Waf er om ons heen gi^eurde Uit ons Parlement Parlementair Dagboek van Insider. 2*1 April. Een Kamerzitting duurt steeds ononderbro ken voort. Gevoelt men in eieni gewone verga dering, na een langdurig debat of een belang rijke beslissing, veelal neiging om even ademj te scheppen. In de Kamer gaat men onverpoosd door. Men kan dus begrijpen wat'het beteek,ont dat in de vergadering van heden, welke ruim zes uren duurde, de meer dan duizend afdee- lingen van de Indische begrooting werden af gehandeld. Het was uitsluitend de socialistische afgevaardigde, de heer Cramer, die van deze; eerste gelegenheid gebruik maakte om over. allerlei specifiek Indische aangelegenheden slecht gestyleerde redevoeringen te houden.. Geen wonder, dat een afgrijselijke verveling, zich van Kamer en journalisten meester maak te: geen wonder, dat te zeven uur de heen Cramer zelfs al zijn partijgenooten had wegge- praat. Indië heeft beter verdiend.... Een sympathiek woord werd aan de oud- gepensionneerden gewijd dóór Mr. Drooglever Fortuyn, hoewel daarmede .eenigszins werd vooruitgeloopen op de (veel oudere) motie van Mr. Dresselhuys, welke op de oud-gepension- neerden, weduwen en weezen ,,in hun geheel" betrekking heeft. Het is deze motie, welke alle oud-militairen opnieuw ,,in het geweer" heeft gebracht, zoodat de Kamer wordt bedol ven onder een lawine van verzoekschriften om vooral toch deze motie aan te nemen. Zeer laat in den middag heeft Mr. Knotten belt ee ribondig en helder betoog gewijd aan een zeer gewichtige aangelegenheid: de z.g. dubbele belasting voor scheepvaartondernemin gen, waardoor Nederland belemmerd wordt in het sluiten van verdragen van andere mogend-* heden. Minister Koningsberger, die sfeeds kor ter werd naarmate de Indische specialiteiten zich duchtiger weerden zegde welwillende' overweging toe. Elke vergadering heeft een verrassing en zoo ook deze: er is een interpellatie aangevraagd, over de wisseling aan Oorlog, niet door Prof. van Gijn, die schriftelijke vragen had ingediend en een zeer ontwijkend antwoord had ont vangen, maar door Mr. Heemskerk. Het feit, dat de anti-revolutionnaire leider zich hier met jeugdigen ijver als interpellant opwerpt, wijst er op, dat de fractie-Colijn tegenover het Ka binet-de Geer in gevechtspositie blijft staan. Blijkbaar heerscht er argwaan in den anti- revofutionnairen hoek, althans er heerschte een, levendig én nerveus gebabbel De Eerste Kamer heeft zich aan den begroo- tingsarbeid gezet. Het was ook daar weinig be'angwekkend. 28 April. De Meimaand is in het zicht en nog ploe teren de beide Kamers aan de begrooting voor 1926. De Tweede Kamer vergaderde heden tot ruim 2 uur in den nacht en men vraagt zich af of zij zich eigenlijk niet belachelijk maakt. Het is waar, de begrootingshoofdstukken zijn afgedaan en alles wat tot eenigszins omvang rijke discussie aanleiding zou kunnen geven, werd tot na Paschen uitgesteld. Maa rhet is wel een zonderlinge toestand, dat de beide Kamers op denzelfden dag dezelfde begroo ting behandelen, en het kwam dan ook voor, dat de Minister in de Tweede Kamer kon ver wijzen naar de antwoorden:, die hij zoo juist aai\ ie overzijde van het Binnenhof had gegeven. De begrooting voor Suriname bracht de frac tie van den Vrijheidsbond 'in actie. Mr. Droog lever Fortuyn bracht de bekende grenskwestie ter sprake; Mr. van Rappard hield een zeer lang betoog over den landbouw; Mr. Boom stelde een motie voor welke gericht is tegen, een Koninklijk besluit, dat de onafhankelijk heid en de zelfstandigheid van het Hof van Justitie tc Suriname aantast, terwijl Mr. van, Gijn critische beschouwingen hield inzake de methode, welke men volgt om te komen tot opbeuring van Suriname, dat nog steeds een zwak kindje van het Moederland is. Een fractie