Uit ons Parlement
De regeeringsverklaring en het oordeel
der Eerste Kamer. De'schül'd der
crisis. De mogelijkheid van herstel
der coalitie. Samenwerking tus-
schen Regeering en Eerste Kamer.
Het niet-politieke karakter der Kamer.
Uit de debatten ,die in de Eerste- Kamer op
de regeeringsverklaring volgden, bleek nu mie t
precies, dat minister de Geer gelijk had, toen
hij als zijn meening uitsprak, dat deze Kamer
minder dan de Tweede Kamer geneigd was
tot het accontueeren van politieke shibbolett
en zich gemakkelijker dan haar zuster aan de
sfeer zou aanpassen, waarin dit extra-parle
mentair kabinet zou weinschen te leven on
te werken en gemakkelijker ook dit kabinet
zou kunnen beoordeelen, niet naar zijn parle
mentaire positie, maar naar zijn daden. De
minister had ten bewijze dezer meening uit de
geschiedenis der Eerste Kamer het feit opge
haald, dat in de laatste'25 jaar gedurende 11
jaar de politieke samenstelling van de Eerste
Kamer .een andere was geweest dan die van de
Tweede en een andere dus ook van het minis
terie. En de Kamer had zich de conclusie, die
uit deze herinnering voor haar toekomstige
houding getrokken werd, rustig laten aanleunen
en daarmee stilzwijgend de stelling aanvaard,
dat de abnormale positie van dit kabinet het
gemeen overleg niet behoefde te bemoeilijken.
Verschillende harer leden hadden zelfs nadruk
kelijk dé mogelijkheid eener goede samenwer
king erkend. Maar had de Tweede Kamer dat
niet eveneens gedaan? Hét'had niet belet dat
de kritiek zoowel op den oorsprong der crisis
als op haar oplossing naar voren, was gekomen.
En ook in de Eerste Kamer werd deze stem
der kritiek er weinig minder luide gehoord.
Als ginds wierp ook hier links en rechts elkaar
de schuld toe. De heeren Van Lanschot en
Blomjons verweten Marchant en vrijzinnig-zoo
wel als sociaal-democraten ,dat ze het gezant
schap bij den Paus voor politieke doeleinden
hadden misbruikt en de coalitie omver gewor
pen en ontkenden alle schuld aan katholieke
zijde. En de heeren Van Embden en Mendels
meenden ,dat de crisis de onwaarachtigheid
der christelijke samenwerking had aangetoond
en in de katholieke partij geen eenheid was en
zij tegen den volkswil inging. Maar bovendien
bleek ook het optimisme van minister De Geer
omtrent de samenwerking tusschen Regeering
en Kamer en de bestaansmogelijkheid van dit
ministerie niet algemeen gedeelt te worden.
Vooral de heer Anema, die ook de linkerzijde
verweet, dat ze van de kwestie van het gezant
schap bij den Paus een politieke kwestie had
gemaakt en als zijn meening uitsprak, dat nie
mand buiten de Christelijk-Historischen, het
gezantschap bij den Paus als een erkenning van
den Paus als hoofd der christenheid opvatte,
toonde zich nog al twijfelmoedig. Hij was van
oordeel, dat het wel is waar, met de christelijke
politiek voorloopig*pnherroepelijk uit was, maar
dat wel de, praktijk spoedig zou noodzaken de
behoefte aan een christelijk bewind.te erken
nen. Maar hij bevond bovendien dat de minis
ters als de heeren De Geer en Slotemaker de
Bruine geen mannén waren om zich neutraal
te houden op sociaal gebied, dat principieele
kwesties in de eedskwestie niet konden uitblij
ven en dat daarom aan' dit kabinet geen lang
leven kon voorspeld worden. Lijnrecht tegen
over hem stond blijkbaar dé heer Mendels, die
meende, dat de samenstelling van het minis
ter ie uit mannen van réchts en links aan de
antithese den doosteek moest geven, maar" dat
het veranderde bewustzijn bij de kerkelijke ar
beiders en de enorme verschuiving in maat-,
schappelijk opzicht'het spoedig herstel der coa
litie moet tegenhouden.
