B.De boeren hebben groot -gelijk. Eiken dag opnieuw hebben de ophouders flink verdiend, er zijn er van 4060 gld. En dan houdt je vanzelf iwel op. K.Maar waar loten jullie dan voor? 't Lijkt 'nergens op en 't moest nu maar eens uit wezen. B.: Mijn goeie man, wat praat je toch. "Wie is de oorzaak van dat ophouden? De koopman immers, die nu de heele week reeds aan 't. eind van de markt meer besteedde als aan 't begin. De heeren zijn 't niet met elkaar eens, kijken ietwat verstoord. 14 Maart. Witten worden geveild, o.m. óók een partij, den vorigen dag opgehouden. De markt is voor dit artikel traag en deze ophouder heeft een strop De ietwat zenuwachtige trek van 's bouwers rechtermondhoek naar boven, verraadt 's mans gedachten: „ik houd geen denen meer op". Op de meelzak blijkbaar goed geklopt; honderd bouwers met gelen. Ook voor gelen is de prijs nu iets lager, alsmede voor rooden. Dé bouwer beweert met allen ernst, dat er nu met 14 dagen aan den geheelen Langendijk zelfs geen koolblaadje meer te vinden zal zijn, laat staan 'n stronk. De koopman brengt gewichtig zijn rechter hand ten hoogt evan zijn oor, zet een ernstig gezicht en zegt: „Precies als een meelzak, man!" Het leven in de Hoofdstad Maart 1925. Na een winter, die geen winter was, waarin alle poëzie van besneeuwde daken en kristallen ijs pegels ontbrak, waarin de natuur bleef door- bloeien en groeien en de voorjaarsboden als symphtomen van het Nieuwe Leven al tal rijk waren, is Lentemaand gekomen. Lentemaand' afschuwelijke parodie en ironie, nog afschuwe lijker dan de lauwe winterachtige weken, die nu weer tot het verleden behooren. De stormbal wordt geheschen, de hagel klettert tegen de glazen als het tromgeroffel van een vijandelijk leger dat loert en strijdt om het mooie te vernietigen, dat de naaste toekomst ons baren mocht. De slag is gestreden stille, doodsche stilte met schrale, grimmige koude. Dokter, apotheker en doodgraver hebben het druk, zij zijn helaas de eenigen die van „drukte" kunnen spreken. De anderen meer van „druk" en „gedruktheid". Dan valt er weer een gore regen, niet kristal-helder, heerlijk-ver- frisschend, stof-verjagend, forsch-neerspui'end als in mid-zomer maar met akelig-logge, intens-dikke klevérige droppen, die plomp neervallen als mod derspatten uit een plas, door 'n auto-wiel in be roering gebracht. De lucht wordt dikker-grauw midden op den dag moeten wij het licht ontsteken om te kunnen lezen. En dan dalen, onverwacht als bij een tooneelvoorstelling grootc, grijze vlok ken op het modder-aardrijk neer. Dikker en aieh- ter wordt de vlokken-val, 't is als daalt een fari- taisie-doek uit een revue door de nu toch al fantastische stralen. Eantaisie poëzie Ja, ze is toch overal èc vinden, zelfs in deze allegorie van 't leelijke kleur- en zonloozc. De natuur weent, zingt in wanhoopsklanken, brengt in beeld het schrijnend leed uit zoo menige menschenziel. (Eén oogenblik schijnt de sneeuw te triumfeeren oyer dje modder brei. Doch dat is maar schijn. Het blanke wit verbruint. De ondergrond dringt als oen besmettende ziekte door de luchte, lichte laag, pakt ze saam, doet ze klonten, harden en verstijven. En weldra is het blanke sneeuwkleed •gemetamorphoseerd in een afschuwelijken mod derpoel, waartegen geen gewone schoenen bestand zijn, die ons huiverig en ziek maakt. En eiken dag 't zijn er nu reeds vele wij zen we naar 't haantje van den toren. De eerste dag van Maart was oen der negen zomersehc, waar blijven de andere acht? Maar die stoute Haan met zijn Vergulde vleugels blijft maar naar het Zuid-Wiesten wijzen. De stormwind beukt, de ramen kletteren, de boomen in 't park warden ontworteld, de schepen vergaan op onze kusten. Arme visschersDe visch die we thans eten wordt wel duur betaald! En dan de dui zenden, die ook thuis zich niet kunnen warmen, omdat er gfeen geld is om brandlstof te koopen, die