Uit ons Parlement De regeeringsverklaring en het oordeel der Eerste Kamer. De'schül'd der crisis. De mogelijkheid van herstel der coalitie. Samenwerking tus- schen Regeering en Eerste Kamer. Het niet-politieke karakter der Kamer. Uit de debatten ,die in de Eerste- Kamer op de regeeringsverklaring volgden, bleek nu mie t precies, dat minister de Geer gelijk had, toen hij als zijn meening uitsprak, dat deze Kamer minder dan de Tweede Kamer geneigd was tot het accontueeren van politieke shibbolett en zich gemakkelijker dan haar zuster aan de sfeer zou aanpassen, waarin dit extra-parle mentair kabinet zou weinschen te leven on te werken en gemakkelijker ook dit kabinet zou kunnen beoordeelen, niet naar zijn parle mentaire positie, maar naar zijn daden. De minister had ten bewijze dezer meening uit de geschiedenis der Eerste Kamer het feit opge haald, dat in de laatste'25 jaar gedurende 11 jaar de politieke samenstelling van de Eerste Kamer .een andere was geweest dan die van de Tweede en een andere dus ook van het minis terie. En de Kamer had zich de conclusie, die uit deze herinnering voor haar toekomstige houding getrokken werd, rustig laten aanleunen en daarmee stilzwijgend de stelling aanvaard, dat de abnormale positie van dit kabinet het gemeen overleg niet behoefde te bemoeilijken. Verschillende harer leden hadden zelfs nadruk kelijk dé mogelijkheid eener goede samenwer king erkend. Maar had de Tweede Kamer dat niet eveneens gedaan? Hét'had niet belet dat de kritiek zoowel op den oorsprong der crisis als op haar oplossing naar voren, was gekomen. En ook in de Eerste Kamer werd deze stem der kritiek er weinig minder luide gehoord. Als ginds wierp ook hier links en rechts elkaar de schuld toe. De heeren Van Lanschot en Blomjons verweten Marchant en vrijzinnig-zoo wel als sociaal-democraten ,dat ze het gezant schap bij den Paus voor politieke doeleinden hadden misbruikt en de coalitie omver gewor pen en ontkenden alle schuld aan katholieke zijde. En de heeren Van Embden en Mendels meenden ,dat de crisis de onwaarachtigheid der christelijke samenwerking had aangetoond en in de katholieke partij geen eenheid was en zij tegen den volkswil inging. Maar bovendien bleek ook het optimisme van minister De Geer omtrent de samenwerking tusschen Regeering en Kamer en de bestaansmogelijkheid van dit ministerie niet algemeen gedeelt te worden. Vooral de heer Anema, die ook de linkerzijde verweet, dat ze van de kwestie van het gezant schap bij den Paus een politieke kwestie had gemaakt en als zijn meening uitsprak, dat nie mand buiten de Christelijk-Historischen, het gezantschap bij den Paus als een erkenning van den Paus als hoofd der christenheid opvatte, toonde zich nog al twijfelmoedig. Hij was van oordeel, dat het wel is waar, met de christelijke politiek voorloopig*pnherroepelijk uit was, maar dat wel de, praktijk spoedig zou noodzaken de behoefte aan een christelijk bewind.te erken nen. Maar hij bevond bovendien dat de minis ters als de heeren De Geer en Slotemaker de Bruine geen mannén waren om zich neutraal te houden op sociaal gebied, dat principieele kwesties in de eedskwestie niet konden uitblij ven en dat daarom aan' dit kabinet geen lang leven kon voorspeld worden. Lijnrecht tegen over hem stond blijkbaar dé heer Mendels, die meende, dat de samenstelling van het minis ter ie uit mannen van réchts en links aan de antithese den doosteek moest geven, maar" dat het veranderde bewustzijn bij de kerkelijke ar beiders en de enorme verschuiving in maat-, schappelijk opzicht'het spoedig herstel der coa litie moet tegenhouden. Minister De Geer bleek aan het slot van het .debat zijn optimi$tne nog niet verloren te heb.