TWEEDE DEM ZATERDAG 25 SEPT. 1926. Ontwapening. IETS Dll DEI BIIGEIOOF ONDEB DE IHLANDSCHE BEVOLKING VIN HEDERLANDSGH OOSHNDlE. Ochtendgloren. Plaatselijk Nieuws Uit den Omtrek. Wat het aantal demonstranten betreft, mag de Ronde Zondag in den Haag, waar geageerd is voor medezeggenschap, 8 uren-dag en in 't bij zonder voor ontwapening, wel zeer geslaagd hee- ten. In hun ijveren tegen het oorlogsmonster heeft de S.D.A.P. ongetwijfeld den bijva] en steun van de weidenkenden uit alle partijen, uitgezon derd dan de partij der fascistische kwajonge- lingschap en de partij der communisten, die het als een roeping beschouwen om de wereld, als 't kan, te vuur en te zwaard naar hun idee te orga- niseeren. f „Ontwapening" is overigens een ideaal, dat in ons land en in meerdere andere rijken geen be- teekenende bestrijding meer vindt en, naar we hopen, eens een ideaal der geheele menschheid zal worden. 'tls alleen over het tempo, waarin tot ontwa pening gekomen moet worden en in het algemeen over de beoordeeling van het juiste tijdstip, dat' verschil van gevoelen bestaat. Zulk verschil van inzicht is volkomen verklaarbaar en behoeft vol strekt geen reden te zijn om aan de noodzakelijk heid van de ontwapeningsgedachte te twijfelen van hen, die ernjreut dat tijdstip' Van invoering een uiteenloopende. meening zijn toegedaan. De sociaal-democraten hebben daarom niet het recht oan zich als uitsluitende dragers van het' ontwapeuings-ideaal voor te doen. 'tls bovendien bekend, dat onder de verschillend» nationale af- deelingen der S.D.A.P. eveneens groot verschil van meening omtrent het ontwapehingsvraagstuk bestaat en sommige socialistische fracties in volksvertegenwoordigingen van Europeesche lan den omtrent de legerorganisa.tie begrippen hul digen, die zelfs in de rjoren van menigen Neder landsehen bourgeois erg militairistisch klin ken. Een ideaal, al is het nog zoo mooi, id niet on middellijk en in alle omstandigheden maar direct te verwezenlijken. Op den Rooden Zondag b.v. werd! ook gedemonstreerd voor het behoud of verdere doorvoering van den 8 uren-dag. Het was echter juist die betooging, waarvoor het noodig was 30 extra-treifien op Zondag te laten loopen, bovendien kwamen 700 autobussen naar dten Haag en liepen er tal van extra-trams en gin gen er vele booten. De treinenloop kwam vaak geheel in disorde, met gevolg, dat vele treinen een uur en langer over tijd op de plaats van be stemming aankwamen. Dat alles heeft honderden menschen extra-Zondagarbeid bezorgd en een aan merkelijke overschrijding van den 8 uren-dag. Nu hebben we ten opzichte van zulke feiten een Joyale opvatting; we zeggen niét: ziet. het ver schil tnsschen woorden en daden, maar erkennen graag, dat voor de propaganda voor hooge ide alen offers gebracht mogen worden, zelfs wel eens een offer, dat volkomen in strijd lijkt" met het ideaal, dat we nastreven. In zulke feiten echter ligt toch wel het be wijs, dat het niet mogelijk is om op eiken 'tijd en onder alle omstandigheden een ideaal door te voe ren, te verwezenlijken. En daarom behoorden de sociaal-democraten wel wat meer respect te heb' ben voor de overtuiging van anderen, die mee- nea, dat ontwapening slechts jaractisoh te ver wezenlijken is, als de idee in de harben van alle weidenkenden ter wereld is 'doorgedrongen en gelijktijdig en internationaal kan worden verwe zenlijkt, een standpunt, dat niet alleen door vele „burgerlijke" Nederlanders, maar ook Tioor tal van socialistische buitenlanders wondt inge nomen. In zooverre de idee van ontwapening op idea Rooden Zondag weer verder gepropageerd is, kan. men verheugd zij a over het succes in zooverre en kele woorvoerders echter op demagogische wijze de anti-oorlogsactie als een uitsluitend socialis