DIMDE BLAB.
ZATERDAG 15 MEI 1926.
Voor Huis en Hof.
Kruid jjc-raer-me-niieL
gent u het Ki'uiJjo-roer-me-nietJa, ja, hooren
veel getrouwde madmen zuchten, dat kennen
Maar dan begrijpen ze ons .niet goed; we be-
^jen ml. die eigenaardige sub-tropische plant,
bij de minste aanraking ineenkrimpt. Hetgeen
onder ons gezegd ook 'een eigenschap van
nienschelijke kruidjes-roer-me-niet is. Doch
zake. r
po veel genoemde, maar nog te weinig gehou-
planteu hebben slechts kleine en onaanzien-
bloemen; daardoor, trekken ze dus allerminst
ndacht. "Wel doen ze dat door die typischte,
vallende schrikbewegingen der bladeren.
plant stamt uit de tropisch-vochtige deelen
Brazilië, maar komt ook in andere sub-tropi-
laiiden voor, en tiert b.v. op Java en Ceylon
dig als -onkruid. Bij ons staan de stammetjes
mop; in den vrijen staat kruipen deze over
grond. De bladeren hebben den vorm van
hand met- vier vingers; die vingers echter
op haar beurt weer geheel met keine blaad-
gerand. Over dag zijn de bladeren verspreid,
het invallen van de -duisternis trekken de
loers dicht.
jat dichttrekken echter geschiedt nog sneller,
men een der bladeren met de vingers aanraakt
zeer opmerkelijk is het verschijnsel, als men
blad aan pT tópeinde met een lucifer schroeit,
krullen eerst de-fijne randblaadje3 van liet
om, vervolgens trekken de vingers samen
eindelijk zakt heel het blad neer, zoo vervol
een tweede, derde en volgende bladeren. Na
vun een kwartier herstelt de plant zich weer,
[n de tropische landen is de gevoeligheid groo-
dun ten onzent.
Men zaait in Maart op warmte; in Mei kunnen
plantjes in een kamer, waar niet gestookt
rdl, vertoeven; ze moet'en buiten tocht en
ligszins beschaduwd gehouden worden. Ze
eken nog al veel vocht en een voedzamen
ond, maar zijn overigens niet moeilijk te hou-
Om ze te zaaien is het nu te laat; 't best kan
dus jonge plantjes koopen. Be Latijnsche
is Mimosa Pudica.
Hondciivofiding,
het vraagstuk der hondenvoeding dus nog
makkelijk op te lossen voor degenen,'die over
ruime beurs beschikken we toonden dat in
(vorig opstel aan voor menschen met meer
heiden middelen zijn er nog wel aanpassings-
fthoden. 'n Hond moet vleesch hebben om ge
ld ri blijven, sterk en opgewekt, en de portie
een flinken hond als 'n Herdershond en bees-
van dergelijke grootte, is te stellen op onge
3 pona per week. Schrik nu niet, want 'tl
meek 't-behoeft-geen beef steek -te-zijn. Paar-
ivlëesch en zelfs 't goede afval er van, z.g.
ipot-stukjes. is uitnemend; ook 't gehakt,
arvoor moet men een adres zien te vinden. In
groote steden koopt men zulk vleesch op de
t a f 1per 4 poud. Goedkoop vleesch van
aderen is ook goed en in ,'t bijzonder op de
chthuizen kan men „voor den hond" nog wel
goed terecht, maar men stoppe het dier
vol met long en pens, want daar zit niets
Geeft dal vleesch ook niet met waardelooze
fdappelen, maar kookt een „hondenpotje"rijst,
ïrdcuvleesch en b.v., wat zachte kalfsbeentjes,
tot dril verkoken. Geef vooral zachte kalfs-
ffltjes, z.g. knars of kraakbeen. Harde been-
vreet een hond ook op, maar die versplin-
en; de splinters gaan in de darmen kruislings
oor zitten en geven -aldus aanleiding tot de
'1 voorkomende en gevaarlijke verstoppingen,
^oor 'liet hondenpotje gebruike men nu eens
dan weer havermout of grutten, oud brood.,
FEUILLETON
De Wenteltrap
Naar het Amerikaanbcih van.