-, ben, verdedigde zijn houding bjj de kabinets formatie en verzette zich tegen de opvatting van den hoer Rink, als zou het 'èxtra-parlé- nientair karakter van het kabinet een verder behandelen Van de bioscoopwet beletten, omdat naar zijn meening dit ontwerp geen partij politiek karakter droeg. Nieuwstijdingen FEUILLETON ISOLA (Vervolg en slot.) Hij wis: wat het antwoord zijn zou. Hij dacht dat zij ijlde, en hij wist dat er maar één beeld was, dat haar zoo kon ontroeren. „Lord Lostwithiel." „Een begoocheling, Isola. Lord Lostwithiel is op veiren afstand yar Rome. Kom, lieve, laat me je weer voorlezen, en laten we onze goede Tabitlia binnen roepen, om Je met een kop thee te verkwikken en de kamer wat vroo- iijker aanzien te geven. We zijn onder den invloed van dat donkere weer neerslachtig ge worden." iHij ging de kamer uit, onder voorwendsel van Tabitha te roepen, en na haar naar. zijn vrouw gezonden te hebben, liep hij snel de trap af, om te ontdekken of. de straatdeur open of dicht was. De deur was gesloten en gegrendeld. De dienstboden op de benedenverdieping had den na vijf uur niemand in- of uitgelaten. Na dat uur kon een vreemde met geen .mogelijk heid het huis binnengekomen zijn. Het einde kwam dien nacht plotseling. Isola had niet op den gewonen tijd naar haar slaap kamer teruggebracht willen warden. Zij scheen huiverig te zijn om naar die kamer terug te gaan, alsof daar schimmen scholen, die voj verschrik king voor haar waren. Zelfs Pater Rodwell's tegenwoordigheid had dien avond niet den ge wonen bedareinden invloed op haar zenuwmen en haar gemoedsstemming. Zij wilde volstrekt overeind zitten, door kussens ondersteund, en staarde op de deur, waar zij in haar vërbeelding Lostwithiel had gezien. Die deur ipoest open blijven,, en den geheelen avondwas dezelfde gespanhea blik in haar al te schitterende oog en Pater jRodwëll las haar voor. uit een van die boeken waarin zij belang steldé; maar hij kon zien, dat haar gedachten, ditmaal niét bij hét boek waren. H-ij ging er echter .me£ voort, hopende dat zij onder het voorlezen in slaap zou vallen. Dé wind was later op den avond gaan liggen, en d sterren flonkerden aan de lucht boven den Ponciaanschen tuin. (Kolonel Eenige dagen geleden, werd in een der woningen aan den Hoofdweg te Amsterdam een jeugdige vrouw dood in de kamer maast den stofzuiger gevonden. In haar nabijheid werd een slapend kindje van drie of vier jaar aangetroffen. Daar vermoed werd ,dat de vrouw was ge storven ten gevolge van een defect aan den stofzuiger, verzocht de politie het Gemeente lijke Electriciteitsbedrijf een onderzoek in te stellen. Dit is gebeurd, doch er werd geen defect aan den stofzuiger geconstateerd. Niet onwaarschijnlijk is, dat de vrouw on der het werk een hartverlamming heeft ge kregen. 'Hét lijk is door de politi ein beslag genomen. De vorige week zijn op den Huize Doorn de beide oudste kinderen van de echtgénoote van den gewezen keizer als lidmaat aange nomen. Er heeft ook een verbouwing van het kasteel plaats. De ex-keizer zaagt er nog maar steeds op los en doet 's morgens ook aan, gymnastiek. Lectuur en meeleven Wie kan tegenwoordig nog bij blijven? Dr. Watering sprak dezen winter van groote couranten, veel praten, als bewijs van decaden tie, van een oud-worden van onze cultuur. Aan die uitspraak moet men wel denken, als men nagaat wat zooal gelezen moet worden, om „bij" te zijn eQ te blijven. Allereerst komt het dagblad aan de beurt, dat dagelijks u zes tot acht pagina's druk* lectuur bezorgt. Ge zijt, wilt ge méé