tisch streven aanmerkten en de soldaten tot ver zet aanzetten., verdient het optreden scherpe af keuring. Zulke actie leidt tot droeve gebeurte nissen, als het verzet, in Assen'en Ede, dat aan een jongen man het leven kostte. Op het congres, dat voor de betooging gehou den werd, merkte b.v. een 'heer Schutjes op: „Wil men werkelijk het leger onbruikbaar maken, dan moeten de soldaten hun geweorloopen niet richten tegen hun buitenlandsche Tdassegenooten, maar tegen hun eigen officieren." Ontwapening wordt verdedigd op allerlei ide ale gronden, zeer terecht, gelijk ook op het. groote gebod „Gij zult niet dooden". Wat móet men echter denken van de waarachtigheid der mo tieven van hen, die onder de leuze „ontwapening" zich alléén ten doel stellen, dat het moordend1 lood niet in de borst van een buitenlandschen vijand terecht komt, maar in het lichaam van een. landgenoot, wiens misdaad het is, dat hij een functie vervult, die niet naar den zin van deze „vreedzame idealisten" isI We leven snel en vergeten gauw. In den mobili satietijd hebben óók de socialisten voor de oor- (ogsbegrootingen gestemd en 't was Schaper, die 111 1919 nog verkondigde met zijn geweer naar de grenzen te zullen snellen, als de Belgen ons ge il bedreigden. Zijn de omstandigheden nu zóó veranderd, dat gebeurtenissen, die we enkele ja ren geleden beleefden, niet meer mogelijk zijn? me gelooven inderdaad, dat de olitwapeningsge- uachte in dien tijd veld gewonnen heeft en we achtten het juist, dat we met een geleidelijke °ut\vapening verder gaan, naarmate de algemeene ^(lachte daartoe vordert en als gevolg daarvan 'utcrnationale overeenkomsten,- de sterkte der le xers terugvoeren en de mogelijkheid van oorlog verminderen. Zoo moeten we eens aan 'het door wie redelijke menschen gestelde doel komen. Maar eenzijdige ontwapening is laf en dom. Als ^respondent van een Nederlandseh blad heeft Schrijver deze regelen een deel van den oorlog meegemaakt, maar wie de realiteit 'van den oor log kent, gezien heeft hoe dan juist de weerloo- zen aan willekeur en geweld zijn overgeleverd en welk ontzettend leed over duizenden rustige ge zinnen gebracht wordt, die noemt de mannen lafaards, dia zelfs goea poging willen doen om hun families een vijandelijke bezetting van het land te besparen of ze daarvan te bevrijden. Dat we „toch niets kunnen doen" in onwijze praat. Wie eenig begrip heeft van internatio nale verhoudingen, weet, dat als er nog eens oorlog komt, ons land toch nimmer alleen zal komen te staan en in een evenwicht van twee groote machten, kan een kleine macht den even wichtstoestand opheffen, 'tls bekend, dat we in de jaren 19141918 meernxaien met een inval be dreigd zijn en men kan er v.an verzekerd zijn dat alleen ons leger, dat toen een half millioen man nen sterk was, ons voor een inval heeft behoed'. Toen heide partijen vastgeloopen waren, omdat de sterkte ongeveer gelijk was, toen was "het wer kelijk van groote 'betekenis gewoivden of men zich door een schending onzer grenzen nog een half millioen soldaten méér op den hals zou halen. Zoo heeft ons leger ons in de jaren 1914—1918 voo roorlog 'behoed en daarom moeten we zorgen, dat het 'daartoe oók in de toekomst in staaï blijkt,, zoolang ^een oorlog mogelijk is, dus zoolang niet doo ronSerlinge overeenkomsten tot 'gelijktijdige ontwapening der machten wordt overgegaan. En als we, niet uit politieke berekening, maar uit waarachtige merftchenliefde, het ontwape- ningsideaal blijven 'propageeren en het over de wereld dragen, dan zal ééns dat groote moment van' algemeene volkerenverbroedering verwezen lijkt kunnen worden. II. In mijn vorig artikel heb ik het een en ander meegedeeld omtrent het bijgeloof onder de In- landsehe bevolking van onze