Onze Keuringswetten
.u
e|
*3
Ui
Uit den Omtrek
Een onhoudbare toestand
De Kanaalplannen in Noord-Holland
STEMMINGSBEELD UIT GRGENTENLAND.
Uit ons Parlement
BINNENLAND.
De vraag „hoe werken onze keuringswetten.
in de practijk" as reeds eenige malen gesteld,
maar het antwoord schijnt minder gemakke
lijk gegeven te kunnen worden. Geen wonder,
ook hier heeft men, zooals in zoovele 'gevallen,;
weer met twee groepen van belanghebbenden:
te doen. Ten eerste de groote groep bevol
king" en ten tweede de kleinere maar toch
ook belangrijke groep „de boeren".
De boeren meenen in vele gevallen, dat zij
in de uitoefening van hun bedrijf, door de
nieuwe wetten danig geschaad worden. Echter,
vergeten zij maar al te dikwijls, dat de wetten,
in het leven geroepen werden ter bescherming
der volksgezondheid. Dat die volksgezondheid'
bescherming dringend noodig had, was een
gevolg van de praktijken van welhaast geweten-
looze handelaren en verkoopers, die er zich niet
om bekommerden of hun waren al dan niet
ziekte of nog erger onder de menschen brach
ten.
De regeering heeft daarom ingegrepen en
een strenge censuur gelegd op den verkoop,
van artikelen en waren, welke voor de con
sumptie bestemd zijn. Zij ging daarbij uit van.
de veronderstelling, dat door deze wetgeving*
geen enkele bonafide boer of handelaar ge
troffen kan worden en iemand die even na
denkt, moet de waarheid van deze rédeneering
toegeven. Er werd eenvoudig gezegd: „Als
-jullie iets gaan verkoopen, moet het goed we
zen" en een eerlijk man heeft deze waarschu
wing feitelijk niet eens noodig, want het ligt-
immers niet in zijn aard bedrog te plegen?
Het ergste is echter, dat onder de slacht
offers van de nieuwe wetten ook wel degelijk
bonafide personen waren, van wien niemand
verwacht zou hebben, dat zij in een of ander
opzicht aan de goede trouw en eerlijkheid af
breuk zouden doen. Dit nu, heeft het meeste
te denken gegeven. Men Icon niet aannemen.,
dat vele personen, tegen wie processen-verbaal
werden opgemaakt, moedwillig verkeerd had
den gehandeld en toen men dan ook op deze
zaak eens wat dieper inging en onderzocht
waarom de overtredingen dan waren begaan,
bleekdat men in de meeste gevallen op
een groote onkunde stuitte.
Lang niet elke boer of koopman is genees
heer, scheikundige of veearts. Als op een of
andere boerderij een rund sterft, gebeurt het
heel vaak dat de boer precies weet te ver
tellen, wat de oorzaak van dezen Hood is, maar
later komt uit, dat hij slechts gegist heeft en
zijn conclusie kant noch wal raakte. In zoo'n
geval handelt de man indien hij het vleesch
van zijn dood stuk vee gaat verkoopen - ge
heel te goeder trouw, maar toch kan hij de ge
zondheid van vele menschen in, gevaar bren
gen.
Dit bewijst, dat de keuringswetten niet alleen
heilzaam voor de bevolking in het algemeen'
zijn, maar wel degelijk ook voor de betrokkenen
zelf. Hoe vaak toch worden de boeren en sla
gers zelf niet de dupe van hun onwetendheid.
Zij denken zeker van hun zaak te zijn, maar
durven toch hun dood vee niet aan "te geven.
Zij gaan dan tot slachting over "en lang niet
jzelden worden zij zelf met een of andere gevaar
lijke ziekte besmet. Dan nog gelooven zij dik
wijls niet, dat zij gedwaald hebben, alhoewel
de logica toch eiscjit, dat iemand, die met ze
kerheid durft vast te stellen, dat een dier niet
aan een gevaarlijke ziekte bezweken is, er oo'k'
geen bezwaar tegen hebben kan het vleesch
te laten keuren.
Dat dit echter nog heel dikwijls wordt na
gelaten, bewijst wel, dat die .zekerheid" in
vele 'gevallen niet zoo bijzonder „zeker" is.
