B.De boeren hebben groot -gelijk. Eiken dag
opnieuw hebben de ophouders flink verdiend, er
zijn er van 4060 gld. En dan houdt je vanzelf
iwel op.
K.Maar waar loten jullie dan voor? 't Lijkt
'nergens op en 't moest nu maar eens uit wezen.
B.: Mijn goeie man, wat praat je toch. "Wie
is de oorzaak van dat ophouden? De koopman
immers, die nu de heele week reeds aan 't. eind
van de markt meer besteedde als aan 't begin.
De heeren zijn 't niet met elkaar eens, kijken
ietwat verstoord.
14 Maart. Witten worden geveild, o.m. óók
een partij, den vorigen dag opgehouden. De markt
is voor dit artikel traag en deze ophouder heeft
een strop De ietwat zenuwachtige trek van
's bouwers rechtermondhoek naar boven, verraadt
's mans gedachten: „ik houd geen denen meer
op".
Op de meelzak blijkbaar goed geklopt; honderd
bouwers met gelen. Ook voor gelen is de prijs
nu iets lager, alsmede voor rooden.
Dé bouwer beweert met allen ernst, dat er nu
met 14 dagen aan den geheelen Langendijk zelfs
geen koolblaadje meer te vinden zal zijn, laat
staan 'n stronk.
De koopman brengt gewichtig zijn rechter
hand ten hoogt evan zijn oor, zet een ernstig
gezicht en zegt: „Precies als een meelzak, man!"
Het leven in de Hoofdstad
Maart 1925.
Na een winter, die geen winter was, waarin alle
poëzie van besneeuwde daken en kristallen ijs
pegels ontbrak, waarin de natuur bleef door-
bloeien en groeien en de voorjaarsboden als
symphtomen van het Nieuwe Leven al tal
rijk waren, is Lentemaand gekomen. Lentemaand'
afschuwelijke parodie en ironie, nog afschuwe
lijker dan de lauwe winterachtige weken, die
nu weer tot het verleden behooren. De stormbal
wordt geheschen, de hagel klettert tegen de glazen
als het tromgeroffel van een vijandelijk leger
dat loert en strijdt om het mooie te vernietigen,
dat de naaste toekomst ons baren mocht. De slag
is gestreden stille, doodsche stilte met schrale,
grimmige koude. Dokter, apotheker en doodgraver
hebben het druk, zij zijn helaas de eenigen die
van „drukte" kunnen spreken. De anderen meer
van „druk" en „gedruktheid". Dan valt er weer
een gore regen, niet kristal-helder, heerlijk-ver-
frisschend, stof-verjagend, forsch-neerspui'end als
in mid-zomer maar met akelig-logge, intens-dikke
klevérige droppen, die plomp neervallen als mod
derspatten uit een plas, door 'n auto-wiel in be
roering gebracht. De lucht wordt dikker-grauw
midden op den dag moeten wij het licht ontsteken
om te kunnen lezen. En dan dalen, onverwacht
als bij een tooneelvoorstelling grootc, grijze vlok
ken op het modder-aardrijk neer. Dikker en aieh-
ter wordt de vlokken-val, 't is als daalt een fari-
taisie-doek uit een revue door de nu toch al
fantastische stralen.
Eantaisie poëzie Ja, ze is toch overal èc
vinden, zelfs in deze allegorie van 't leelijke
kleur- en zonloozc. De natuur weent, zingt in
wanhoopsklanken, brengt in beeld het schrijnend
leed uit zoo menige menschenziel.
(Eén oogenblik schijnt de sneeuw te triumfeeren
oyer dje modder brei. Doch dat is maar schijn. Het
blanke wit verbruint. De ondergrond dringt als
oen besmettende ziekte door de luchte, lichte
laag, pakt ze saam, doet ze klonten, harden en
verstijven. En weldra is het blanke sneeuwkleed
•gemetamorphoseerd in een afschuwelijken mod
derpoel, waartegen geen gewone schoenen bestand
zijn, die ons huiverig en ziek maakt.
