NIEUWE Dinsdag 11 Mei 1926 35e Jaargang Indrukken van een reis door Spanje. NO 56 INTERC. TELEPHOON 52 LANGEDIJKER COURANT DU nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Uit ons Parlement Interpellaties over ministerwisseling, leniging van de ellende van den wa- teersnood en bedrijfsongevallen in de Limburgschee mijnen. Begrootin- geen van onderwijs, finantiën en ar beid. rJ- Tal van wenschen. Is misschien de lange onderbreking van ons parlementaire leven door de langdurige ministeri- eele crisis, die den kamerleden de kans benam de regeering aan eën verhoör te onderwerpen, dé oor zaak van de tallooze interpellaties die den laatsten den laatsten tijd met verbluffende snelheid opvol gen? Nauwelijks was de heer Hiemstra over de werkeloosheid in Drente uitgesproken, of. nieuwe interpellanten meldden zich aan. En achtereenvol gens kwamen nu de heer Heemskerk over het af treden van minister Van Royen en het optrèden van minister Lambooy, de heer Van Voorst tot Voorst over het standpunt der regeering ten aan zien van het verleenen van steun aan de slachtof fers van den watersnood en de heer Drop over de bedrijfsongevallen in de Limburgsche mijnen aan het woord, waartusschendoor de begrootingen van onderwijs, finantiën en arbeid in behandeling ge nomen werden. De heer Hiemstra had over de Drentsche veen- streken niet veel meer te zeggen gehad. De heer Ketelaar had er nog op gewezen, dat van de 20 slecht gevoede kinderen er 19 uit gezinnen van veenarbeiders bleken te komen, mevrouw De Vries Biuine aan den slechten woning- en gezondheids toestand in de veenstreken en aa het hooge sterfte cijfer in Drente herinnerd en de heer Duijs de ge legenheid waargenomen om tegenover den heer Zijlstra het ministerie Mac Donald in Engeland te verdedigen, waarna de motie van den heer; Hiemstra inzake de loonsbepaling bij werkverschaffing ver worpen was. Dan begon de heer Heemskerk met nieuwen Inoed over de ministerwisseling. Zij had1 den in druk, dat de oorzaak van het, geschil tusschen minister van Royen en de regeering hierin gelegen was, dat de eerste de samenvoeging van de de partementen van oorlog en marine pas na behoor lijke voorbereiding de regeering haar tën spoedig ste wenschte en meende, dat het! optreden van minister Lambooy, die ook in het vorig ministerie zat, het vermoeden wekte, als stuurde men op de ■pmzetting van het extra-parlementair kabinet in een rechts kabinet aan. Ten opzichte van dit rlaatste stelde minister De Geer den interpellant gerust. De indruk omtrent de oorzaak van geschil bleek echter niet geheel onjuist. 1 De interpellatie van den heer Van Voorst tot Voorst had eenzelfde kalm verloop. Maar het suc ces, dat de interpellant ervan gehoopt' had, had hij zeker niet. Immers, het was er den heer 'Van Voorst tot Voorst, die op de onvolledigheid van den verschaften steun wees, maar daarbij door den heer Boissevain, voorzitter van "de watersnood-com missie tegengesproken werd, blijkbaar om te doen «"»n den minister de belofte te krijgen, dat de re geering door subsidie het tekort zou aanvullen, teneinde zoodanige schadeloosstelling mogelijk te maken, die de getroffenen van den ondergang zou redden. Maar de minister bleek hiertoe niet bereid omdat hij meende, daarmede de particuliere lief dadigheid bij voorbaat te steunen. Ook de heer Drop, die over mijnongevallen in Limburg interpelleerde, kon van den minister van waterstaat