kunnen, minstens) verplicht het hoofdartikel te lezen; het nieuws van buiten- en binnenland, de politieke rubriek moogt ge onder geen voorwaarde overslaan. Tegenwoordig is in de dagbladpers de Kerk- nicuwsrubriek eea van de meest gezochte. Wij aan den Langendijk en omgeving ontvangen 3 maal 's weeks ons plaatselijk blad, je kunt het eenvoudig niet missen, al leest gp het met uw dagblad ook in vliegtuigtempo. Ge hebt immers óók nog uw kerkelijk bladwe willen veronderstellen, ge zijt van dit blad mjede- lezer en aan een dag of etmaal gebonden, dit blad uit te lezen. Hiervan hebt ge toch het hoofd artikel te verwerken en vooral „In jen om de ker ken"; want dit schrijft uw meest geliefde auteur. Eu thans, nu de kerk in 't centrum van de alge- meene belangstelling staat, kunt ge 't|eigenlijk met één blad niet meer doen; ge h(ebt er minstens twe-ee noodig. Naast dit alles, vraagt de vakpers uwe aan dacht. Ge „kunt" toch onmogelijk buiten het orgaan van uw vak! Ge leest dus b.v. de Tuinde rij of de Boerderij, het Centraal Chgaaii of welk ander vakblad ook. Dit alles is echter nog maar de buitenkant; wie mecnen mocht, dat hij 't er mep doen kon, met 't geen reeds werd opgesomd, vergist zich toch deerlijk. Naast het nieuws van den dag- hebben we principieele voorlichting noodig, dii© het dagblad niet geven kan. Dus is men. ver-, plicht zich te verdiepen in de zware kost, die de voormannen in partij en kerk voorzetten. Opdat ge echter uw geestelijk evenwicht bewa ren zult, wordt u ter verpoozing het geïllus treerde blad aanbevolen. Dus abonneren we on3 op de „map" oftewel de „portefeuille". Dat alles geldt voor het gewone leven, voor tijden van Tnatige kalmte. Kfaar-thaflS We leven immers in- dep prpblempntijd, den- tijd der geweldige'dingen JWe zitten mididen -ia do. „quaestiën". - We nemen maar eventjes twéé quaestiën tot voorbeeld, om1 u te doen zien, wai die van iemand, die „bij" wil blijven, vorderen. De kabinetscrisis, nu kort geleden geëindigd en de zaak Geelkerken. Wie het naadje van de kous wilde wetten, in; zake liet gezantschap bij den Paus, voor wat „er om en er aan hangt", had lang niet genoeg aan één dagblad. Hij was verplicht notitie te nemen van Roomsche zoowel als Protestantsche en link- scne bladen. En wie zien naar verschillende zijden in dit „probleem" had georiënteerd, kwam al gauw tot ■do eoneiusie dat hij 't nog niet wist. Min- stens was een grondige studio noodig in de werken van Groen, Kuyper en Lohman; zelfs zoudt ge eeen cursus in Staatsrecht hebben moeten vol gen, alvorens tot objectilf oordeel bevoegd te zijn. In de zaak Geelkerken is dan hem, die meele vend „bij" wilde blijven, nog veel meer gevor derd. Herinner u slechts den artikelenvloed en de brochurestroom, naar aanleiding van deze zaak. Alle lagen der bevolking hebben sclirijvers ge leverd, die er hun licht oftewel duisternis over ten beste of ten slechte gaven. Die zéér eenvoudigen, en de Zeergeleerden, van de laatsten in velerlei vakken en kundigheden. Theologen, natuurkundigen, biologen, wiskundi gen, bouwkundigen en zelfs advocaten hebben zien geroepen gevoeld, er over te schrijven. Wie „bij" wilde blijven, moest de acta van de Provinciale Synode van Noord-Holland lezen. In de „voor Synode" dagen gaven de bladen van' allerlei richting groote verslagen, van Tribune tot Haagsche Post; het laatste rose blad gaf Ht. GeejJterken's portret op de voorpagina; als men weet, dat daar alleen de afbeeldingen plegen te staan van een Prof. Lorentz, een Briand, Chamberldin en Ab-del-Krim, wordt het u allicht duidelijk, hoeveel gewicht het jHaagsche blad voor de deftige