op 15 December 1864,
in tegenwoordigheid van den Koning, voor de
scheepvaart opengesteld. In verhand met de ad
viezen, door den Raad van Waterstaat uitgebracht
werd de sluis grooter gemaakt dan oorspronkelijk
was voorgesteld. Tot den bouw der sluis zijn
blijkens het verslag van. ir. J. F. W. 'Conrad, in
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs uitgebracht
ingeheid 3557 mastpalen en verwerkt 13.329
kub. M. klinkers en hardgrauwe Waalsteen in ster
ke tras. Elke ijzeren vloeddeur in het buitensluis-:
hoofd woog 40.000 K.G. en elke ijzeren vloeddeur.
in het binnensluishoofd'32.500 K.G. De bouw der
schutsluis met haar töeleidingskanalen heeft ge
kost ruim f 1 millioen, onder welk bedrag f 50.000
aan arbeidsloonen was begrepen. Na de voltooiing
der schutsluis Willem III werd de oude Willem#
sluis, die den naam schutsluis Willem I verkreeg,
grootendeels afgebroken en hersteld.
Die geschiedenis toont meer voorbieelden als de
ze, dat met een ondernomen werk op ©enigerlei
gebied een geheel ander doel is bereikt dan men
zich aanvankelijk voorstelde. Het zou onjuist zijn
om het voor te stellen, als heeft niièn-destijds de
bedoeling gehad met het graven van het Noordhol
landsch kanaal in de eerste plaats mede tie werken
tot de ontwikkeling van de provincie Noordholland.
Men heeft inderdaad het doel gleha-d om Amsterdam
te geven een toegangsweg tot de zee, die, de tijden
in aanmerking genomen, reeds vrij nabij werd ge
oordeeld. Men is daarin in een korten tijd geslaagd
maar de in 1824 nog niet te voorziene "ontwikke
ling der stoomvaart bracht eischen met zich,
waaraan dit kanaaL niet kan voldoen. Toen is men
op een ander, reeds tevorien geopperd plan terug
gekomen; men heeft den kortsten weg gekozen,"
maar tegelijk beseft, dat het Noordhollandsch ka
naal, eenmaal gegraven, moest worden dienstbaar
gemaakt aan de binnenscheepvaart.
Daarom is er reden om het eeuwfeest van dit
destijds Groote of Noordhollandsch Kanaal gehee-
ten vaarwater met vreugde te herdenken.
DE HERDENKING
Zaterdagnamiddag had ten Tadhuize te Alk
maar de officiëele herdenking plaats van het feit,
dat voor 100 joar, den 13en December, het ka
naai voor de scheepvaart werd opengesteld.
'Op verzoek van het zich hiertoe gevormde
Comité, deed de lieer J. C. Bamaer 'te 's Graven-
li age, oud-Inspecteur-Generaal vaii den Rijkswa
terstaat, toezegging de herdenkingsrede te zullen
houdpn, waa&n htj. verschiflèWe bijjzoiidëfheden,
het. kanaal betreffende, zó uVertëileh. A
Onder déja'anweéigen/'&ie zich in'cle Raadzaal
hebben verzameld, zien wij: Burgemeester Wen-
del aar van Alkmaar, den Dir. van Gemeentewer
ken, den heer Marehadant, en Raadsleden, Vice-
Adm. Foek, B. en W. uit de omgeving, leden .van
de Kamer van Koophandel, den heer 'Die Jong.
Directeur van het Onderwijsfonds voor de Bin
nenscheepvaart, 't kamerlid Van de Bildt van
Den Helder, Deden van Ged. en Rrov. Staten,
dien Dijkgraaf van het Hoogheemraadschap, den
Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat in
genieur Ringers en nog veel andere autoriteiten
en genoodigden.
Het allereerst spreekt de heer Wendelaar on
geveer de volgende woorden:
Als voorz. van den R.aad van Alkmaar heet
ik in deze zaal welkom het Comité dat zicli
.gevormd hééft ter herdenking van het 100-jarig
bestaan van het Groot Noordhollandsch kanaal
en genoodigden. Een woord van erkentelijkheid
wil ik richten aan Z.K.H, Prins Hendrik ider
Nederlanden voor de aanvaarding van het eera-
lidmaatschap, en zijn wij verheugd dat dë Mi
nisters van Handel en van Waterstaat in het
'Comité zitting hebben willen nemen. Tevens wil
ik onze erkentelijkheid betuigen aan den Vice-
Admiraal, den burgemeesters van de aan het
kanaal gelegen gemeenten, voornamelijk aan den
burgemeester van Amsterdam en aan de vertegen
woordigers uit handels- en scheepvaartkringen,
die van hunne belangstelling thans blijk geven.