zeker niet de grootste, welke in staat in vier meesters in de rechten achter elkander ^voor het front te brengen als specialiteiten bij een zoo technische koloniale begrooting als deze, mag er zeker wezen. Bij de Justitie-begrooting werd natuurlijk een. hartig woordje gesproken over de misstanden bij het opvoedingsgesticht De Glindhorst. ter wijl Mr. Knottenbelt aandrong op een herzie ning van het huwelijksrecht in het algemeen. En voorts kletterde op de Regeeringstafel een, wenschenregen en klachtenhagel neer, die de aanwezigen „begrootingsziek" deed worden en menigeen op de vlucht deed slaan, toen Minis ter Donner ver na middernacht tot de beant woording overging. Bij den aanvang der vergadering kwam de, Indische begrooting in stemming, waarbij de sociaal-democraten zich verplicht achtten zih verplicht achtten zich als tegenstemmers te voegen in het gezelschap van den communist. Deze laatste zal zeker niet gedacht hebben, dat zijn zweep hen zoo spoedig zooveel volge lingen zou bezorgen. Plaaisejijk Nieuws FEItëTE LANG EDI JK ER CENTRAAL BIOSCOOP. BiE NIBELUNGEN. Deze prachtfilm wordt door de Eerste Lange- dijker Centraal Bioscoop vertoont. Een helden dicht van dit verhaal bestond reeds voor hét jaar 1210. Het gaat om den grooten schat der Nibelungen. De voornaamste personen zijn Sieg fried, Kriemhilde, Gunther, Hagen en Etzel. Een schitterende uitbeelding van het Germaansche verhaal, dat boeit van het begin tot het einde. De inhoud van het tweede deel laten wij hier volgen:* Het lijk vau deu vermoorden Siegfried is uit het Odenwald naar het vorstelijk paleis te Worms Ons nieuwe Feuilleton Dit is mevrouw Mary RobertsRinehart, de schrijfster van het nieuwe feuilleton De Wen teltrap", waarvan het eerste gedeelte in dit nummer wordt opgenomen. Wij vinden het wel de moeite waard onze lezeressen en lezers een en ander uit het leven van deze bijzondere vrouw mede te deelen. Want zij is, zooals de pers zeer terecht meer malen opmerkte, een interessante vrouw: een beroemd schrijfster, zoowel van boeken en tooneelstukken als films, een energieke per soonlijkheid en een gelukkige echtgenoote en moeder. Mary Roberts is in de Amerikaansche stad Pittsburgh geboren en als jong meisje koos zij. het verpleegstersvak. Nog geen twintig jaar oud ontving zij haar diploma en drie dagen daarna trouwde zij met Dr. Stanley Rinehart, die eerste chirurg was 'in het ziekenhuis, waar zij verpleegde. Tien jaren wijdde Mevrouw Roberts-Rinei- hart zich met liefde aan haar kinderen en huishouding, 'en eerst toen zij den leeftijd vanf, dertig jaar had bereikt, verkreeg zij de lang] begeerde gelegenheid om boeken te gaan schrij ven. Haar eerste boek was „De Wenteltrap" en het had zulk een overweldigend succes, dat Mevrouw Robert's tofkomst als schrijfster voor. goed verzekerd was. Niet minder dan vijftien millioen exemplaren: werden van dit boek inalle talen verkocht. Heel de wereld is het rondgegaan op een zege tocht en het is te begrijpen, dat wij niet geaar zeld hebben de feuilleton-auteursrechten van dit spannende werk te koopen 'toen zij ons werden aangeboden. Haar roman „De Wenteltrap" werd later als tooneelstuk opgevoerd in New-York en Londen en had groot succes. Sommige critici zijn zoo ver gegaan, haar de meest succesvolle roman schrijfster ter wereld te noemen. In ieder^geval heeft de publicatie van dit boek haar onmiddel lijk op de eerste rij van 's werelds roman schrijvers en -schrijfsters geplaatst. Wij laten de beoordeeling van „De Wentel trap" hierna met vertrouwen aan onze lezers over. gebracht en in Kriemhilde's kernen ad e op een baar uitgestrekt. Als koning Gunther nu Brun- hilde mededeelt, dat aan haar wensch is voldaan, want dat Siegfried dood is, breekt deze in een hoonlach uit en bekent, dat