En ziet, nu schijnt het in de practijk heel'
moeilijk te zijn, om op zich zelf eerlijke lieden,
aan het verstand te brengen, dat het nalaten
van iets, dat zij overbodig vinden maar dat
door de wet vereischt wordt om'duizend en'
één reden, ook oneerlijk is.
BUITENLAND.
Schreef een poosje geleden een Fransch blad
met kluchtige openhartigheid: „We zijn toch
maar uit met onze heerlijke koloniën" nu komt
er allengs reden om tevreden te zijn, zij het dan
o.ok maar alleen om niet altijdbos te blijven.
Want wat Frankrijk en Spanje nu eigenlijk ge
wonnen hebben en waar zij zich dik voor heb
ben gemaakt' blijkt ten eenenmale een rhadsel.
Abd-el-Krim was de boeman, d.w.z. in de
oogen der Franschen en Spanjaarden. In de
andere landen zal menig rondborstig soldaat
stil geglimlacht hebben en stiekum een oogje
geknipt hebben in de richting van "den gebruin-
den krijgsman. Krim heeft het op den duur
echter niet vol kunnen houden, alhoewel hij
ettelijke maanden lang heeft laten zien, dat
zijn legertje het Spaansche „moderne" leger
zonder vorm van proces in de Middellandsche
Zee had kunnen jagen. Hij zal nu wel spijt
hebben zoo lang te hebben geaarzeld, maar
och, deze Afrikaansche krijger en staatsman
iegelijk, kon ook niet vermoeden, dat Frankrijk
een handje ging medehelpen.
Men had het nu zoo ver, dat Krim in de
onderhandelingen toestemde ear natuurlijk wa
ren de programma's van wat hij wel en wat
hij niet mocht doen keurig opgesteld. Men
eischte zijn algeheele onderwerping en de leu-
kert zei dadelijk „ja", maar dit vlugge ant
woord wekte juist het wantrouwen en men ging
tenslotte heel voorzichtig met Krim in zee. Men
geloofde hem niet en stil bleef de vrees bestaan,
dat hij zich in het geheel niet zou onderwerpen,
maar. veel meer zou trachten de vroeger afge
broken vredesonderhandelingen wederom op te'
vatten. Daarvoor bedankte men in Frankrijk
echter hartelijk en bij. voorbaat werd dan ook
al medegedeeld, dat de vijandelijkheden tegen
de Rif-kabylen niet zouden worden gestaakt,
alvorens zij zich geheel zouden onderworpen
hebben.
Om Krim zelf een weinig gerust te stellen,
voegen alle Fransche bladen aan hun beschou
wingen de geruststelling toe, dat de opstande
lingen en hun aanvoerder op de bekende Fran
sche edelmoedigheid en gastvrijheid rekenen
kunnen. Naar ons begrip zeggen zij hun mee
ning wel een beetje te veel in den geest van
„Wees maar niet bang hoor, wij zullen je niks I
doen". Dat is geen taal voor een overwinnaar
en wij zijn er dan ook van overtuigd, dat rrlein
en wij zijn er dan ook van overtuigd, dat men
in Parijs nog lang zoo zeker niet is van de
blijvende waarde dezer overwinning. .Anders
weet men daar wel de juiste woorden te vinden;
dat heeft Duitschland wel ondervonden.
De ;,Pétit Parisien" adviseert, dat de troepen
,der verbonden legers nog maar een poosje moe
ten doorgaan het Rif binnen te dringen en daar
mede niet op te houden voordat Abd-el-Krim
het Fransche vredesverdrag onderteekend heeft.
Andere bladen zeggen, dat men Krim eenvou
dig op zij moet schuiven en met alle stam
hoofden afzonderlijk moet onderhandelen.
Abd-el-Krim is intusschen ook het slacht
offer geworden van verraad. Een zijner leger
aanvoerders, met name Amar Ahmido, is naar
dén vijand overgeloopen en heeft heel „dap
per" van zijn terreinkennis gebruik gemaakt
om het vertrouwe nvan zijn vroegeren chef te
beschamen en het plaatsje Targoeist in te ne
men. Thans heeft men zijn troepen nog extra
versterkt met een divisie van liet Marrokkaan-
sche leger. De Fransche regeering speelt hem
dus wel uit en blijkbaar wordt hij torenhoog
verheven, om' zooveel mogelijk van nut te kun
nen zijn.