En eiken dag 't zijn er nu reeds vele wij
zen we naar 't haantje van den toren. De eerste
dag van Maart was oen der negen zomersehc,
waar blijven de andere acht? Maar die stoute
Haan met zijn Vergulde vleugels blijft maar
naar het Zuid-Wiesten wijzen. De stormwind
beukt, de ramen kletteren, de boomen in 't park
warden ontworteld, de schepen vergaan op onze
kusten. Arme visschersDe visch die we thans
eten wordt wel duur betaald! En dan de dui
zenden, die ook thuis zich niet kunnen warmen,
omdat er gfeen geld is om brandlstof te koopen,
die soms in dagen geen gekookt eten hebben ge
proefd. Ein dan als wraakroepende tegenstelling:
de bende, die je 's morgens vroeg soms in auto's
ziet passeeren, zinloos-doende ver- en half ontkleo-
vrouwen en slaapdronken mannen in verfomfaai
de costumes, die terugkeeren van een bal-masqué
naar het werkelijk dé-masqué aas, waar je zag
de mensch die zich verlaagde tot het redeloos
gedierte
(nieuwsgierigheid) vande burglerhuismoedtertjes
buitengewoon groot. Heel wat huishoudelijke
plichten zullen er aan opgeofferd zijn.
Zou de hoofdfactor bij die moesten echter geen
pure nieuwsgierigheid en sensatielust zijn ge
weest?
In de maand Maart bloeide oudtijds de be
langstelling in die schouwburgen weer op, on
danks het feit, dat velen om religieuse redenen
dan geen openbare vermakelijkheden bezochten.
Maar men zeide: ze geven dan de mooiste smuk
ken. Maar ook de doorslaande kermisstukken of
revues, zooals die vroeger werden gegeven en
die met September wareu begonnen en na Nieuw
jaar gingen zakken, leefden in Maart weer ge
heel op. Het theater waar in de laatste jaren
echte Septemberstukken werden gegeven, was de
Plan tage-schouwburg.
De Jantjes II hebben 't zooals ik indertijd
reeds voorzag het niet tot Maart uitgehouden,
in December al op sterven en werden in Januari
begravjen. Er gaat nu in dozen schouwburg een
ander stuk van den heer Bouber, dat echter op
den rug van ee nniet bestaanden Fransehen senrij-
ver is geschoven. Het stuk werd indertijd onaai
de weinig kiesche titel: „Publieke Vrouw" op
gevoerd en heet nu „Sensatie-prooes!" Men ge
lieve deze draak niet te verwarren met een stuk
„Sensatie" dat door een ander gezelschap wordt
De eerste helft van Maart heeflt zich geken
merkt door sensationeele liegrafenissen. Eerst van
den politieagent, die door het per ongeluk afgaan
van een revolver van een kameraad in het poli
tiebureau het leven verloor. Duizenden waren
op den been, sommigen stonden op bepaalde pun
ten een uur of langer te wachten. Het spijt mij
dat ik het zeggen moet, maar het wil er lij
mij niet in dat die groote belangstelling ean
symptoom was van zuiver mede-lijden met het
slachtoffer en zijn nagelaten betrekkingen. Want
wat er geschied was, moet beschouwd worden
als een zuiver ongeluk, dat buiten do maatschap
pelijke positie van het slachtoffer stond. Een
voetganger, die uitwijkende voor een woes ten
fietsrijder, onder een auto raakt, een bootwerker,
die in 't ruim van een schip stort of een metselaar
die van een hoogen stijger te pletter valt, zou
precies evenveel recht op belangstelling hebben.
Een geheel ander geval zou het natuurlijk zijn
als een brandweerman bij zijn pogingen om kin
deren uit een brandend huis te redden, zijn hel
denmoed met den dood hebben moeten bekoopen.
En ook bij de begrafenis van de ongelukki gen,
die door verstikking vermoedelijk, in de woon
schuit ojn het leven kwamen, was de deelname
1 April wordt in dezen schouwburg weer eens
een stuk uit de oude doos opgevoerd: Olivier
Twist van Charles Dickens. Of het niet te lang
dradig zal zijn voor ons tegenwoordig geslacht
De titelrol wordt gespeeld door de jongejuffrouw
Wiesje Bouwmeester, 'n dochtertje van den ouder.
