Op den Oudejaarsavond.
IS
ïererv
ii.
Het beste uurwerk.
Uit ons Fiiffénient
Plaatselijk Nieuws
i en sokken
oopen
LKMA
bestaat nit twee Bladen.
EERSTE BiLAIX
Kcmen en,, gaan zie daar de wereld, zie
daar ook het eigenaardige van den oudejaars-,
avond. Een jaar gaat, een ander kömt; uit
'deze eenvoudige gedachte ontwikkelt zich al
die rijkdom van denkbeelden, die mengeling
van aandoeningen, die afwisselende, maar al
tijd verhevene stemming, die dezen avond ei
gen is. r
De. tijd, dien wij kennen, zonder dat wij
zijn wezen kunnen beschrijven, bestaat'bij ko
men en gaan: al het toekomende wordt tegen
woordig, al ;het tegenwoordige verleden; in
dien voortgang is het dénkbeeld van tijd be
grepen. Van daar dat beeld, zoo oud en zoo
waar, waardoor wij ons den tijd voorstellen
als een stroom; die van de bergen af1 zeewaarts
vloeit, van eeuwen her, en niet rust, dag noch
nacht. Evenzoo komen ze, de uren onzes le
vens, meenende, ze-erfelijk te bezitten; zij ko-.
men, maar blijven niet: nauwelijks blijft hunne
gedachtenis!
Zonderling is het genoegen der herinnering.
Niet alleen, dat de schoone beelden van het
aangenaam verleden, als zij tot ons wederkee-
ren, onze vreugde vernieuwen, ook het ake
lig oogenblik, dat als een. spooksel dreigde,
eer het tot ons kwam', dat als een dwingeland
zijn voet op ons hart zette, toen hét bij ons
was, heeft in de herinnering een zachter, een
minder vreeselijk voorkomen. De gloed van
den brand wordt in de verte gelijk aan het
gloren van een vriendelijk avondrood, het bul
deren van den stormwind als een zacht gesuis
door de bladeren.
Van waar, dat het zoet der vreugde, die
gesmaakt hebben, gewoonlijk Veel meer en le
vendiger tot ons terug keert, dan de smart
der doorgestane' rampen? 2^ou het niet zijn,
omdat bij de laatstè juist een anders' onaange
naam denkbeeld aangenaam wordt? Immers
het treurige: „Alles is voorbij gegaan", luidt
bij de herinnering van bittere smarten: „Ook
dit alles is geleden". 1
Dus ligt in de herdenking van smart ê'n
vreugde een zeker genot; zij is het tijdverdrijf
des eenzamen, dè bezigheid van den ziekelijke,
de troost des ouderdoms. En buitendien, niet
alle datgene, wat wij ons nog eens te binnen
brengen, is de bron van velerlei weemoedig
genot; ook de herinnering zelve gaat vergezeld
van een eigenaardig gevoel, dat de namen
vreugde en smart niet kunnen uitdrukken. Het
is een zekere uitbreiding van onzen geest,
waardoor hij, ontslagen van de: banden, die
het tegenwoordige en het plaatselijke hein
aanleggen, jaren in oogenblikken dóórloopt;
een gevoel, te gelijk van de ingeschapenene
krachten onzer ziel, en van de broosheid en
onbestendigheid haars aardschen aanschijns.
Voor dit gevoel is weemoed zeker de meest
geschikte naam. Het woord drukt eene stem
ming uit, die wel-met een lichten nevel het
éven van onzen geest bedekt, maar tevens
3-1 het scherpe; bittere, kleingeestige daar uit
■vegneemt; eene mengeling van vreugde eb
mart, die een waar genot is voor onze betere;
latuur.
Zoo brengt het kalme, gelijkmatige maan-
lcht ons in eene weemoedige stemming, die
de vroolijkheid van den dag rijkelijk
>Pweegt. En is niet ook de herinnering een
l'm en helder maanlicht; de terugkaatsing
van het zonnelicht des werkelijken levens? Wel
verspreidt de maan dien gloed en die warmte
mét, waardoor de zon het bloed in onze aderen
°èt bruisen, maar zij stilt ook meestal de'
eftigste stormen en verheldert den benevelden
dampkring.