Minister De Geer bleek aan het slot van het
.debat zijn optimi$tne nog niet verloren te heb.-,
ben, verdedigde zijn houding bjj de kabinets
formatie en verzette zich tegen de opvatting
van den hoer Rink, als zou het 'èxtra-parlé-
nientair karakter van het kabinet een verder
behandelen Van de bioscoopwet beletten, omdat
naar zijn meening dit ontwerp geen partij
politiek karakter droeg.
Nieuwstijdingen
FEUILLETON
ISOLA
(Vervolg en slot.)
Hij wis: wat het antwoord zijn zou. Hij dacht
dat zij ijlde, en hij wist dat er maar één beeld
was, dat haar zoo kon ontroeren.
„Lord Lostwithiel."
„Een begoocheling, Isola. Lord Lostwithiel
is op veiren afstand yar Rome. Kom, lieve,
laat me je weer voorlezen, en laten we onze
goede Tabitlia binnen roepen, om Je met een
kop thee te verkwikken en de kamer wat vroo-
iijker aanzien te geven. We zijn onder den
invloed van dat donkere weer neerslachtig ge
worden."
iHij ging de kamer uit, onder voorwendsel
van Tabitha te roepen, en na haar naar. zijn
vrouw gezonden te hebben, liep hij snel de trap
af, om te ontdekken of. de straatdeur open of
dicht was. De deur was gesloten en gegrendeld.
De dienstboden op de benedenverdieping had
den na vijf uur niemand in- of uitgelaten. Na
dat uur kon een vreemde met geen .mogelijk
heid het huis binnengekomen zijn.
Het einde kwam dien nacht plotseling. Isola
had niet op den gewonen tijd naar haar slaap
kamer teruggebracht willen warden. Zij scheen
huiverig te zijn om naar die kamer terug te gaan,
alsof daar schimmen scholen, die voj verschrik
king voor haar waren. Zelfs Pater Rodwell's
tegenwoordigheid had dien avond niet den ge
wonen bedareinden invloed op haar zenuwmen
en haar gemoedsstemming. Zij wilde volstrekt
overeind zitten, door kussens ondersteund, en
staarde op de deur, waar zij in haar vërbeelding
Lostwithiel had gezien. Die deur ipoest open
blijven,, en den geheelen avondwas dezelfde
gespanhea blik in haar al te schitterende oog en
Pater jRodwëll las haar voor. uit een van die
boeken waarin zij belang steldé; maar hij kon
zien, dat haar gedachten, ditmaal niét bij hét
boek waren. H-ij ging er echter .me£ voort,
hopende dat zij onder het voorlezen in slaap
zou vallen. Dé wind was later op den avond
gaan liggen, en d sterren flonkerden aan de
lucht boven den Ponciaanschen tuin. (Kolonel
Eenige dagen geleden, werd in een der
woningen aan den Hoofdweg te Amsterdam
een jeugdige vrouw dood in de kamer maast
den stofzuiger gevonden. In haar nabijheid
werd een slapend kindje van drie of vier jaar
aangetroffen.
Daar vermoed werd ,dat de vrouw was ge
storven ten gevolge van een defect aan den
stofzuiger, verzocht de politie het Gemeente
lijke Electriciteitsbedrijf een onderzoek in te
stellen. Dit is gebeurd, doch er werd geen
defect aan den stofzuiger geconstateerd.
Niet onwaarschijnlijk is, dat de vrouw on
der het werk een hartverlamming heeft ge
kregen. 'Hét lijk is door de politi ein beslag
genomen.
De vorige week zijn op den Huize Doorn
de beide oudste kinderen van de echtgénoote
van den gewezen keizer als lidmaat aange
nomen. Er heeft ook een verbouwing van
het kasteel plaats. De ex-keizer zaagt er nog
maar steeds op los en doet 's morgens ook aan,
gymnastiek.
Lectuur en meeleven
Wie kan tegenwoordig nog bij blijven?
Dr. Watering sprak dezen winter van groote
couranten, veel praten, als bewijs van decaden
tie, van een oud-worden van onze cultuur.
Aan die uitspraak moet men wel denken, als
men nagaat wat zooal gelezen moet worden, om
„bij" te zijn eQ te blijven.
Allereerst komt het dagblad aan de beurt, dat
dagelijks u zes tot acht pagina's druk* lectuur
bezorgt. Ge zijt, wilt ge méé kunnen, minstens)
verplicht het hoofdartikel te lezen; het nieuws
van buiten- en binnenland, de politieke rubriek
moogt ge onder geen voorwaarde overslaan.
