DIMDE BLAB. ZATERDAG 15 MEI 1926. Voor Huis en Hof. Kruid jjc-raer-me-niieL gent u het Ki'uiJjo-roer-me-nietJa, ja, hooren veel getrouwde madmen zuchten, dat kennen Maar dan begrijpen ze ons .niet goed; we be- ^jen ml. die eigenaardige sub-tropische plant, bij de minste aanraking ineenkrimpt. Hetgeen onder ons gezegd ook 'een eigenschap van nienschelijke kruidjes-roer-me-niet is. Doch zake. r po veel genoemde, maar nog te weinig gehou- planteu hebben slechts kleine en onaanzien- bloemen; daardoor, trekken ze dus allerminst ndacht. "Wel doen ze dat door die typischte, vallende schrikbewegingen der bladeren. plant stamt uit de tropisch-vochtige deelen Brazilië, maar komt ook in andere sub-tropi- laiiden voor, en tiert b.v. op Java en Ceylon dig als -onkruid. Bij ons staan de stammetjes mop; in den vrijen staat kruipen deze over grond. De bladeren hebben den vorm van hand met- vier vingers; die vingers echter op haar beurt weer geheel met keine blaad- gerand. Over dag zijn de bladeren verspreid, het invallen van de -duisternis trekken de loers dicht. jat dichttrekken echter geschiedt nog sneller, men een der bladeren met de vingers aanraakt zeer opmerkelijk is het verschijnsel, als men blad aan pT tópeinde met een lucifer schroeit, krullen eerst de-fijne randblaadje3 van liet om, vervolgens trekken de vingers samen eindelijk zakt heel het blad neer, zoo vervol een tweede, derde en volgende bladeren. Na vun een kwartier herstelt de plant zich weer, [n de tropische landen is de gevoeligheid groo- dun ten onzent. Men zaait in Maart op warmte; in Mei kunnen plantjes in een kamer, waar niet gestookt rdl, vertoeven; ze moet'en buiten tocht en ligszins beschaduwd gehouden worden. Ze eken nog al veel vocht en een voedzamen ond, maar zijn overigens niet moeilijk te hou- Om ze te zaaien is het nu te laat; 't best kan dus jonge plantjes koopen. Be Latijnsche is Mimosa Pudica. Hondciivofiding, het vraagstuk der hondenvoeding dus nog makkelijk op te lossen voor degenen,'die over ruime beurs beschikken we toonden dat in (vorig opstel aan voor menschen met meer heiden middelen zijn er nog wel aanpassings- fthoden. 'n Hond moet vleesch hebben om ge ld ri blijven, sterk en opgewekt, en de portie een flinken hond als 'n Herdershond en bees- van dergelijke grootte, is te stellen op onge 3 pona per week. Schrik nu niet, want 'tl meek 't-behoeft-geen beef steek -te-zijn. Paar- ivlëesch en zelfs 't goede afval er van, z.g. ipot-stukjes. is uitnemend; ook 't gehakt, arvoor moet men een adres zien te vinden. In groote steden koopt men zulk vleesch op de t a f 1per 4 poud. Goedkoop vleesch van aderen is ook goed en in ,'t bijzonder op de chthuizen kan men „voor den hond" nog wel goed terecht, maar men stoppe het dier vol met long en pens, want daar zit niets Geeft dal vleesch ook niet met waardelooze fdappelen, maar kookt een „hondenpotje"rijst, ïrdcuvleesch en b.v., wat zachte kalfsbeentjes, tot dril verkoken. Geef vooral zachte kalfs- ffltjes, z.g. knars of kraakbeen. Harde been- vreet een hond ook op, maar die versplin- en; de splinters gaan in de darmen kruislings oor zitten en geven -aldus aanleiding tot de '1 voorkomende en gevaarlijke verstoppingen, ^oor 'liet hondenpotje gebruike men nu eens dan weer havermout of grutten, oud brood., FEUILLETON De Wenteltrap Naar het Amerikaanbcih van. MARY ROBERTS RINEHART. k had er een voorgevoel van dat we in het '"elzaallje of op de trap iets zouden vinden, Heen de angst, dat Halsey