koloniën. Aan het slot daarvan heb ik de belofte gedaan om nog iets mee te deelen omtrent enkele toovermiddelen, die in zwang zijn. Het behoeft natuurlijk geen verder betoog, dat deze toovermiddelen hun oor sprong vinden in het aloude bijgeloof. Ieder nuchter denkend mensch zal bij het vernemer* van dit gedoe de schouders ophalen en twijfelen aan den goeden uitslag van het middel. De In lander echter denkt 'daar heel anders over. Hij heeft een rotsvaste overtuiging dienaangaande en het is vrijwel onmogelijk hem tot andere ge dachte te brengen. De velschillende voorbeelden, die ik hier na der zal uitwerken, hebben betrekking op slechts een klein gedeelte van 'de bevolking van onzen Archipel. Voorzoover mij hekend is juist dit bij geloof alleen onder de Minangkabauers. Dit volk is dat deel van ie zuiver ,M,aleische bevolking, dat speciaal leefj op de Westkust van Sumatra, in de gelijknamige residentie. Den echten Mi- nangkabauer treffen we aan vooral in de Pa- dangsche bovenlanden. Hij onderscheidt zich in velerlei opzicht van de andere Inlandsche volke ren, die in Gost-Indië leven. In hun bijgeloof, annex hun toovermiddelen, speelt de liefde een zeer groote rol. Ben der eerste voorbeelden, die ik noem is: De kunst om bemind te worden, of zooals het in hun taal heet „Ilmoe moeda". Het doel hiervan is, dat de vrouw, die het voorwerp onzer liefde is, ook zich zal verlieven op ons. Nu kan men hierin twee verschillende graden bereiken n.l. dat men ons kan liefhebben en dat men lief naar ons zal kijken. Het eerste wordt aangeduid met den naam „perkasih". Hierbij wordt gebruik gemaakt van het vuil van het menschelijk lichaam, hoe on smakelijk het ook moge klinken voor ons Wester lingen. Men neemt vaak als zoodanig het nagel- vuU van handen en voeten. Wordt dit door iemand gegeten, dan kan het zijn, dat hij er lichamelijk slecht gaat uitzien, dat hij zelfs een teringachtig voorkomen kan krij gen, maap het doel wordt toch bereikt, want hij wordt, volgens het bij dit volk levende bijge loof, dooidelijk verliefd op dengene, die het middel heeft toegediend, op den giftmenger. Evenwel bestaat er ook nog een ander middel, dat gebruikt wordt bij de „Ilmoe moeda" of de kunst om bemind te worden. Men kan daarvoor ook bezigen verschillende oliën, o.a. Eau de Co logne of het bovenste deel van de klapperolie,- die uit de klappers of kokosnoten wordt bereid. Het bovenste vliesje, dat na ©enigen tijd op de olie komt te staan, wordt gebruikt bij de z.g. „per- manis" d.i. het lief, aanvallig maken. Wanneer iemand dit gebruikt, zal een ieder hem lief gaan vinden èu van hem gaan houden. De Eau de Cologne wordt weer bij twee verschillende kun sten gebezigd, n.l. voor het liefhebben en voor de z.g. Maleische „Minjak si palik gilo". Dit dient om te zorgen, dat een ander je zeer lief gaat vinden of tot over zijn ooren verliefd op je' wordt. Zoo ziet men, dat de Minagkabauer wel de manier weet, om te zorgen, dat die vrouw, waarop hij zijn zionen heeft gezet, tot de zijne te ma ken. Of de middelen werkelijk dat resultaat af werpen, dat men er van verwacht,' is mij niet bekend, wel, dat de Maleier van Sumatra's West kust er heilig aan gelooft. Maar misschien is er wel een van de jeugdige lezers, die de proef op de som wenscht te nemen. Ik kan hem echter ook nog wel een ander middel aan de hand doen, want behalve het reeds hiervoor beschreven mid del, wordt ook wel eens een ander gebezigd, dat bovendien nog het voordeel biedt, dat er op de handeling van den proefnemer controle kan wor- 1 denuitgeoefend. "Dit middel wordt in het Maleisch genoemd „Ramas liman" of in goed Hollanldsch gezeg.l: j het djeroek persen. De djeroek is een Inlanische j vrucht, die veel lijkt op een sinaasappel. Een der