Toen het idee ontstond, bestond er eenige aar
zeling hieraan gevolg te geven. Aarzeling, voort
komende uit het feit, daar het kanaal niet meer
is wat men er zich van had Voorgesteld. D'at mag
zeker teen reden zijn om dit tde betreuren. Het
weer en hét seizoen zijn nieit van dien aard om
thans een grooten feestdag te organiseeren, maar
ons jongeren past het niet een dag te laten voor-
hijgaan, waarop ouderen hun beste krachten heb
ben gegeven in het belang van Nederland.
BTet Groot-N oor dhollandisch Kanaal is geweest
wat men er zich van had voorgesteld, en al is
dit anders geworden, wij meenden het 100-jarig
bestaan niet onopgemerkt te mogen laten voorbij
gaan, omdat het thans beteekent de welvaart,
benoorden het IJ, voor de binnenscheepvaart. Wij
zouden niet de plaats innemen, die wij thans
hebben zonde rhet N.-H. Kanaal. Wanneer ik
u vertel dat in 1824 Alkmaar nog geen 9000
inwoners had en thans 27000, dan kunt u hegrij
pen wat wij te danken- hebben aan het kanaal.
En zal het geen tegenspraak ontlokken, wanneer
ik zeg dat het kanaal van veel invloed is geweest
op den vooruitgang van ons gewest.
Ook geloof ik niet vooruit te loopen op wat
-dé spr. van thans zal zeggen, wanneer ik vanaf
deze plaats hulde breng aan de mannen van
Alkmaar in 1824, die haar belangen zoo voor-
stonden, in de allereerste plaats van den teen-
maligen burgemeester Fontein Verschuur.
Echter wil ik niet doorgaan u de beteekenis
van het kanaal te schetsen, en vraag uw aandacht
voor den heer Ramaer, den spreker van den
dag. Deze zal u verschillende zaken schetsen,
die zullen bijdragen tot een bétere* kennis van
het kanaal. Ook hem wil ik. nog onze erkente
lijkheid betuigen, dat hij zich bereid verklaarde
deze moeilijke taak op zich te nemen. Moeilijk
omdat er zoo weinig te vinden en bekend is
over het kanaal. Met vertrouwen mogen wij ech
ter verwachten dat het hem .gelukt is eeuige
interessante mededeelinjgen te vergaren, die hij
ons zal vertellen nu het 100-jarig bestaan van
het kanaal wordt herdacht, (applaus).
De rede, door den heer Ramaer uitgesproken,
laten wij thans hier volgen:
HERDENKINGSREDE,
op 13 December 1924 op het Stadhuis te Alkmaar
uitgesproken door Ir. J. C. jRamaer.
Mijnheer de Voorzitter! Dames, en Heeren!
Hete is heden 100-jaar geleden, dat het eerste
zeeschip werd toegelaten op bet toen geheel ge-
reed gekomen Groot Noord-Hollandsch Kanaal.
Het comité, dat zich onder het voorzitterschap
van Mr. W. O. Wendelaar, burgemeester van
Alkmaar, gevormd heeft ter herdenking van deze,
voor Noord-Holland benoorden het IJ en voor
Amsterdam zoo heugelijke gebeurtenis) heeft mij
verzocht; U te dézer gelegenheid het een en ander
méde te deelen over de totstandkoming en de
geschiedenis van dat Kanaal.
Hieraan gaarne voldoende, begin ik met op
te merken, dat werkelijk de bloei van de ..door
h|t Kanaal doorsneden streek in hooge..mate in
Vérband staat met en bevorderd is. door dat Ka
naal.
Spr. noemde Alkmaar, Helder., Purmerend,
Hoorn, Enkhuizen en Edam, waaruit ten duide
lijkst ede juistheid zijner bewering bleek.
Steden als Hoorn en Enkhuizen, die na groo
ten bloei in de l'7e en de eerste helft' van dé 18e
.eeuw, 'vooral gevolg* van de daar uitgeoefende
groote (haring)- en kleine (walvisch-) vaart, reeds
in de tweede helft der 18e eeuw'gingen kwijnen,
trokken de achterliggende landsteden als Alk-
maa rin hun verderf mede. Eerst na 'den ver-
séhrikkelijken tijd tot 1813 begon de opbloei
maar vooral door het bestaan van het Kanaal,
dat men de hartader van N.-H. benoorden het IJ
kan 'noemen, is die bloei op sóliede wijze door
gezet. Merkwaardig is het, dat de groei van
Purmerend, aan het Kanaal gelegen, juist in de
laatste decennia eenigszins bij dien van Edam,
dat er niet aan ligt, achterblijft.
