NIEU WE Donderdag1 13 Augustus 1925. 84e 'Jaargang m ff i A JfO» 95. IITERS, TËLEPMHae BI COURANT. DU nummer bestaat uit twee bladen. BEBHTE BLAD. Buitenlandsch Overzicht Nadruk verboden. Als de wereld vooruitgaat, is het zeker heei ngzaam, zoo langzaam, dat de vooruitgang in a menschenleeftijd moeilijk is op te merken, et zegt dus al heel wat, wanneer we in de inter! tionale verhoudingen ondanks den oorlog, die zoo grondig verstoorde en misschien wel voor a deel als gevolg van dien oorlog, die ons het ivaar van dergelijke verstoringen leerde, een rgelijke vooruitgang meenen op te merken in n sinds het einde van den oorlog hardnekkig crtgezette poging om door andere middelen dan nu toe internationale geschillen te beslechten, ie Volkenbond was er ondanks zijn ernstige ibreken en het misbruik, dat er van hem ge lakt is, toch in de grond Van dit streven een elbeteekende uiting. [En het is duidelijk, dat oral de kleine staten hun best doen om een iheel stelsel van internationale rechtspraak aan ize instelling te doen aansluiten. Als bewijs daarvan kan men ook het Deenséhe oretel zien tot instelling van internationale middelingscommissie, verband houdend met het iternationale gerechtshof in den Haag, aie bij it rijzen van geschillen haar diensten zouden urnen bewijzen steunend op het gezag van het iternationale gerechtshof, dat in elk geval den «rzitter der commissie zou aanwijzen. Het voor,- el bedoelt dus feitelijk bemidldelings-oommis- 68, als nu telkens ter beslechting van bepaalde sohillen worden benoemd, als- 't ware perma- int te verklaren, teneinde ze bij het uitbreken een conflict onmiddellijk bijl de hand te heb- n. En het doen van dit voorstel bewijst niet ieen den goeden wil der kleine staten en van enemarken in 't bijzonder om de gedachte der bitrage te versterken, maar ook het veldwinnen zer gedachten in het internationale leven en de teekenis, die de bemiddeling en de bemididelingsl- mmissies reeds in dit leven gekregen hebben. streven om door middel van deze co mm id ee de geschillen op minder bloedige wijze aan t nu toe te beslechten, spreekt zich dan ook getwijfeld duidelijk uit. De moeilijkheid zit m echter nog in het zich zelf onderwerpen n dit streven, ook wanneer het eigenbelang er et onmiddellijk door gediend schijnt. In het uder voorbehoud erkennen van de uitspraak oommissies als beslissend. E,n de feiten enen telkens opnieuw, dat deze moeilijkheden t streven dat zich ook in het Deensche voor1- >1 openbaart, leelijk in den weg blijft zitten. Het schijnt wel, of dit zich ook ten opzichte n de uitspraak der commissie van deskundigen or den Volkensbondsraad naar Mosoel gezonden over het geschil tusschen Turkije en Irak, t wil feitelijk zeggen tüssohen Turkije en En- tand advies uit te brengen, opnieuw zal uiti- «ken. Blijkbaar is de Oommissie tot de conclusie ge- toen, dat de Mosoel uit nationaal oogpunt eer bij Turkije dan bij Irak behoort. De zaak daarmee dus eigenlijk ten gunste van Tur- e's aanspraken beslist moeten zijn. Maar het tohil ia het gevolg van de aanwezigheid van holeum en andere delfstoffen in het bezette bied. lï En dat heeft zoodanig Engeland's begeerigheid wekt, dat de commissie daarmee wel rekening '•■«t lix uden. Bovendien kan de oommissie ter'echt veronder- [ilen, dat de exploitatie van den oodem ondier 1 gelach bestuur beter verzekerd was dan on- T Turksöh. En bij deze richtige exploitatie zijn d alleen