De onverkwikkelijkheden van den oorlog.
Het is nu eenmaal niet anders.
Abd-el-Krim zorgt echter we!, dat de belang
stelling gaande blijft. Na het bekend worden
worden van de Fransche eischen, waarin hij
eerst gewillig toestemde, en nu het verraad van
Ahmide, heeft hij plotseling de vlucht genomen
en niemand weet waar hij zit. Vinden zal men j
hem wel nooit, want in het wegschuilen heeft
hij maar al te vaak getoond, een meester te zijn.
Nu echter roept men in Frankrijk, dat Krim'
zijn volk verlaten heeft en dat het onzinnig is.
nog met hem te willen onderhandelen, daaf
hij onmogelijk langer als vertegenwoordiger van
de stammen kan optreden, zelfs niet eens van
zijn eigen stam. iTit heeft hij door zijn vlucht
bewerkt, maar vermoedelijk zal het den op
roerkraaier wel niet kunnen schelen ofer
schuilt reeds weer een nieuw addertje onder
het gras?
Deze plannen zijn later nagezien en groo-
tendeels overgenomen door de commissie uit
de Provinciale Staten, die rapport hebben uit
gebracht aan de Gedeputeerde Staten. Er is
eeen voortdurend contact geweest en goede
samenwerking tusschen beide studiecommissies
In dit artikel geven we eerst een staatje,
waarin de geprojecteerde kanalen genoemd
worden, en tevens de grootte der schepen, die
er zullen kunnen varen.
Later zullen we de voor deze' streek meest
belangrijke bespreken.
13 S
8
18 1 8 1 1 8
0088008
co co n n com
s-'Sl I II II I
3 J2 000000
.JS o O O O O O
^2 N N CO N CO <M N
oooooqoo
omiocoiooo©
OOOOOOOOOOOO
I i II I
O O O O O
allen meegevallen. De kwaliteit? Je moet ze
nog bakken man, beweert de een, 'tzijn nog glad
dekkers. Een ander zegt met 'n vleugje ironie:
„dat het allemaal al bloem op de bak is."
We spreken natuurlijk ook over den prijs. De
bouwers houden vol, dat die laag is, en dat ze
er niet mee uit kunnen: „Hoeveel rooi je van
'n snees"? vragen we een aanvoerder, ,,'k Had
juist een sneessie rooit," luidt het antwoord, „en
'k had 183 Kg. grooten en 34 Kg. drielingen."
De man maakte zoo wat 20 gd.l en we meenen dat
zulks naar we hier zeggen rekening kan velen,
j Maar fwe troffen bepaald een Nurks,'dien we
dit meedeelen, -want hij merkt echt Nurksachtig
op: „Die sneezen van de eerste aardappelen zijn
zoo groot, veel grooter dan bij verkoop door den
notaris!"
1 Algemeen zijn we het er over eens, dat het
er met de vroege aardappelen aan den Langendijk
goed voorstaat. Buitenaf zijn tal van akkers af
gevroren; daardoor is de oogst daar stellig ver
laat, wat den Langendijk waarschijnlijk ten goe
de komt. De oude piepers zijn schoon op. De
Malta's doen ons weinig kwaad. En in Dnitsch-
land en België zijn geen voorraden van oude
aai-dappelen meer aanwezig.
Dus zijn we vol goeden moed.
I a
M bjo'3 H'O O
3 P 1—4 Gj CD r£j
■-5 a-s* g'HS f5
X -5 Ji
I J3
is"v-o li
ft-e c a
ALKMAAR.
N. V. Eierveiling voer Hollands Noorderkwartier.
Naar wij vernemen, bedraagt de aanvoer van
eieren gedurende de eerste vijf maanden van '26
bij de N.V. Fiierveiling voor Hollands Noorder-
kwartie rte Alkmaar, meer dan 3.500.000 stuks,
tegen in dezelfde periode in 1925 1.628.720 st.
De geheele aanvoer in het jaar 1925 was
3.389.574 eieren, zooaat in het tweede jaar van
het bestaan der veiling, gedurende de maanden
Januari tot en met Mei reeds meer eieren werden
aangevoerd dan in het geheele vorige jaar.
WARMENHUIZEN. Concours.