Tegenwoordig is in de dagbladpers de Kerk-
nicuwsrubriek eea van de meest gezochte. Wij
aan den Langendijk en omgeving ontvangen 3
maal 's weeks ons plaatselijk blad, je kunt het
eenvoudig niet missen, al leest gp het met uw
dagblad ook in vliegtuigtempo.
Ge hebt immers óók nog uw kerkelijk bladwe
willen veronderstellen, ge zijt van dit blad mjede-
lezer en aan een dag of etmaal gebonden, dit
blad uit te lezen. Hiervan hebt ge toch het hoofd
artikel te verwerken en vooral „In jen om de ker
ken"; want dit schrijft uw meest geliefde auteur.
Eu thans, nu de kerk in 't centrum van de alge-
meene belangstelling staat, kunt ge 't|eigenlijk
met één blad niet meer doen; ge h(ebt er minstens
twe-ee noodig.
Naast dit alles, vraagt de vakpers uwe aan
dacht. Ge „kunt" toch onmogelijk buiten het
orgaan van uw vak! Ge leest dus b.v. de Tuinde
rij of de Boerderij, het Centraal Chgaaii of welk
ander vakblad ook.
Dit alles is echter nog maar de buitenkant;
wie mecnen mocht, dat hij 't er mep doen kon,
met 't geen reeds werd opgesomd, vergist zich
toch deerlijk. Naast het nieuws van den dag-
hebben we principieele voorlichting noodig, dii©
het dagblad niet geven kan. Dus is men. ver-,
plicht zich te verdiepen in de zware kost, die
de voormannen in partij en kerk voorzetten.
Opdat ge echter uw geestelijk evenwicht bewa
ren zult, wordt u ter verpoozing het geïllus
treerde blad aanbevolen. Dus abonneren we on3
op de „map" oftewel de „portefeuille".
Dat alles geldt voor het gewone leven, voor
tijden van Tnatige kalmte. Kfaar-thaflS
We leven immers in- dep prpblempntijd, den-
tijd der geweldige'dingen JWe zitten mididen
-ia do. „quaestiën". -
We nemen maar eventjes twéé quaestiën tot
voorbeeld, om1 u te doen zien, wai die van iemand,
die „bij" wil blijven, vorderen.
De kabinetscrisis, nu kort geleden geëindigd
en de zaak Geelkerken.
Wie het naadje van de kous wilde wetten, in;
zake liet gezantschap bij den Paus, voor wat „er
om en er aan hangt", had lang niet genoeg aan
één dagblad. Hij was verplicht notitie te nemen
van Roomsche zoowel als Protestantsche en link-
scne bladen.
En wie zien naar verschillende zijden in dit
„probleem" had georiënteerd, kwam al gauw tot
■do eoneiusie dat hij 't nog niet wist. Min-
stens was een grondige studio noodig in de werken
van Groen, Kuyper en Lohman; zelfs zoudt ge
eeen cursus in Staatsrecht hebben moeten vol
gen, alvorens tot objectilf oordeel bevoegd te zijn.
In de zaak Geelkerken is dan hem, die meele
vend „bij" wilde blijven, nog veel meer gevor
derd.
Herinner u slechts den artikelenvloed en de
brochurestroom, naar aanleiding van deze zaak.
Alle lagen der bevolking hebben sclirijvers ge
leverd, die er hun licht oftewel duisternis over
ten beste of ten slechte gaven.
Die zéér eenvoudigen, en de Zeergeleerden, van
de laatsten in velerlei vakken en kundigheden.
Theologen, natuurkundigen, biologen, wiskundi
gen, bouwkundigen en zelfs advocaten hebben
zien geroepen gevoeld, er over te schrijven.
Wie „bij" wilde blijven, moest de acta van de
Provinciale Synode van Noord-Holland lezen. In
de „voor Synode" dagen gaven de bladen van'
allerlei richting groote verslagen, van Tribune
tot Haagsche Post; het laatste rose blad gaf
Ht. GeejJterken's portret op de voorpagina; als
men weet, dat daar alleen de afbeeldingen plegen
te staan van een Prof. Lorentz, een Briand,
Chamberldin en Ab-del-Krim, wordt het u allicht
duidelijk, hoeveel gewicht het jHaagsche blad voor
de deftige burgerklasse aan 't geval hechtte.