zij haar gemaal heeft bedrogen: Siegfried heeft haar niet aange raakt en stierf onschuldig. Kriem'hilde is ontroostbaar. Als nu Hagen Tronje het vertrek, waar Kriemhilde bij het lijk treurt, binnentree.lt, begint Siegfried's wonde op nieuw te bloeden. Kriemhilde weet hierdoor, dat Hagen de moordenaar is en eischt van Gunther, dat deze Siegfried's dood zal wreken. De Ko ning weigert en schaart zich met zijne broeders en zijne vazallen om Hagen, als om hem te be schermen. Kriemhilde echter zweert zich te zullen wreken; „Of gij U achter mijne verwanten ver bergt, of aan het altaar Gods, zelfs al gingt gij tot het einde der wereld, Hagen Tronje, dap nog zult gij mijne WTake niet ontgaan!" Hagen vreest nu, dat Kriem'hilde den Nibelun genschat zal gebruiken als prijs om haar wraak te koelen. Daarom werpt hij al het goud op een geheime plaats in den Rijn. Onderwijl is Rüdiger von Bechlarn tè Worms aangekomen, om, als afgezant van den Hunnen koning Eitzel, voor zijn Koning Kriemhilde's hand te vragen. Kriemhilde vertelt hem haar leed. Rü diger belooft haar, dat hij en Koning Eitzel haar zullen wreken, waarop Kriemhilde hem een eed laat zweren op het 6cherpe van zijn zwaard. De vorstin, die Siegfried nog liefheeft, neemt dan het aanzoek aan en volgt, zonder afscheid te nemen van haar verwanten, des Konings afge zant. In het land der Hunnen aangekomen, Ver langt zij, dat Koning Eitzel Rüdiger's eed zal maken tot den zijne. Ook de Koning, die haar als eene godheid heeft ontvangen, zweert den eed van trouw en wraak. Als Kriemhilde hem een zoon schenkt, wil j hij alles doen, om haar zijn dankbaarheid te too j nen. Waarop Kriemhilde niets anders verlangt, dan dat hij haar broeders zal noodigen tot een "be zoek aan zijn land en zijn hof. De broeders kamen in gezelschap van Hagen. Kriemhilde herinnert Etzel aan zijn eed. Doch Etzel is een kind der woestijn: nóóit zal hij de.wetten der gastvrijheid schenden. Kriemhilde hitst nu de Hunen op, de slapende Koningen en Hagen des nachts te over vallen. Doch Hagen is waakzaam en de overval mislukt. Kriemhilde wil nu Hagen in de val lokken. Zij laat, ter viering van de komst der lente, de Boer- gondiërs ten feestdisch aanzitten, terwijl in een andere zaal de manschappen feest vieren. Plotseling worden de Boergomdische krijgers door de Hunnen aangevallen en op één na tot den laatstei man gedood. Hagen, die het verraad begrijpt, doodt uit weerwraak het kind van Eitzel en Kriemhilde, dat aan tafel aanwezig is, waarop de Koning, buiten zichzelf van woede en smart, de Nibelungen vogelvrij verklaart. Etzel en Kriemhilde, met het doóde kind, en om-y geven door getrouwen, verlaten de zaal, en een geweldige strijd vangt aan. In ide zaal verschansen zich de Boergondische Koningen met Volker en Hagen en wat hun nog aan mannen overbleef, en nu herinnert Kriemlhilde Rüdiger aan zijn FEUILLETON De Wenteltrap Naar het Amerikaansch. van MARY ROBERTS RINEHART, 1) HOOFDSTUK I. Ik huur een huis. Dit is de geschiedenis van een oude vrij ster van middelbaren leeftijd, die haar ver stand verloor, haar huisgoden in de stad achter liet, buiten een gemeubileerd huis huurde voor den zomer en toen betrokken werd bij een van die geheimzinnige misdaden, die onze kranten en detectives werk geven en gelukkig maken. Twintig jaar lang had ik! me heel plei- zierig gevoeld; twintig jaar lang had ik in den zomer de bloemenbakken voor het venster la ten vullen, de zonneschermen laten ophangen, en de meubelen met bruin linnen hoezen be dekt evenveel kieeren had ik van mijn vrienden afscheid genomen en nadat ik hun warmen uit tocht had gadegeslagen, genoot ik van de heer lijke rust in de stad, waar de brieven driemaal per dag bezorgd worden en je, wat de water voorziening betreft, niet