Den Helder dankt in de eerste plaats zijn ont
wikkeling aan den aanleg als oorlogshaven. Spr.
weidde hierover nader uit en meende, dat door
de in 1793 en 1803 gebouwde forten dé stad
een voo rdien tijd onneembare vesting was ge
worden gelijk in 1814 bewezen werd.
Gaf het Marsdiep tusschen den punt van N.-
Holland en het eiland Texpl geen beschutting
voo rde heerschende wmdpn, ^enigszjps me^r bin-
ninwaarts was eveijigensjnetejgrooté?; diepte, een
uitstekende ankerplaats, de TexeLsc^ereed.e'1 Het
was daar, dat de over deaKade^^j.yah Amstér'-
dam komende zeeschepen bij slecht weder op
gunstigen wind wachtten om' uit te zeilen.
De bloei der hoofdstad van Nederland dagitee-
kent uit de 15e eeuw, maar eerlst sedert 1578
heeft di estad hare vleugelen op toen ongeëven
aarde wijze kunnen uitslaan. Haar handel over
trof in hét midden der 17e eeuw dien van alle
andere steden en was 461/2; pet.- van 'den geheelen
Nederlandschen handel.
Amsterdam had naar de Texelsche reede een
beschutten vaarweg over de Zuiderzee beoosten
zoowel als bewesten Weeringen. Sedert het mid
den der 17e eeuw verminderde de 'vaardiepte
steed smeer, niet ver van den mond van liet IJ
in de Zuiderzee, het zoogenaamde Pampus. Dat
dit deel der Zuiderzee zooveel méér dan andere
deelen aanslibt, is het gevolg van den onder
stroom bij stormweder, die 'tegengesteld aan den
storm gericht is. Die door dezen 'stroom medege
nomen slib is zoo slap-, dat de schepen er ter hoog
te van 3 Decimeter kunnen doorvaren. De wel
bekende, door Weeuwis Meindertszoon Bakker
uitgevonden scheepskameelen hebben van 1690
tot 1824 aan den handel vap Amsterdam groote
diensten bewezen. Be scheepskameelen wachtten
bezuiden Marken op de zeeschepen; wanneer er
voldoende, diepte, wind en getijsitroom bleek te
zijn, ontzeilden de schepen hen, en betaalden
dan niet het hoog esleeploon. Om dit misbruik
te voorkomen", werd bij ministerieele beschikking
van 29 September 1818 bepaald dat een schip
ui zulk eeu geval toch 't halve sleeploon zou
moeten betalen. Dit had ten gevolge, dat men
de risico, aan het ontzeilen verbonden, maar lie
ver niet liep. i
In tusschen het Pampus werd Steeds ondieper,
de meeste schepen moesten reeds op de Texelsche
reede of sedert' het laatst der 18e eeuw in het
Nieuwe Diep een deel dikwijls: de helft der
teding lossen, hetgeen tot zeer groote kosten aan-
leiding gaf. Men begreep, dat alleen een kanaal
doo rNoord-Holland Amsterdam kon helpen.
De hooger gelegen landen waren voor den aan
leg niet welvarend genoeg; alleen een zoo noodig
artikel als turf loonde de kosten.
Het was ook Koning Willem-1, die inzag, welk
een voordeel een verbeterde gemeenschap te wa
ter aan zijn onderdanen zou geven en die nieit
schroomde, reeds van den aanvang zijner regee
ring af alles te doen om de noordelijke en de
zuidelijke Nederlanden van ©en behoorlijk ka-
nalennet te voorzien.
Een der belangrijkste vragen was natuurlijk
boe Amsterdam, de stad, die meer dan het dub
bele aantal zielen had van de in aantal daarop
volgende in het nieuw eKoninkrijk (Gent) aan
een behoorlijken waterweg naar zee te helpen.
De Koning gaf op eene hem voorgelegde kaart de
richting .die thans het Noordzeekanaal heeft, aan.
Maar Jan Blanken, inspecteur-generaal van den
Nederlandschen waterstaat, die ook in dienst van
Napoleon was geweest, was terecht van oordeel,
dat dit ondoenlijk was met het oog op hét groote
^grondyervoer; dit kanaal inoeslt over 1500 Meter
lengte', zeer hooge duinen doorsnijden en boven
dien over 3000 Meter vrij hoógen geestgron'd.
Ook zouden daar aan zee zeer kostbare dammen
noodig zijn, die aan het Nieuwediep gemist kon-
den worden.