Van Groene Amsterdammer en Kerkbode willen
we zwijgen.
Eindelijk kwam de Synode saam, en we waren
zeer nieuwsgierig en kregen dagen, dagenlang
weinig onder de oogen.
Daar verschenen uiteindelijk de bekende rap
porten heele zwaarwichtige, zeer belangrijke
en zware stukken.
Zouden deze óók gelezen en herlezen zijn?
Toen brak eerst recht de nieuws- en beschou-
wingenstroom los, in overweldigende massa, tot
een stortvloed aanzwellend.
Levendig kan ik me voorstellen, dat velen de
kluts zijn kwijt geraakt.
Thans begint het wat te luwen en wat blijkt
nu? Een groote les, schijnt me toe, valt te leeren.
Wie in kalm en rustig vertrouwen zijn tijd
heeeft afgewacht, de stroom van allerlei elkaar
weersprekende berichten langs zich heen liet
gaan, is even goed in staat, misschien nog beter,
den juisten toestand in zijn wezpn te beoordeelen.
Hoeveel overbodigs is in deze zaak geschre
ven? Hceveel papier onnoodig verklad, hoeveel
tijd onnoodig aan artikelen en ongepaste bro
chures verknoeid ?-
Hoevelen zullen berouw hebhen, zich „vast"
te hebben gepraat en nu meenen, met goed fat
soen nu niet meer terug te kunnen? We zouden
door kunneu gaan met vragen.
De laatste quaestie is thans volkomen helder.
We weten, waar het om gaat.
En om mee te leven, om „bij" te zijn, hebben
we gelukkig dat alles te lezen, niet noodig.
Lezen op zich zelf is een kunst, niet minder
kunst is het, wat lezenswaardig is te schiften
van het overbodige.
Gelukkig hij, die in dezen de wijsheid hetracht,
want wijsheid gaat de kennis in waardij verre te
boven.
Disney liep onder het rookem van zijn pijp de
veranda op en ineder, van droevige gedachten
vervuld.
Zij had zeker geijld, toen zij zich had ver
beeld Lostwithiel te zien, zeide hij bij zich-
zelven. 'Het was niets meer daan een droom. En
toen herinnerde hij zich die lange nachten van
ijlende koorts na de geboorte van haar kind, en
bovenal dien eeuen nacht, toen zij zich verbeeld
had in een storm op zee te zijn en overboord
wilde springen. Hij wist nu welk tooneel zij in
dat ijlen had overgespeeld, welk visioen haar
verwarde geest uit de ledige duisternis had op
geroepen.
De priester had hen voor elf uur verlaten, en
Martin Disney zat tot lang na middernacht bij
zijn vrouw terwjjl Tabitha in de aangrenzen
de kamer wachtte eer hij haar kon overreden
om naar bed te gaan. Isola was helderder
wakker dan gewoonlijk, eim zij had iets onrus
tigs over zich, dat op haar echtgenoot den
indruk maakte van een kwaad voorteeken.
„Is de storm over?" vroeg zij, mat haar ge*
laat naar de veranda en het sterrenlicht boven
den tuin gekeerd.
„Ja, lieve, 't is nu kalm weer."
„En het kind?" zeide zij, eensklaps naar de
zoldering opziende, waar de kleine met zijn min
sliep. .'Hij slaapt zeker."
„Dat hoop ik. Om negen uur ben ik naar
boven gegaan, terwijl Pater Rodwell je voorlas
en heb hem mijn nachtkus gegeven. Toen lag
hij gerust te slapen."
„Zou hij nog wel eens aan mij denken-, als
hij een man geworden is?" zeid ezij afgetrok
ken.
„Kan je daaraan twijfelen? Je zult zijn hei
ligste herinnering zijn."
„Ach," hernam zij, „hij zal nooit weten..."
De volzin bleef onvoleindigd.
„Wil je me naar bed brengen, Martin? Het
wordt zoo donker in de kamer," fluisterde zij.
„Ik kan je gezicht nauwelijks zien."