soms in dagen geen gekookt eten hebben ge proefd. Ein dan als wraakroepende tegenstelling: de bende, die je 's morgens vroeg soms in auto's ziet passeeren, zinloos-doende ver- en half ontkleo- vrouwen en slaapdronken mannen in verfomfaai de costumes, die terugkeeren van een bal-masqué naar het werkelijk dé-masqué aas, waar je zag de mensch die zich verlaagde tot het redeloos gedierte (nieuwsgierigheid) vande burglerhuismoedtertjes buitengewoon groot. Heel wat huishoudelijke plichten zullen er aan opgeofferd zijn. Zou de hoofdfactor bij die moesten echter geen pure nieuwsgierigheid en sensatielust zijn ge weest? In de maand Maart bloeide oudtijds de be langstelling in die schouwburgen weer op, on danks het feit, dat velen om religieuse redenen dan geen openbare vermakelijkheden bezochten. Maar men zeide: ze geven dan de mooiste smuk ken. Maar ook de doorslaande kermisstukken of revues, zooals die vroeger werden gegeven en die met September wareu begonnen en na Nieuw jaar gingen zakken, leefden in Maart weer ge heel op. Het theater waar in de laatste jaren echte Septemberstukken werden gegeven, was de Plan tage-schouwburg. De Jantjes II hebben 't zooals ik indertijd reeds voorzag het niet tot Maart uitgehouden, in December al op sterven en werden in Januari begravjen. Er gaat nu in dozen schouwburg een ander stuk van den heer Bouber, dat echter op den rug van ee nniet bestaanden Fransehen senrij- ver is geschoven. Het stuk werd indertijd onaai de weinig kiesche titel: „Publieke Vrouw" op gevoerd en heet nu „Sensatie-prooes!" Men ge lieve deze draak niet te verwarren met een stuk „Sensatie" dat door een ander gezelschap wordt De eerste helft van Maart heeflt zich geken merkt door sensationeele liegrafenissen. Eerst van den politieagent, die door het per ongeluk afgaan van een revolver van een kameraad in het poli tiebureau het leven verloor. Duizenden waren op den been, sommigen stonden op bepaalde pun ten een uur of langer te wachten. Het spijt mij dat ik het zeggen moet, maar het wil er lij mij niet in dat die groote belangstelling ean symptoom was van zuiver mede-lijden met het slachtoffer en zijn nagelaten betrekkingen. Want wat er geschied was, moet beschouwd worden als een zuiver ongeluk, dat buiten do maatschap pelijke positie van het slachtoffer stond. Een voetganger, die uitwijkende voor een woes ten fietsrijder, onder een auto raakt, een bootwerker, die in 't ruim van een schip stort of een metselaar die van een hoogen stijger te pletter valt, zou precies evenveel recht op belangstelling hebben. Een geheel ander geval zou het natuurlijk zijn als een brandweerman bij zijn pogingen om kin deren uit een brandend huis te redden, zijn hel denmoed met den dood hebben moeten bekoopen. En ook bij de begrafenis van de ongelukki gen, die door verstikking vermoedelijk, in de woon schuit ojn het leven kwamen, was de deelname 1 April wordt in dezen schouwburg weer eens een stuk uit de oude doos opgevoerd: Olivier Twist van Charles Dickens. Of het niet te lang dradig zal zijn voor ons tegenwoordig geslacht De titelrol wordt gespeeld door de jongejuffrouw Wiesje Bouwmeester, 'n dochtertje van den ouder. Bouwmeester en mevr. Marie Braakensiek. Of he meisje talent heeft, is mij niet bekend. Het theater Nöggerath in de Reguliersbree- straat scheen een bloeimoment tegemoet te gaan met de aardige operette: „De Champagnefreule' door Poldi Reiff's operette-gezelschap, want liet publiek amuseerde zich kostelijk, de operette was nieuw en onderhoudend; mevr. Poldi-Heiff was allereharmantst en toond eals bij too versl ag een meer allereerste operette artieste te zijn geworden, terwijl haar echtgenoot niet alleen- op onweer staanbaar komische wijze zijn rol vervulde, maar ook alle eer toekomt voor de kranige ineenzettiug cp allerlei gebied. Maar de directie van 't ge bouw^ de heer Pokli Beiff