djeroeksoorten is hier te lande bekend; ónder den J naam van pompelmoes. De soort, die echter nood- zakelijk is voor de proefneming is de z.g. „limau j poeroet' djantan" of de mannelijke limau poeroet. Heeft men de groote djeroek, dan neehit men er drie stuks van, 'doch heeft men de kleine, dan moet men er 7 van nemen. De djeroeks worden dan geperst, gewoonlijk in een oud zeep bordje, dat natuurlijk alweer volgens het bijgeloof daarvoor zoo bijzonder geschikt is. Nog beter is het om een bord te nemen, dat den naam draagt van „Pinggan dj in" of satan-bordje. Alvorens de djeroeks te persen, worden ze in schijfjes gesneden. Het persen van de vruchten geschiedt onder het oproepen van de geesten der gestorven* voorouders. Degene, die de handeling verricht veronderstelt, dat het bord is zij, wier liefde men tracht te winnen, terwijl de vrucht het hart en hel sap, het bloed van die persoon moet voor stellen. Om het succes zoo volledig mogelijk te maken, houdt hij rekening met den tijd waarop hij zijn handeling uitvoert. Er zijn n.l. drie tijdstippen, die het meest geschikt moeten worden geacht. Deze oogenblikken vallen 's avonds tusschen 6' en 7 uur, in het holst van den nacht of bij het krieken van den dag. Na het samenkneden, dan wel na het persen der djeroeks gaat men na, of de te bewerken persoon reeds den invloed daarvan ondervindt of niet. Vertoont zich schuim op de uitgeperste vrueht, dan is dit het bewijs, dat het hart van het meisje getroffen is, dat dus het succes volkomen is. Echter kunnen zich ook verschillende onheilspel lende teekens in het sap voordoen, die alle na tuurlijk een diepe beteekenis hebben, en die dan op de een of andere wijze moeten worden bezwo ren. Een andere wijze van controleeren, of de han deling haar uitwerking niet gemist heeft, is de volgende Men snijde uit eenzelfde soort djeroek schijf jes. Daartoe worden twee vruchten genomen, waarvan de eene de persoon in kwestie voorstelt, dus de man, terwijl de aadere het meisje moet verbeelden. Dan wordt een schijfje van de eer ste vrucht in een bordje met schoon water gelegd en voorzichtig daarnaast een schijfje van de an dere vrueht. Drijven deze twee schijfjes naar elkaar toe, dan is het bewijs geleveid, dat hei werk geschied is en de persoon getroffen is. Natuurlijk 'moeten wij niet vergeten, dat alle handelingen, tot zelfs het uitoefenen van üe cod tröle gepaard moet gaan met het uitspreken van allerlei gebeden en tooverformules. Het bijgeloof en de tooverij richten zich echter niet alleen op het liefdeleven, maar ook op andere zaken zooalv het verspreiden van ziekten, het lichamelijk kwaad doen, het onkwetsbaar maken, enz. waarover ik in een volgend artikel nog iets hoop te vertéllen. slechts een welvarende Duitsche industrie stelt een goed verdienende arbeidersstand in staat on ze groenten te knopen. Nog lang zijn alle moeilijkheden niet overwon- I nen ,geen sprake van. Dat het terugkeeren van normale verhoudingen komt in 'n spanne tijds, I is niet te verwachten. De vernieling heeft te lang geduurd, ie chaos was te groot. Maar één diug valt altijd weer opnieuw te be wonderen, de ontzagwekkende arbeidspraestatie van het Duitsche volk. 'tls op dien grond dat we hoop hebben voor ónzen tuinbouw. Men kan op den duur onze groenten niet ontberen, men stelt 't wel zoo voor, zal wel alles in 't werk stellen, de cultuur zoo h°og mogelijk op te voeren, maar afhankelijk blijft 't land toch en aangewezen op import. Moge de ochtendschemering worden gevolgd door 'n zonnigen dag en worde de hoop niet be schaamd. 