MARY ROBERTS RINEHART.
k had er een voorgevoel van dat we in het
'"elzaallje of op de trap iets zouden vinden,
Heen de angst, dat Halsey in gevaar kon zijn,
fef mij voort; bij iederen stap knikten mijn
eëii. Gertrude liep vooruit en in het speèizaal-
hleef ze staan en stak haar kaars in de hoogte.
ifl wees ze zwijgend op het daarachter liggen-
Portaal. Met zijn gezicht naar beneden en uit
lekte arme a lag daar een man.
™et een snik liep Gertrude er heen: „Jack!"
Vf uit. „O Jack!"
ïddy was gillend weggeloopen en aHeen wij
eeën bleven na. Gertrude keerde hem tenslotte
tet we zijn bleeke gezicht konden zien en
haalu-e ze diep adem en vief uitgeput op ha"hr
neer. Het was het lichaam van een man
r°k en een wit vest, dat nu met bloed be—
een man, dien ik nooit eerder had)
HOOFDSTUK IV.
Waar is Halsey?
ertrude keek naar bet gezicht alsof ze'er door
Pnverd Was. Toen stak ze in den blinde haar
Wen uit, en ik dacht dat ze flauw zou vallen,
dij heeft hem vermoord!" mompelde ze bijna
.^stoorbaar, en in mijn zenuwachtigheid schud-
haar door elkaar.
at bedoel je?"'zei ik opgewonden. Er klonk
verdriet en overtuiging uit haar toon,
overgeschoten pap e.d.; men zorge Voor afwisse
ling. De kalfsbeentjes kan men ook afzonderlijk
lot dril verkoken, telkens wat opwarmen en
daarmee het hondenkostjé overgieten.
Maar nóg eens: kleine harde'soepbeenderen,
kippenbouten, vischgraten, e.d. zijn contrabande;
het beest mag ze niet hebben, al lust hij ze.
graag, Wèl een groote, zware schenkel, waar
hij mep spelen kan en de tanden op kan sterken.
Niet altiid geestig - toch om te lachen.
Verschil in waardeering.
Buurvrouw„Zoo, is er bij jullie thuis 'n nieuw
broertje gekomen? Hoe beet-ie?"
Anna'tje: „Moe zegt zoete jengel" en papa
zegt „leeiijke schreeuwerd".
Raden maar.
Wat doe je als je een reoept krijgt, dat je
niet lezen kunt vroeg iemand aan een apotheker.
Dan raaa ik er naar. Ik kan evengoed raden
al"8 de dokter, zou ik zeggen.
Elf if pessimist.
Dius u gelooft dat het huwelijk een loterij is?
Neen. In de loterij1 heb je tenminste nog
kans op een prijsje....
Ebn toespeling.
Moeder: Zeg, Doortje,heeft mijnheer Gold
stein ook iets gezegd, dat er op wijst, dat hij bij
jou aanzoek wil doen?
Dochter: Ja, hij vroeg me, of er-hyjJotheek
op het huis stood.
Onze dienstboden:
VriendinMaar, Clara, zit je nu in de kamer
koffie te malea
Ciara: Ja, in de keuken mag ik het niet
doen; daar maakt het geraas de keukenmeid ze
nuwachtig.
O zoo!
Vrouw: Wat begin je, om zonder mij er iets
van te zeggen, den chef van den" keuringsdienst
op een diner te noodigen!
Man: - Ik wil eindelijk eens officieel uitge
maakt hebben, of het te eten is, wat je kookt.
Ook 'n opvatting.
Toen ik dien fox-terrier van je kocht, zei je,
dat hij goed was voor de ratten, en ik kan je ver
zekeren, dat Hij niet naar ze omziet.
Nou, is-ie dan niet goed voor de ratten
Verkeerd begrepen.
Rechter: U hebt, zooals door getuigen be
wezen is, een gouden horloge gestolen. Weet u,
wat daarop staat?"
Beklaagde: Jawel, d'r staat „souvenir" op.
Zon 't waar zijn.
Waarom zjjuden er meer meisjes dan jongens
ter wereld komen?
Omdat meisjes nieuwsgieriger zijn.
Ook een reden.
Zeg, die worstjes zijn verschrikkelijk duur.
Ja, mijnheer, maar ze.zijn ook van een ge
dresseerd varken.
Uit de kinderkamer.
Wat zullen we spelen?
Man en vrouw.
-- Goed, begin maar.
Ach, was ik maar niet getrouwd!
HEEL AARDIG!
