WE
Dinsdag 17 Augustus 1926
35e Jaargang
Algemeen Overzicht
STEMMINGSBEELD UIT GROENTENLAND
Nieuwstijdingen
NO. 97 INTERC. TELEPHOOH 52
LAE1DUKER COURANT
Binnenland.
Ieder rechtgeaarde Nederlander interessert
zich altijd ten zeerste voor alles wat er in zijn
Koloniën gebeurt en het is daarom, dat wij de
beide rapporten, wélke eenigen tijd geleden
aan de Indische Regeering zijn uitgebracht,
eens wat nader te willen beschouwen.
Beide rapporten betreffen de Economischen
Toestand der Indische bevolking beiden
geven een uitstekende kijk op de zaken: het
Rapport Van Ginkel op het dagelijksch leven
der Inlanders het rapport Meijer Ranneift
op het tamelijk ingewikkelde belastingstelsel.
Zoowel de heer Van Ginkel, als de heer Meij
er Ranneft zijn van oordeel dat de toestand
in 1924 tot dat jaar loopt het rapport
vrijwel gelijk geworden was aan die van 1913.
Wel meent de bevolking, dat zij het in 19J3 be
ter had, maar toen waren de prijzen natuur
lijk lager en bovendien is het eert eigenaar
digheid van de Javaansche „tani" om hoe
wel hij zoowel consument als producent is
altijd het meeste te voelen voor zijn positie
als consument.
Het overgrootte deel der Java-bevolking wijdt
zich aan den landbouw met „bijbezighedert"
en door die tweeledigheid van inkomsten heeft
zij een zekere stabiliteit in haar bestaan. Bij.
hooge prijzen profiteert de bevolking van haar
toestand als producent bij lage prijzen als
consument.
De import is geweldig gestegen en het in-
landsche deel der bevolking op Java en Ma-
doera nam daarvan aldus het rapport Meij
er Ranneft 54 pet. op, maar al koopt die'
bevolking meer als vroeger, toch is haar koop
kracht, volgens het rapport Meijer Ranneft
iets of wat geringer, dan voor den oorlog. De
loonen zijn' wel gestegeini, maar hebben toch
geen gelijken tred gehouden met de indexver-/
houding van de levensmiddelenprijzen.
'Nu staan tegenover deze niet absoluut on
gunstige verschijnselen, weder andere, die als
zeer gunstig gekwalificeerd kunnen worden.
De oppervlakte der rijstvelden en die der
beplante droge gronden breidde zich uit even
redig aan de uitbreiding der bevolking. De.
productiecijfers van padi en polowidjo zijn niet
ongunstig. De' maisoogst was in 1924 veel
hooger, dan in 1913. De productie van cassave
is meet dan tweemaal zoo groot als voor den
oorlog, de theeproductie is gestegen. In het
algemeen is de heele landbouwproductie pc
hoofd dermate vooruitgegaan, dat zijn in 1924
anderhalf maal fcoo groot was als in 1913.
Ook aan andere verschijnselen; kan men de
welvaart in het algemeen toetsen; het toenemen
van 'het inlandsche reizigersverkeer en het goe
derenvervoer op de spoorwegen; het toene
men der poststukken en wissels voor inlanders
bestemd; de groote vermeerdering van het
aantal inlandsche auto's en het inhalen van
denachterstand van het crediet bij de officieele
en particuliere instellingen.
De criminaliteit vertoont een gunstigen ach
teruitgang sinds de oorlogsjaren het zout-
debiet is boven het normale zoodat de heer
Van Ginkel tot de slotsom is gekomen „dat
een vergelijking met 1913 wijst op een terug
keer naar normale verhoudingen, d.w.z. tot
een peil, die ook bij ongestoorde ontwikkeling
van de verhoudingen, zooals die voor den
oorlog waren, thans ongeveer zijn bereikt.