Er zijn zeker mënschen, wien dit alles over
gevoelig voorkomt, laten wij aan hen, die
daaraan genoeg heeft, het vermeend gezond
verstand, dat nooit Verder gaat, dan den dag,
die is, en de welaangerichte tafel, en de goed
gevulde beurs. Maar wie is er, die géén be
hoefte zou gevoele.n om nu en dan, ontslagen
van de banden, die het tegenwoordige hem1
aanlegt, zich neder te'zéttën in eënzame mij mei
ring en aan de beeldën der herinnering defti
vrijen loop te laten, ofl met afzwervénde ge
dachten een bekenden weg te bewandelen?
Dan keeren de uren en dagen, die geweest
zijn, tot ons weder, als oude vrienden, waar
mede wij lief en leed beleefd hebben. En of
zij ons - het -een óf ander in onze gedachten
terugroepen, welkom zijn zij ons altijd. En
wanneer zij ons minderwelkom; zijn, dan is
dat zeker een goed teeken. Want alleen het
kwaad geweten huivert van elke herinnering,
en zou gaarne met den nevel der vergetelheid
den bewandelden weg Voor eeuwig willen be
dekken. Alléén twijfel ën ongeloof twisten'nóg
met de Voorzienigheid over het doorgestane
leed; en alleen wanneer wij in het eeuwige on
zen hóögsten schat niet bezitten, veroorzaakt
de gedachte aan het voorbij snellen der jaren
onzes levens eene onrustigë klopping van het
hart.
De verbeelding, die het verledens terug
roept, is natuurlijk te levendiger werkzaam',
maar mate de zinnen minder belangrijk vinden
op te merken. Als het tegenwoordige weinig
afwisseling aanbiedt, treecit vroeger gewoel we
der voor den geest; als hetgeen óns omringt,
alle'teekenen draagt van verval, bloeit het ver-
ledene in onze gedachten met nieuwe schoon
heid.
Vandaar, dat, als het geritsel der bladeren
de Novembermaand aankondigt, en de nacht
gedurig grooter deéfl van dên dag verovert,
ook de herinnering levendigerijwordt; ongeveer,
zboals de grijsaard op zijn winterdagen nog
geheel leeft in den zomertijd, die voor hern
voorbij is. En als daarop de stille December-
rlevel zijn somber dekkleed spreidt over de
ingeslapen velden; als de gezellige haard zoo
vroolijk brandt, het licht reeds vroegtijdig
Wordt ontstoken, wie spreekt dan niet gaarne
gulhartig met de. zijnen over vroegere dagen;
of maakt nieuwe plannen voor de toekomst?
Welkom, dubbel welkom bij ons, die Gods
zórgende vaderhand tëgeh de bezwaren van dé
winter heeft gewapend, dé rustige winteravond I
Wij zullen op denzelven niët van1 verveling
spreken, téhzij liet ledig is binnen1 m ons, .eirij
dat ledig door een onophoudelijken toevloed
van nieuwe werkzaamheden,' ontmoetingen, lot-
gévallen, ieder oogènblik moet worden aange
vuld.
Voor den werkzamen, ernstigen mensch is
dit niet rïöodig. Vi'ftdé het nieuwe jaar ons
vaardig tot werken, dienen, kampen, ons
gereed voor het vervullen der ons opgelëgde
taak!
Allen heil!
Gesprek tusschen een vader en zijn
tienjarig zoontje.
'Och, of ik uw horloge had,
Het beste, dat er isf
Het wijst zoo juist minuut en uur,
Ën loopt geen streepje mis."
„Mijn kind, wat noemt gij 't beste wérk,
Dat maar één dag kan gaan?
Dat, als men 't 's avonds ééns vergeet,
Men 'smorgens stil vindt staan?"
„Maar dan die grooté klok van u,
Die zooveel weken gaat,
Die speelt, wanneer het uur genaakt,
En de kwartieren slaat?"
„Mijn kind, wat noemt gij 't beste werk,
Dat mis wijst, vroeg of spa?
Dan is het vuil, dan breekt er wat,'—
Dan geet het vóór, dan nd!"
„Maar toch de klok van onzën dom',
Daar onze klok op gaat?
JHet uur slaat als een on weerslag;
'k Ben kleiner dan de plaat."
„Mijn kind, wat- noemt gij 't beste werk,
Dat statig roest en slijt?
Waarvan de hitte en regenvlaag
Het uurbord bleekt en splijt?"
„Kom, vader, ik begrijp u niet. i
Wat dan het best wel is?
Ik heb de besten al genoemd, 1
En telkens raad'ik mis!"
„Ik zal 't u wijzen, lieve knaap,-
Kom, laat 'ons buiten gaan.
Zie 2:00, - nu ziet gij, daar omhöog,
Hét béste Uurwerk staan."
