Bezwaren tegen en voordeelen
van den Zomertijd
Het grootst bleken de bezwaren tegen den
zomertijd in de kringem van land-- en tuinbouw.
De uitgesproken bezwaren zijn te onderschei
den in bedrijfsbezwaren en gezinsbezwaren.
De commissie erkent, dat aan invoering van
den zomertijd bezwaren zijn verbonden. Onwil
lekeurig komt men onder den invloed van de
hardnekkigheid, waarmede in hoofdzaak in
land- en tuinbouwkringen de strijd tegen deze
"wijze van vervroeging van het dagelijksch leven
wordt gevoerd. Echter bleek- de commissie, dat
in dezen strijd een misverstand een niet on-
laanzienlijken invloed heeft. Telkens opnieuw
■toch bleek, dat men de ondervonden werkelij-
lijke en vermeende nadeelen des te minder
wenscht te aanvaarden, omdat men meent, dat
men zich opofferingen moet getroosten, alleen
om den stedeling een uur langer genoegen te
verschaffen. Was dit laatste juist, dan zou de
commissie stellig tot afschaffing van den zo
mertijd moeten adviseeren. Zij kwam echter ten
aanzien van de voordeelen, aan vervroeging
van den thans aangenomen wettelijken tijd ge
durende den zomer verbonden, tot een gansch
andere siotsom. Uit de haar verstrekte gege
vens toch bleek, dat aan die vervroeging in
zeer belangrijke mate zijn verbonden ideële,
hygiënische en economische voordeelen, die
niet alleen den bewoners van groote steden,
maar ook aan groote categorieën bewoners van
industrie-centra en ook van het platteland ten
goede komen.
De meening van de landbouwende bevolking
dat de stedeling dezelfde voordeelen zou kun
nen genieten zonder de thans gevoelde nadee
len voor den landbouwer, als hij een uur vroe
ger opstaat, moest als onjuist worden van de
hand gewezen. De voordeelen komen eerst tot
haar recht bij een algemeene vervroeging van
scholen en kantoren, van winkels en magazij
nen, van het gewone dagelijksche leven. Met
deze wijze van vervroeging zou trouwens, ook
al paste alleen de stadsbevolking haar toe, een
groot deel van het omringende platteland met
alle bedrijven, tuinen en veilingen rekening
hebben te houden. Wanneer de stad een uur
vroeger ging leven, zouden ook de openbare
middelen van vervoer zich daarnaar moeten
gaan regelen en men zou evengoed van het
platteland een uur vroeger naar de stad moeten
'gaan voor het bezoeken van school, markt,
kantoor, kerk, enz.
De gronden waarop de commissie tot haar
bovenstaande meening omtrent de voordeelen
kwam, worden vervolgens aangegeven
a. Ideëele voordeelen. Verlenging van
het daglicht in den avond met een uur schept
ruimere gelegenheid om na beëindiging van de
dagtaak te genieten van licht en lucht.
b. Hygiënische voordeelen. Van de twee
hoofdinspecteurs voor de volksgezondheid acht
de heer Terburgh den zomertijd bevorderlijk
aan de volksgezondheid; de) heer Eyckel betwij
felt of inderdaad veel voordeel voor de gezond
heid is te verwachten, al acht hij een uur lan
ger licht voor personen in de stad met een zit
tende levenswijze, die worden bewogen om het
gewonnen uur in de buitenlucht door te bren
gen, in hygiënisch opzicht een voordeel.
FEUILLETON.
OM HAAR OELD.
XX.
U meent het goed met mij tantetje, maar
u moet toch maar niet al te veel hoop koeste
ren. Het ligt stellig wel meer aan mij dan aan
tante Hermine's opvoeding, dat ik geworden
ben zooals ik ben. i
Haar tante schudde, zeker van haar zaak,
ontkennend het hoofd.
Dat geloof ik niet. Neem toch je persoon
lijkheid in acht, kind, leer je zelf achten, laat
je toch niet het recht ontnemen een eigen mee
ning te hebben, je zelfstandigheid te toonen ein
je weg af te bakenen naar eigen wil en inzicht.