Veel meer had men. ha de zeer ongunstige
oorlogsjaren niet kunnen verwachten en wij
twijfelen dan ook niet, of anize bezittingen in
het Oosten zullen zich in1 de komende jaren
steeds meer gunstig gaan ontwikkelen.
Buitenland.
In Brussel blijft een urgente kwestie de open
bare opinie bezighouden en wel deze: zullen
Eupen, Malmedy en St. Vith Belgisch grond
gebied blijven of zullen deze geannexeerde kan
ton» natuurlijk tegen een, behoorlijk finanti-
®®le vergoeding wederom bij het Duitsche
Rijk worden gevoegd. In een officieuse mede-
deeling betreffende de z.g. onderhandelingen
welke tusschen Berlijn en Brussel gaande zou
den zijn, wordt onder anderen gezegd, dat de
afstand van deze kantons aan Duitschland toch
tiet mogelijk zou zijn. Immers een herziening
van het tractaat van Versailles zoude hiermede
gemoeid zijn.
Om tot een beslissing te komen, wordt de
'aatste dagen veel gesproken over een refe
rendum en met name de heer Somerhausen,,
Kamerlid, 'houdt zich in het Belgisch Par
ieent speciaal bezig met de belangen der „Nieu
we Belgen" de geannexeerdea en staat
het houden van een referendum zeer voor.
Zijn meening is, dat de beide kwesties, de po
litieke en de finantieele, ten eenen malé van
elkander gescheiden moeten worden. Dat
Duitschland de 6 milliard marken, die in de
kluizen der Nationale Bank te Brussel liggen,
tegen goed geld terug wil nemen, is niet meer
dan billijk. Maar, aldus de heer Somerhausen,
het is minstens even billijk, dat België er op
tegen heeft een bevolking van 60.000 menschen,
waarvan 10.000 Walen en 50.000 Duitscher5,
binnen zijn grenzen te houden, als die be
volking er op tegen heeft Belgisch te zijn, of
Belgisch voelen haar onmogelijk is. De eeni-
ge band tusschen deze beide kwesties moet
het verlangen naar verzoening zijn en ajnders
'geen.
De heer Somerhausen zou een referendum
per kanton willen houden, maar zóó, dat in
Malmédy de Walen en de Duitschers ieder af
zonderlijk hun meening te kennen zullen ge
ven. De heer Somerhausen acht een herziening
van het tractaat van Versailles niet ftoodig,
doch heel iets anders is het met de overeen
komst van - Locarno, daar hierbij bepaald werd
dat de verandering der grenzen van België zon
der goedkeuring der mede-onderteekend heb
bende regeeringen, :niet mogelijk is.
Het terugkoopen van de waardelooze mar
ken door Duitschland zou natuurlijk moeilijk
heden met zich mede kunnen brengen, daar
er in het Dawes-plan een clausule is opge
nomen, waarbij bepaald wordt, dat Duitsch
land geen andere, dan in het Dawes-plan voor
ziene, terugbetalingen mag doen. Deze moei
lijkheden zouden echter ondervangen kunnen
worden, hetzij door een openbare inschrijving,
b.v. hetzij door de betaling te doen geschieden
door de verschillende Duitsche Staten.
In de Belgische Grondwet staat geen enkele
bepaling betreffende het houden van referenda,
maar als men oordeelt naar hetgeen Belgische
Staatslieden beweren, is er geen enkele bé-
paling in de grondwet te vinden, die zich'
tegen het houden van eeini volksraadpleging in
de geannexeerde kantotns verzet. Zou men b.v.
aan de kiezers voor de gemeenteraden in die
kantons de vraag te stellen: „Wilt ge Belg
blijven?", een vraag, die met „ja" of „neen"
beantwoord kan worden, dan zou het parlement
daar het referendum op zichzelf geen wets-
kracht zou hebben een besluit kunnen ne
men betreffende de eventueele grenswijziging.
Wij kunnen niet anders, dan zeer veel voor
de ideeën van den heer Somerhausen voelen.