De Koning was onmiddellijk bekeerden droeg
in 1818 aan Blanken het ontwerpen op van een
kanaal in de richting zooate het van 1819 tot
1824 is uitgevoerd.
Spr. ging hierop de richting van het kanaal
na, daarbij opmerkende, dat' de in 1817 aange
legde zeedijk langs de oostzijde van het kanaal
tevens -de bedijking vormt van het Koegras, dat
in de omstreeks 1840 geschreven „Camera Obs-
cura" nog een woestijn wordt genoemd, maar
thans een vrij vruchtbare streek is.
Langs bet geheele kanaal werden aan weers
zijden jaagpaden aangelegd. De zeeschepen wer
den met 6 of 8, soms nog meer paarden getrokken.
De lengte van het kanaal is '80300 M„ terwijl
nog een zijkanaal is aangelegd van nabij het
uiteinde aan het Nieuwe Diep naar een meer
noordelijk gelegen militaire sluis, de Zeedoksluis.
Dit zijkanaal is 1560 M. lang, ©en in 1828 naar
den Helder aangelegd kanaal van geringe afme
ting is 3150 M. v
Tijdens den aanleg van het kanaal was het
IJ" in open verbinding mét de Zuiderzee, en
kwamen daarin de stormvloeden voor, bij welké
het water tot 2.50 Meter boven A.P. 'kon stijgen.
Aan'het Nieuwe Diep kan heft tot 2.48 Meter
boven dat peil stijgen. De sluizen op beide plaat
sen met hunne deuren moesten dus hoogér reiken.
'Het peil van. "Waterland (van het Tolhuis tot
Purmerend) was vroeger l.'lO doch is thans ver
laagd tot 1.30 Meter onder AT. Diat van Schér-
merboezem, het complex wateren, waarvan hét
xkanaal tusschen Purmerend en het Nieuwediep.
deel uitmaakt, is 0.58 M.. onder A.B;,v,
Bij den aanleg werden vlotbrug^én óvëii het
Kanaal gebouwd, eene uitvindiüg vèk'Bldnkén.
Zij zijn goedkooper dan andere bruggen, maar
bewegen zeer langzaam. Er liggen er nog 7 óver
het kanaal, verder zijn er 2 draaibruggen (be
halve de 3 spoorwegdraaibruggen), 1 basculegr.ug
en 3 ponten. j-
Het kanaal was voor dien tijd een zeer merk
waardig werk. Er waren nimmer handbagger-
beugels gebruikt om den bodem tot eene diepte
van 6.50 Meter onder het maaiveld uit te graven
zonder het terrein vooraf droog te malen. En
dit droogmalén was onmogelijk voor het gedeelte
kanaal tusschen het IJ en Spijkerboor, d.i. over
ongeveer 24000 Meter lengte. Daar is de veen-
of derriegrond van dezelfde geaardheid als te
Amsterdam, Rotterdam en elders in Holland, en
moest de tegendruk van het water het invallen
der hellingen tegengaan. Toch bleek het, dat
men _de .ingravinge^ nhier f):moe®t' doen onder iiel-
lingie|n van 2 jvoor basis cop .1 'voor hoogte, op
somxiige plaatsen nog flauwer.
Dé dxooghouding 'der sluisputten geschiedde
.met door paarden gedreven molens'. Het was een
boven-paardelijke arbeid, die van. die dieren ge
vorderd, werd (dit was 'noodig omdat er .voor
een grooter aantal paarden in den put geen plaats
was), en er werd dan ook gezegd:, dat de sluizen
heel wat paardenvleeseh verstonden hadden.
Die man, aan wiens energie te danken is, dat
het kanaal in den betrekkelijk zeer korten tijd
van 51/2 jaren tot stand gekomen is, is de inspec:
teur-generaal van den waterstaat Jan Blanken
Jansz., die door Willem I bij zijne betrekking
met. die van hoofdingenieur voor dezen aanleg
belast werd.
Bij den aanleg van het Noord-Hollandseh Ka
naal wenschte Blanken tevens het IJ aan de
Oostzijde af te dammen, waarin hij een groot -
voordeel zag voor den waterstand. Hij wist den
gouverneur van Noord-Holland, mr. Van Tets
van Goudriaan, van het nut ervan te overtuigen
en deze bracht op 3 Jauuari 1819 den A'damschea
•gemeenteraad er toe, genoegen met de afdamming
te nemen, uit vree3, dat anders van het Kanaal
niets zou komen. Amsterdam zop een millioen
gulden voor aanleg van het Kanaal geven; de af
damming zelf tot stand brengen en tévens het
vaarwater van A msteidam naar Tolhuis door
het IJ even diep maken als 'het' Kanaal zou
worden. A j' j