Hij tilde haar vermagerde gestalte in zijn
armen op, droeg haar met de teederste zorg
naar de slaapkamer en legde haar te bed, zoo
als hij zoo menigmaal gedaan had gedurende
die langzame reis naar het graf; maar dezen
nacht ontbrak haar dank voor zijii zorgvuldig
heid. Haar hoofd zonk op het kussen neder.
haar bleeke lippen openden zich mét een zach-
ten zucht en alles was stil.
j Zoo was het einde gekomen plotseling,
j zonder smart. Zij stierf als een kind, dat in
slaap valt.
i v
Kolonel Disney voldeed aan den wensch van
zijn vrouw, dat haar laatste rustplaats zou zijn
in dien hoek onder de schaduw van den ouden
Romeinschen muur, bij het graf van Shelley.
In dat zuidelijk land volgt de begraving
1 schrikbarend snel op het overlijden en vóór
den middag van den volgenden dag was de
i aarde boven Isola gesloten,
j Martin Disney wachtte, totdat hij het versch.
gedolven graf met bloemen bedekt zag en hij
j de begraafplaats verliet en naar de woning
i terug ging, waar hij zijn kwijnende vrouw in
j den heerlijken Italiaamschen lentetijd gebracht
had". Hij liep in de akelige ledigheid van de
j kamers heen en weer, de slaapkamer in en uit
en zag nu maar dit, dan naar dat voorwerp met
door tranen benevelde oogen en een bloedend
hart.
I _Zij.was niet meer. Die bladzijde in zijn leven
was voo/r altijd dichtgeslagen. En nu had hij
j nog slechts één do.el, één verlangen' afreke-
ning te houden met den snoodaard, die haar
j levensgeluk verwoest had. Hij had gewacht
j totdat zij van alle aardsch leed bevrijd was en
j nu was de spanning voorbij. Nu was het'een
j zaak tusschen haar verleider en hem,
J Hij had des morgens kapitein Hujbert in
Venetië getelegrafeerd, maar tot dusverre geen
j antwoord ontvangen en hij kon niet anders
vooronderstellen, dan dat Allegra en haar ccht-
genoot de stad verlaten hadden op. een van die
uitstapjes, welke zijn zuster hem beschreven
had als een afwisselihg in hun kalm leven. Hij
was nog niet lang thuis geweest, en zijn ver
moeide óogen warén nog verblind door den
stroom van zonlicht, dien de dienstboden na de
begrafenis in de kamers hadden binnengelaten,
toen hem een telegram werd gébracht.
Het was er een uit Brindisi.
„De Eurydice is gisteravond bij Smyrna met
man en muis vergaan. Mijn broeder was aan
boord. Ik hen op weg naar Griekenland. Als
gij gemist kunt worden, ga dan naar Allegra. -
Sport- en Wedstrijden
ST. PANGRAS.
Voor het GóU'den Kruis speelde Vrone i
3 invallers te Eigmond tegen Zeevogels 1 0
leiding van den lieer Mulders uit Alkmaar, y,
heeft zich -dezen middag goed van hun t
gekweten, getuige wel den uitslag van den
strijd. Door Vrone werd het éenste doelpunt
maakt .hetwelk Zeevogels al spoedig met
gelijkmaker beantwoordde, om even later J
eeen fout van den keeper (J. Dekker), aunn
twee te maken. Na tallooze malen tegen Je
te liebben geschoten, wist Vrone eindelijk w
te maken, hierdoor de wedstrijd, als gasten,»
nende.
D.T. II—Schoorl I 1—1.
Evenals in Schoorl heeft D.T.S. 't niet tot
overwinning kunnen brengen. Gelijk spel i
ook ditmaal dé goede verhouding, want aan n
kanten werd lustig geknoeid. Scheidsrechter I;
was niet opgekomen. Gelukkig was C. J0])j
bereid de leiding over te nemen, waarvoor;
ook nog mijn dank'. Als dan om ongeveer
drie begonnen wordt, zien we dat Schoor!
en D'.TJS. twee invallers telt. In 't begin i
S-- even in de meerderheid. Onze achterho,
stond soms raar te schutteren. Later herstel)
zij zieh en speelden toen weer èen uitstekej
partij. Dan komt D. wat los en 't is de rechts),
neri, die vlak voor de rust de score weet te
non. Rust 10.
Na de thee ging 't spel gelijk op. Doch
komen wij weer opzetten en 't is aan 't a
verdedigen van den S.-keeper te danken dat
si tand 10 bleef. Dan een uitval van S. Een
van links en de keeper liet hem zoo maar ga.
Dus 1—1. Vlak voor tijd kreeg D. de kans t
den dag nl. een penalty, maar de linksbuiten w
niet anders te doen dan er jammerlijk na®
schieten.