speelde in combinatie.) waar de loop nu eenmaal niet in zit en ongeveer alles mislukte, vond dat de menschen niet spoedig genoeg kwamen. De kans, die zij had om de menschen weer te trekken, die voor zoover zc er nog kwamen nog oningewijd waren door het af- scliuwelijk minderwaardige („Is ie effe tof!!" dat in dit theater is opgevoerd, heeft zij ver zuimd. Want zij prolongeerde niet on haalde weer een ander gezelschap naar binnen. De Champagne- freule van het echtpaar Poldi-Reiff zal echter zeker overal in den lande met open armen worden ontvangen. Cor Buys speelt thans met zijn gezelschap in het Centraal Theater. Ik zag bij hem „Plenty money" een buitengemeen geestig stuk, waarin we naast don voor zijn genre zoo genialen Cor Buys, zijn jongeren broeder Anton als een bui tengewoon goed acteur leerden waardeeren. Van alles en nog wat Nadruk verboden. Maar.t, roert zijn staart. Z6gt een oud rijmpje, maar ook het middenmootjo van de lentemaand, mag er zijn. Jammer zeggen de stadsmensehen; goed zoo, meenen de buiten lui, speciaal de eigenaars van land- en tuingron den. Maar afgezien welker inzicht juist is 't voorjaar van 1925 kan er zijn. De graslanden zijn groen als in April en 't 'uitbottend struik gewas spdeekt van nieuw leven. In de boomen kwinkeleeren en kirren de vogels en zingen de eerste tonen van hun liefdeslied. De kievit is gearriveerd en 't eerste eitje van dezen gekuif- den trekvogel is onder Pijnacker al geraapt. En als de natuur binnenkort zich toont met hét cpstandingskleed, dan spreekt het van zelf uat de vrouw al striemt de sneeuw en hagel ook nog zoo en blaast de Oostenwind neus en ooren blauw eveneens „opstandig" wordt en aan een nieuw kleedje denkt, iets aparts, iets wat flat tiert en haar taille op haa rbest uit doet komen. Het modehuis Hirsch te Amsterdam, zoo wordia aao „N. R. Ct." geschreven, was de eerste, die ons dé geheimen van het nieuwe seizoen open baarde. Daar wandelden ae Fransche en Holland' sche mannequins. En al heel gauw zagen wij het: de lijn,q die slanke lijn, heeft zich veten te handhaven, en de rokjes zijn nog kort, korter dan zij ooit geweest zijn. Maar in de tinten i3 meer variatie, dan wij aen laatsten tijd gewend waren. Bood en wit en zwart, grijs en groei, beige, paars en écaille, wij mogen alles dragen, in vele nuances, in verschillende stoffen, in kasha, gabardine en crêpe de chine, in crêpe georgette, foulard en satin lumin'eux, in al die soepele weef sels, die tegenwoordig en vogue zijn. Vooral kasha is geliefd. En 't voorjaar brengt den mannen ook iets, we bedoelen de schoonmaak. We zullen de laatste zijn, die het nut van een dergelijk reinigingspro ces ontkennen, maar mee sympathiseeren, dat kunnen we niet. Gelukkig dat in deze het woord aan de vrouw is. We zullen niet den lof bezin gen van haar alziend oog en al bestierende hand, maar dat zc op dit terrein onmisbaar is, zie dat moet ons uit de pen. In een gemeente op een der Z.-H.-eiland'en, ruilde men de openbare tegen de bizondere school. Dus waren de beid ehoofden, die bij de scholen wonen, gedwongen, ook van woningen te wisselen. En verhuizen kost geld. Van gemeentewege schijnt, men toen gezegd te hebben ,dat vergoeding dezer kosten zou worden verkend. De rekeningen .moesten dan bij het ge meentebestuur worden ingezonden. Het hoofd van de bizondere school kwam met een nota van f 300.zijn collega van de openbare had '1 tot f 160.gebracht. B. en W stelden voor resp. L200 en f 150 te geven. En ze kregen f 100 en f 75. Het was bij deze gelegenheid, dat de vrouw zich gelden liet. Het eenige vrouwelijke gemeen teraadslid van de 7 vroeg de nota's en begon haar vrouwelijke eritiek met de opsomming van de werkjes, waarvoor geen arbeidsloon behoort, te worden uitgegeven, omdat dat van die kar weitjes zijn, die men zelf doet. Ze achtte verder het in rekening brengen van nieuwe vitrage