Engelsohe, maar ook Amerikaan scha ïtaansehe belangen betrokken. Het was dus "lelijk ,dat Turkije's aanspraken "een hard'en bber moesten hebben om erkend te worden. En de oommissie heeft dan ook geadviseerd het bied bij Irak te voegen, mits Engeland's man- 't er over gehandhaafd blijft. Is dat niet het 'el, dan geeft zij den raad het maar aan "kije toe te wijzen. En wil den VolkCnbonds- a<l het verdeelen, dan geeft zij een scheiding^- aan, die het grootste deel aan Turkije iaat. vraag is nu maar, of Turkije zich naar deze •spraak zal willen schikken. De stilzwijgende '«nning, dat het gebied, wat zijn bevolking keft, eerder bij Turkijle hoort, geeft dit land "sterk wapen van verziet in de hand. De Eou "ie heeft tijdens dten oorlog zooveel drukte ge stat over het zelfbeschikkingsrecht dier vol ken, dat het den Volkenbondsraad, die min of meer haar vertegenwoordiger is, altijd moeilijk moet vallen een beroep daarop zoo maar zonder meer terzijde te schuiven. Maar hij heeft al meer getoond tegen dergelijke moeite niet op te zien. Met kwistige hand heeft j hij na de noorlog de mandaatgebieden rond ge strooid, dat wil zeggen, allerlei gebieden aan de groote Ententestaten als geschenken uitge deeld. Of de volken dier giebiedlen daarmee ae- Vjoord gingen, is nooit gevraagd. Ein thans nog ervaren deze staten voortdurend, dat dat aller minst het geval was. Frankrijk merkt het nu weer in Syrië waar het van de Droezen leelijke klappen heeft opgeloopen. Ongetwijfeld zal het niet aarzelen stevig terug te slaan. Maar derge lijke vechtpartijen komen heit in dezen tijd niet bijster gelegen. Aan Marokko heeft het al meer dan genoeg. Ein het is dan ook heel begrijpelijk, dat bet er de voorkeur aan geeft Abd-el-krim zich naar ien 'Franschen wil gewillig te zien schikken dan hem daaraan te moeten onderwierpen. Daarom heeft het tezamen mtet Spanje vredesvoorwaarden aangeboden, die niet veel anders dan een derge lijke onderwerping aan Frankrijk van de Riffij nen vragen. Of deze erg haastig zullen zijn in het aanvaarden van die voorwaarden mag betwij feld worden. Maar het is ook nog de vraag, of Eingeland er mee accoord zal gaan, omdat de aan vaarding dezer voorwaarden een aanzienlijke uit breiding van Frankrijk's macht in Marokko be- teekenen. Misschien zou hier een gunstig geval aanwezig zijn om den ernst van het sitreven dhr Europee- sc'he volken om het met bemiddhlingscommissies te probeeren.en ieder volk zijn recht te geven- op de proef te stellen. Alleen zou de proef wel eens iets kunnen uitwijzen, wat we liever niet weten. Van alles en nog* wat 1 What is in a name? Niets en toch' ook weer alles. Een naam te niak<jn is niets, eea naam te houden is alles. Eir zijn beroemdheden en be roemdheden. De namen van hen die in de historie met gulden letters gegrifd staan zullen als lich tende planeten alle tijden door blijlven stralen in onverwelkbaren glans, maar de namen van helden van den nieuwen tijd zijtn uitgewischt vcór de drager er van is heengegaan, m.a.w. ze over leven hun roem. De „Olympiade" fingeert en in terview met een beroemd man, een voetballer, die niet in het Nederlandsch elftal benoemd was. „Interviewer" schrijft: „Zooals hij daar zat, leek hijl niet ouder dan 25 jaar. Hij had een smal en blank jongensge zicht blond haar en een klein snorretje, als een penseeltje uit een verfdoos. En toch is nij ^be roemd gevierd. Op de grens der onsterfelijk heid. Want