Vooral het argument, dat men in België
en trouwens wel in geen enkel land inwo
ners wenscht, die zij het dan niet in groot
getal toch een voortdurende anti-patriot
tische propaganda zouden gaan voeren, kun
nen wij ten zeerste apprecieeren. België met
zijl? reeds veel te sterk geprononceerde ver
schil tusschen Vlamingen en Walen kan zeer
zeker niet nóg een onderdeel der bevolking
hebben, dat weer een anderen kant op wil.
Is dus een schikking door grenswijziging te
vinden, die tevens wat in de schatkist brengt,
een schatkist die het hard noodig heeft bo
vendien, dan lijkt ons dit een gelegenheid, die
zeer zeker met beide handen moet worden
aangegrepen. En waarschijnlijk zal het daar
wel naar toe gaan daar het een goede op
lossing is.
Niiets is veranderlijker dan een mensch, zegt
men wei eens, maar onder de menschen (we
nemen het in ernst aan) zijn de kooplui de
meest veranderlijken. Wie kan die lui begrij
pen? Wanneer zijn ze in ernst verontwaardigd,
werkelijk boos? Soms denkt men nou is
de boot aan, aan 's mans geduld, is een' einde
gekomen, nu kijkt hij zijn tegenstander in
geen maanden meer aan enenkele dagen?
neen enkele minuten later hebben die twee
de grootste leut.
Ja, die kooplui.
Bouwers en verder niet-kooplui-marktbezoe-
kers, als ge 's morgens ter veiling allerlei hoort,
als ge getuige zijt dat men over en weer elkan
der soms scherpe dingen zegt, neemt het voor
al niet te zwaar op. Beteekent gewoonlijk
niets.
Zoo hoorden we laatst van een transactie in
goederen, niet van den Langendijk afkomstig.
De eene koopman verweet de andere niet au
serieux gehandeld te hebben, de bij de zaak
betrokkenen? werd er als het ware met de
haren bijgesleept. De bonmots vlogen ieder
meende, nu is het toch gemeend. Waarom an-
i ders zoo scherp? Maar 't raakte de portemon-
naie, de gevoelige plaats eens handelaars.
Enkele oogenblikken later, daar staan ze
bij elkaar, de bedótter en de bedotte; en wat
blijkt? Ze staan gezellig bijeen, de rekening
wordt overhandigd, tusschen die twee is hgt
koek en ei.
En beiden blijken achteraf een goede zaak
te hebben afgesloten, tot beider .volkomen te
vredenheid.
Ja, die kooplui.
Te Averhorn verzond een firma "de 100ste
wagon aardappelen, en naar aanleiding van
die gebeurtenis is die wagon versierd door
de arbeiders. Het marktbestuur gaf een fijn
kistje sigaren, de koopman tracteerde; er zijn
bij die gelegenheid mooie speeches gehouden.
Verschillende personen voerden het woord, ar
beiders, collega's, de voorzitter van het markt
bestuur.
1 En daarop steekt de koopman een speech af,
die er wezen mocht,
j Ja, die kooplui. Ze zijn van alle markten
thuis.
Aan de orde is tegenwoordig ook de fooitjes-
kwestie, 't Is naar aanleiding van een concept-
werkovereenkomst, door kooplieden ontworpen,
dat deze zaak ook onderwerp van bespreking
is geweest ter vergadering van de Tuinbouw-
vereenignig te ZuidtScharwoude.
I Ja, dat is inderdaad een netelige kwestie.
Er zijn bouwers en ook wel kooplui, die ronduit
i zeggen, begin daar in vredesnaam maar niet
aan, ge bereikt er niets mee, en komt er nooit
mee klaar. Heel bezadigde menschen spreken
1 zoo en men doet wel er naar te luisteren.
Dat het geven van fooien aan de laad
plaatsen groote afmetingen 'heeft aangenomen,
is algemeen bekend. Gedurende de stakings-
dagen liet een koopman aardappelen in een
pakhuis opslaan, een arbeider, voorheen met
dit werk nooit in aanraking geweest, wordt er.
mee belast, de piepers in ontvangst te nemen.