„lyel waar dan? 'k Zie geen wijzerplaat,
Waarop men uren'telt?"
„Daartoe is.ginds da'ti blauw.gewelf
Voor arm en rijk gesteld."
„Dat is een vreemde wijzerplaat,
Waaróp geen nummers staan,
En nergens tóónt éen wijzerSpits
Minuut en'uur mij aan!"
1 -v - f - A I
„De maan, mijn -kind, zij teekent ons
Met Ml ver 't nachtelijk uur;
En als de zon i s opgegaan^'
- Dan wordt de wijzer vuur."
„Maar al die duizend lichtjes dan,
Die ik daar flikkeren zie
Dóór t raam, als ik naar bed zal gaan,
Zeg, vader, wat zijn die?"
„De mensch,1 die 't starrenschrift verstaat,
Leest daar der eeuwen tal;
Zij went'len om als 't raderwerk,
Of staan als spijlen pal."
„Of ik den ketting eëns mocht zien,
Die zulk 'een werk verbindt!"
„De kétting, die deez' rad'ren wendt,
Heet de „Natuur" mjjn kind!"
„En dan de veer, zoo groot van kracht,
Dat zij dit uurwerk drijft?"
„Die, o mijn kind is de Almacht Gods
Waardoör dé hémel blijft."
;A.
„En of ér iemand is geweest,
Die 't opgewonden heeft?
Of 't eenmaal ook, als ied're klok,
Zijn laatste slagen geeft?"
„De vinger Gods spande eens de veer
En trok dien ketting aan,
En dreef de rad'ren in het rond,'
En deed die wijzèrs gaan.
„En eens komt, kihdïief, denk er aan,
De ontzaglijke oordeelsdag
Dan slaat het groote uurwerk Gods
Voor ons den laatsten slag!"
de noodzakelijkheid, maar ook de bruikbaarheid
van ons leger uitvoerig uiteen tie zettien. Onzie bij
zondere figging, zoo meende Mm ËxaeEëptiie, madd
te eenzijdige ontwapening al onmogelijk, want on-.
<^eora,tefISC was zoodanig, dat wij in -een
conflict, den dooiislag^zoudepjcunnen geven. Zeker
konden we met zelfstandig eien langdurigen oorlog
voeren. Maar ,ons leger had .ongetwijfeld krachtige
preventieve werking. En in ,e:en oorlog konden lij
den vijand ophouden. De bet&ekenis en de uitwer
kingvan,den zee- .en luchtoorlog, door den voor-
van .ontwapening naar voren.'geschoven,
achtte de minister zeer ovérdneven. Van de Arae-
nkaansche soldaten waren van de gewonden door
chemische middelen i_i/2 procent gestorven, van 'de
andere gewonden 30 procent. En de waarde van de
.verdedïgmgsmiddeien tegen de chemische middelen
bloek wel hieruit, dat bij den aanvang van hun
gebruik 35 procent der gewonden stierven en bij
^^l^igenj/an den oorlog, slechts 2l/2 procent.
Er werd trouwens, zoo meende de minister, voort
durend op ..Oorlog bezuinigd. In 1919 toch bedroeg
de begroeting na aftrek van pensioenen en- wacht-
geid-en, berekend naar een- indexcijfer van 173
iwfT ,thans> I925 slechts 46 millioen
(Wat.het protocol. van.Genève betreft, dat verzette
vf-rnli^HfSWriar nl,et bepaald tegen - ontwapening,
verplichtte, de onder teekenaar-s adelen tot deelde--
-ming aan de aanstaande ontwapeningsconferentie.
Maar wanneer, na die conferentie besloten werd tot
.gewap.end..optreden..:tegen.-ieen aanvaller, achtte -de
minister het niet.in.den haak, -dat we er ons zouden,
.afmaken met te zeggen,- dat we niets hadden. Var
de. ontwapeningsconferentie zielf- zou drie maanden
te voren het .program, worden rondgestuurd. En na
die rondzending. achtte de minister het de tijd voor
.samenstellingder commissie, die de heter Dnsssel-
't« IJtéTfnSC 6nxrd!f voorbeneidingien zou hebben
.te tieffen voor Nederland's houding ter- ontwa-,
wSroacht rCntie met ^iet O0& ook op onze lêigén
Na,, de?e algepieenie.. beschouwingen.-brachten de
hoeren allerlei detailpunten.-,.ter sprake, dite veelal
,een motje of amendejruent tengevolge, hadden. Zoo
diende de heer Per Laan, die ook over de .te lage
.vergoeding, yoor, kostwinners .sprak, een. motie m,
vi h°hde?1 ya.n herhalingsoefeningen wilde
uitlokken, een. die. gelijk lesalarieering voor militairis
jen .andere, rijksambtenaren vtoieg len.een die de op
roeping vaip npg, ..een lighting cavalerie voor de
herhalingsoefeningen wilde afkeuren en aen strek-
kend om meer steun voor de. slachtoffers, der mo
bilisatie te verkrijgen. Alle.vier de moties werden
verworpen. Jn hp^elfde lpt' deelde-hst amendement
van den heer Oud, die voorstelde geen gelden te
vote-eren voor proeven ten materiael voor chemische
aanvalsmiddelen.