Vriend van de familie: „Hoe vind- je je nieuwe
mama, Jantje?"
Jantje: „Oh, heel aardig. Ik heb gisteren van
de rozijnen gesnoept en zij berispte de meid!"
MACHT DiElR GEWOONTE.
Mevrouw Jansen: „Ach! mevrouw Pie terse,
kijk eens naar die lakens."
Mevrouw Pieterse: „Ja, als mijn zoou thuis
was en hij ging laat naar bed, dan vergat hij zijn
sporen wel cen3 af- te doen."
Verscheidenheid
D|E GESCHIEDENIS VAN DlEN ZAKDOEK.
Voor zoover men heeft kunnen nagaan is de
geschiedenis van den zakdoek nog betrekkelijk
jong, in géén geval ouder dan 400 jaar ongeveer.
De vrouw, aan wie we dezen grooten vooruitgang
in de- beschaving danken, was een schoone Vene-
tiaansche, die met haar fazzoletto een welver
diend succes behaalde. Italië is dus de bakermat
'Mg meer indruk op mij maakte dan wat
'gfidijk zei. Maar er kwam geen woord meer
2,1 bleet maar naar den man op^den grond
terwijl Liddy, die zich schaamde over
klucht en toch niet alleen terug durfde ko-
le doodelijk verschrikte dienstmeisjes voor
den salon indreef verder durfden ze
g-eeii van allen komen.
Toen ze weer in den salon was, zakte Gertrude
in elkaar en viel van de eene flauwte in de andleré.
Ik 'belette Liddy met moeite om haar met em
mers koud water te verdrinken en de dienstmeis
jes stonden bij elkaar in een 'hoek gedrongen en
staken geen vinger uit. Na een poosje, hoewel het
ons uren toescheen, kwam er een auto aanrijden en
Anne Watsou, die zich hatd aangekleed,, deed de
deur open. Brie leden van de Greenwood Club
kwamen binnen, in de meest wonderlijke costu
mes. Ik herkende een zekeren meneer Jarvis, maar
de anderen wareuvreemden.
„Wat is er?" vroeg Jarvis wat zullen we
ér wonderlijk uitgezien hebben! „Er is toch
niemand gewond; is 't wel?" Hij keek naar Ger-
trude.
„Het is nog veel erger, meneer Jarvis," zei ik.
.„Ik- vrees dat er iemand vermoord is."
Er ontstond groote opwinding. De keukenmeid
begon te huilen en juffrouw Watson gooide een
stoel om.
Eie mannen waren zichtbaar onder deri indruk.
„Toch niemand van uw familie?" vroeg meneer
Jarvis, toen hij weer op adem gekomen was.
„Neen," zei ik en terwijl ik Liddy e^i teeken
gaf idat ze op Gertrude moest passen, ging ik hen
met een lamp voor naar het speelzaaltje. Een van
de ïnannen gaf een schreeuw eu ze haastten zich
allemaal de kamer in. Meneer Jarvis nam de
lamp van mij over Jat herinner ik mij nog
en toen voelde ik dat ik duizelig en licht in
mijn 'hoofd werd'en ik deed mijn oogen dicht.
Toen ik ze weer open deed waren ze klaar met
hun onderzoek en was meneer Jarvis bezig mij in
een stoel te zetten.
„U moet naar boven gaan," zei hij, ,.u en juf
frouw Gertrude ook. „Het. is ©en vreeselijke schok
geweest. Ein dat nog wel in zijn eigen huis!"
Ik 'keek hem aan en zonder er iets van te be
grijpen. „Wie is het?" bracht ik er met moeite
uit. Ik had een gevoel of er een band om mijn
keel zat.
„Het is Arnold Armstrong zei hij, terwijl hij
der zakdoeken. Het duurde niet lang, of zij trok
ken de Alpen over en verspreidden zich door
Frankrijk, waar zij werüen aangenomen door de
dames en heeren van het hof van Hendrik II.
De zakdoek uit dit tijdperk, vervaardigd uit de
fijnste weefsels en versierd met de kostbaarste
kanten en borduursels, was een luxe-artikel van
veel waarde. Onder de regeering van Hendrik III
kwam men op het denkbeeld hem te parfumeeren
en gaf men hem-den naam van Venus-doek.