Bouwmeester en mevr. Marie Braakensiek. Of he
meisje talent heeft, is mij niet bekend.
Het theater Nöggerath in de Reguliersbree-
straat scheen een bloeimoment tegemoet te gaan
met de aardige operette: „De Champagnefreule'
door Poldi Reiff's operette-gezelschap, want liet
publiek amuseerde zich kostelijk, de operette was
nieuw en onderhoudend; mevr. Poldi-Heiff was
allereharmantst en toond eals bij too versl ag een
meer allereerste operette artieste te zijn geworden,
terwijl haar echtgenoot niet alleen- op onweer
staanbaar komische wijze zijn rol vervulde, maar
ook alle eer toekomt voor de kranige ineenzettiug
cp allerlei gebied. Maar de directie van 't ge
bouw^ de heer Pokli Beiff speelde in combinatie.)
waar de loop nu eenmaal niet in zit en ongeveer
alles mislukte, vond dat de menschen niet spoedig
genoeg kwamen. De kans, die zij had om de
menschen weer te trekken, die voor zoover zc
er nog kwamen nog oningewijd waren door het af-
scliuwelijk minderwaardige („Is ie effe tof!!"
dat in dit theater is opgevoerd, heeft zij ver
zuimd. Want zij prolongeerde niet on haalde weer
een ander gezelschap naar binnen. De Champagne-
freule van het echtpaar Poldi-Reiff zal echter
zeker overal in den lande met open armen worden
ontvangen.
Cor Buys speelt thans met zijn gezelschap in
het Centraal Theater. Ik zag bij hem „Plenty
money" een buitengemeen geestig stuk, waarin
we naast don voor zijn genre zoo genialen Cor
Buys, zijn jongeren broeder Anton als een bui
tengewoon goed acteur leerden waardeeren.
Van alles en nog wat
Nadruk verboden.
Maar.t, roert zijn staart.
Z6gt een oud rijmpje, maar ook het middenmootjo
van de lentemaand, mag er zijn. Jammer zeggen
de stadsmensehen; goed zoo, meenen de buiten
lui, speciaal de eigenaars van land- en tuingron
den. Maar afgezien welker inzicht juist is
't voorjaar van 1925 kan er zijn. De graslanden
zijn groen als in April en 't 'uitbottend struik
gewas spdeekt van nieuw leven. In de boomen
kwinkeleeren en kirren de vogels en zingen de
eerste tonen van hun liefdeslied. De kievit is
gearriveerd en 't eerste eitje van dezen gekuif-
den trekvogel is onder Pijnacker al geraapt.
En als de natuur binnenkort zich toont met hét
cpstandingskleed, dan spreekt het van zelf uat
de vrouw al striemt de sneeuw en hagel ook nog
zoo en blaast de Oostenwind neus en ooren blauw
eveneens „opstandig" wordt en aan een nieuw
kleedje denkt, iets aparts, iets wat flat tiert en
haar taille op haa rbest uit doet komen. Het
modehuis Hirsch te Amsterdam, zoo wordia aao
„N. R. Ct." geschreven, was de eerste, die
ons dé geheimen van het nieuwe seizoen open
baarde. Daar wandelden ae Fransche en Holland'
sche mannequins. En al heel gauw zagen wij
het: de lijn,q die slanke lijn, heeft zich veten
te handhaven, en de rokjes zijn nog kort, korter
dan zij ooit geweest zijn. Maar in de tinten i3
meer variatie, dan wij aen laatsten tijd gewend
waren. Bood en wit en zwart, grijs en groei,
beige, paars en écaille, wij mogen alles dragen,
in vele nuances, in verschillende stoffen, in kasha,
gabardine en crêpe de chine, in crêpe georgette,
foulard en satin lumin'eux, in al die soepele weef
sels, die tegenwoordig en vogue zijn. Vooral kasha
is geliefd.