Ieder mensch mag er toch een overtuiging op
na houden, dus ook jijl Wie en wat ben je riu
eigenlijk? Een dom gansje, altijd met vrees
bezield, dat steeds rondloopt met angst in het
hart, schuw om zich heen ziende, waardoor
alle energie wordt gedoofd, dat verschrikt door
den eersten den besten levensstorm wegvlucht,
inplaats van dien tef tarten en te weerstaan. Heb
toch den moed, lieve Liza, op eigen beenen te
staan. Zie rondom je, niet met neergeslagen
blik, maar met open oog; verruim je blik, door
het leven te willen zien naar je eigen inzicht
en oordeel, zonder daarbij te letten of te over
wegen wat anderen zullen zeggen. Van het le
ven weet je nog zoo weinig af, kindlief. Met
handwerkjes, wat fransch praten en pianospe
len is je leven niet gemaakt. Ook niet met
treuren of bij de pakken neer te zitten, zooals
je hier ben aangekomen. Het hoofd er voor,
Liesje, het hart op de rechte plaats en de han
den uit de mouwen. Op de vraag: ,,Wat nu?
luidt het antwoord: „Vooruit!" Zie eens,
kind, toen ik, betrekkelijk nog jong, weduwe
werd, geloofde ik ook in de eerste smart met
het leven te hebben afgedaan. Want ik had
mijn man innig lief en het was mij zonder zijn
steun en liefde niet denkbaar dit verlies te bo
ven zullen komen. Maar tot mijn geluk had ik
arbeid en plichten te vervullen, die mij geheel
in beslag namen, mijn geheele persoon eischten
en mij geen tijd lieten lang over mijn verdriet
te peinzen en te tobben. In den arbeid en het
vervullen van je plichten moet ook jij je troost
zoeken en werk is hier in overvloed. Jij ben
Het bestuur der Nëderl. Centrale Vereeni-
ging tot bestrijding der tuberculose beveelt
zonder voorbehoud handhaving van dèn zomer-
Hjd aan en acht uit een oogpunt van volksge
zondheid de voordeelen belangrijk.
Ook de Nederlandsche Mij. tot bevordering
der Geneeskunst geeft als voordeelen van den
zomertijd aan: meer licht, meer zon, meer bui
tenlucht en ziet geen bezwaren.
De vereeniging „Het Groene Kruis" erkent
de groote voordeelen aan den zomertijd ver
bonden, acht echter iets latere invoering (niet
eerder dan 15 April) uit een oogpunt van ge
zondheid te verkiezen.
De vereeniging van Schoolartsen verklaarde
zich voor den zomertijd.
Van de directeuren van gezondheidsdiensten
in Amsterdam, 's-Gravenhage en Utrecht blij
ken de eerste twee niet over voldoende gege
vens te beschikken voor een vaststaand oordeel
De directeur van den geneeskundigen dienst te
's-Gravenhage meent echter, dat voor de stede
lingen in meer dan één opzicht profijt in den
zomertijd gelegen is. Die te Utrecht acht de
voordeelen grooter dan de nadeelen.
Door de besturen van krankzinnigengestich
ten en ziekenhuizen worden in het algemeen
de hygiënische voordeelen erkend (het R. K.
ziekenhuis te 's-Gravenhage maakt een uitzon
dering.)
Professor van Leersum acht de hygiënische
voordeelen van bijzonder groot belang. Pro
fessor Nolen screef reeds 20 jaar geledenh dat
gedurende het grootste deel van het jaar na het
middagmaal voor de kinderen geen tijd meer
over is voor een wandeling of voor spel in de
open lucht.
Bij al deze uitspraken, waarbij ontegenzegge
lijk van bij uitstek bevoegden, mag niet worden
vergeten het enthousiasme hetwelk weerklinkt
in de antwoorden van sportbonden en -ver-
eenigingen op allerlei gebied, en waarin de
ruimere gelegenheid tot het beoefenen van
sport en lichamelijke opvoeding zoowel voor
de schooljeugd als voor de rijpere jeugd, als
gevolg van den zomertijd, wordt toegejuicht.
c. De economische voordeelen. Hoewel
door de voorstanders van den zomertijd in het
algemeen wordt gewezen op de voordeelen van
lichtbesparing en ook door vele tegenstanders
deze economische winst wordt erkend, zoodat
op dit punt wel geen plaats is voor twijfel,
meent de commissie hier eenige cijfers te moe
ten geven waarin deze winst is uitgedrukt.