gordijnen voor 7 ramen veel te „bar". Zeker, ze zullen misschien wel noodig geweest zijn, maar •dan waren de oude gordijnen toch versletenen hadden er ook in 4e oude woning nieuwe moeten komen. En., ste- je voor, de bovenmeester ge bruikte allovernets! Dat was heelemaal onnoodi.g. t Slimste was toch, dat een stoffeerder de gor dijnen had genaaid. Dat was zuiver luxe, niets leent zich ^zoo goed voor het zelf-vermaken als vitrage; bij haar was dan ook nooit een stoffeer der aan dé vitrage-gordijnen geweest. En voor de eerste maal sinds de vrouw daar lid van de vroedschap is kunnen worden, scheen haar woord overredingskracht te bezitten. Arme hoofdonder wijzers ,die niet verwacht hadden, dat het ge- meentebestuu rzoo „royaal" met verhuizings ver goeding zo uzijn! Met dit voorbeeld voo roogen zouden we advi- seeren willen: breng bij de eerstvolgende verkie zingen voor de Tweede Kamer .wat meer dames in dit college. Mogelijk krijgen dan eenigen hun ner zitting in de commissie welke men „reken kamer betitelt. Och, '1 is daar zoo hard noodig een beetje meer toezicht. We zijn overtuigd dat dan geen particuliere woning in Den Haag voor f 130.000.als afbraak gekocht wordt, om daar na f 500.000.voor nieuwbouw en meubileering van een ambtswoning uit te geven. En er gebeu^ ren veel rare dingen bij 't Rijk. 't Hdbl. vertelt van een kwartje dat aangroeide tot f 4.000.—. Over een klein, gekanaliseerd riviertje, dat ge kruist werd door een rijksstraatweg, lag een op haalbrug. Ter bescherming van het vaste gedeel te van die brug stonden er aan weerskanten daar van vier, zés of acht dukdalven. Deze moesten, voor hun behoud, jaarlijks bij lagen waterstand, geteerd worden. Dit deed, voor het Rijk, de tol gaarder-brugwaehter. Deze had dc daarvoor ,ioo- dige teer ter beschikking en huurde dan, op ge schikte tijden, van een toevallig vóór (of achter") de brug overnachtenden tjalkschipper het rooi bootje. Dit bootje werd hem feitelijk telkens uit goede buurschap, en dus gratis, verstrekt. Maar, om géén verplichting te maken en om een kleinen wederdienst te bewijzen, betaalde hij per koer de luttele som van vijf-en-twintig cent. Later kréég hij dit verschot van den Rijksopzichter over hel kanaal en over den straatweg wel weer terug. Maar op een keer kwam er een nieuwe Rijksop zichter met „ruime" denkbeelden. Wat was dat nu voor een bekrompen manier van doen! Een bootje hurén voor het Rijk? Neen, nu moest er voor Rijksrekening een flinke boot gebouwd wor den! En toen die er was, moest er ter voorkoming' dat de zuinighëid ook de wijsheid nog zou be driegen, een boothuis bij komen. Dat kostte samen f 1500, wat ongeveer gelijk stond met een j-aar- hjksche rénte van f 75.—. Toen het boothuisje klaar was, was de opzichter verliefd op de doch ter van den tolgaarder en dit gaf den tolgaar Ier- brugwachter aanleiding om den opzichter to ver zoeken wel te willen bevorderen dat aan zijn tolhuis een behoorlijk keukentje werd bijgebouwd. Hoe het met den opzichter en de dochter en de dochter van den tolgaarder-brugwachter verder afgeloopen is, weet ik niet, maar wel meen ik te weten dat dit alles het Rijk op ongeveer f 4000 is komen te staan, ongerekend nog de verplich ting om jaarlijks een evenredig bedrag te besteden voo rtoezicht en onderhoud. Wie schrijft, Die blijft, zegt de man van zaken en de rekeningbetaler on dervindt dit. t Gebeurde onlangs in een Friesch doiq^dat een timmerman bij een barbier een kar weitje had verricht, en daar het pas eenige weken na nieuwjaar was, wildé de kapper liever dade lijk de rekening ontvangen en de zaait vereffenen. Des Zaterdags bracht de spaanjongen de geswi- teerde nota welke als volgt luidde steen en specie zooveel l°on zooveel een gulden voor den loop zooveel otatal d zooveel Toen de barbier het briefje had ingekeken, vroeg hij den jongen: „één gulden voor den