En 't voorjaar brengt den mannen ook iets, we
bedoelen de schoonmaak. We zullen de laatste
zijn, die het nut van een dergelijk reinigingspro
ces ontkennen, maar mee sympathiseeren, dat
kunnen we niet. Gelukkig dat in deze het woord
aan de vrouw is. We zullen niet den lof bezin
gen van haar alziend oog en al bestierende hand,
maar dat zc op dit terrein onmisbaar is, zie dat
moet ons uit de pen. In een gemeente op een der
Z.-H.-eiland'en, ruilde men de openbare tegen de
bizondere school. Dus waren de beid ehoofden,
die bij de scholen wonen, gedwongen, ook van
woningen te wisselen. En verhuizen kost geld.
Van gemeentewege schijnt, men toen gezegd te
hebben ,dat vergoeding dezer kosten zou worden
verkend. De rekeningen .moesten dan bij het ge
meentebestuur worden ingezonden. Het hoofd van
de bizondere school kwam met een nota van
f 300.zijn collega van de openbare had '1
tot f 160.gebracht. B. en W stelden voor resp.
L200 en f 150 te geven. En ze kregen f 100 en
f 75. Het was bij deze gelegenheid, dat de vrouw
zich gelden liet. Het eenige vrouwelijke gemeen
teraadslid van de 7 vroeg de nota's en begon
haar vrouwelijke eritiek met de opsomming van
de werkjes, waarvoor geen arbeidsloon behoort,
te worden uitgegeven, omdat dat van die kar
weitjes zijn, die men zelf doet. Ze achtte verder
het in rekening brengen van nieuwe vitrage
gordijnen voor 7 ramen veel te „bar". Zeker, ze
zullen misschien wel noodig geweest zijn, maar
•dan waren de oude gordijnen toch versletenen
hadden er ook in 4e oude woning nieuwe moeten
komen. En., ste- je voor, de bovenmeester ge
bruikte allovernets! Dat was heelemaal onnoodi.g.
t Slimste was toch, dat een stoffeerder de gor
dijnen had genaaid. Dat was zuiver luxe, niets
leent zich ^zoo goed voor het zelf-vermaken als
vitrage; bij haar was dan ook nooit een stoffeer
der aan dé vitrage-gordijnen geweest. En voor
de eerste maal sinds de vrouw daar lid van de
vroedschap is kunnen worden, scheen haar woord
overredingskracht te bezitten. Arme hoofdonder
wijzers ,die niet verwacht hadden, dat het ge-
meentebestuu rzoo „royaal" met verhuizings ver
goeding zo uzijn!
Met dit voorbeeld voo roogen zouden we advi-
seeren willen: breng bij de eerstvolgende verkie
zingen voor de Tweede Kamer .wat meer dames
in dit college. Mogelijk krijgen dan eenigen hun
ner zitting in de commissie welke men „reken
kamer betitelt. Och, '1 is daar zoo hard noodig
een beetje meer toezicht. We zijn overtuigd dat
dan geen particuliere woning in Den Haag voor
f 130.000.als afbraak gekocht wordt, om daar
na f 500.000.voor nieuwbouw en meubileering
van een ambtswoning uit te geven. En er gebeu^
ren veel rare dingen bij 't Rijk. 't Hdbl. vertelt
van een kwartje dat aangroeide tot f 4.000.—.
Over een klein, gekanaliseerd riviertje, dat ge
kruist werd door een rijksstraatweg, lag een op
haalbrug. Ter bescherming van het vaste gedeel
te van die brug stonden er aan weerskanten daar
van vier, zés of acht dukdalven. Deze moesten,
voor hun behoud, jaarlijks bij lagen waterstand,
geteerd worden. Dit deed, voor het Rijk, de tol
gaarder-brugwaehter. Deze had dc daarvoor ,ioo-
dige teer ter beschikking en huurde dan, op ge
schikte tijden, van een toevallig vóór (of achter")
de brug overnachtenden tjalkschipper het rooi
bootje. Dit bootje werd hem feitelijk telkens uit
goede buurschap, en dus gratis, verstrekt. Maar,
om géén verplichting te maken en om een kleinen
wederdienst te bewijzen, betaalde hij per koer
de luttele som van vijf-en-twintig cent. Later
kréég hij dit verschot van den Rijksopzichter over
hel kanaal en over den straatweg wel weer terug.