niet de belofte krijgen, die hij blijkbaar begeerde. Hij wees op de toename der bedrijfson gevallen, zoodat van elke drie arbeiders thans ieder jaar een een meer of minder ernstig ongeval kreeg wat hij daaraan weet, dat de zucht naar goedkoop werk de voorrang had boven de zorg voor de vei ligheid der arbeiders en aan de slechte loonpositie uier arbeiders, wier weekloon verlaagd was met U.40 en meende, dat het met meer nadruk opko- men voor goede arbeidersvoorwaarden in de mij- nen> gerechtvaardigd werd door het gevaarlijke van den arbeid en de omstandigheid, dat het mijn bedrijf ten deele staatsbedrijf was. En daar hij 2 arbeiderscontroleurs op de duizenden arbeiders te weinig vond, vroeg hij uitbreiding van hun aantal °ok van hun bevoegdheid. Maar de minister meende, dat het aantal ongevallen niet steeg, hoe wel de heer Hermans becijferde dat1 het aantal '•40 per duizend in ons land bedroeg, tegen 1 per looo voor Europa en kon alleen toezeggen, dat hij bet aantal arbeiderscontroleurs zou uitbreiden en uitbreiding van hun bevoegdheid overwegen.» Van de begrootingen was die van Onderwijs v"j gauw afgehandeld. De heer Gerhard" kwam nog op voor de andere leeraren bij het nijverheids onderwijs, de heer Lingbeek voor herstel van het godsdienstonderwijs op school en mej. Westerman voor toelating op zesjarigen leeftijd en herstel van de vrijheid om moderne talen te mogen onderwij zen binnen de schooluren, wat nu de bijzondere scholen wel mogen. De heeren Bulten en Tilanus 1 spraken over te groote eenzijdige bezuiniging! en £le heer Moller over het groote aantal leerlingen per klas. En de minister deelde mee, dat inzake het nijverheidsonderwijs een nieuwe salarisregeling in bewerking was en men op het departement met wijzigingen der Lager Onderwijswet bezig was. Tot slot werd de motie van den heer Gerhard om den 7-jarigen leerplicht in te voeren, verworpen. 7; De begrooting van finantiën bracht eveneens allerlei wenschen naar voren, als verlaging 'van belastingen, afschaffing van de opcenten op de in komstenbelasting, regeling van de finantieële verhou ding tusschen rijk en gemeenten, betere invordering van de belastingen, waar in den Haag! op 11 millioen ruim, 2.25 millioen ongeïnd bleef, herziening van het bezoldigingsbesluit, enz. D,e heer De Wilde I keurde voorts de voorgenomen reorganisatie van den belastingdienst af. En de heer Kortenhorst hield een betoog over het verband tusschen pro- ductieverhouding en afzetmogelijkheid, loonpolitiek en werkeloosheid. j Bij de behandeling der Arbeidsbegrooting werd vooral op algemeenere toepassing der arbeidswet )en wettelijke regeling van de werkeloosheidsver-, zekering aangedrongen. vu. - Heeft men in Madrid zelf geen historischen grond onder de voeten, wel, men biehoeft zichi maar een weinig buiten Madrid te begeven, of het is heet anders. Tot de eigenlijke omstreken van Madrid 'behoort nooh Toledo, noch Segovia, noch Aranjuez, noch het jElscuriaal. Toch waren deze verscnillende plaatsen reeds in. den pudfen tijd, toen men over heel wat minder geperfec tioneerde vervoermiddelen beschikte dan tegen woordig, zoo, nabij de hoofdstad gelegen, dat een deel Van het. Hof, ja zelfs de Koning, in die plaat sen verblijf hielden zonder dat dit groote moei lijkheden opleverde of de regelmatige gang van de staatsmachine daardoor werd onderbroken. Dat men dus heden ten dage vanuit Madrid gemakke lijk dit viertal