loop? overloop? kippenloop? weet je ook wat dat be- teekent ventje; een gulden voor den loop?" „Zeker mijnheer, mijn patroon zei: dat wordt er voor kléine postjes bij gerekend, dat is voor den loop hier naar toe, dat staatt er voor." ,„A! zoo, daar was mij niets van bekend; hier zo omanneke, je centen." Den volgenden Maandag liet een dienstmeisje bij den kapper vragen ,of hij een zijner bedienden wilde zenden om een klein knaapje van juffrouw N. te knippen. „Zeker meisje," was het antwoord. Aan een zijner bedienden was het werkje reeds opgedragen, toen- plots de patroon zei„blijf toch maar hier, ik zal er zelf wel even naar toe loopen." De lieve krullebol werd geknipt en de juffrouw vroeg: „Wat ben ik u schuldig?" „Een gulden 25, juffrouw!" „Wat blief je? f 1.25 voor 't knippen van mijn jongen? Dat heb ik nog nooit betaald; je vergist je zeker?" „Heusch, juffrouw, 25 cent voor 't knippen en één gulden voor den loop". De juffrpuw proestte het uit van het lachen en riep: „Eén gulden voor den loop? dat Ls kostelijk, dat is het toppunt; zeg eeng, vind je zelf ook niet, dat dit we leen beetjêde perken. te buiten gaat'? 'Eén gulden voor den loop, maai hoe kun je in vredesnaam zoo iets in je hoofd ha len?" „Dat staat er voor, juffrouw!" „Wat staat er voor?" „Wel die gulden voor den loop, ac afstand dien ik geloopen heb, is er door een des kundige precies op getaxeerd". „Een gekken boe], ik geloof er niets van." „Ik heb het bewijs in' mijn zak, juffrouw". „Wat? Laat eens zien, ja dat moet ik eens kijken, dan weet ik meteen, •wie dié snuggere bol is, die ons hier in de stal weer op zoo'n oorlogsdessertje komt tracteeren dat moet ik mijn man vertellen." „O ja, juffrouw, dien vooral!" De juffrouw keek naar de envelop pe bedrukt met de firmanaam van haar man, vouwde de nota open en reikte den barbier tl« f 1.25 toe. Dank u wel, juffrouw, en zou u wel zoo goed willen zijn, dezen gulden in den spaar pot van uw zoontje té doen? Bij nader inzien nen ik toch maar besloten, om niet mee te doen aan die: „één guldten voor den loop". Zóó wordt het leven duur en zóó is het op elk gebied. In de N. R. Ct is een pennenstrij j ontstaan over dé hoogc apothekersprijzen. Men dti is van belanghebbende zijde -- heeft beweerd dat dc langdurige en kostbare opleiding van den apotheker het publiek ten goede komt. Boven- dien moet hij op wetenschappelijke gronden zijn recepten bereiden en het publiek moet weten zich veilig aan hém te kunnen toevertrouwen. Nou ja, zegt een leek, maar dat moet men zich bij een bakker toch ook kunnen doen en als deze nu eens 1000 pet. te veel nam omdat hij aantoonde dat zijn brood vrij van gips, moeder koren, arsenicum en andere ongerechtigheden was, die praatjes zouden dan tooh te duur betaald zijn. Een apotheker die zich aan dit spijer-op- den-kop-slaan ergert, zegt: De wetenschappelijke arbei dvan dén apotheker is van het grootste be lang voor den patiënt. En die arbeid moet wor den gewaardeerd, en moet behoorlijk worden be taald. Op een Zaterdagmiddag kwam ik gaa! hij voort in een dorpspastorie, waar de predi kant,, eén geestig heer, een collega van hem op bezoek had. Dez esprak en passant over de hoog prijzen van medicijnen, door apothekers berekend. Dc gastheer zei lachend: „Collega, houd maar gauw uw mond! De predikanten zijn van hetzelf de loodje". „Wij?" vroeg onthutst de andere, „Ja, wij," zoo sprak de oolijkè gastheer. „Dit, is mij hedenmorgen maar eens recht .duidelijk geworden. Ik heb het van mijn vrouw en die heieft het van onzen dorpssohipper." 