Maar op een keer kwam er een nieuwe Rijksop
zichter met „ruime" denkbeelden. Wat was dat
nu voor een bekrompen manier van doen! Een
bootje hurén voor het Rijk? Neen, nu moest er
voor Rijksrekening een flinke boot gebouwd wor
den! En toen die er was, moest er ter voorkoming'
dat de zuinighëid ook de wijsheid nog zou be
driegen, een boothuis bij komen. Dat kostte samen
f 1500, wat ongeveer gelijk stond met een j-aar-
hjksche rénte van f 75.—. Toen het boothuisje
klaar was, was de opzichter verliefd op de doch
ter van den tolgaarder en dit gaf den tolgaar Ier-
brugwachter aanleiding om den opzichter to ver
zoeken wel te willen bevorderen dat aan zijn
tolhuis een behoorlijk keukentje werd bijgebouwd.
Hoe het met den opzichter en de dochter en de
dochter van den tolgaarder-brugwachter verder
afgeloopen is, weet ik niet, maar wel meen ik
te weten dat dit alles het Rijk op ongeveer f 4000
is komen te staan, ongerekend nog de verplich
ting om jaarlijks een evenredig bedrag te besteden
voo rtoezicht en onderhoud.
Wie schrijft,
Die blijft,
zegt de man van zaken en de rekeningbetaler on
dervindt dit. t Gebeurde onlangs in een Friesch
doiq^dat een timmerman bij een barbier een kar
weitje had verricht, en daar het pas eenige weken
na nieuwjaar was, wildé de kapper liever dade
lijk de rekening ontvangen en de zaait vereffenen.
Des Zaterdags bracht de spaanjongen de geswi-
teerde nota welke als volgt luidde
steen en specie zooveel
l°on zooveel
een gulden voor den loop zooveel
otatal d zooveel
Toen de barbier het briefje had ingekeken,
vroeg hij den jongen: „één gulden voor den loop?
overloop? kippenloop? weet je ook wat dat be-
teekent ventje; een gulden voor den loop?"
„Zeker mijnheer, mijn patroon zei: dat wordt
er voor kléine postjes bij gerekend, dat is voor
den loop hier naar toe, dat staatt er voor."
,„A! zoo, daar was mij niets van bekend; hier
zo omanneke, je centen."
Den volgenden Maandag liet een dienstmeisje
bij den kapper vragen ,of hij een zijner bedienden
wilde zenden om een klein knaapje van juffrouw
N. te knippen. „Zeker meisje," was het antwoord.
Aan een zijner bedienden was het werkje reeds
opgedragen, toen- plots de patroon zei„blijf
toch maar hier, ik zal er zelf wel even naar toe
loopen."
De lieve krullebol werd geknipt en de juffrouw
vroeg: „Wat ben ik u schuldig?" „Een gulden
25, juffrouw!" „Wat blief je? f 1.25 voor 't
knippen van mijn jongen? Dat heb ik nog nooit
betaald; je vergist je zeker?" „Heusch, juffrouw,
25 cent voor 't knippen en één gulden voor den
loop". De juffrpuw proestte het uit van het
lachen en riep: „Eén gulden voor den loop? dat
Ls kostelijk, dat is het toppunt; zeg eeng, vind je
zelf ook niet, dat dit we leen beetjêde perken.