afhankelijk bent van een reservoir op een dak. En toen kreeg het mij te pakken. Als ik nu nog eens nadenk over de maanden, die ik in „Zonnehoek" heb doorgebracht, verbaas ik er mij over, hoe ik het heb kunnen overleven. De sporen van wat ik dien zomer heb doorge maakt, zijn wel achtergebleven. Ik ben erg grijs geworden. Liddy herinnerde er mij. gisteren nog aan, doör te zeggen, dat mijn haar zilvergrijs inplaats van geelachtig wit zou worden als ik het uitspoelde in water met wat 1 blauwsel er in! Ik heb er het land aan om aan; onaangename dingen te worden herinnerd, en ik snauwde haar af. „Neenl" zei ik boos, „op rriijn leeftijd ben ik niet meer van plan oml blauwsel te gaan gebruiken en stijfsel ook niet." Liddy zegt, dat haar zenuwen heelemaal op zijn, na dien vreeselijkien zomer, maar de hemel weet, dat ze er nog genoeg over 'heeft. En als ze met een brok in haar keel begint rond te loopen, behoef ik maar te dreigen dat we naar Zonnehoek zullen terugkeeren, om haar uit angst tenminste schijnbaar opgewekt te maken waaruit u wel kunt begrijpen, dat de zomer daar nu niet bepaald een succes is geweest. De verslagen in de kranten zijn, zoo ver ward en onvolledig geweest een, er van noemde mij maar ééns, en toen1 alleen als de- geen die in dien tijd het huis had gehuurd dat ik vind dat ik moet vertellen wat ik weet. Meneer Jamicson, de detective, zei zelf, dat hij het zonder mij nooit had' kunnen klaar", spelen, hoewel hij er aan 'de krantenmenscben niets van vertelde. Om mijn verhaal goed te kunnenl doen moet ik een heelen tijd terug gaan, wel dertien jaar. Toen stierf mijn broer en liet mij zijn twee. eed en eischt van hem het hoofd van Hagen Tron je. Hij dringt de zaal binnen, doodt in den sir ij dj zijn schoonzoon Giselher, Krimhilde's broeder, en wordt dan door Volker neergeveld. Waarna Kriemhilde bevel geeft, de zaal in brand te steken. Het dak van Ide brandende burcht, stort in. Reeds meenen de buiten wachtenden, dat al wat leeft er onder begraven zal zijn. Diaar hooren zij uit den rook en den vuurgloed het lied opklinkeiij dat Volker zingt. Eitzel, in zijn woede, wil nu zelf het paleis ingaan, om hen te dooden, doch Dietrich von Bern, zijn vazal, houdt hem terug. Hij treedt de brandende zaal in en komt met Gunther en Hagen terug. Beiden zijn doodcc lijk gewond. Kriemhilde, triomfeerend, vraagt Hagen, waar hij den Nibelungenschat heeft ver borgen doch deze weigert te antwoorden, zoolang er nog één koning van Baergondië leeft. Kriem hilde deinst niet terug, haar broeder Gunther ah slachtoffer van haar wraak te laten vallen. Doch Hagen hoont haar en zegt, dat thans, buiten hem, niemand, behalve God, het geheim kent van den Nibelungenschat. En hij, Hagen, zal niet spreken. Waarop Kriemhilde hem met Siegfried's zwaard neervelt, walrna zij de aarde, die zij van de plek, waar Siegfried gedood werd, heeft meege nomen naar het land der Hunnen, drenkt met het bloed van den moordenaar. Over zooveel onmenschelijkheid diep veront waardigd, en buiten zichzelf, velt Hildebrand, de wapenmeester van Dietrich van Bern, Krienb hilde met zijn zwaard en geeft haar den dood, die voor haar eene verlossing is. E'tzel begrijpt, dat hij slechts gediend heeft als werktuig voor Kriemhilde's wraak, die niemand boeit liefgehad behalve Siegfried. Hij beveelt, dat Kriemhilde's lijk naar haar vaderland zal worden terugge bracht en naast Siegfried zal worden bijgezet. BINNENLAND. We hebben deze week aen dag herdacht, waar op 300 jaar geleden een oer grootste vaderlanders een der grootste vaüerlandsehe „heiden" zei den we vroeger Michiel Adriaanszoon de Ruy- ter, gestorven is. 