in gevaar kon zijn, fef mij voort; bij iederen stap knikten mijn eëii. Gertrude liep vooruit en in het speèizaal- hleef ze staan en stak haar kaars in de hoogte. ifl wees ze zwijgend op het daarachter liggen- Portaal. Met zijn gezicht naar beneden en uit lekte arme a lag daar een man. ™et een snik liep Gertrude er heen: „Jack!" Vf uit. „O Jack!" ïddy was gillend weggeloopen en aHeen wij eeën bleven na. Gertrude keerde hem tenslotte tet we zijn bleeke gezicht konden zien en haalu-e ze diep adem en vief uitgeput op ha"hr neer. Het was het lichaam van een man r°k en een wit vest, dat nu met bloed be— een man, dien ik nooit eerder had) HOOFDSTUK IV. Waar is Halsey? ertrude keek naar bet gezicht alsof ze'er door Pnverd Was. Toen stak ze in den blinde haar Wen uit, en ik dacht dat ze flauw zou vallen, dij heeft hem vermoord!" mompelde ze bijna .^stoorbaar, en in mijn zenuwachtigheid schud- haar door elkaar. at bedoel je?"'zei ik opgewonden. Er klonk verdriet en overtuiging uit haar toon, overgeschoten pap e.d.; men zorge Voor afwisse ling. De kalfsbeentjes kan men ook afzonderlijk lot dril verkoken, telkens wat opwarmen en daarmee het hondenkostjé overgieten. Maar nóg eens: kleine harde'soepbeenderen, kippenbouten, vischgraten, e.d. zijn contrabande; het beest mag ze niet hebben, al lust hij ze. graag, Wèl een groote, zware schenkel, waar hij mep spelen kan en de tanden op kan sterken. Niet altiid geestig - toch om te lachen. Verschil in waardeering. Buurvrouw„Zoo, is er bij jullie thuis 'n nieuw broertje gekomen? Hoe beet-ie?" Anna'tje: „Moe zegt zoete jengel" en papa zegt „leeiijke schreeuwerd". Raden maar. Wat doe je als je een reoept krijgt, dat je niet lezen kunt vroeg iemand aan een apotheker. Dan raaa ik er naar. Ik kan evengoed raden al"8 de dokter, zou ik zeggen. Elf if pessimist. Dius u gelooft dat het huwelijk een loterij is? Neen. In de loterij1 heb je tenminste nog kans op een prijsje.... Ebn toespeling. Moeder: Zeg, Doortje,heeft mijnheer Gold stein ook iets gezegd, dat er op wijst, dat hij bij jou aanzoek wil doen? Dochter: Ja, hij vroeg me, of er-hyjJotheek op het huis stood. Onze dienstboden: VriendinMaar, Clara, zit je nu in de kamer koffie te malea Ciara: Ja, in de keuken mag ik het niet doen; daar maakt het geraas de keukenmeid ze nuwachtig. O zoo! Vrouw: Wat begin je, om zonder mij er iets van te zeggen, den chef van den" keuringsdienst op een diner te noodigen! Man: - Ik wil eindelijk eens officieel uitge maakt hebben, of het te eten is, wat je kookt. Ook 'n opvatting. Toen ik dien fox-terrier van je kocht, zei je, dat hij goed was voor de ratten, en ik kan je ver zekeren, dat Hij niet naar ze omziet. Nou, is-ie dan niet goed voor de ratten Verkeerd begrepen. Rechter: U hebt, zooals door getuigen be wezen is, een gouden horloge gestolen. Weet u, wat daarop staat?" Beklaagde: Jawel, d'r staat „souvenir" op. Zon 't waar zijn. Waarom zjjuden er meer meisjes dan jongens ter wereld komen? Omdat meisjes nieuwsgieriger zijn. Ook een reden. Zeg, die worstjes zijn verschrikkelijk duur. Ja, mijnheer, maar ze.zijn ook van een ge dresseerd varken. Uit de kinderkamer. Wat zullen we spelen? Man en vrouw. -- Goed, begin maar. Ach, was ik maar niet getrouwd! HEEL AARDIG! Vriend van de familie: „Hoe vind- je je nieuwe mama, Jantje?" Jantje: „Oh, heel aardig. Ik heb gisteren van de rozijnen gesnoept en zij berispte de meid!" MACHT DiElR GEWOONTE. Mevrouw Jansen: „Ach! mevrouw Pie terse, kijk eens naar