De man was in dat werk heelemaal niet thuis,
1 stond er volkomen vreemd tegenover. Welnu,
die man zei 'savonds tegen zijn baas: „Nou,
dat wil ik morgen wel weer, kijk maar eens wat
i ik kreeg". Hij, de arbeider, toonde zijn pa-
j troon ettelijke kwartjes. Die man was in het
j vak laten we 't maar zeggen groen als
gras, heeft geen enkele bouwer om 'n fooitje
gevraagd. Dus ligt de oorzaak zan 't euvel
in dit geval alleen bij de bouwers.
Dat er reden is tot de pessimistische gedach
te: we krijgen dit euvel nooit weg, ontken|nen
we niet.
Immers reeds meer dan eens is er in tuin-
bouwkringen op gewezen, maar altijd met ne
gatief resultaat.
Die fooitjes gevende bouwers mag men ook
niet allen over éón kam sdheren; de motieven
waarom men geeft, zijn zoo verschillend. Er
is een categorie, die geeft om er zelf beter
van te worden. Heusch, die bouwers geven
niet, omdat ze zooveel met de transportarbei-i
ders over hebben, geen sprake van. 't Is hun
er om te doen dat de arbeiders tegen den
koopman bijzonder de kwalitieit van hun goed
zullen grijzen, die voorspraak, die zoo belang
stellend schijnt voor de belangen van den
koopman, is die bouwer wel een kwartje waard.
Neen, we herhalen, 't is niet een dankoffer
aan de arbeiders, dat zij dit fooitje geven. Ei
gen personeel op den akker, vaak in brandende
zon of striemende regen, wat ontvangen ze ah
fooi?
Een tweede, gelukkig zeer breede groep,
staat onsympathiek tegenover die bedeeling.
Ze geven met tegenzin en beseffen ter dézé,
dat ze door het geven, een bepaald kwaad
stijven.
Maar ze hebben ondervonden, dat ze door
niet geven zichzelf schade doen. Dat kan im
mers o zoo gemakkelijk. Komt de koopman aan
de laadplaats, dan informeert hij altijd naar
de kwalitieit van 't goed bij degenen, die het
in ontvangst nemen. Inzonderheid bij bloem
kool. Als nu de arbeider op die vraag naar
de kwaliteit van de bloemkool van bouwer
A., niets doet dan maar even de weinkbrou
wen optrekken, is er geen sprake van, dat de
koopman een volgende gelegenheid weer 't
goed van A. koopen zal.
En dï kooplui letten scherp op. Is iemand
veel bij een en dezelfden koopman, dat is een
bewijs van beste waar., Bij 't artikel aard
appelen is het al niet anders.
t Is het nu duidelijk hoeveel invloed dat
fooitje heeft. Nog zijn we niet aan 't einid,
nog meerdere zijn de gevolgen.
Een bepaalde groep bouwers geeft niet, dit
nu zullen de meesten wel 'niet zijn, want we
aanvaarden de klacht dier tweede groep, dat
niet geven geld kan kosten. Daarvoor is ieder
gevoelig. En nu hooren we dikwijls de klacht,
dat de niet-gevers dikwijls zoo onder aan dé
lijst staan om te lossen.
Bewijs is er zoo moeilijk voor bij te brengen,
de klachten echter zijn velen.
De wijze, waarop het fooitje geïncasseerd
wordt, daarover schreven we het vorig jaar
uitvoerig. Maar, dat er arbeiders zijn, die er
speciaal huisbezoek bij bouwers voor afleggen,
was ons niet bekend. Een goed vriend heeft 't
me verzekerd, een alleszins geloofwaardig man.