Eerst in 1580 vond dit toiletartikel ingang in
Diuitsohland. Men noemde het „fazilletlein" naar
zijn Italiaanschen naam fazzolettohet werd
slechts gebruikt door vorsten en zeer rijke per
sonen. Het werd ook gekozen als geschenk bij
huwelijk van voorname personen.
De zakdoek werd het onderwerp van verschei
den wetten- tegen de weelde en een edict, in 1595
te Dresden verschenen, verbood officieel het ge
bruik er van aan de volksklassen. Sedert dien
tijd is hij echter langzamerhand algemeen ge
worden, iets, waarover wij on3 niet te veel kunnen
t verheugea.
Aan de schoone Venetiaansche, die den zak
doek heeft uitgevonden, zijn we dus den grootsten
dank verschuldigd. Is het niet treurig, te beden-
ij ken dat'onze poëtische voorouders uit de middel-
I eeuwen dit nuttige, kleine lapje niet kenden, en
dat bijvoorbeeld Dante's Beatrice en Petrazca's
Laura zien waarschijnlijk inet-haar vingers den
neus snoten?
Zooals' we reeds zeiden, werd de zakdoek in
den eersten tijd van zijn bestaan geheel als een
luxeartikel beschouwd; zijn invoering in alle
rangen üer maatschappij hebben we te {Janken
aan een gewoonte, die eerst tegen het einde der
achttiend eeeuw in gebruik raakte, n.l. het snui
ven.
Be zakdoeken (ëchupftücher) uit dit tijdperk
namen een zeer eigenaardige plaats in in de ge
schiedenis der beschaving iets waarop men tot
nu toe weinig acht heeft geslagen en dat eerst
onlangs in het licht iagesteld door den heer R.
Forrer in zijn werk over het bedrukken van stof
fen iu de Byzautijnsche en latere kunsttijdperken.
Ten tijde der Fransche revdlutie was net ge
bruikelijk de zakdoeken te bedrukken met figuur
lijke afbeeldingen, vooral met politieke voorstel
lingen. Zij werden door het gehieele land ver
spreid, doch natuurlijk zijn er slechts zeer wieinig
exemplaren bewaard gebleven.
Hat kost vaak meer om een zak aardappelen
van het station naar ©en winkel in de stad te
brengen, dan het kost om diezelfde zak aardappe
len (luizend kilometer per trein te verzenden.
Be boer brengt zijn kalf groot, verzorgt het en
voedt het; hij voedt en melkt de volwassen koe
en krijgt van zijn melk een kwart van den prijs,
welken de kooper van de melk betaalt.
De moeilijkheid van den handel ligt in de hooge
kosten der verspreiding en verzending. Wij weten
heel goed te produceeren, maar op het gebied!
van „distribueeren" zijn wij dikwijls nog even
achterlijk als de "bewoners der Fiji-eilanden.
HET ZAKGELD DER, KINDEREN.
De rijkste man ter wereld, John D. Rockefeller
Jr., verfehie kort geleden: „Toen mijn kindieren
üan leeftijd van tien jaar hadden bereikt, gaf ik
hun dertig oent .zakgeld per week. Daarvan
mochten zij tien cent verteren, voorts moesten zij
tien cent in hun spaarpot doen en de overblijven
de tien cent moesten zij aan de kerk geven. Eilk
jaar kregen zij vijf cent per week erbij, maar ik
gaf hun nooit meer dan een gulden. Geld is slecht
voor kinderen als zij er teveel van krijgen."
Deze Opvatting is mooi. Het kan van de Rocke
fellers niet -gezegd worden, dat zij „gierig" wa
ren, want vader en zoon hebben aan de armen
niet minder dan zevenhonderd en vijftig millioen
gulden geschonken in den loop der jaren. Maar
zij brachten hun kinderen groot in matigheid
en eenvoud en dat is goed. In onzen tij'd van vrije
jongens en meisjes, die vaak een wuft leventje
leiden en de waarde van het geld dikwijls veel
te laat leeren beseffen, zou het voor menig va
der een nuttig ding zijn de voorbeelden van de
Rockefellers te volgen.
mij vreemd aankeek. „En hij is vermoord in
het huis yan .zijn vader."
Na een paar minuten kwam ik weer op mijn
verhaal* en bracht meneer Jarvis mij naar de
woonkamer. Liddy had Gertrude naar boven ge
bracht, en de twee andêre heeren televen bij het
lijk. De reactie van den schrik was ontzettend;
ik was machteloos en toen deed meneer Jarvis
mij een vraag die mij op eens weer wakker
maakte.