Volgens het door den minister van binnenland-
sche zaken en landbouw d.d. 16 Maart 1923
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
overgelegd overzicht bedraagt de jaarlijksche
besparing aan kunstlicht bij de spoorwegen
f50.000. Uit hetzelfde stuk blijkt dat een on
derzoek heeft uitgewezen, dat over 26 .weken
in 1922 in een 40-tal gemeenten waaronder de
grootste, door den zomertijd is bespaard pl.m.
f 1 000.000 aan gas ën pl.m. f2.800.0oo aan elec
triciteit. Per inwoner bedroeg bij benadering
de besapring op gas en electriciteit (dus met
verontachtzaming van petroleum) te Dordrecht
f 1.65, Middelburg fl.60, Zaandam f 1.40, Ut
recht fl.35, Arnhem f 1.25, Borger f 1.20, Gen
dringen, Amsterdam, Alkmaar en Meppel f 1.,
Nijmegen en Rotterdam f0.95, 's-Hertogen-
bosch, Lochem, en 's-Gravenhage f0.80, Hel
der, Sneek en Nieuweschans f0.70, Maastricht
f 0.65, Groningen, Lonneker en Hilversum1
hier op Rahnsdorf mijn opvolgster, Liza,
het bezit daarvan legt je verplichtingen op,
die je niet ernstig genoeg kan opvatten. Onder
mijn leiding, moet je leeren als meesteres dit
landgoed waardig te zijn. Wil je?
..Van harte gaarne, tante. Geloof me, zoo
dikwijls heb ik zelf gevoeld, dat mijn leven zoo
doelloos was. Eenmaal heb(ik met tante Hermi
ne daarover gesproken; maar boos, dat zij
werd! Zij verweet mij, dat ik met geëmanci
peerde ideeën rondliep. Voor een voorname da
me paste dat niet. Daarop heb ik het niet meer
gewaagd op dit gesprek terug te komen.
Niet gewaagd! O, jij kleine dwaas! Thans
zie ik weder dien angstigen blik. Hoofd om
hoog, Liza, de blikt vooruit I Hier mag men alles
wagen, wanneer men 't slechts niet lichtvaardig
doet. Rond voor- den dag met je meening en
met je wenschenl
Ach tantetje, mocht ik zoo worden als u.
Zoo flink en ferm, zoo verstandig en doelbe
wust, zoo werkzaam. Allen hebben zooveel
i respect voor u.
Met uitzondering juffrouw Birkner,
antwoordde mevrouw von Rahnsdorf lachend,
i O neen; als 't er op aankomt, respecteert
zij u nog het meest, maar zij laat er niets van
merken. Gisteren zeide zij mij nog, dat men
zulk een meesteres als u nergens vond. Ook
Heinrich had zoo ongeveer hetzelfde gezegd,
i toen ik naast hem op den melkwagen zat. Al
uw ondergeschikten weten, wat zij aan u heb
ben, en ik geloof, zij gingen voor u door het
I vuur.
I Op dien vuurproef wilde ik het toch maar
1 liever niet laten aankomen, kindje. En voor het
overige, ook ik heb terdege mijn gebreken.
Maar wie heeft die niet! Over het algemeen
echter, zou ik er niets op tegen hebben van mij
te leeren, hetzelfde respect deelachtig te wor
den, mijn Liza. Dat heb ik van mijn goeden
man geleerd. Ik was nog zoo jong, toen ik
trouwde. Het was al spoedig na den Franschen
veldtocht, dien mijn man heeft meegemaakt, en
die hem de kwaal bezorgde, waardoor ik hem
zoo jong moest verliezen. Toen zag het er hier
verschrikkelijk uit. Alles was verwaarloosd. Er
moest worden aangepakt alles weer in orde
te brengen. Hoeveel plichten had ik niet te
vervullen. Maar ik liet me door het werk niet
overmeesteren, en wanneer mijn lieve man
dan opgetogen myn werk prees, en zeide: „An-
f 0.60, Leeuwarden en 'Göes f0.40, Eindhoven
f0.30. Met verwaarloozing der uiterste getallen
en rekening houdend met het spaarzaam licht
gebruik op het platteland, mag hieruit wel ge
concludeerd worden, dat de besparing f0.80
per inwoner, dus totaal bijna fe.OOÖ.OOO be
draagt.