burgerklasse aan 't geval hechtte. Van Groene Amsterdammer en Kerkbode willen we zwijgen. Eindelijk kwam de Synode saam, en we waren zeer nieuwsgierig en kregen dagen, dagenlang weinig onder de oogen. Daar verschenen uiteindelijk de bekende rap porten heele zwaarwichtige, zeer belangrijke en zware stukken. Zouden deze óók gelezen en herlezen zijn? Toen brak eerst recht de nieuws- en beschou- wingenstroom los, in overweldigende massa, tot een stortvloed aanzwellend. Levendig kan ik me voorstellen, dat velen de kluts zijn kwijt geraakt. Thans begint het wat te luwen en wat blijkt nu? Een groote les, schijnt me toe, valt te leeren. Wie in kalm en rustig vertrouwen zijn tijd heeeft afgewacht, de stroom van allerlei elkaar weersprekende berichten langs zich heen liet gaan, is even goed in staat, misschien nog beter, den juisten toestand in zijn wezpn te beoordeelen. Hoeveel overbodigs is in deze zaak geschre ven? Hceveel papier onnoodig verklad, hoeveel tijd onnoodig aan artikelen en ongepaste bro chures verknoeid ?- Hoevelen zullen berouw hebhen, zich „vast" te hebben gepraat en nu meenen, met goed fat soen nu niet meer terug te kunnen? We zouden door kunneu gaan met vragen. De laatste quaestie is thans volkomen helder. We weten, waar het om gaat. En om mee te leven, om „bij" te zijn, hebben we gelukkig dat alles te lezen, niet noodig. Lezen op zich zelf is een kunst, niet minder kunst is het, wat lezenswaardig is te schiften van het overbodige. Gelukkig hij, die in dezen de wijsheid hetracht, want wijsheid gaat de kennis in waardij verre te boven. Disney liep onder het rookem van zijn pijp de veranda op en ineder, van droevige gedachten vervuld. Zij had zeker geijld, toen zij zich had ver beeld Lostwithiel te zien, zeide hij bij zich- zelven. 'Het was niets meer daan een droom. En toen herinnerde hij zich die lange nachten van ijlende koorts na de geboorte van haar kind, en bovenal dien eeuen nacht, toen zij zich verbeeld had in een storm op zee te zijn en overboord wilde springen. Hij wist nu welk tooneel zij in dat ijlen had overgespeeld, welk visioen haar verwarde geest uit de ledige duisternis had op geroepen. De priester had hen voor elf uur verlaten, en Martin Disney zat tot lang na middernacht bij zijn vrouw terwjjl Tabitha in de aangrenzen de kamer wachtte eer hij haar kon overreden om naar bed te gaan. Isola was helderder wakker dan gewoonlijk, eim zij had iets onrus tigs over zich, dat op haar echtgenoot den indruk maakte van een kwaad voorteeken. „Is de storm over?" vroeg zij, mat haar ge* laat naar de veranda en het sterrenlicht boven den tuin gekeerd. „Ja, lieve, 't is nu kalm weer." „En het kind?" zeide zij, eensklaps naar de zoldering opziende, waar de kleine met zijn min sliep. .'Hij slaapt zeker." „Dat hoop ik. Om negen uur ben ik naar boven gegaan, terwijl Pater Rodwell je voorlas en heb hem mijn nachtkus gegeven. Toen lag hij gerust te slapen." „Zou hij nog wel eens aan mij denken-, als hij een man geworden is?" zeid ezij afgetrok ken. „Kan je daaraan twijfelen? Je zult zijn hei ligste herinnering zijn." „Ach," hernam zij, „hij zal nooit weten..." De volzin bleef onvoleindigd. „Wil je me naar bed brengen, Martin? Het wordt zoo donker in de kamer," fluisterde zij. „Ik kan je gezicht nauwelijks zien." Hij tilde haar vermagerde gestalte in zijn armen op, droeg haar met de teederste zorg naar de slaapkamer en legde haar te bed, zoo als hij zoo menigmaal gedaan had gedurende die langzame reis naar het graf; maar dezen nacht ontbrak haar dank voor zijii zorgvuldig heid. Haar hoofd zonk op het kussen neder. haar bleeke lippen