„Waar is Halsey?" vroeg hij.
„Halsey!" plotseling zag ik het wanhopige ge
zicht voor me van Gertrude en df leege kamers
boven. Waar was Hftlsey
„Hij is toch hier geweest, is 't niet?" drong
meneer Jarvis aan. „Onderweg is hij nog even
bij de cjub aangereden."
„Ik weet niet waar hij is," zei ik flauwtjes.
Eien 'van de andere mannen kwam binnen, vroeg
naar de telefoon, en ik hoorde hem opgewonden
praten over rechter en detectives. Meneer-Jarvis
boog zich naar mij toe.
„Waarom vertrouwt u mij niet, juffrouw In-
nes?" zei-hij. „Ik zal voor u doen wat ik kan-
M.aar u moet mij alles vertellen."
Dial deed ik tenslotte, van het begin af, en toen
ik hem zei, dat Jack Bailey dien nacht in huis
geweeest was, floot hij zachtjes.
„Ik wou dat ze allebei hier waren," zei hij
toen ik klaar was met mijn verhaal. „Het zou
veel beter zijn als ze maar hier waren. Vooral...
„Wat vooral?"
„Vooral omdat het bekend was dat Jack Bai
ley en Arnold Armstrong absoluut niet met el
kaar konden opschieten. Door Bailey is Arm
strong in het voorjaar in moeilijkheden gekomen
het was iets bij de bank geloof ik. En dan..."
„Ga veraer," zei ik. „Als er nog meer is,
hoorde ik het te weten."
„Eir is verder niets," zei hij ontwijkend. Maar
er is een ding waar we op kunnen rekenen, juf
frouw Innes. Iedere rechtbank zal een man vrij
spreken, die een nachtelijken indringer in zijn
huis heeft gedood. Als Halsey...
UW LOT IN HET LEVEN.
Weesl niet te spoedig ontevreden met uw lot.
U bent veel meer gelijk aan alle andere menschen,
dan u zelf wel weet. Al onze verlangens zijn
reejs eerder, door anderen gevoeld en al onze dwa
lingen zijn reeds eerder door anderen begaan. Wij
bewandelen samen den levensweg cn onze onder
vindingen lijken veelal op elkaar. De meesten on
zer zijn te voet; zij, die op het paard zitten heb
ben met moeilijkheden te kampen, waarvan wij
niet weten. Wellicht heeft niemand op de wereld
een iondervinding, welke hij alleen heeft,
MAAKT ELKEN BiAG EEN GOEDE DAG.
Heifetz, de groote violist, heeft eens gezegd,
dat de zwaarste taak in het leven van een kunste
maar niet is om goed te werken, maar om altijd
en overal even goed te werken als voorheen. De
eenige manier om dat te kunnen, zegt hij, is'
oefenen, voortduren! oefenen. Eir is veel in de
'woorden van dezen Rus, dat je moeite van het
overdenken waar! is. De menscli, die veel bereikt
in het leven is niet degene, die een zekere op
dracht meesterlijk volbrengt. Het is ook niet die
mensch, waarvan wij af en toe met verwondering
opzien en zeggen: „Wel, wel, dat heeft hij hem
weer geleverd!" Neen, zij, die slagen in de maat
schappij, zij, die groot worden en het verdienen,
dat zijn de menschen, die nimmer verslappen,
die iederen morgen hun taak aanvatten als ware
liet een nieuwe taak, die van eiken dag een goeden
dag maken en steeds „oefenen".
Wenken voor de Huisvrouw
Voorzorgsmaatregelen tegen brand.
Wat te doen in onvoorziene gebeurtenissen.
Lucifers moeten altijd van goede kwalit'eit zijn,
altijd worden uitgeblazen en nooit worden wegge
worpen in de nabijheid van ontvlambare dingén.
Wcest voorzichtig dat de wind niet uw lichte
gordijnen over een brandende kaars of gasstel
blaast.
Slaat de vlam in uw pan met vet, gebruik dan
zand, nooit water. Het is beter ©en vlam Je ver
stikken, dan er water op te werpen.