Engelsche en Duitsche berekeningen' in 1914
deden destijds voor Nederland de besparing
ramen op 4V2 millioen gulden, bij lagere prij
zen dan thans.
Bij de beoordeeling der lichtbesparing mag
niet over het hoofd worden gezien dat de ab
solute besparing minder is dan het financieele
voordeel voor de verbruikers. De electriciteits-
fabrieken toch besparen op hun productiekos
ten (kapitaal, brandstof, arbeid) slechts een
kleine fractie van hetgeen zij minder ontvangen
door den zomertijd.
Van de zijde van industrie- en middenstand
wordt algemeen op de economische voordeelen
(ook voor de arbeiders, hetgeen weder aan de
voeding ten goede kan komen)) als op het be
lang van het werken bij daglicht gewezen,
wat zoowel voor den arbeider als voor het pro
duet winst beteekent. Dit laatste doet zich niet
zoo sterk meer gevoelen, nu de industrieele ar
beid veelal te 6 uur eindigt.
Moderne Hecht ban kschetsen
Een tragedie. Mr. Schorles-
heim of „Schele! de waarheid".
De deurwaarder met de revol
ver. I 1
Zij was een net fatsoenlijk dienstmeisje, dat
bij een dokter in Den Haag voor nacht en dag
in betrekking was. Maar zij had haar vrije
avondjes en waar in Den Haag gepast amuse
ment voor het volk wel eenigszins ontbreekt,
bestond haar Zondagavondvreugde wél eens in
het twijeflachtig genot de half verlichte win
kelstraten aan den arm van een vriendin heen
en weer te slenteren.
Toen gebeurde wat gebeuren moest. Zij
maakte op een avond in de Vlamingstraat met
iemand kennis. Die iemand was een matroos,
dien ik maar Rijn zal noemen. Zijn dienstver
band was bijna om. Hij haalde het meisje over
haar betrekking op te geven eft hem te vol
gen naar het groote Amsterdam.
Helaas, onmiddellijk daarop waren op haar
de dichtregelen van toepassing:
Zoo werd zij een kind van de vlakte,
Verdween zij in de poel van de stad,
Vóór dat zij het leven goed kende,
Voor dat zij zelfs lief had gehad.
Want 't kind, nog geen twintig jaar oud, dat
van 't leven nog niets afwist, dat de rein-men-
schelijke liefde nog niet kende, werd 't slacht
offer van den schavuit, die voor haar geen
greintje liefde gevoelde, die haar afbeulde,
mishandelde, exploiteerde. Doodsbang was zij,
want niet ten onrechte vreesde zij dat hij haar
dood zou slaan. Op zekeren dag ontvlucht ze,
ze heeft zich voor een oogenblik aan een an
der gehecht, ook 'n apache vermoedelijk, doch
nog niet zoo eerloos als die eerste.
Maar Rijn was er de jongen niet naar, zich
zijn bestaan zoo maar te laten afsnoepen. Van
mijn boterham blijf je af. Hij stak een breek
ijzer bij zich om den ander af te tuigen. De
gelegenheid kwam, een twist in of nabij de
neke, dat heb je weer heel goed gedaan,
je bent een prachtvrouwtje," dan was ik
trotsch alsof ik een ridderorde had gekregen.
En toen hij stierf, ja, kind, toen hielpen mij
mijn plichten dit zwaar verlies te dragen en
mijn leed en verdriet te overwinnen. Arbeid is
de beste medicijn tegen leed en smart.
Neem dit ter harte, mijn dierbaar kind!