De voorbereiding voor het concours van den
N.-H. Zangersbond, alhier te houden op 27
Juni en 4 Juli zijn reeds flink gevorderd.
De burgerij heeft zeer ruim geteekend op
het garantiefonds en er zijn' reeds eenige eere-
teekenen toegezegd; enkele vereeriigiingen en,
particulieren zullen nog worden aangezocht om|
een bedrag voor dit doel beschikbaar te stellen.
Het Hoofdbestuur benoemde in "de Jpry de
heeren Sam Vlessing, W. Hesge en M. C. v.d.
Ro vaart.
Op 27 Juni, den eersten dag van het con
cours, zal gezongen worden door: de zang
verenigingen in de 3e afdeeling B, in de 2e
afdeelingen en een Vrouwenkoor.
Den 4en Juli, den 2den dag van het concours
züÜen zingen: 3e afdeeling 'A, le 'afdeeling ge- I
mengde koren, een vrouwenkoor en le afdee
ling mannenkoor. j
Beide dagen zullen de koren, die een eersten
prijs behalen aan den eerewedstrijd deelnemen. I
Hel ligt in de bedoeling, dat den eersten dag j
na afloop van het concours een gemaskerd bal j
£,al worden gehouden, terwijl de laatste dag
met een bal-champétre zal worden gesloten, i
VVARMENHUIZEN. Inspectie.
De dienstplichtigen van "de lichtingen 1914
en 1917 zijn gehouden om op 30 Juni a.s. nam.
2 uur te Alkmaar in het gebouw Korenbeurs I
aan het Luttik-Oudorp aan het jaarlïjksch on- 1
derzoek deel te nemen.
HEER HUGOWAARD.
Een kind van den heer W. aan den Jan Glijnis-
weg geraakte te water en begon al te zinken. 1
toen zulks werd opgemerkt door A. de B., die
het kind op het droge bracht.
HEER HUGOWAARD.
Baldadigheid? Bij de nheer Goudsblom aan
den Westdijk zijn deze week van twee kippen- 1
boeten 20 ruiten stukgeslagen. Moet hier aan
wraakneming of aan baldadigheid gedacht wpr-
den? Een onderzoek wordt ingesteld.
WAARLAND.
De gewone jaarlijksche schouw over de sloo-
ten in poldér Waarland zal gehouden worden
op Woensdag 9 Juni a.s.
WAARLAND.
Aardappelkeurlng. Naar wij vernemen zal he
den een aanvang genomen worden met het
keuren van aardappelen voor de leden van den
Tuindersbond Harenkarspel Oost.
ilS.SfJ^l^oggg
Uit het staatje blijkt, dat er verschillende j
typen van kanalen gedacht worden, waterwe
gen van verschillende capaciteit.
Voor de kanalen HuigendijkLangendijk;
OmvalAvenhornHoorn, Hoomsluis, Me-
demblik en Stolpen—Schagen wordt reeds bij
den aaneg gerekend met latere vergrooting. j
Voor de overige kanalen, die zijtakken kun- j
nen worden genoemd, kan met minder grootte
worden volstaan.
Zorgt voor goede waterwegen voor kleine
vaartuigen.
Ernstige klachten bereiken ons van tuinders
over het vaarwater „om de Noord". Tal van Lan
gedijker bouwers hebben land in gebruik in de
buurt van Dirkshorn, Kal ver dijk enz. Hun pro
ducten, op die akkers geteeld, moeten naar de
veiling aan den Langendijk. Ze zijn aangewezen
op de Buttersloot. Hoe is n uidit vaarwater?
Deze sloot doet denken aan hoogst premitieve
toestanden, elk ebouwer, die er passeert heeft last
van den ellendigen toestand waarin die veelbe-
nutte waterweg verkeert. De bouwers, die met
hun kleine vaartuigen ter markt gaan, en deze
nog met de kloet voortduwen, kunnen nog zoo
goed en kwaad als 't gaat, passeeren.
Maa rde Langedijker bouwers, die den tuinbouw
daar op wat uitgebreide schaal uitoefenen, zijn
op vervoer met kleine motorvaartuigen aange
wezen. Het transporteeren met de aloude ma-
Onier, een vaartuig met man en de kloet, wordt
Ovoo rde exploitatie der bedrijven te duur. Een
zes a zeven tons motor, toch zeker nog een klein
scheepke, kan er niet verkeeren, zit elk oogenblik
aan den grond, om van de „flap" maar niet te
XI.
