TWEEDE DEM
ZATERDAG 25 SEPT. 1926.
Ontwapening.
IETS Dll DEI BIIGEIOOF ONDEB DE IHLANDSCHE
BEVOLKING VIN HEDERLANDSGH OOSHNDlE.
Ochtendgloren.
Plaatselijk Nieuws
Uit den Omtrek.
Wat het aantal demonstranten betreft, mag
de Ronde Zondag in den Haag, waar geageerd is
voor medezeggenschap, 8 uren-dag en in 't bij
zonder voor ontwapening, wel zeer geslaagd hee-
ten. In hun ijveren tegen het oorlogsmonster heeft
de S.D.A.P. ongetwijfeld den bijva] en steun
van de weidenkenden uit alle partijen, uitgezon
derd dan de partij der fascistische kwajonge-
lingschap en de partij der communisten, die het
als een roeping beschouwen om de wereld, als 't
kan, te vuur en te zwaard naar hun idee te orga-
niseeren. f
„Ontwapening" is overigens een ideaal, dat in
ons land en in meerdere andere rijken geen be-
teekenende bestrijding meer vindt en, naar we
hopen, eens een ideaal der geheele menschheid
zal worden.
'tls alleen over het tempo, waarin tot ontwa
pening gekomen moet worden en in het algemeen
over de beoordeeling van het juiste tijdstip, dat'
verschil van gevoelen bestaat. Zulk verschil van
inzicht is volkomen verklaarbaar en behoeft vol
strekt geen reden te zijn om aan de noodzakelijk
heid van de ontwapeningsgedachte te twijfelen
van hen, die ernjreut dat tijdstip' Van invoering
een uiteenloopende. meening zijn toegedaan.
De sociaal-democraten hebben daarom niet het
recht oan zich als uitsluitende dragers van het'
ontwapeuings-ideaal voor te doen. 'tls bovendien
bekend, dat onder de verschillend» nationale af-
deelingen der S.D.A.P. eveneens groot verschil
van meening omtrent het ontwapehingsvraagstuk
bestaat en sommige socialistische fracties in
volksvertegenwoordigingen van Europeesche lan
den omtrent de legerorganisa.tie begrippen hul
digen, die zelfs in de rjoren van menigen Neder
landsehen bourgeois erg militairistisch klin
ken.
Een ideaal, al is het nog zoo mooi, id niet on
middellijk en in alle omstandigheden maar direct
te verwezenlijken. Op den Rooden Zondag b.v.
werd! ook gedemonstreerd voor het behoud of
verdere doorvoering van den 8 uren-dag. Het
was echter juist die betooging, waarvoor het
noodig was 30 extra-treifien op Zondag te laten
loopen, bovendien kwamen 700 autobussen naar
dten Haag en liepen er tal van extra-trams en gin
gen er vele booten. De treinenloop kwam vaak
geheel in disorde, met gevolg, dat vele treinen
een uur en langer over tijd op de plaats van be
stemming aankwamen. Dat alles heeft honderden
menschen extra-Zondagarbeid bezorgd en een aan
merkelijke overschrijding van den 8 uren-dag.
Nu hebben we ten opzichte van zulke feiten een
Joyale opvatting; we zeggen niét: ziet. het ver
schil tnsschen woorden en daden, maar erkennen
graag, dat voor de propaganda voor hooge ide
alen offers gebracht mogen worden, zelfs wel
eens een offer, dat volkomen in strijd lijkt" met
het ideaal, dat we nastreven.
In zulke feiten echter ligt toch wel het be
wijs, dat het niet mogelijk is om op eiken 'tijd en
onder alle omstandigheden een ideaal door te voe
ren, te verwezenlijken. En daarom behoorden de
sociaal-democraten wel wat meer respect te heb'
ben voor de overtuiging van anderen, die mee-
nea, dat ontwapening slechts jaractisoh te ver
wezenlijken is, als de idee in de harben van alle
weidenkenden ter wereld is 'doorgedrongen en
gelijktijdig en internationaal kan worden verwe
zenlijkt, een standpunt, dat niet alleen door
vele „burgerlijke" Nederlanders, maar ook Tioor
tal van socialistische buitenlanders wondt inge
nomen.