plaatsen, tot de merkwaardigste van geheel Spanje behoorende, kan bezoeken, be hoeft nauwelijks gezegd. Beginnen wij: met Toledo. D|e staid is, eenigs- zins op een vêrhoogiug, gelegen aan de Taag, die haar voor een groot deel omsluit. Toledo heeft) reeas onder de Romeinen bestaan, die de sterke ligging ervan ontdekten. Toen de Visigothen er kwamen, en Koning Athanagild daarheen zijn Hof Verplaatste, verrezen er tal van kerken uit den grond. Toledo is Idan op het oogenblik ook niet uitsluitend belangrijk uit historisch oog punt, maar ook omdat het de zetel is van den Aartsbisschop, die tevens primaat is van de Spaansche kerk. Veel i3 er om, nabij en voor To- lledo 'gevochten; de overweging!, die Koning Al- fons VI er, dank zij de hulp van den fameuzen Cid, in 1085 behaalde, bracht de stad voorgoed) bij het Spaansche Koninkrijk, dat toen nog uit sluitend uit de Castiliën en Leon was opge bouwd. Maar niettegenstaande de Spaansche ko ningen ter geruimen tijd hebben doorgebracht; niettegenstaande er een opgewekt leven heeft ge- heerseht ook nadat de Mooren verdreven waren, is het Arabisch karakter van Toledo behouden gebleven. Althans grootendeels. Eiigenlijk kan men Tolecfo met niets beters vergelijken dan met Carcaasone, die eigenaardige vesting en stad te gelijk aan den voet der Pyreneeën, die aan een plaatje uit een geschiedkundig jongensboek van de middeneeuwen doet denken. Toledb is inder daad, van verre en van nabij gezien, voofal ves ting. In den ouden tijli was het beroemd om zijn wapensmeedkunst. Het is dat gebleven, totdat de wijze van oorlogvoeren een geheele verandering onderging, en het hectite, onbuigzame staal van Toledo niet meer de waarde vertegenwoordigde, die het vroeger had. D|e Spaansche koningen lie- 1 ten er tot in het midden der zestiende eeuw de Arabische taal toe; Philips II, die ondanks al de toewijding, waarover hij beschikte; al de scherpzinnigheid en kennis, die hij voor het regee- rien van zijn groot Rijk aanwendde, toch ook tal j van onverstandige dingen deed, ging er ook toe j over om deze Arabische taal in Toledo te verbie- j den. Het is de slag voor de stad geweest, die zich van haar meest nijvere burgers beroofd zag; zij ontvolkte langzaam en geleidelijk, en is al spoe dig geworden het provinciestadje van nu, dat nog roem draagt op zijn Kathedraal, een won dermooi bouwwerk, en op zijn.... Verleden. Inderdaad deze Kathedraal, de zetel van den Primaat van Spanje, loont alleen de moeite van de reis. Het is ondoenlijk om in een kort bestek iets te vertellen van al het èn kerkelijk èn histo- risch 'belangwekkende, dat men in zoo ruime mate er aantreft. Een bezoek aan de Kathedraal van Toledo is zeker niet minder de moeite waard dan aan die van Canterburyintegendeel, op tal van plaatsen spreekt de invloed, die van hier is uitgegaan, in veel sterker mate. Want deze Ka thedraal is getuige geweest van de groote macht, die 'de Aartsbisschop van Toledo bezat, tot je gens de Koningen toe. Onder de statige gewel ven van deze Kathedraal kan men, uren achter een vertoeven zonder dat het oog moede wordt te zien naar de prachtige beelden, de eeuwenoude schilderijen, de kostbare kerksieraden, die er aan wezig zijn. De kapellen, die elk haar eigen be- teekenis hebben, volgen elkander op; zij vertellen ons in steenen-stilzwijgendheid van wat er hier, onder deze gewelven is geschied. De Kathedraal van Toledo is oud; oorspronkelijk