openden zich mét een zach- ten zucht en alles was stil. j Zoo was het einde gekomen plotseling, j zonder smart. Zij stierf als een kind, dat in slaap valt. i v Kolonel Disney voldeed aan den wensch van zijn vrouw, dat haar laatste rustplaats zou zijn in dien hoek onder de schaduw van den ouden Romeinschen muur, bij het graf van Shelley. In dat zuidelijk land volgt de begraving 1 schrikbarend snel op het overlijden en vóór den middag van den volgenden dag was de i aarde boven Isola gesloten, j Martin Disney wachtte, totdat hij het versch. gedolven graf met bloemen bedekt zag en hij j de begraafplaats verliet en naar de woning i terug ging, waar hij zijn kwijnende vrouw in j den heerlijken Italiaamschen lentetijd gebracht had". Hij liep in de akelige ledigheid van de j kamers heen en weer, de slaapkamer in en uit en zag nu maar dit, dan naar dat voorwerp met door tranen benevelde oogen en een bloedend hart. I _Zij.was niet meer. Die bladzijde in zijn leven was voo/r altijd dichtgeslagen. En nu had hij j nog slechts één do.el, één verlangen' afreke- ning te houden met den snoodaard, die haar j levensgeluk verwoest had. Hij had gewacht j totdat zij van alle aardsch leed bevrijd was en j nu was de spanning voorbij. Nu was het'een j zaak tusschen haar verleider en hem, J Hij had des morgens kapitein Hujbert in Venetië getelegrafeerd, maar tot dusverre geen j antwoord ontvangen en hij kon niet anders vooronderstellen, dan dat Allegra en haar ccht- genoot de stad verlaten hadden op. een van die uitstapjes, welke zijn zuster hem beschreven had als een afwisselihg in hun kalm leven. Hij was nog niet lang thuis geweest, en zijn ver moeide óogen warén nog verblind door den stroom van zonlicht, dien de dienstboden na de begrafenis in de kamers hadden binnengelaten, toen hem een telegram werd gébracht. Het was er een uit Brindisi. „De Eurydice is gisteravond bij Smyrna met man en muis vergaan. Mijn broeder was aan boord. Ik hen op weg naar Griekenland. Als gij gemist kunt worden, ga dan naar Allegra. - Sport- en Wedstrijden ST. PANGRAS. Voor het GóU'den Kruis speelde Vrone i 3 invallers te Eigmond tegen Zeevogels 1 0 leiding van den lieer Mulders uit Alkmaar, y, heeft zich -dezen middag goed van hun t gekweten, getuige wel den uitslag van den strijd. Door Vrone werd het éenste doelpunt maakt .hetwelk Zeevogels al spoedig met gelijkmaker beantwoordde, om even later J eeen fout van den keeper (J. Dekker), aunn twee te maken. Na tallooze malen tegen Je te liebben geschoten, wist Vrone eindelijk w te maken, hierdoor de wedstrijd, als gasten,» nende. D.T. II—Schoorl I 1—1. Evenals in Schoorl heeft D.T.S. 't niet tot overwinning kunnen brengen. Gelijk spel i ook ditmaal dé goede verhouding, want aan n kanten werd lustig geknoeid. Scheidsrechter I; was niet opgekomen. Gelukkig was C. J0])j bereid de leiding over te nemen, waarvoor; ook nog mijn dank'. Als dan om ongeveer drie begonnen wordt, zien we dat Schoor! en D'.TJS. twee invallers telt. In 't begin i S-- even in de meerderheid. Onze achterho, stond soms raar te schutteren. Later herstel) zij zieh en speelden toen weer èen uitstekej partij. Dan komt D. wat los en 't is de rechts), neri, die vlak voor de rust de score weet te non. Rust 10. Na de thee ging 't spel gelijk op. Doch komen wij weer opzetten en 't is aan 't a verdedigen van den S.