Thans is de zaak weer ter sprake, de arbei
ders aan de laadplaats is het in*onfvangst nemen
van fooien en gelag op bedreiging van ontslag
verboden. Een ernstige, zware bepaling. Ei
genlijk moest de gever het ernstigst kunnen
worden getroffen, hij draagt de verantwoorde
lijkheid.
De tuinbouwvereeniging heeft geen middel,
dal probaat bleek, de eene bouwer wil geen
verklikker zijn van 'den andere.
Maai. thans is het anders, nu mag de een den
ander wel ten deze waarschuwen, wijl de fooi-
tjesgeverfr de arbeidersbelangen zwaar kan
treffen. Hij verricht nu, door het toch te doen
een zedelijk ongeoorloofden daad.
Toch zal het kwaad nïet eerder met vrucht
kunnen worden begtreden, voor maatregelen
tegen de gevers kunnen worden toegepast. De
arbeider alleen straffen, daartegen verzet zich
ieders gevoel- van recht, 't Zal dus wel noodig
blijken, wil men dit niet te gedoogen euvel
met vrucht bestrijden, dat handel en tuinbouw!
j samenwerken, waarbij de arbeidsleiders zeer
goede diénsten zullen kunnen bewijzen.
Het au to busbedrijf' der Ned. Spoorwegen
en de Firma Van Gend en Loos.
Naar wij vernemen loopt het contract, dat),
de Firma van Gend en Loos met de Nederft
landsche Spoorwegen gesloten heeft, op 30.
Juni 1928 af. Daar het nieuwe autobusbedrijf
der Ned. Spoorwegen o.m. beoogt besteldienst
sten, zoowel in de steden als op het platteland
te organiseeren, is de mogelijkheid niet uit
gesloten, dat met de firma van Gend en- Loos,
een regeling wordt getroffen waarbij door ge-,
deelteiijke overneming, van personeel en ma-
1 teiieei de goede gang van zaken in het op,
te richten bedrijf verzekerd zal worden.
Een klopgeest op Urk.
1 Het was een muisje. V
Ook Urk heeft zijn klopgeest gehad schrijft de
„Stand." Een dag of wat geleden is het gebeurd,
'In een der huizen van Wijk 5 hoorde men telken?
een verdacht geraas. De bewnoers zochten ver
geefs naar de oorzaak ervan. Er werden buren bij
gehaald, die echter evenmin achter de oorzaak
van het zonderling geklop konden komen. Soms
zweeg het en dan hoorde men het weer. Vooral
tegen den avond kon het angstaanjagend worden.
Men sprak van spoken. Oude visscherlui haalden
heiinneringen op van vliegende Hollanders en zee
meerminnen op. Heel het eiland stond in het tee-
ken der spookhistorie. En de bewoners van het
„betooverde huis" durfden nauewlijks gaan slapen.
Het vreemde was, dat men er niet achter kon
komen waar het geluid vandaan kwam. Liep men
in de richting waar het gehoord werd, dan was
het weer sin. Eindelijk kwam men er achter dat
in een kast het festijn der duistere machten zijn
hoogtepunt vond. Men keek in die kast mis-»
schien wat al te vluchtig en met een al te bevend
hart maar zag dan niets. Alle kopjes, alle bor
den en alle busjes stonden op hun oude plaats.
Eindelijk was er een dappere die de kast aan
een nauwgezet onderzoek onderwierp. Hij inspec
teerde alfe busjes en potjes en vond onder in de
kaseen muisje. Schuw in elkaar gedoken in
een leege vetbus, waarvan het deksel een kleine
opening liet. Het was in de bus geraakt en had
er niet uit kunnen komen. Telkens was het te-*
ruggevallen bij den steilen wand. Telkens had het
kopje gestpoten tegen het harde deksel, en buiten
waren de stooten van het muizenlijfje gehoord, het
getrappel van zijn pootjes tegen het holle blik
vernomen.
Urk is zijn klopgeest kwijt, en de verhalen der
oude visschers, die dagèn lang ademloos.beluisterd
zijn, worden thans weer met spotlachjes aangehoord