stónd hier een ..Christelijk ctempel uit den tijd der Visigothen. i Met bet bouwen is eerst iu 1227 oen aanvang ge- maakt; in 1493, het jaar nadat de Spaanschfe 'Staat kon gezegd worden definitief gevestigd te zijn, kwam de bouw teneinde. E|n sedert zijn er jaarlijks duizenden en duizenden heiige trokken; voor velen is Toledo de Kathedraal en die Kathe draal gelijk aan Toledo. Overigens de stad loont daarnevens de moeite van het bezichtigen. Wat een prachtige oude kwartieren zijn er niet; wat een schitterende gezichten heeft men er niet in en buiten ae stal; welk een mooie kerken zijn ér niet buiten de Kathedraal en hoe stellen vele openbare en particuliere gebouwen ons niet in staat om de oudheid van deze stad te waardieeren. Eu het merkwaardige van dit alles is, dat Toledo in niets heeft het sombere karakter, dat men niet ten onrechte aan Segovia toeschrijft. Segovia is ook oud, va a Iberischen oorsprong; 'beeft bestaan ten tijde der Romeinen. Hier is .dan ook het grootste overblijfsel uit den Rp- meinsëhen tijd, dat iSpanje kent, een waterlei ding ,die minstens even mooi is als de brug bij Salamanca. Segovia heeft den Spaanschen Ko ningen meermalen tot verblijf gediend. Ook hier een Kathedraal, die de moeite van de bezichtiging loont; die zetel is van een bisschop, maar waar van geenszins een invloed is uitgegaan als van Toledo. Nevens !de Kathedraal is er het Alcazar; door Alfons VI van Castilië in dep loop der elfde eeuw gebouwd, maar zoo goed als geheel her nieuwd twee eeuwen later, en in den loop der negentiende eeuw uitnemend gerestaureerd. Wie een Stad van het oude Spanje goed wil leeren kennen, geve zich de moeite van een wandeling rond deze stad. Men zal dan heel wat merkwaar - dge kijkjes geneten; op de Katihedraalop de oude en 'de nieuwe wijken, maar nergens zal men bevrijd worden van het ietwat drukkende gevoel, dat Segovia geeft. Het kan zijn, dat bet een ge volg was van de kleuren van Üen dag, dat wijl het bezochten; bet kan ook zijn, dat wij ons de som bere edicten hebben herinnerd, die Philips 'H van hier in het bijzonder tegen de N.edlerlanden deed uitgaan de somberheid is ons bijgebleven tot het einde. i (Wordt vervolgd). Rechtzaken VOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van 10 Mei. 1 f Geen borreltjes meer. Een jongmensch uit Delft, dat onlangs te Alk maar was aangehouden wegens landlooperij en nu zich in voorarrest bevindt, blijkt een uitstekend werkman te zijn. Maar hij heeft van die rare zwer-' 'verskuren en vertrekt met de Noorderzon om hier of daar als zonder middel van bestaan rondzwer-, vende te worden ingerekend. Ook is hij lang niet afkeerig van bedwelmende dranken. Enfin, hij wil nu beslist goed oppassen en de politierechter heeft het hem gemakkelijk gemaakt. Hij is voorw. ver oordeeld tot drie dagen hechtenis en zes maanden opzending naar de rijkswerkinrichting. Zulks met een proeftijd van drie jaar. Indien hij zich nu stipt houdt aan de bijzondere voorwaarden, geheel-ont houding, caféverbod en verblijfplaats den Haag, dan zal hem geen kwaad geschieden. Natuurlijk moet hij zich ook onthouden van het plegen van een strafbaar feit. Het is te hopen .dat dit jonga mensch, dat zeer goede eigenschappen schijnt te- bezitten, met ernst zal medewerken met hen, die zich inspannen hem tot een nuttig en onbesproken lid van de maatschappij te cultureeren. Opgepast nu beste Jan, of er komt wat leelijks