die lakens." Mevrouw Pieterse: „Ja, als mijn zoou thuis was en hij ging laat naar bed, dan vergat hij zijn sporen wel cen3 af- te doen." Verscheidenheid D|E GESCHIEDENIS VAN DlEN ZAKDOEK. Voor zoover men heeft kunnen nagaan is de geschiedenis van den zakdoek nog betrekkelijk jong, in géén geval ouder dan 400 jaar ongeveer. De vrouw, aan wie we dezen grooten vooruitgang in de- beschaving danken, was een schoone Vene- tiaansche, die met haar fazzoletto een welver diend succes behaalde. Italië is dus de bakermat 'Mg meer indruk op mij maakte dan wat 'gfidijk zei. Maar er kwam geen woord meer 2,1 bleet maar naar den man op^den grond terwijl Liddy, die zich schaamde over klucht en toch niet alleen terug durfde ko- le doodelijk verschrikte dienstmeisjes voor den salon indreef verder durfden ze g-eeii van allen komen. Toen ze weer in den salon was, zakte Gertrude in elkaar en viel van de eene flauwte in de andleré. Ik 'belette Liddy met moeite om haar met em mers koud water te verdrinken en de dienstmeis jes stonden bij elkaar in een 'hoek gedrongen en staken geen vinger uit. Na een poosje, hoewel het ons uren toescheen, kwam er een auto aanrijden en Anne Watsou, die zich hatd aangekleed,, deed de deur open. Brie leden van de Greenwood Club kwamen binnen, in de meest wonderlijke costu mes. Ik herkende een zekeren meneer Jarvis, maar de anderen wareuvreemden. „Wat is er?" vroeg Jarvis wat zullen we ér wonderlijk uitgezien hebben! „Er is toch niemand gewond; is 't wel?" Hij keek naar Ger- trude. „Het is nog veel erger, meneer Jarvis," zei ik. .„Ik- vrees dat er iemand vermoord is." Er ontstond groote opwinding. De keukenmeid begon te huilen en juffrouw Watson gooide een stoel om. Eie mannen waren zichtbaar onder deri indruk. „Toch niemand van uw familie?" vroeg meneer Jarvis, toen hij weer op adem gekomen was. „Neen," zei ik en terwijl ik Liddy e^i teeken gaf idat ze op Gertrude moest passen, ging ik hen met een lamp voor naar het speelzaaltje. Een van de ïnannen gaf een schreeuw eu ze haastten zich allemaal de kamer in. Meneer Jarvis nam de lamp van mij over Jat herinner ik mij nog en toen voelde ik dat ik duizelig en licht in mijn 'hoofd werd'en ik deed mijn oogen dicht. Toen ik ze weer open deed waren ze klaar met hun onderzoek en was meneer Jarvis bezig mij in een stoel te zetten. „U moet naar boven gaan," zei hij, ,.u en juf frouw Gertrude ook. „Het. is ©en vreeselijke schok geweest. Ein dat nog wel in zijn eigen huis!" Ik 'keek hem aan en zonder er iets van te be grijpen. „Wie is het?" bracht ik er met moeite uit. Ik had een gevoel of er een band om mijn keel zat. „Het is Arnold Armstrong zei hij, terwijl hij der zakdoeken. Het duurde niet lang, of zij trok ken de Alpen over en verspreidden zich door Frankrijk, waar zij werüen aangenomen door de dames en heeren van het hof van Hendrik II. De zakdoek uit dit tijdperk, vervaardigd uit de fijnste weefsels en versierd met de kostbaarste kanten en borduursels, was een luxe-artikel van veel waarde. Onder de regeering van Hendrik III kwam men op het denkbeeld hem te parfumeeren en gaf men hem-den naam van Venus-doek. Eerst in 1580 vond dit toiletartikel ingang in Diuitsohland. Men noemde het „fazilletlein" naar zijn Italiaanschen naam fazzolettohet werd slechts gebruikt door vorsten en zeer rijke per sonen. Het werd ook gekozen als geschenk bij huwelijk van voorname personen. De zakdoek werd het onderwerp van verschei den wetten- tegen de weelde en een edict, in 