te buiten gaat'? 'Eén gulden voor den loop, maai
hoe kun je in vredesnaam zoo iets in je hoofd ha
len?" „Dat staat er voor, juffrouw!" „Wat staat
er voor?" „Wel die gulden voor den loop, ac
afstand dien ik geloopen heb, is er door een des
kundige precies op getaxeerd". „Een gekken boe],
ik geloof er niets van." „Ik heb het bewijs in'
mijn zak, juffrouw". „Wat? Laat eens zien, ja
dat moet ik eens kijken, dan weet ik meteen,
•wie dié snuggere bol is, die ons hier in de stal
weer op zoo'n oorlogsdessertje komt tracteeren
dat moet ik mijn man vertellen." „O ja, juffrouw,
dien vooral!" De juffrouw keek naar de envelop
pe bedrukt met de firmanaam van haar man,
vouwde de nota open en reikte den barbier tl«
f 1.25 toe. Dank u wel, juffrouw, en zou u wel
zoo goed willen zijn, dezen gulden in den spaar
pot van uw zoontje té doen? Bij nader inzien nen
ik toch maar besloten, om niet mee te doen aan
die: „één guldten voor den loop".
Zóó wordt het leven duur en zóó is het op
elk gebied. In de N. R. Ct is een pennenstrij j
ontstaan over dé hoogc apothekersprijzen. Men
dti is van belanghebbende zijde -- heeft beweerd
dat dc langdurige en kostbare opleiding van den
apotheker het publiek ten goede komt. Boven-
dien moet hij op wetenschappelijke gronden zijn
recepten bereiden en het publiek moet weten
zich veilig aan hém te kunnen toevertrouwen.
Nou ja, zegt een leek, maar dat moet men zich
bij een bakker toch ook kunnen doen en als
deze nu eens 1000 pet. te veel nam omdat hij
aantoonde dat zijn brood vrij van gips, moeder
koren, arsenicum en andere ongerechtigheden was,
die praatjes zouden dan tooh te duur betaald
zijn. Een apotheker die zich aan dit spijer-op-
den-kop-slaan ergert, zegt: De wetenschappelijke
arbei dvan dén apotheker is van het grootste be
lang voor den patiënt. En die arbeid moet wor
den gewaardeerd, en moet behoorlijk worden be
taald. Op een Zaterdagmiddag kwam ik gaa!
hij voort in een dorpspastorie, waar de predi
kant,, eén geestig heer, een collega van hem op
bezoek had. Dez esprak en passant over de hoog
prijzen van medicijnen, door apothekers berekend.
Dc gastheer zei lachend: „Collega, houd maar
gauw uw mond! De predikanten zijn van hetzelf
de loodje". „Wij?" vroeg onthutst de andere,
„Ja, wij," zoo sprak de oolijkè gastheer. „Dit,
is mij hedenmorgen maar eens recht .duidelijk
geworden. Ik heb het van mijn vrouw en die
heieft het van onzen dorpssohipper."
'Mevrouw, mooie andivie noodig?" vroeg de
schipper. „Ja, laat eens kijken," zei mijn
vrouw. „Mooi is zc en wat kost ze?" „Vijf
en twintig eenten het bos," hervatte de schipper.
„J0, schande, in de stad betaal ik maar 20 cent",
zei mijn vrouw. Dé schipper zei nu letterlijk, hoor
nu eens goed: „Ja mevrouw, zoo gaat het
met alles en vaak nog heel anders! Waarneer ik
oen preek wil hebben, dan koop ik er een in de
stad en dan betaal ik er vijf oent voor. En wan
neer dominé, morgen, diezelfde preek hier ver
koopt, dan vraagt en krijgt hij 100 guldén".
Toen ik mijn vrouw vroeg, wat of zij geant
woord had, zei ze mij: „Ik weet niet, of mijn
tong verstijfd of verlamd was, maar ik had er
niet van terug.
Van de erfgenamen van zekere tante met veel
neven en nichten kan dit niet gezegd worden.