Een zacht blosje kleurde de wangen der
jonge vrouw; haar lippen trilden zenuwachtig,
maar zij antwoordde niets.
Na een kleine pauze, gedurende welke me
vrouw yon Rahnsdorf Liza zooi van ter zijde
had aangezien, zeide zij haar afleidende:
Wij willen naar huis gaan, Liza. Het
wordt koeler. Wanneer je wil, zullen wij je
kleeren eens gaan opruimen en een en ander
nazien. Juffrouw Birkner had dit voorloopig
opgeborgen.
Ja, tante, dat zullen we doen. Maar hoe
heeft u eigenlijk al die zaken hier heen laten
komen? Ze waren toch al reeds naar Münchem
afgezonden.
Ik heb eenvoudig je man opgedragen, te
zorgen, dat ze naar hier gezonden werden.
Liza schrok. „Je manl" Hoe haar bij deze
woorden het bloed naar de wangen steeg! Me
vrouw von Rhansdorf zag, dat Liza met groote,
angstige oogen voor zich uit staarde en haar
mond zich smartelijk samentrok.
Het was nog niet gewenscht, met haar over
Ronald te spreken; dat zagen de verstandige
oogen der oude dame maar al te goed.
Nog een oogenblik zaten de beide dames
zwijgend qaast elkander. Daarna stond me
vrouw von Rhansdorf op en geleidde de jonge
vrouw al pratend^ naar huis.
In de woonkamer had juffrouw Birkner reeds
de theetafel klaar gezet. Toen tante Anna de
jonge vrouw weer bedienen wilde, zooals zij
het steeds van het begin af had gedaan, hield
Liza haar hand terug. 1
Van dit oogenblik af keeren wij de zaken
om, tantetje. Ik zal u tegelijk toonen, dat ook
ik een wil heb. U gaat heel gewoon in uw
stoel zitten en laat u thans van mij bedienen.
Goed, ik leg de handen in den schoot en
jij verwen me naar hartelust.
Liza schonk thee in en voorzag haar tante
van suiker en koek, die de juffrouw zoo heer
lijk wist te bakken. Haar tante knikte haar
vriendeljjk toe.
Carillonstraat les mystè'res de Plan Zuid
en Rijn gaf zijn tegenstander een trap die ont
zettend pijnlijk moest aankomen. Toen haalde
hij het breekijzer voor den dag, doch vóór
hij het gebruiken kon, trok de ander buiten
zich zelf van smart, en misschien van vrees,
een dolk, stak er mee, zoodat Rijn bloedend
werd opgenomen, en naar het O. L. Vrou
wengasthuis werd gebracht, waaruit hij een
paar weken later werd ontslagen.
Deze zaak werd door de Amsterdamsche
Rechtbank deze week op buitengewone wijze
behandeld. De publieke tribune werd ontruimd
de deuren werden gesloten, doch schrijver de
zer werd toegestaan de geheele behandeling
bij te wonen. Het spreekt van zelf zeker dat dit
buitengewone voorrecht hem verplicht veel, het
meeste te verzwijgen van deze indioeve geschie
denis.
Merkwaardig prachtvol menschelijk was het
requisitoir. Er werd zelfs geen zwakke poging
gedaan het formeele wetboekrecht boven het
menschelijke recht te stellen. Als wij allen in
plaats van dien man in de beklaagdenbank wa
ren geweest, zoo riep de' officier uit, en we
hadden een wapen gehad om ons te verdedigen
dan zouden we precies zoo gehandeld hebben.
Ik eisch o pgrond van noodweer, ontslag van
rechtsvervolging.
En nu deed zich het merkwaardige geval
voor dat de advocaat, die zich natuurlijk con
amore met het requisitoir vereenigde, nog niet
zoo zeker was dat de rechtbank de noodweer
wettig en overtuigend bewezen zou achten.
Pleitte daarom subsidair ontslag van rechtsver
volging op grond van verklaarbare opwinding.
't Was een requisitoir tegen den getuige, die
er echter niet van heeft kunnen profiteeren,
omdat ook hij de zaal had moeten verlaten.