De ontwerpen kanalen.
Door dé Westfriesche Kanaalvereeniging is,
gelijk we in 't allereerste artikel opmerkten,
het initiatief genomen, te "komen tot definitieve,
plannen inzake de verbetering der waterwegen
in Westfriesland.
Deze commissie wfst de bekenden derecteur
van de Nederlandsche Handelsmij, de heer
v. Aalst, voor hare plannen te winnen. Deze
autoriteit nam zitting in de naar hem geinoemde
commissie v. Aalst, die een fonds vormde en
plannen ontwierp.
Nadruk, look met vermelding van de bron), verboden.5
Zie zoo, nu halen we geen oude koeien meer uit j
de sloot, m.a.w. we bemoeien ons niet meer met
't afgeloopen seizoen. "Wel hadden we nog plan ge
had eens terug te komen om 't geschrevene in ons
blad door den heer Band. Deze heer zwijgt verder, I
ondank-, vele vriendelijke verzoeken om antwoord,
in alle talen. Dus nemen we maar aan, dat hij
niets meer te zeggen of in te brengen heeft
en laten we óók deze zaak rusten.
We staan voor 'n nieuwe campagne, en dan
bepalen we ons "bij 't heden en de toekomst.
Kijk, we vinden 't interessant, zoo'dra weer voor
't eerst de markmeester de Wijzer laat draaien.
O, zegt misschien deze of gene Nurks, dat heb
ik al zoovele malen gezien, wat is daar nu
aan? Eilieve, we zijn van tegengestelde meening.
Die kooplui wachten al weer, ze zijn er voor
klaar. Die zakkenhandelaars hebben al enkele we
ken lang de ronde gedaan langs den Langendlijk,
ze bieden mais-, tarwe- en lïjuzaadzakken te
koop: zelfs de touwfabrikanten zonden hun ver
koopers. Heb je ooit een zakkenhandelaar in Mei
hooren zeggen: „Ik verwacht een daling in de
zakkenprijzen Integendeel, in de mooie Mei
maand plegen de heeren zakkenhandelaars elk
jaar een bedenkelijk gezicht te zetten, ,,'t Staat er
(altijd volgens de krant en die kooplui) zoo slecht
voor met de jutecogst in Indië!"
Zie eens naar de Langedijker motorschuiten. Je
kunt ze stuk voor stuk, bijl wijze van spreken,
door een ringetje halen. De meesten zijln keurig
opgeschilderd, de stille tijd is door de schippers
goeddeels aan hun vaartuigen besteed.
Zoo tegen dat de aardappelen klaar zijn, ver
diepen wij Langedijkers ons in tal van gissingen.
Wie zullen van 't jaar de eerste aanvoerders zijln?
Met groote belangstelling hebben allen den stand
van de aardappelakkers om ,;de Zuid-West", langs
den 'Twuijverweg opgenomen. Op grond- daarvan
worden dagen tevoren de verwachtingen geuit-
Die materialistisch aangelegde naturen houden
dan bespiegelingen over de vermoedelijke op
brengst per snees en per 100 Kg. en ook over de
vooruitzichten van den oogst.
Zoo i- dan de Vrijdag aangebroken, de dag
waarop de eerste vroege aardappelen geveild zul-
ien 'worden. Er is natuurlijk groote belangstel
ling. We missen onze oude keurmeester, de nieu
we is al in functie.
Bij 't binnenkomen ia de veiling richten aller
oogen zich op het bord, waarop het aantal aan
voerders staat aangegeven. Al 19 boeren; dat is
veel. Er blijken er reeds 21 aanwezig. Onderwij)
heeft 'het klokje geluid, 'de marktmeester staa*
al weer op zijn gewone plaats, geflankeerd door
den veilingsleider. De eerste klopt met zijn houten
hamer ,en de tweede houdt even een klein toe
spraakje en wenscht tuinders en kooplui een goéd
seizoen toe.
Aller gezichten staan opgewekt, allen zijln één
en al belangstelling. Diaar komt de eerste aanvoer
der al aangevaren en we meenen voor deze eerste
keer, voor 't eerst van dit seizoen, den naam voor
dien bouwer, Leegwater, te mogen publioeeren.