Vermelding diént te zeggen, dat D\ uit 14,
strijden 13 winstpunten behaald heeft en sle
21tegènpunten. KNULTJU.
Hoe de Engelschman over ons denkt en Ik
„Om de heeren, die 's ochtends zóó verdie
wapen in hun krant, dat zij in de tram de jon
vrouwtjes (en soms mooie vrouwtjes) niet
de lus zagen hangen;
„Om een Hollandachen politieagent, die v
gecfsche pogingen deed om een vreemdeling
leeren rechts houden;
„Om het ei, dat - op iedere ontbijttafel zoni
spek verscheen;
„Om het nationale idee, dat men alleen beha
te stoken van November tot Maart;
„Om 'het meerendeel van de oudere heen
die geen haar meer op hun hoofd hebben, ma
die een weligen haargroei rond hun kin col
veeren
„Om de mannen, die niet kaal zijn, maai
trachten er „glad bovenop" te komen, door
hoofd te laten scheren;
„Om de robuuste meisjes, die met minachtii
neerzien op haar slankere, tengerder zus teren
De goedlachsheid van den Emgelsehman is
getwijfeld te prijzen. Het is waar, dat hij
sommige opzichten den spijker op den kop sla
en zijn opmerking over de galante - heeren in
tram is, helaas! volkomen juist.
Maar... ais wij, Hollanders, het -Kanaal ova
steken en de "brave Britten gadeslaan in
omgeving, och, dan doen wij op onze beurt
wel eens „lachwekkende ervaringen" -op. Wij dn
ken, terwijl wij dit schrijven aan heeren die'
een bushalte hun best doen om zoo gauw mog
lijk „on the top" te klauteren, aan politiea
ten, wier „cockney" voor den vreemdeling
woonweg abacadabra is. Wij denken aan... enfil
aan allerlei, dat wij maar voor ons zullen houda
Terwille van het vele goede, dat wij zagen!
'Hul bert."
Martin Disney vernam later dat de Eurydi
tusschen acht en negen uur op een klip
stooten was en dat allen aan boord hun
in de golven gevonden hadden.
Het kind en zijn min gingen naar Trelaso
terug, onder geleide van Tabitha, en kort daa
na werden zij maar Corn wallis, gevolgd door d(
nieuwen Lord Lostwithiel en zijn vrouw, d
zich op de Mount metterwoon vestigden. Allf
gra en haar echtgenoot namen het zoontje v;
Martin Disney onder hun bescherming £e®
rende de afwezigheid van den vader die naa
de tooneelen vain zijn vroeger krijgsmanslef
was teruggaan, om afleiding voor zijn droe
heid te zoeken en eerst twee jaar na den doo
vain zijn vrouw weer op Angler's Nest kwan
om daar een stil leven te leiden te midden vj
zijn boeken, ein zijn zoon te zien opgroeien
hem het beeld van zijn overleden vrouw leve»
dig voor den geest riep. Soms, als hij op
zomernamiddag, onden den tulpenboom A
pijp zat te rooken, terwijl de rivier de Fowe
aan zijn voeten, stroomde, was het hem als<
Isola's teere schoonheid én de jaren, die
met haar had geleefd, en de tranen, die hij <j'
haar gestort had, en het innig medelijden,
alle gevoel van het grievend onrecht, dat*
hem had aangedaan, had üïtgewischt, slee®
voorbijgaande phasen van een langen treurig*
droom waren den droom van! een" liefde,
nooit, beantwoord was gewórden.
„En toch, en tóch," zeide hij bij zichzelf
na ee nlaiogdurig gepeins, met strak staren,
oogen, die niets zagei, op de beweging va
den stroom gevestigd, „geloof ik dat zij
liefhad. Ik geloof dat zij mij heeft lief geJia
van het oogenblik af toen zij mij bij mijn ten1»
komst met tranen verwelkomde, tot haar 1
sten ademtocht. God sta alle jonge vrouwen
die in haar jeugd en schóónheid door
echtgenoot alléén gelaten wórden om in de
der verzoeking te staan.of te vallen!"
Op zekeren dag bij hét nazi yin van een seC/|
taire in'de zitkamer, vond Martin Disney J
t elegram, dat zijn vrou w vóór het jacht bal
gesqhreyen, maar riiet afgezonden.
EINDE-