1595 te Dresden verschenen, verbood officieel het ge bruik er van aan de volksklassen. Sedert dien tijd is hij echter langzamerhand algemeen ge worden, iets, waarover wij on3 niet te veel kunnen t verheugea. Aan de schoone Venetiaansche, die den zak doek heeft uitgevonden, zijn we dus den grootsten dank verschuldigd. Is het niet treurig, te beden- ij ken dat'onze poëtische voorouders uit de middel- I eeuwen dit nuttige, kleine lapje niet kenden, en dat bijvoorbeeld Dante's Beatrice en Petrazca's Laura zien waarschijnlijk inet-haar vingers den neus snoten? Zooals' we reeds zeiden, werd de zakdoek in den eersten tijd van zijn bestaan geheel als een luxeartikel beschouwd; zijn invoering in alle rangen üer maatschappij hebben we te {Janken aan een gewoonte, die eerst tegen het einde der achttiend eeeuw in gebruik raakte, n.l. het snui ven. Be zakdoeken (ëchupftücher) uit dit tijdperk namen een zeer eigenaardige plaats in in de ge schiedenis der beschaving iets waarop men tot nu toe weinig acht heeft geslagen en dat eerst onlangs in het licht iagesteld door den heer R. Forrer in zijn werk over het bedrukken van stof fen iu de Byzautijnsche en latere kunsttijdperken. Ten tijde der Fransche revdlutie was net ge bruikelijk de zakdoeken te bedrukken met figuur lijke afbeeldingen, vooral met politieke voorstel lingen. Zij werden door het gehieele land ver spreid, doch natuurlijk zijn er slechts zeer wieinig exemplaren bewaard gebleven. Hat kost vaak meer om een zak aardappelen van het station naar ©en winkel in de stad te brengen, dan het kost om diezelfde zak aardappe len (luizend kilometer per trein te verzenden. Be boer brengt zijn kalf groot, verzorgt het en voedt het; hij voedt en melkt de volwassen koe en krijgt van zijn melk een kwart van den prijs, welken de kooper van de melk betaalt. De moeilijkheid van den handel ligt in de hooge kosten der verspreiding en verzending. Wij weten heel goed te produceeren, maar op het gebied! van „distribueeren" zijn wij dikwijls nog even achterlijk als de "bewoners der Fiji-eilanden. HET ZAKGELD DER, KINDEREN. De rijkste man ter wereld, John D. Rockefeller Jr., verfehie kort geleden: „Toen mijn kindieren üan leeftijd van tien jaar hadden bereikt, gaf ik hun dertig oent .zakgeld per week. Daarvan mochten zij tien cent verteren, voorts moesten zij tien cent in hun spaarpot doen en de overblijven de tien cent moesten zij aan de kerk geven. Eilk jaar kregen zij vijf cent per week erbij, maar ik gaf hun nooit meer dan een gulden. Geld is slecht voor kinderen als zij er teveel van krijgen." Deze Opvatting is mooi. Het kan van de Rocke fellers niet -gezegd worden, dat zij „gierig" wa ren, want vader en zoon hebben aan de armen niet minder dan zevenhonderd en vijftig millioen gulden geschonken in den loop der jaren. Maar zij brachten hun kinderen groot in matigheid en eenvoud en dat is goed. In onzen tij'd van vrije jongens en meisjes, die vaak een wuft leventje leiden en de waarde van het geld dikwijls veel te laat leeren beseffen, zou het voor menig va der een nuttig ding zijn de voorbeelden van de Rockefellers te volgen. mij vreemd aankeek. „En hij is vermoord in het huis yan .zijn vader." Na een paar minuten kwam ik weer op mijn verhaal* en bracht meneer Jarvis mij naar de woonkamer. Liddy had Gertrude naar boven ge bracht, en de twee andêre heeren televen bij het lijk. De reactie van den schrik was ontzettend; ik was machteloos en toen deed meneer Jarvis mij een vraag die