't Ontbreekt tegenwoordig niet aan pessimisten. De onmiskenbare druk rust zwaar op alle be drijven, waar men zich bezig houdt met bodem- eultunr. Maar in den tuinbouw is het, als men sorri- migen gelooven mag, dan allerverschrikkelijkst, en men vreest, dat de "cultuur zal moeten worden ingekrompen. Nu willen wc allerminst ontkennten, dat 't in dien lsutsten tijli bedroevend slecht is ge gaan, men raadplege de marktberichten maar in ons blad. 'tls zelfs zoo, dat de groote kool, indien men Ze cadeau kreeg van den bouwer, zoo.-weinig waard is, dat er geen dag loon aan te verdienen' is, door 't gekregene te snijden, te veilen en te lossen. Er is totaal geen vraag naar ons koolproduct. En toch schreven we ochtendgloren boven dit stukje. Hoe we dit bedoelen? We gelooven stel lig ,dat naast de groote vruchtbaarheid van dit jaar, waardoor de teelt van zomergroenten over al is gelukt, andere oorzaken tot het voor onze tuinbouwers zoo schadelijk prijsverloop hebben meegewerkt. Dat we daar ook de veel te zware Duitsche tarieven bijrekenen, behoeft voor onze lezers wel geen betoog. Doch naast deze beide oorzaken zien we een derde, n.l. de verwarring in de Europeesche za kenwereld, zoowel bij de voormalige Centrale als Geallieerde mogendheden. De Duitsche republiek hoeft een geweldige krachtproef doorstaan. Wat ontzaggelijke moei lijkheden daar doorworsteld zijn, en nog worden, daarvan hebben velen onzer maar een vaag denk beeld. Van een waardelooze papieren munt is men tot een normaal volwaardig monetair stel sel 'weten te komen. Een land vol waardeloos papier, bij 't volk tot op 't laatst een waan van niet wérkelijk bezit. Daarna de bittere ontgooche ling, en 't doorbreken van 't besef, dat men schier alles veploren had. Want het Duitsche zakenleven lijdt nóg onder de gevolgen van de inflatie, 't heeft te weinig kapitaal. In 't voorjaar was de toestand bizonder eri- tiek. In 't Ruhr en Rijngebied, waar de hart ader klopt van het Duitsche economische leven, zag 't er treurig uit. Ontzaggelijke hoeveelheden kolen lagen boven den grond te wachten op af voer, de koopers bleven uit. 't Bedrijfskapitaal zat doéddeels in 't product, zelfs de banken wa ren niet meer in staat verder de bedrijven te fi- nancieorev.. Inkrimping werd noodzakelijk geacht, arbei ders werden ontslagen, het groote leger van wer- keloozen werd vermeerderd, zelfs werden tal van mijnen en fabrieken stop gezet. Troosteloos was de toestand. Geen draagkracht bij de massa, er is veel leed en ellende geleden in 't land, waar Poinearé en Clemenceau voor Daar brak in Engeland de geweldige staking uit. Dat is de verademing geworden voor 't Duit sche zakenleven. De aanvragen om kolen werd geweldig, de voorraden zijn geruimd, onze ha ven Rotterdam heeft dezen zomer een bedrijvig heid gekend als schier .nooit te voren- De Rijn aken brachten al maar aan 't zwarte goud-steen kool. v De bankcredieten zijn afgelost, de arbeiders daalden weer af in de mijnen, de loonen zijn al weer wat gestegen. Tegelijk met de opleving op de kolenmarkl, is er een opbloei gekomen voor de ijzer en staalfabrieken. Overwegend sterk schijnt de Duitsche positie voor die artikelen te zijn op de wereldmarkt. Zoo sterk is de veran dering, dat zelfs het schatrijke Amerika er sterk over denkt, een belasting te gaan heffen op Duitsch ijzer in entrépot in Amerika. Dat zulks voor onzen tuinbouw van zeer groot belang kan worden ligt voor de hand. Immers I i- BROEK OP LANGENDIJK. Donderdag 23 September 1926 hield de be- grafenisvereeniging „De Laatste Eer" haar jaarvergadering in het lokaal van dein heer Vijzelaar. De voorzitter ,de heer Jaarsma, opent de vergadering met een welkom en wijdt eenige gevoelvolle en waardeenefide woorden aan de nagedachtenis van het overleden - bestuurslid den heer Bakker, releveererjde tevens al het goede wat door deze voor ""de vereeniging ge daan is, en hoopt verder qp een aangenaam! vergaderen. De notulen werden