hij kan voetballen. „Kunt u er zich mee vereenigen, lat u niet in het nationale elftal gekozen bent?" vroeg ik. „Ik heb bedankt."1 Hij zei het op zoo'n smartelijk vermoeiden toon, dat ik er diep door getroffen werd. „Bedankt?" „Ja, meneer. Ik heb er genoeg van. Laat ik over aan lui, die nog niets van de wereld ge- zien hebben. Voor dit soort is een reis naar Zwit serland natuurlijk iets groots. Mijl hangt het al lang de keel uit, meneer. Kijk 's meneer, ik ben al zoo dikwijls met m'n club en met het Neder landsch elftal naar het buitenland geweest, dat ik er maar eens mee ophoud, want ik kan het droomen. Ik ben geweest in Berlijn, Hamburg, Leipzig, Dresden, Stuttgart, Aken, Brussel, Ant werpen, Brugge, Gent, Luik, Namen, Londen, Darlington, Parijs, Rouaan, Straatsburg, Mainz, Frankfurt, Kopenhagen, Stockholm, Graz, Wee- nen, Budapest, Athene, Praag, Rome, Milaan, Turijn, Madrid... en nog een paar dozijn van die stadjes meer... ik zeg ze maar uit m'u bloote hoofd op... dat ik er heusch geen zin meer in heb."1 1 „Wat zijn uw plannen?"1 „Ik schei er mee uit, meneer. Ik gevoel me veteraan worden. Ik heb genoeg gepresteerd om op m'n lauweren te gaan rusten." „Maar het vaderland kan u nog niet missen, meneer/ Ieder land heeft mannen uoodig, die zijn naam over de grenzen hooghouden."1 Hij peinsde. „Ik heb er eigenlijk genoeg van. Van de lauwerkransen, van de interviews, van de por tretten. Van de beroemdheid. Waarom zou ik nu verder niet eens als een bescheiden burger mogen leven? Ik heb mijn plicht voor 't vader land meneer..." De beroemde verrees., „Nog een vraag, meineer, zei ik. „Welke be ltrekking vervult u in het maatschappelijk le ven? Bent u niet op de wereldbekende bank instelling van Rueb en Deelman?" „Juist meneer. Maar nu..." i „En welke functie vervult u daar, als ik [vragen mag?"1 „Dte geheele correspondentie gaat er door vmijn handen, meneer. Zonder mijn werk gaat er geen brief weg!"1 Ik boog eerbiedig. „Procuratiehouder?" „Nee, mijnheer," zei Hijl aarzelend. „Ik ben ipostzegel-opplakker. Maar met Nieuwjaar maak <;ik promotie!"' Zoo zien we alweer bewaarheid dat schijn be- idriegt en 't altijd vetter schijnt in anderman'is söhotel. In een Vlaamsch blad staat het volgende: I. Eene dame (op het gaanpad tot haar man" „Zie eens die prachtige koets van den raadsheer A. en zijn vrouw. Ik wou, dat wij ook zoo geluk kig waren!"1 De vrouw van den raadsheer (tot haar echt genoot) „Ik schaam mij over die oude koets. Zie eens hoe de menschen blijven staan, om or met 'verachting naar te kijken. Als ge me niet tot \wanhoop wilt drijven, moet g eme een nieuw rij- ,tuig koopen."' II. Houthakker: „Ik heb maar brandhout te maken voor dien rijken grondbezitter, terwijl hij den gansohen dag niets uitvoert. Wat zo.u ik graag één week met hem van plaats ruilen Grondbezitter: „Ik ben de ongelukkigste maD op de wereld, of ik moet mij zwaar vergissen., 't Lijkt wel alsof ik nooit weer gezond zal war den. De dokter zegt dat ik werken moet. Als ik izoó'n sterk gestel had als die houthakker daar) %ou ik van den morgen tot den avond houthakken pn zoo gezond zijn als de dag lang is." III. Advocaat zonder cliënten: „Als 'k Zijne Excellentie bij zijin jubilé zo ooverstelpt zie met eerbewijzen, heb ik een gevoel alsof ik zal ber sten. Wat is het toch ellendig zoo als vergeten (burger te leven!"' Eerste Minister: „Ik zo ual die eerbewijzen gaarne geven, als ik één jaar