A cte-,on1t^crPen die na de oorlogsbiegrooting
aan cje orkwamen., ter vaststelling ,van de sala-
Mn6r'Ha£Vt.n leden0d1^ Algemeen;: Rekenkamer,
v^n den Kn.a.o vap,. State en van de rechterlijke
macht werden verworpen. De regeering had. op
deze salarissen een geringe aftrak „williep, toepassen
ML0P M erti °J?da' ze cle salariccring .te laag
achttp. Maa.r de Kamer wil.dedaarmee blijkbaar
niet meegaan, en verwierp de ontwerpen nadat- zie
een voorstef van den heter Van den Tempel even
eens verworpen, had,
y|.4. ostènjèn en TeLe^rafiei, yan
..t ■S.taatsboschbedrijf en, van het Zujderzeefoads
^V'fussie goMgekie-upd, De be-
handefing van, hoqfdstuk II der begrooting gaf den
'een rd°tJ,e woor te stelten ter
afkering van Óe^ ongpUjkheid bij hettoekennen
aan; de vliegers, .die den
IPSiF, i?r fnaie -lieden, welke motie echter ver-
worpen werd.
IIW! j
De positie yan ons land en ontwa
pening. Onze weermacht en haar
betèekenis. Eén Staatscominissië
voor .de ontwapeningsconferentie,
Moties en .amendementen. Vierwar-.
pen ontwerpen. Enkele begrootin
gen en een motie Duijs.
^LANGEPIJKER
tV GROENTENüENTRALE.
óDé.Langedijker Gr.oep,tenc!entraLe vergaderde de-
week hetbetaalkantoor ion-dier voprzittierschap;
van. burgemeester Sjot,., welke,mededeelt dat hè
vereeniging, een yre.emdelingenb.oek is aangeboden
bij het. ...bezoek vam den. Directeur van .het Kali-;
syndicaat te ..Utre.cht, en zegt dat. dit -met dank-'
baarheid 1$ .aanvaard orrjdat aan-onze veiling veel
bezoek, komt - van vreemdelingen, die- dan - hun
naamjkunnen plaatsen, en .wij.,dan steeds kunnen
zieitjmet,w elk,b ezpek Wij Vëneerd zij n..Dienotulen-
worden teet...een.,kl-eme.-iyijziging,,goedgekeurd.
j ^fig?.lo,{en-.vereienigiegein.-waren afge-
Vaardigdem.aanwezig, alsmede, de Vier, „Koophmi-,
d-el. Uit het rapport van het betaalkantoor bleek
1X1 h" teaand ^oypmbef.,was geveild voor.een
bedrag van f 199.7S3.07, waarvan voor Broek op
Langendijk f 44 750 7S> Koedijk f 40.988.25,Sint
Pane ras f 2 8,^9117idem R. K. f3894.60, Zuidschan
woude f 21.difi.10. nam r v tL;L „-..1.
e in!i ■- 11 -•
De vredes- en ontwapeningsgèruchten hebben de
laatste jaren de volken niet Losgelaten jen zich ook Panera! 'f28'ooi m'-j
ton onzent laten gelden. Ook in de Tweede Kamey f
t0,cl1 weu"& f niets zou kunnen uit- bouw- en Plantkunde Dit gaat in hoofdzaak over
mtfete zóu te®1"- Marc4ant het %ren van vroege aardappelièn. Goedgevonden,
uitdrukte, zou kunnen dienen als voorhoede togen óm als lid toe te treden
^inister Van DiJ'k Voóf het vèileh van witlof zal gezorgd worden
voelde zich daarom blijkbaar geroepen met enkel voor emballage. Aanbevolen wordt Jan M vSS
IJ MEG