mij op eens weer wakker maakte. „Waar is Halsey?" vroeg hij. „Halsey!" plotseling zag ik het wanhopige ge zicht voor me van Gertrude en df leege kamers boven. Waar was Hftlsey „Hij is toch hier geweest, is 't niet?" drong meneer Jarvis aan. „Onderweg is hij nog even bij de cjub aangereden." „Ik weet niet waar hij is," zei ik flauwtjes. Eien 'van de andere mannen kwam binnen, vroeg naar de telefoon, en ik hoorde hem opgewonden praten over rechter en detectives. Meneer-Jarvis boog zich naar mij toe. „Waarom vertrouwt u mij niet, juffrouw In- nes?" zei-hij. „Ik zal voor u doen wat ik kan- M.aar u moet mij alles vertellen." Dial deed ik tenslotte, van het begin af, en toen ik hem zei, dat Jack Bailey dien nacht in huis geweeest was, floot hij zachtjes. „Ik wou dat ze allebei hier waren," zei hij toen ik klaar was met mijn verhaal. „Het zou veel beter zijn als ze maar hier waren. Vooral... „Wat vooral?" „Vooral omdat het bekend was dat Jack Bai ley en Arnold Armstrong absoluut niet met el kaar konden opschieten. Door Bailey is Arm strong in het voorjaar in moeilijkheden gekomen het was iets bij de bank geloof ik. En dan..." „Ga veraer," zei ik. „Als er nog meer is, hoorde ik het te weten." „Eir is verder niets," zei hij ontwijkend. Maar er is een ding waar we op kunnen rekenen, juf frouw Innes. Iedere rechtbank zal een man vrij spreken, die een nachtelijken indringer in zijn huis heeft gedood. Als Halsey... UW LOT IN HET LEVEN. Weesl niet te spoedig ontevreden met uw lot. U bent veel meer gelijk aan alle andere menschen, dan u zelf wel weet. Al onze verlangens zijn reejs eerder, door anderen gevoeld en al onze dwa lingen zijn reeds eerder door anderen begaan. Wij bewandelen samen den levensweg cn onze onder vindingen lijken veelal op elkaar. De meesten on zer zijn te voet; zij, die op het paard zitten heb ben met moeilijkheden te kampen, waarvan wij niet weten. Wellicht heeft niemand op de wereld een iondervinding, welke hij alleen heeft, MAAKT ELKEN BiAG EEN GOEDE DAG. Heifetz, de groote violist, heeft eens gezegd, dat de zwaarste taak in het leven van een kunste maar niet is om goed te werken, maar om altijd en overal even goed te werken als voorheen. De eenige manier om dat te kunnen, zegt hij, is' oefenen, voortduren! oefenen. Eir is veel in de 'woorden van dezen Rus, dat je moeite van het overdenken waar! is. De menscli, die veel bereikt in het leven is niet degene, die een zekere op dracht meesterlijk volbrengt. Het is ook niet die mensch, waarvan wij af en toe met verwondering opzien en zeggen: „Wel, wel, dat heeft hij hem weer geleverd!" Neen, zij, die slagen in de maat schappij, zij, die groot worden en het verdienen, dat zijn de menschen, die nimmer verslappen, die iederen morgen hun taak aanvatten als ware liet een nieuwe taak, die van eiken dag een goeden dag maken en steeds „oefenen". Wenken voor de Huisvrouw Voorzorgsmaatregelen tegen brand. Wat te doen in onvoorziene gebeurtenissen. Lucifers moeten altijd van goede kwalit'eit zijn, altijd worden uitgeblazen en nooit worden wegge worpen in de nabijheid van ontvlambare dingén. Wcest voorzichtig dat de wind niet uw lichte gordijnen over een brandende kaars of gasstel blaast. Slaat de vlam in uw pan met vet, gebruik dan zand, nooit water. Het is beter ©en vlam Je ver stikken, dan er water op te werpen. Als kleeren vlam vatten, wikkel dan h'et lichaam geheel -ia een wollen deken en ga op den grond liggen, zoodat de vlammen niet naar het hoofd