weer jong kon zijn zooals die jonge advocaat, bijvoorbeeld, die daar aan het andere einde van de tafel zoo'n levendig gesprek voert met zijn dame."1 IV. Jonkman: „Daar gaat luitenant N. met zijn vrouwtje, de mooiste en liefste vrouw, die ik ooit gezien heb. Ja, de luitenants pikken ons altijd het beste voor den neus weg. Ik arms drommel."' Luitenant N. (tot zijn vrouw): ,,'t Is misschien het best voor ons, dat wij scheiden. Ge hebt me het leven al genoeg verbitterd. Ik zou liever met het armste en leelijkste meisje van de wereld getrouwd zijn dat het bijl zoo'n feeks als gij zijt uit te moeten houden." Van feeksen gesproken: deze liefdevolle naam geven natuurlijk ontaarde schoonzoons aan hunne respectievelijke schoonmoeders. Deze ge nieten over de geheele wereld een bijzondere slechte reputatie. „Schoonmoeder en schoondoch ter zijn als onweer en hagelslag", zegt een Em- gelsoh spreekwoord. De grootste vrees voor de booze schoonmama koestert wel de Albanees. Hij deinst er zelfs voor terug, in de buurt van zijn schoonmoeder te wonen, gedachtig aan het oude vaderlandsche spreekwoord: „Een schoonmoeder naast de deur i3 als een stier bij een rooden lap." Vol respect jegens de moeder van hun vrouw zijn de Kaffers. Niet alleen blijven zijl hun sch oon moeder levenslang zooveel mogelijk uit den weg, maar een echte Kaffer vermijdt het zelfs, den naam der gehate en gevreesde vrouw uit te spre ken. Om den zwarten schoonzoon niet bloot te stellen aan de booze blikken van „mevrouw de schoonmoeder", hebben de negers aan de Habun- rivier er een zware geldboete op gezet, deze sdame ook maar aan te kijken of toe te spreken. Een wettelijke bepaling verbiedt hetzelfde aan de schoonzoons in Somalihyid. Om deze heeren lechter nog meer afdoende te beschermen tegen de booze blikken van schoonmama mogen zij zich nooit aam deze vrouw vertoonen. Doen zij het wèl, dan halen zij zich daardoor de minachting èvan hun medeburgers op den hals. De gewoonte om schoonmama uit den weg te blijven, bestaat trouwens ook in een groot ge deelte van Noord-Afrika en bij de Bogies spreekt de getrouwde man nooit den naam van dit fa milielid. uit. Doch keeren wij haar eigen bodem terug. Een tragisch geval speelde zich dezer dagen af. Op de spoorlijn tusschen Amsterdam en Enschedé, dus Ergens. De sneltrein komt en een overweg is onbewaakt. Op de rails een koe, die een meisje meevoert. (Niet andersom). Het beest trekt en het meisje trekt. De trein gilt. Het meisje in doodsangst klamt zich vast aan het beest z'n staart. „Toe nou bonte! Vort nou bonte!" Maar de bonte wil niet. Het monster blijft staan en loert met 'n scheel oog naa rhet andere monster, dat aan komt daveren! De toestand wordt kri tiek! Maar nu de maagd! Niet de maagd van Orleans, maar de maagd van Ergens. Zij laat het dier los, of het dier laat haar los, dat weet ik niet, en plaatst zich met den rug tegen 's bees ten achterdeel, het gezicht gewend naar het oan- dreigend monster. Een grootsoh moment. De ma chinist heeft het meisje gezien, hij remt uit alle macht, (zooals dit gebruikelijk is) en het koebeest is gered. De ondankbare loeit echter erbarmelijk, en het arme meisje, de dappere maagd sluit olot gering de oogen, laat de armen zakken en leunt bewusteloos tegen den koeienromp. De machinist, een ongeduldig sneltreinmensch, zwaait, roept, schreeuwt en gilt, maar maagd en koebeest 'v>r- imen een roerloos standbeeld midden op