-keeper te danken dat si tand 10 bleef. Dan een uitval van S. Een van links en de keeper liet hem zoo maar ga. Dus 1—1. Vlak voor tijd kreeg D. de kans t den dag nl. een penalty, maar de linksbuiten w niet anders te doen dan er jammerlijk na® schieten. Vermelding diént te zeggen, dat D\ uit 14, strijden 13 winstpunten behaald heeft en sle 21tegènpunten. KNULTJU. Hoe de Engelschman over ons denkt en Ik „Om de heeren, die 's ochtends zóó verdie wapen in hun krant, dat zij in de tram de jon vrouwtjes (en soms mooie vrouwtjes) niet de lus zagen hangen; „Om een Hollandachen politieagent, die v gecfsche pogingen deed om een vreemdeling leeren rechts houden; „Om het ei, dat - op iedere ontbijttafel zoni spek verscheen; „Om het nationale idee, dat men alleen beha te stoken van November tot Maart; „Om 'het meerendeel van de oudere heen die geen haar meer op hun hoofd hebben, ma die een weligen haargroei rond hun kin col veeren „Om de mannen, die niet kaal zijn, maai trachten er „glad bovenop" te komen, door hoofd te laten scheren; „Om de robuuste meisjes, die met minachtii neerzien op haar slankere, tengerder zus teren De goedlachsheid van den Emgelsehman is getwijfeld te prijzen. Het is waar, dat hij sommige opzichten den spijker op den kop sla en zijn opmerking over de galante - heeren in tram is, helaas! volkomen juist. Maar... ais wij, Hollanders, het -Kanaal ova steken en de "brave Britten gadeslaan in omgeving, och, dan doen wij op onze beurt wel eens „lachwekkende ervaringen" -op. Wij dn ken, terwijl wij dit schrijven aan heeren die' een bushalte hun best doen om zoo gauw mog lijk „on the top" te klauteren, aan politiea ten, wier „cockney" voor den vreemdeling woonweg abacadabra is. Wij denken aan... enfil aan allerlei, dat wij maar voor ons zullen houda Terwille van het vele goede, dat wij zagen! 'Hul bert." Martin Disney vernam later dat de Eurydi tusschen acht en negen uur op een klip stooten was en dat allen aan boord hun in de golven gevonden hadden. Het kind en zijn min gingen naar Trelaso terug, onder geleide van Tabitha, en kort daa na werden zij maar Corn wallis, gevolgd door d( nieuwen Lord Lostwithiel en zijn vrouw, d zich op de Mount metterwoon vestigden. Allf gra en haar echtgenoot namen het zoontje v; Martin Disney onder hun bescherming £e® rende de afwezigheid van den vader die naa de tooneelen vain zijn vroeger krijgsmanslef was teruggaan, om afleiding voor zijn droe heid te zoeken en eerst twee jaar na den doo vain zijn vrouw weer op Angler's Nest kwan om daar een stil leven te leiden te midden vj zijn boeken, ein zijn zoon te zien opgroeien hem het beeld van zijn overleden vrouw leve» dig voor den geest riep. Soms, als hij op zomernamiddag, onden den tulpenboom A pijp zat te rooken, terwijl de rivier de Fowe aan zijn voeten, stroomde, was het hem als< Isola's teere schoonheid én de jaren, die met haar had geleefd, en de tranen, die hij <j' haar gestort had, en het innig medelijden, alle gevoel van het grievend onrecht, dat* hem had aangedaan, had üïtgewischt, slee® voorbijgaande phasen van een langen treurig* droom waren den droom van! een" liefde, nooit, beantwoord was gewórden. „En toch, en tóch," zeide hij bij zichzelf na ee nlaiogdurig gepeins, met strak staren, oogen, die niets zagei, op de beweging va den stroom gevestigd, „geloof ik dat zij liefhad. Ik geloof dat zij mij heeft lief geJia van het oogenblik af toen zij mij bij mijn ten1» komst met tranen verwelkomde, tot haar 1 sten ademtocht. God sta alle jonge vrouwen die in haar jeugd en schóónheid door echtgenoot alléén gelaten wórden om in de der verzoeking te staan.of te vallen!" Op zekeren dag bij hét nazi yin van een seC/| taire in'de zitkamer, vond Martin Disney J t elegram, dat zijn vrou w vóór het jacht bal gesqhreyen, maar riiet afgezonden. EINDE-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1926 | | pagina 2