stijgen. De buitenlucht ingaan is verkeerd. Als een handdoek of schort-vlam vat, rol deze dan vlug op voordat het vuur zich verspreidt. Dit kan gemakkelijk gedaan worden zonder dé handen te bezeeren. Het geneeskrachtig gebruiken van terpentijn. Terpentijn is een artikel dat overal wordt ge bruikt en- zoo gemakkelijk is te verkrijgen, dat haar deugdzaamheid als huismiddel in groote mate wordt overzien. Bij vroegere epidemiën van kroep of andere keel-aandoeningen was het een specifiek middel. De meest hardnekkige kou. zal dikwijls verdwijnen als de volgende gebruiks aanwijzing wordt toegepast. Wrijft de borst en keel ia met terpentijn-olie tot de huid rood is geworden; bindt dan een stuk flanel, bevochtigd met een paar druppels van de olie, over de borst en adem de geur iu. Na wrijving met zoete olie zal het prikkelen van de huid verdwijnen. Voor brandwondeu is het onschatbaar om een lapje te gebruiken of een stukje watten, gedrenkt in terpentijn-olie. De pijn zal dan'spoedig verdwij- Vwittige schoenen moeten zorgvuldig behandeld! worden. Als schoenen niet alleen vochtig éijn, maar geheel doorweekt, stopt men zacht papier in de schoenen. Het papier zal ze helpen drogen door het vocht af te scheiden. Het zal -van tijd tot tijdi moeten worden vernieuwd. Wanneer de schoenen half-droog zijn, kunnen de leesten er in worden gezet en die weJke bestaan uit een buigzaam Stuk staal irfel een houten voorschoen aan bet eene eind en een houten hiel aan het andere^ verdie nen de voorkeur. De schoenen moeten niet bij het vuur worden geplaatst doch worden gedroogd! in een warme kamer. Indien ze een beetje hard geworden zijn, wrijft men ze met een beetje war me olijf- of castor-olie in, waarna het leer weer zacht en soepel worat. „W,at, u denkt toch niet dat Halsey het gedaan heeft?" riep ik uit. Ik voelde me haast onpas selijk worden. „Neen, neen, heelemaal niet", zei hij op ge dwongen toon. „Kom, juffrouw Innis, u is heele maal overstuur en ik zal u naar- boven brengen en uw kamenier roepen. Het is te veel voor u ge weest." Liddy bracht mij naar bed, en ze was blijk baar bang dat ik bevriezen zou, want ze gaf me tweee kruiken? Toen verdween ze. Het begon nu licht te wordeu en uit stemmen- onder mijn raam maakte ik op, dat meneer Jarvis én zijn vrienden den tuin aan 't doorzoeken, waren. Wat mij aangaat, ik lag klaar wakker in bed. Waar was Halsey héén? Iloe was hij heengegaan en wanneer? Natuurlijk vóór dén moord, maar wie zou dat willen geloo'ven? Als hij of Jack Bai ley iemand in huis hadden hoeren komen en op hem geschoten hadden, waar ze volkomen toe gerechtigd waren waarom waren ze dan weg geloopen? Het was ongehoord, onbegrijpelijk maar gebeurd was het toch. Om ongeveer zes uur wam Gertrude binnen. Ze was heelemaal aangekleed en ik ging zenuw achtig rechtop zitten. „Arme Tante!" zei ze. ,,Wat een ellendigen nacht heeft u gehad!" Ze kwam op den rand van mijn bed zitten en ik vond dat ze er moe en uitge put uit zag. „Is er nog nieuws?" vroeg ik. „Niets de auto is vveg-, mitar Warner (dat is de chauffeur) „Warner is in de tuin manswoning en weet. nergens iets van." „Nu," zei ik „als ik Halsey Innes te pakken krijg laat ik hem niet gaan voor ik hem een flink standje heb gégeveu. Als deze zaak opgehelderd is, ga ik naar de stad terug om uit te rusten. Nog één zoo'n nacht zou m'n dood zijn. En dain praten ze over de rust van het buitenleven. Nonsens!" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1926 | | pagina 5