de rails! Dan wordt de stoker ongeduldig, laat de stoom fluit gillen, en ploteeling zet het logge koege vaarte zich in beweging. De arme maagd! Ach terover glijdt het schaap ter aarde en blijft liggen. De koe graast aan den wegkant. Dan *komen twee zwarte kerels, stoker en machinist. Als de heeren echter de situatie begrijpen, ne men zij eerbiedig de bewustebo/.e maagd in de armen, en leggen haar naast de koe, die graast. Geen tijd tot bijbrengen bleef er over. En lie maagd van Ergens ontwaakte in den laten avond alleen. Het ondankbare koebeest was verdwe nen. Zoo zit aan eiken arbeid risico, 't zwaard vam Damocles zweeft boven ieders hoofd. Bij 'n ge- 'houden openluchtmeeting te Barneveld, waar mi nister Colijn als spreker optrad, had een der vurigste propagandisten het ongeluk zijn pan talon aan het prikkeldraad te scheuren. Nqar aanleiding hiervan heeft dit jongmenscb nu bij' de A.-R. Propagandaclub, die het initiatief voor deze meeting had genomen, een verzoek inge diend om schadevergoeding: „wegens het scheu ren van zijn Zondagsche broek voor den. Mi nister.'" Er uit halen wat er in zit is de leus van eiken zakenman. Voor den politierechter te Arnhem verscheen een bejaarde meubelmaker, die reeds jaren in Veenhuizen heeft doorgebracht. Onlangs was hij ontslagen. Het duurde echter niet lang, of - hij zwierf weer rond. Hij kon nergens meer werk krijgen. Ten einde raad vervoegde hij züh maar weer bij de politie. „Och," vertelde hij, „ik heb daar in Veenhuizen een goed tehuis. En ik ben meubelmaker vin mijn vak en ik maak daar nogal eens balustrades en meubels en al zoo meer. Ein ik wou wel weer graag onder dezen directeur 6taan...." Waarna de officier van justitie drie dagen hechtenis en twee jaar opzending eischte. „Bent u er mee tevreden?" vroeg de politierechter, i „Nee, dat ben ik niet." „Wou je meer of minder „Liefst meer, edelachtbare."1 „Nu, dan veroordeel ik je tot drie dagen hech tenis en drie jaar opzending." En met een: „best zoo?" verliet de man de rechtszaal. Een vriendelijk verzoek, 't wordt gaarne in '"overweging genomen en... uitgevoerd. Men weet, dat te Amsterdam groote plannen beslaan voor den bouw van een „Jongemannen- Luis" van de Amsterdamsche Jongemannen-Ver- eeniging. Onder leiding van Dr. van Aalst werd voor dit doel f700.000 bijeengebracht, doch hij stelde de voorwaarde, dat niet aan de uitvoering van het plan zou begonnen worden, voor l mil- lioen gulden bijeen was, want de stichting moest .een oopie worden van de grootsche Amerikaaa- sche stichtingen op dit gebied, d.w.z. net ge- «bouw zo umoeten hebben een zwembassin, turn zalen, enz. Een paar weken geleden vervoegde zich een deptatie van de vereeniging bij minister De Visser en zij deed het volgend verzoek: Men wist iemand die vermoedelijk de ontbrekende 3 ton wel zou willen geven, indien Z. Exc. Je moei te wilde doen, dien persoon het verzoek over to brengen. ZJExc. aarzelde, mede' omdat hem voor 'het eerst in zijn veelbewogen ministerieele loop baan het ondernemen van een.... bedeltocht werd gevraagd. Toen kort daarop en met nieuwen aan drang de deputatie weer verscheen, bezweek Z. Exc. en besloot hij de stoute schoenen aan te trekken. Hij bezocht den vermoedelijiken weldoe ner, met het gevolg, dat hij dezer dagen de Chè- que voor 3 ton ontving. Men kan zich de vreug de te Amsterdam voorstellen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1925 | | pagina 1