'Mevrouw, mooie andivie noodig?" vroeg de schipper. „Ja, laat eens kijken," zei mijn vrouw. „Mooi is zc en wat kost ze?" „Vijf en twintig eenten het bos," hervatte de schipper. „J0, schande, in de stad betaal ik maar 20 cent", zei mijn vrouw. Dé schipper zei nu letterlijk, hoor nu eens goed: „Ja mevrouw, zoo gaat het met alles en vaak nog heel anders! Waarneer ik oen preek wil hebben, dan koop ik er een in de stad en dan betaal ik er vijf oent voor. En wan neer dominé, morgen, diezelfde preek hier ver koopt, dan vraagt en krijgt hij 100 guldén". Toen ik mijn vrouw vroeg, wat of zij geant woord had, zei ze mij: „Ik weet niet, of mijn tong verstijfd of verlamd was, maar ik had er niet van terug. Van de erfgenamen van zekere tante met veel neven en nichten kan dit niet gezegd worden. Onder die vele neven was er aen waar tante veel mee op had en toen de brave ziel ten lange leste voor goed de oogen sloot, toen kreeg deze de „.heéle boel". Dat stond de andere neven en nich ten ganscbelijk niet aan en do algemeene conclu sie was: Tante was bepaald niet meer geheel bij haar zinnen geweest, toen ze dat testament liet opmaken. Immers, tien maanden later reeds maest ze in een krankzinnigengesticht worden opgs- nomen, waar ze ook is overleden. De onterfden stelden dus een eisch tot nietigverklaring in bij de rechtbank te 's Hage. Wel, nu nog mooier zei neef-erfgenaam, en hij kwam met wel 9 go- tuigen voor de rechtbank, die allen bezwoeren, dat tante, toen ze haar testament' maakte, zoo helder van geest was als men slechts wenschcn kon. Maar de onterfden kwamen neef erfgenaam overtroeven, door niet met 9, maar met wei' 15 getuigen voor de rechtbank te verschijnen, die allen verklaarden, dat tante in die dagen al vrij wel troebel was en spins vreemd deed. En bij die 15 getuigen waren niet minder dan 3 dok toren. De rechtbank woog het bewijs, voor het tegenbewijs, oordeelde 't laatste het zwaarst en- verklaarde het testament voor nietig. Neef-erf genaam woedend. Legde zieh er niet bij ne-r. „Gooide" hiet voor 't gerechtshof. Helaas, dat dacht er precies zoo over als de rechtbank. Neet- erfgenaam krijgt niet alles; hij moet de ander) nevJen en nichten laten mee-parten. Wie pleit om oen koe, Ge-ev' liever een toe, waarmee bedoeld wordt dat prooedeeren een lang durige, kostbare geschiedenis is en geen der par tijen er beter van wordt. Lang van adem, ja dat was het prooes dat dezer dagen afliep, maar voor eischferesse niet onvoordeelig. In het jaar 1878. dus ongeveer 47 jaar geleden, werden in door rijksambtenaren 16 koeien in beslag genomen bij den landbouwer Dijkhuis, wonende onder de gemeente Losser, onder het motief, dat de die ren onbeheerd stonden en de eigenaar niet bekend was. De koeien werde ndoor het Rijk te _,o3so: publiek verkocht, maar de landbouwer liet het er niet bij -zitten en begon een proces "tegen den Staat, zulks in opdracht van den héér L. M. do Leeuw, die meende de wettige eigenaar vin de verkochte 16 koeien te zijn. Na 45 jaar proce deerde de heer David de Leeuw opnieuw mot den Staat en nu is eindelijk deze week voor het Haagsche gerechtshof de beslissing gevallen. Het Rijk werd veroordeeld in de kosten en bevolen het voor de 16 koeien ontvangen bedrag aan den eigenaar terug te betalen, alsmede de rente over- de verloopen 47 jaar. Dit bedrag komt nu ten goede aan de wed. De Leeuw te Enscheae. der Kc gespet Bonde ken ii Ine ee orches men i waar ledika telefoi lebt r uw oo: jrkest e in slotte rerbaa wakke m op ik het nuziel lagrej Enfi /er teil ütadioi en in 1 k gele al toe d< oL G Tege ■eld, i olksli telden nrukb fgavei irins I oudigi renden spul", rel be at ik e rust et oog ij een et doe pplauc erstooj ig wa Eng orner len fl g eele t oorder iet zoi en lei< kri Voor te ïza er >u hee ij voor en. Ik eer n - Ja intrekl nze wt Toen evallig echter: Zij bi iets aal." Liza i tzaal 1 Her oo: hrijder hijning door leef R, n onbi oes't d; n er ti ziel ar te Mij rne a nu, Pgiment Naund Igehoud 1- Ik Par ina op jzonder |eisjesné Als eene verpli Ah te wi gen kunne: Pe gen it lange geen laten 1 Jje gek, pijnhei V1 de pi pndde e Dar ,-t te v F* was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1925 | | pagina 4