van Een Heldersche kustwachter, die ook zoo1 nu en dan uit den band springt1 en gewoonlijk dan in conflict komt met de voor orde en rust wakende politie, heeft succes van zijn verzet tegen een von nis, hem opgelegd terzake in dronkenschap ge pleegde wederspannigheid. De definitieve gevangenisstraf van 2 maanden is tuotüJZ by\3 pakjes v A yes von li 'PO.P's Pu'ddi'ogsoortenJ, PUDDINGföBRIEK A.J. POLAK- GRONIHGE HARMONIE „EXCELSIOR", Noordscharwoude. Directeur P. PRANGER. MATINÉE op DONDERDAG 13 MEI 1926 [Hemelvaartsdag] Aanvang half drie. PROGRAMMA. 1. „VIVAT EUROPEA"! Marset. Fr. v. Blon 2. Ouverture „BUY BLAS" F. Mendelssohn 3. Ie Suite „L'ARLÊSIENNE,, (Het meisje van Aries) G. Bizet No. 1. Prélude. 2. Minuetto (arr. P. Pranger) No. 3. Adagietto. No. 4 Carrillon. 4. „DAS BLONDE GRETCHEN", Walzer. 43. Fetjra^ PAUZE). 5. Ouverture „LA P.OU PEE DE NüRNBERG" A. Adam 6. „LE ROMAN D'ARLEiQUIN", Pantomime J. Massenet (De geschiedenis van 'n Harlekijn) a. Voorspel - Gigue oude Fransche dans. b. Intrede van de Harlekijn. c. Droomerij van „Colombine" aan haar venster. (Colombine is een vrouwel. hansworst). d. Serenade v. d. Harlekijn aan Colombine. e. Duo van de Harlekijn en Colombine. 7. „FANTA1SIB ROMANTIQUE" (legende) L. Montagne. a. De klokken luiden ter aankondiging van een huwelijksplechtigheid. b. Het binnentreden in de kerk. De inzege- ning en gelukwenschen. Het bruidspaar en familieleden Verlaten de kerk. c. Algemeene vreugde, Maaltijd en Dans tot sluiting van den feestdag. 8. MABSCH FINALE). De stoelen voor de Donateurs worden gereser veerd tot een kwartier na aanvang. Donderdagavonil BAL ten loka le van den Heer J. de Bakker. omgezet in een voorwaardelijke, die eerst zal kun nen worden toegepast als hij zich opnieuw verzet of een der hem opgelegde bijzondere voorwaarden niet nakomt. Zijn kop in den wind gegooid. Van een tuinder uit Zuidscharwoude, die zijn moeder had mishandeld en zich voorts minder gunstig onderscheidde door een ongèregeld leven, moest worden getuigd, dat hij niet voornemens was, zich onder leiding van de reclasseering te stellen. Deze brave zoon was heden in persoon aanwezig om zulks te bevestigen. Natuurlijk ver viel hiermede elk motief voor een voorw. veroor deeling en daar het een ernstig vergrijp is tegen wet en zedeleer om zijn moeder, die hem met zorg en teederheid heeft grootgebracht, te mishandelen werd hij tot 3 maanden gevangenisstraf veroor-/ deeld. Heel veel indruk maakte deze veroordeeling niet op den jongen man. Hij gaf het voornemen te kennen, onmiddellijk in hooger beroep te zullen gaan. Of het hem zal baten, is een vraag, die we niet zoo direct bevestigend zouden willen be antwoorden. Alleen kalmte kan u redden. Een bejaard sigarenwinkelier, met een zenuw achtig temperament, wonende in het nooitvolpre- zen Bergen, kreeg op( 3 April een inspiratie om een dorpsgenoot, een schilder, met wien hij' niet be paald op vriendschappelijke voet verkeert, te be- leedigen. Bedoelde verfkunstenaar had dispuut met een ander persoon, waarin ongevraagd ook de si garenwinkelier zich mengde en daarbij den schil der als een schoft kwalificeerde. De oude heer, die nogal los van lippen is, werd veroordeeld tot f 10 boete of 10 dagen met een vermaning om zich in het vervolg beter te beheerschen, daar an ders een emer ernstige straf zou worden opgelegd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1926 | | pagina 1