Alleen verbaasde het mij dat het O. M. tegen»
hem geen onmiddellijke inhechtenisneming
eisch te.
„Schele, de waarheid", roept mr. Schorles-
heim altijd zijn geëerde cliënten toe, die voor
een ordinair vermogensdelictje op „het Roode
Dorp" logeeren. En als ze dan toch staan te
liegen, dan krijgen zij op de rechtszitting van
hem een even groote uitbrander als van den
officier.
Zoo was er nu 00 kweer zoo'n rijwielboefje,
dat met een stalen gezicht het sprookje van
den Grooten Onbekende volhield. Had hij de
waarheid gesproken en bekend, dan zou mr. S.
nog extra moeite gedaan hebben voor „voor
waardelijk." Er zijn tegenwoordig zoowel amb
tenaren van het O.M. als advocaten, die ons
de rechtspleging verzoenen.
Ook deurwaarders. Want daar zijn heel ge-,
schikte lui onder. Menschen met zeer mensch
lievende begrippen, die het tout savoir c'est
tout pardonner in toepassing brengen. Natuur
lijk loopen er, zooals in elk metier ook 'minder
prettige lui onder. Maar zeker is het zeer ten
onrechte, dat zij, die 't gele lint dragen, door,
het volk als „bloedhonden" worden aangezien.
Die met hen in aanraking komt, haat hen soms
wijl zij de persoon vereenzelvigen met de han
deling. En dan kan het wel eens gebeuren
dat de brave man, die niet anders doet dan het
vonnis uitvoeren waaraan hij part noch deel
heeft, soms in een raar parket komt. Deur
waarder V. schijnt het nog al eens meer bij de
gezellig is toch zoo'n theeuurtje met
z'n tweeën. Maar, zeg eens kindje, waarom'
maak jij je haar zooi vreeselijk stijf op. Je
mooie haar komt er heelemaal niet door tot zijn
recht. Ik wilde je dat al reeds eerder gevraagd
hebben.
Liza streek zich met bevende hand over het
haar. „Dat stijve, onoogelijke kapsel", zooals
Ronald destijds in dat vreeselijke uur had ge
zegd, dat zij ook thans nog uit gewoonte droeg.
Zij dacht aan die woorden en werd vuurrood.
Tante Hermine heeft het zoo gewild, -
en ik ben daar tfcans aan gewoon.
Bevalt je dit kapsel, Liza.
Eigenlijk niet.
Nu, mij bevalt het eigenlijk nog minder.
Het staat je heelemaal niet, kind. Wanneer je
er niets op tegen heb, zulleft wij het eens an
ders probeeren.
Liza dacht aan haar huwelijksdag terug.
Toen had het kamermeisje ook een ander kap
sel willen maken. Ach, hoe geheel anders had
zij toen de wereld aanschouwd.
Wat was er haar nu nog aan gelegen, óf haar
kapsel haar flatteerde of niet?
Zij schudde het hoofd.
Och, laat dat, tante. Het is mij totaal on
verschillig, ik ben er nu eenmaal aan ge
wend.
Onverschillig? Lief kind, het is nooit
onverschillig, hoe een vrouw heur haar draagt.
Het maakt als het ware de schoonheid van
een vrouw uit. Elke vrouw heeft de verplich
ting zich zoo smaakvol mogelijk' te kleeden
en haar best te doen er goed uit te zien. Daar
voor behoeft men noch ijdel, noch behaagziek
te zijn.
Zie mijn kapsel eens aan. Ik ben een oude
vrouw en je zal me zeker wel willen gelooven,
dat ik met mijn kleeding niet meer coquettee-
ren wil. Maar het zou mij totaal onmogelijk zijn
mijn haar te dragen) zooals jij. Toen je geduren
de je ziekte met los haar te bed lag, zag je er
tienmaal mooier uit. Je heb' van dat mooie
haar en je weet het niet op te maken! Hoor
eens, mijn Liesje, ik zie zoo graag een goed
verzorgd kapsel en nette kleeding; om mij een
pleizier te doen, moest je dat nu direct gaan
veranderen.
Een bitter lachje speelde om Liza's lippen.
Wordt vervolgd.