Onder die vele neven was er aen waar tante veel
mee op had en toen de brave ziel ten lange leste
voor goed de oogen sloot, toen kreeg deze de
„.heéle boel". Dat stond de andere neven en nich
ten ganscbelijk niet aan en do algemeene conclu
sie was: Tante was bepaald niet meer geheel bij
haar zinnen geweest, toen ze dat testament liet
opmaken. Immers, tien maanden later reeds maest
ze in een krankzinnigengesticht worden opgs-
nomen, waar ze ook is overleden. De onterfden
stelden dus een eisch tot nietigverklaring in bij
de rechtbank te 's Hage. Wel, nu nog mooier
zei neef-erfgenaam, en hij kwam met wel 9 go-
tuigen voor de rechtbank, die allen bezwoeren,
dat tante, toen ze haar testament' maakte, zoo
helder van geest was als men slechts wenschcn
kon. Maar de onterfden kwamen neef erfgenaam
overtroeven, door niet met 9, maar met wei' 15
getuigen voor de rechtbank te verschijnen, die
allen verklaarden, dat tante in die dagen al vrij
wel troebel was en spins vreemd deed. En bij
die 15 getuigen waren niet minder dan 3 dok
toren. De rechtbank woog het bewijs, voor het
tegenbewijs, oordeelde 't laatste het zwaarst en-
verklaarde het testament voor nietig. Neef-erf
genaam woedend. Legde zieh er niet bij ne-r.
„Gooide" hiet voor 't gerechtshof. Helaas, dat
dacht er precies zoo over als de rechtbank. Neet-
erfgenaam krijgt niet alles; hij moet de ander)
nevJen en nichten laten mee-parten.
Wie pleit om oen koe,
Ge-ev' liever een toe,
waarmee bedoeld wordt dat prooedeeren een lang
durige, kostbare geschiedenis is en geen der par
tijen er beter van wordt. Lang van adem, ja
dat was het prooes dat dezer dagen afliep, maar
voor eischferesse niet onvoordeelig. In het jaar
1878. dus ongeveer 47 jaar geleden, werden in
door rijksambtenaren 16 koeien in beslag genomen
bij den landbouwer Dijkhuis, wonende onder de
gemeente Losser, onder het motief, dat de die
ren onbeheerd stonden en de eigenaar niet bekend
was. De koeien werde ndoor het Rijk te _,o3so:
publiek verkocht, maar de landbouwer liet het er
niet bij -zitten en begon een proces "tegen den
Staat, zulks in opdracht van den héér L. M.
do Leeuw, die meende de wettige eigenaar vin
de verkochte 16 koeien te zijn. Na 45 jaar proce
deerde de heer David de Leeuw opnieuw mot
den Staat en nu is eindelijk deze week voor het
Haagsche gerechtshof de beslissing gevallen. Het
Rijk werd veroordeeld in de kosten en bevolen
het voor de 16 koeien ontvangen bedrag aan den
eigenaar terug te betalen, alsmede de rente over-
de verloopen 47 jaar. Dit bedrag komt nu ten
goede aan de wed. De Leeuw te Enscheae.
der Kc
gespet
Bonde
ken ii
Ine ee
orches
men i
waar
ledika
telefoi
lebt r
uw oo:
jrkest
e in
slotte
rerbaa
wakke
m op
ik het
nuziel
lagrej
Enfi
/er teil
ütadioi
en in
1
k gele
al toe
d<
oL G
Tege
■eld, i
olksli
telden
nrukb
fgavei
irins I
oudigi
renden
spul",
rel be
at ik
e rust
et oog
ij een
et doe
pplauc
erstooj
ig wa
Eng
orner
len fl
g
eele t
oorder
iet zoi
en lei<
kri
Voor
te
ïza er
>u hee
ij voor
en. Ik
eer n
- Ja
intrekl
nze wt
Toen
evallig
echter:
Zij bi
iets
aal."
Liza i
tzaal 1
Her oo:
hrijder
hijning
door
leef R,
n onbi
oes't d;
n er ti
ziel
ar te
Mij
rne a
nu,
Pgiment
Naund
Igehoud
1- Ik
Par
ina op
jzonder
|eisjesné
Als
eene
verpli
Ah
te wi
gen
kunne:
Pe gen
it lange
geen
laten 1
Jje gek,
pijnhei
V1 de pi
pndde e
Dar
,-t te v
F* was