voorgelezen en onder dank goedgekeurd en vastgesteld. Medegedeeld werd dat op zijn verzoek de heer P. Dirkmaat eervol ontslag 'is verleend als reserve'-voorlooper, terwijl hem tevens dank wordt gebracht voor de bewezen diensten. Verder wed medegedeeld dat het personeel der vereeniging op 65-jar"igen leeftijd eervol ontslag wordt verleend in verband met de ouderdom. Een oproeping zal geplaatst worden, voor reser venadviseur. Uit het jaarverslag bleek dat er 31 maal hulp werd verleend, waarvan 17 maal ten dienste der leden en 14 maal ten behoeve van niet-leden. Verder vonden 2 bestuursver gaderingen plaats. De vereeniging telt 950 leden, waarvan 800 betalende. Al het dienstdoend personeel bleef m functie. Terwijl in het bestuur geen veran dering kwam. Van het bezit der vereeniging werd tde hoofdsom iets kleiner. Uit de rekening en verantwoording bleek, dat de inkomsten "in het afgeloopen jaar bedroegen de som van f 990.50, en de uitgaven f1105.87, .alzoo een tekort van f 115.37. 1 Het bezit der vereeniging was vorig iaar f 1673.04, gaat af f 115.37, blijft alz ooin kas f 1557.67; van dit bedrag is f464.48 in kas voor reserve ,tot het aanschaffen van nieuwe kleeding. Bij monde van, den keer Hoogland werd medegedeeld dat de boeken en bescheiden in orde werden bevonden eh brengt dank aan de penningmeester voor zijn accuraat beheer. Tot lid der commissie voor het nazien der hoeken over 1926—'27 werd benoemd de. heer P. Stammes. In plaats van den heer J. Bakker, werd tot lid van het bestuur gekozen H. Vinke. Terwijl de aftredende heeren F. v. Molen, L. Mo- Tenaar en A. Schoon werder werdefri herkozen. Bij de rondvraag werd door den heer Ro- meijn voorgesteld om de toelage van den Secr. en den Penningmeester te verhoogen tot f 25 werd a angehouden tot een volgende vergade ring. Door den heer P. Stammes werd naar vo ren gebracht dat door het publiek en vooral door de jeugd niet de noodige .eerbied wordt1; betracht bij een begrafenis. Terwijl toch me nig keer op deze zaak is gewezen. Van uit de vergadering werd dan ook nog maals een ernstig beroep gedaan aan 3e in gezeten om toch vooral de noodige eerbied' te betrachten bij' een begrafenis, terwijl aan het onderwijzend personeel gevraagd zal wor den de kinderen hierover te onderhouden. In verband hiermede wenscht de vereeni ging ook zooveel mogelijk, wanneer er een begrafenis plaats vindt, deze op denzelfden tijd, des namiddags 2 uur, te doen houden, voor zoover mogefijk de orde en regelmaat in deze; te helpen bevorderen. Niets meer aan de orde zijnde sluit de; voorzitter met een woord van dank voor 1de betoonde belangstelling, de vergadjeri{ngf> In de nagekomen bestuursvergadering werd onder meer besloten op advies van den Bond,: het boekjhar in den vervolge te laten loopen van 1 Januari tot 31 December, terwijl he^ bestuurslid Vinke tot secretaris der vereeniging! werd gekozen. ZUIDSCHARWOUDE. De heer T. van St. Paacras reed, 'doordat zijn paard: schrok, met zijn melkwagen tegen een sportkar, waarin een kind gezeten was van den I heer W. Het kind kwam op de straatsteenen te- I recht, terwijl de kar aan stukken was. Daar I de heer T. tenslotte er toe overging de aange- bracht,e schade te vergoeden, is de zaak in der minne geschikt. Wonder boven wonder bekwam I het kind geen letsel. - W ARMENHUIZEN. Dienstplicht. Van de lichting 1927 worden tot gewoon dienst plichtige bestemd: G. Rijpma, C. van Wonderen, P. D. Sevenhuijsen, J. Lichthart," J. M- Com mandeur en N. Jonker; tot buitengewoon .dienst plichtige C. Stet, J. N. Kossen, J. Roozendaal, A. J. Reinders, N. Jonker, P. de Jong, J. E. Bleeker, T. Paarlberg, J. Mosch, S. Houtkooper en C. Damiaans.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1926 | | pagina 5