Hij houdt niet op, de kooper van de eerste partij
in 't aardappelseizoen 1926 is de heer P. Beers
voor f 24.50 per 100 Kg. In minium van tijid zijn
de aanvoerders den marktmeester gepasseerd. En
dan houden* we weer beschouwingen over de aard
appel: „Hoe vindt je de aardappelen?" wordt-ge
vraagd. We zijn er in 't algemeen over eens, dat
ze al mooi grof van stuk zijn. Ja, als men 't
weer in Mei in aanmerking neemt, dan is het
Vraagt niet, hoe de menschen tobben. Nauwe
lijks is de motor op gang gegooid, of men zit
vast. lE'n dan is het martelen. Wie niet overtuigd
is van de onhoudbaarheid van dien toestand, moet
straks, als de vroege aardappelen weer gevaren
moeten worden, maar eens gaan zien.
Wat de motoren en schepen te lijden hebben,
wat ihooge slijtage 't gevolg moet zijn van derge
lijke toestanden, zal iedereen kunnen begrijpen
Het tijdverlies is enorm, tie ergernis die de bou
wers er van hebben, geregeld weer en elk jaar
opnieuw, evenredig aan het tijdverlies.
En is het middel, om aan al die ellende te ont
komen, nu niet te vinden? Is het een zaak, die
een probleem kan genoemd worden? In geenen
deele de waterstand verhoogen, strookt niet met
de fbelangen van tal van landgebruikers, wier
gronden aan die miserabele vaarsloot liggen.
Dat stuit op veel tegenstand. Maar er is toch
een andere uitweg, nl. uitdiepen. We leveh nu
eenmaal in 1926; wat 25 jaar geleden nog doel
matig len goed was, gaat thans niet meer op. Die
toestand mag niet worden bestendigd, we moeten
ons aanpassen aan' de veranderde omstandighedfèn.
In die buurt breidt.de tuinbouw zich uit, men
bevorderd toch de natuurlijke groei. We praten
veel over vooruitgang, we hebben toch vooruit
strevende polderbesturen
Ligt hier geen taak voor de groote tuinbouw-
organisatie's Ons dunkt van ja. Omschrijven de
statuten dier vereenigingen niet als doel, de be
vordering van den tuinbouw in den meest ruimen
zi nvan 't woord?
Wat is dan meer urgent en noodzakelijk, als
het bevorder» hen instandhouden van goede toe
voerwegen naar de markten?
Laat dus de bouwers, die de akkers om de
Noord bewerken, niet langer tobben, ploeteren,
martelen.
De hand aan den ploeg, of beter hier, de spade
in de sloot.
Zoo spraken Langedijker bouwers, die ons ver-,
zochten hierop de aandacht te vestigen.
We weten, dat we den tuinders met 't schrij
ven van dit artikel, een dienst bewijzen. Volgaar
ne ontvangen we over dit onderwerp berichten
van bouwers, omtrent hun bevindingen, zij zija
de menschen, die' straks dagelijks met de boven
beschreven toestanden te worstelen hebben. Naar
we vernemen niet alleen in de Buttersloot, maar
ook de vaart op Warmenhuizen is niet in orde.
Welnu, bouwers, geetft uw oordeel. Laat ons
blad uw tolk zijn. Ge vindt er steeds beschouwin
gen in over de groote kanaalplannen; laten we
dan de vaarten, die ge straks dagelijks weer beva
ren moet, de noodige aandacht schenken.
Volgaarne stelt ons blad zijn kolommen er voor
beschikbaar. En wie liever niet in de courant
schrijft, (er zijn er altijd nog, die daar huiverig
voor zijn) geen nood. Geeft dan toch uwe meening
weer, en schrijf in vertrouwen aan de redact»
en zoo, kan de pers, zooals haar taak is, de goede
zaak dienen.
De Regeering, de Tweede Kamer en
de tandtechnici De kweekers te
Naarden en hun rechten Het ver
gaan van de loodsschoener „jer
schelling" De Oorlogsbegrooting,
de wijziging der Invaliditeitswet e
de autobussen De begrootingen
de Eerste Kamer.
In de wereld der tandartsen is indertijd heel
wat opschudding verwekt door de regeering