'tW,as een zeer stille herden. king, geheel verschillend van de wijze, waarop we gewoon zijn in ons vaderland jubilea te vieren, geheel verschillend ook van den luister van een vorig De Ruyter-feest. De Koningin heeft een krans gelegd op zijn graf in de Groote Kerk te Amsterdam, sommige bladen gaven een herden kingsartikel en daarmee was 't uit. Eten De Ruy ter-feest past niet meer in het kader van den tegenwoordigen tijd, waarin we liefst maar zwij gen over '8e vroegere Geuzen-'helden en van onze moderne pacifistische tendensen doen blijken, door de geweldenarijen van oude laud- en zeehelden dood te zwijgen. Zelfs in de nieuwe geschiedenis boekjes van onze sc-holen stapt men vluchtig over hun daden heen. Zonder in pacifistische gevoelens voor iemand te willen onderdoen, achten we de negatie dier vroegere landsgrooten klein gedoe. Van welke ge voelens we tegenwoordig ook bezield mogen zijn, ontkend kan niet woraen, dat mannen als de kinderen na. Halsey was torn elf en Gertrude was zeven. Plotseling kreeg ik alle verantwoor delijkheid van het moederschap; om een goede moeder te zijn moet men er zich evenveel jaren op toegelegd hebben als het kind oud is, zoo- als de man, die begon met een kalf te dragen en eindigde met rond te loopen met een vol-; Wassen stier op zijn schouders. Maar ik deeci mijn best. Toen Gertrude den haarlinten-leeftijd voorbij was en Halsey om een dasspeld vroeg' en een lange broek aantrok wat mij een heeleboel stopwerk bespaarde stuurde ik hen naar goede kostscholen. Daarna ging mijn opvoeding hoofdzakelijk schriftelijk, met drie maanden in den zomer om hun kieeren na te zien en in het algemeen mijn pleegmoeder- schap, dat negen maanden lang in de kamfer had gelegen, weer eens op te frisschen. Die zomers met hen miste ik erg toen ze een paar jaar later zoover waren, dat ze een, groot deel van hun vacanties bij hun vrienden en vriendinnen gingen logeeren! Langzamer hand kwam ik er achter dat mijn handteeke- ning onder een cheque, hen nog meer welkom was dan die onder een brief, hoewel ik hein geregeld bleef schrijven. Maar toen'Halsey afgestudeerd was en Ger trude de kostschool had afgeloopen, was de toestand plotseling geheel anders geworden. De winter, dat Gertrude voor het eerst uitging was een serie van laat opzitten om haar te chapc- ronneeren, tusschen de dutjes door den. vol genden dag met haar naar de naaister gaan, en onverkièselijke jonge lieden op een afstand: houden, die meer geld hadden dan hersens, of meer hersens dan geld. Ik leerde ook een heeleboel dingen. Ik leerde „lingerie" zeggen! voor ondergoed, japonnen inplaats van jurken: en ook dat baardelooze studenten geen: jongens zijn maar mannen! Halsey had miet zooveel persoonlijk toezicht noodig en daar ze dien winter allebei hun moederlijk erfdeel kreJ gen, werd mijn verantwoordelijkheid beperkt tot het moreele deel der opvoeding. Halsey, kocht natuurlijk een auto en ik leerde hoe ik een grijze tullen sjaal over mijn hoed moest binden, en na een poosje, dat we nooit moestem stoppen als we een hond hadden overreden. De menschen zijn soms zoo onaangenaam, over hun honden. Al deze kleine verbeteringen aan mijn op; voeding maakten me langzamerhand een mode van een ongetrouwde tante en tegen het voor jaar was ik al goed vooruitgegaan. En toen Halsey voorstelde om in de Adirondacks gaan kampeeren en Gertrude naar zee wilde.; werden we het tenslotte eens over een mooi buitenhuis in de buurt van een golf-terrein, per auto van de stad uit te bereiken en waa: men tenminste naar een dokter telefoneere kan. Zoo kwamen we er toe'om naar Zonne hoek te gaan. f We gingen het huis eens bekijkenl en e scheen zijn naam eer aan te doen. Het vroollU uiterlijk duidde op niets ongewoons. Alleen een, ding kwam mij wat vreemd voorde huishou ster, die er was achter gebleven om op het nu

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1926 | | pagina 4