Als kleeren vlam vatten, wikkel dan h'et
lichaam geheel -ia een wollen deken en ga op den
grond liggen, zoodat de vlammen niet naar het
hoofd stijgen. De buitenlucht ingaan is verkeerd.
Als een handdoek of schort-vlam vat, rol deze
dan vlug op voordat het vuur zich verspreidt.
Dit kan gemakkelijk gedaan worden zonder dé
handen te bezeeren.
Het geneeskrachtig gebruiken van terpentijn.
Terpentijn is een artikel dat overal wordt ge
bruikt en- zoo gemakkelijk is te verkrijgen, dat
haar deugdzaamheid als huismiddel in groote
mate wordt overzien. Bij vroegere epidemiën van
kroep of andere keel-aandoeningen was het een
specifiek middel. De meest hardnekkige kou. zal
dikwijls verdwijnen als de volgende gebruiks
aanwijzing wordt toegepast. Wrijft de borst en
keel ia met terpentijn-olie tot de huid rood is
geworden; bindt dan een stuk flanel, bevochtigd
met een paar druppels van de olie, over de borst
en adem de geur iu. Na wrijving met zoete olie
zal het prikkelen van de huid verdwijnen. Voor
brandwondeu is het onschatbaar om een lapje
te gebruiken of een stukje watten, gedrenkt in
terpentijn-olie. De pijn zal dan'spoedig verdwij-
Vwittige schoenen moeten zorgvuldig behandeld!
worden.
Als schoenen niet alleen vochtig éijn, maar
geheel doorweekt, stopt men zacht papier in de
schoenen. Het papier zal ze helpen drogen door
het vocht af te scheiden. Het zal -van tijd tot tijdi
moeten worden vernieuwd. Wanneer de schoenen
half-droog zijn, kunnen de leesten er in worden
gezet en die weJke bestaan uit een buigzaam Stuk
staal irfel een houten voorschoen aan bet eene
eind en een houten hiel aan het andere^ verdie
nen de voorkeur. De schoenen moeten niet bij het
vuur worden geplaatst doch worden gedroogd!
in een warme kamer. Indien ze een beetje hard
geworden zijn, wrijft men ze met een beetje war
me olijf- of castor-olie in, waarna het leer weer
zacht en soepel worat.
„W,at, u denkt toch niet dat Halsey het gedaan
heeft?" riep ik uit. Ik voelde me haast onpas
selijk worden.
„Neen, neen, heelemaal niet", zei hij op ge
dwongen toon. „Kom, juffrouw Innis, u is heele
maal overstuur en ik zal u naar- boven brengen en
uw kamenier roepen. Het is te veel voor u ge
weest."
Liddy bracht mij naar bed, en ze was blijk
baar bang dat ik bevriezen zou, want ze gaf me
tweee kruiken? Toen verdween ze. Het begon
nu licht te wordeu en uit stemmen- onder mijn
raam maakte ik op, dat meneer Jarvis én zijn
vrienden den tuin aan 't doorzoeken, waren. Wat
mij aangaat, ik lag klaar wakker in bed. Waar
was Halsey héén? Iloe was hij heengegaan en
wanneer? Natuurlijk vóór dén moord, maar wie
zou dat willen geloo'ven? Als hij of Jack Bai
ley iemand in huis hadden hoeren komen en op
hem geschoten hadden, waar ze volkomen toe
gerechtigd waren waarom waren ze dan weg
geloopen? Het was ongehoord, onbegrijpelijk
maar gebeurd was het toch.
Om ongeveer zes uur wam Gertrude binnen.
Ze was heelemaal aangekleed en ik ging zenuw
achtig rechtop zitten.
„Arme Tante!" zei ze. ,,Wat een ellendigen
nacht heeft u gehad!" Ze kwam op den rand van
mijn bed zitten en ik vond dat ze er moe en uitge
put uit zag.
„Is er nog nieuws?" vroeg ik.
„Niets de auto is vveg-, mitar Warner
(dat is de chauffeur) „Warner is in de tuin
manswoning en weet. nergens iets van."
„Nu," zei ik „als ik Halsey Innes te pakken
krijg laat ik hem niet gaan voor ik hem een flink
standje heb gégeveu. Als deze zaak opgehelderd
is, ga ik naar de stad terug om uit te rusten.
Nog één zoo'n nacht zou m'n dood zijn. En dain
praten ze over de rust van het buitenleven.
Nonsens!" (Wordt vervolgd).