In zooverre de idee van ontwapening op idea
Rooden Zondag weer verder gepropageerd is, kan.
men verheugd zij a over het succes in zooverre en
kele woorvoerders echter op demagogische wijze
de anti-oorlogsactie als een uitsluitend socialis
tisch streven aanmerkten en de soldaten tot ver
zet aanzetten., verdient het optreden scherpe af
keuring. Zulke actie leidt tot droeve gebeurte
nissen, als het verzet, in Assen'en Ede, dat aan
een jongen man het leven kostte.
Op het congres, dat voor de betooging gehou
den werd, merkte b.v. een 'heer Schutjes op:
„Wil men werkelijk het leger onbruikbaar maken,
dan moeten de soldaten hun geweorloopen niet
richten tegen hun buitenlandsche Tdassegenooten,
maar tegen hun eigen officieren."
Ontwapening wordt verdedigd op allerlei ide
ale gronden, zeer terecht, gelijk ook op het.
groote gebod „Gij zult niet dooden". Wat móet
men echter denken van de waarachtigheid der mo
tieven van hen, die onder de leuze „ontwapening"
zich alléén ten doel stellen, dat het moordend1
lood niet in de borst van een buitenlandschen
vijand terecht komt, maar in het lichaam van een.
landgenoot, wiens misdaad het is, dat hij een
functie vervult, die niet naar den zin van deze
„vreedzame idealisten" isI
We leven snel en vergeten gauw. In den mobili
satietijd hebben óók de socialisten voor de oor-
(ogsbegrootingen gestemd en 't was Schaper, die
111 1919 nog verkondigde met zijn geweer naar de
grenzen te zullen snellen, als de Belgen ons ge
il bedreigden. Zijn de omstandigheden nu zóó
veranderd, dat gebeurtenissen, die we enkele ja
ren geleden beleefden, niet meer mogelijk zijn?
me gelooven inderdaad, dat de olitwapeningsge-
uachte in dien tijd veld gewonnen heeft en we
achtten het juist, dat we met een geleidelijke
°ut\vapening verder gaan, naarmate de algemeene
^(lachte daartoe vordert en als gevolg daarvan
'utcrnationale overeenkomsten,- de sterkte der le
xers terugvoeren en de mogelijkheid van oorlog
verminderen. Zoo moeten we eens aan 'het door
wie redelijke menschen gestelde doel komen.
Maar eenzijdige ontwapening is laf en dom. Als
^respondent van een Nederlandseh blad heeft
Schrijver deze regelen een deel van den oorlog
meegemaakt, maar wie de realiteit 'van den oor
log kent, gezien heeft hoe dan juist de weerloo-
zen aan willekeur en geweld zijn overgeleverd en
welk ontzettend leed over duizenden rustige ge
zinnen gebracht wordt, die noemt de mannen
lafaards, dia zelfs goea poging willen doen om
hun families een vijandelijke bezetting van het
land te besparen of ze daarvan te bevrijden.
Dat we „toch niets kunnen doen" in onwijze
praat. Wie eenig begrip heeft van internatio
nale verhoudingen, weet, dat als er nog eens
oorlog komt, ons land toch nimmer alleen zal
komen te staan en in een evenwicht van twee
groote machten, kan een kleine macht den even
wichtstoestand opheffen, 'tls bekend, dat we in
de jaren 19141918 meernxaien met een inval be
dreigd zijn en men kan er v.an verzekerd zijn dat
alleen ons leger, dat toen een half millioen man
nen sterk was, ons voor een inval heeft behoed'.
Toen heide partijen vastgeloopen waren, omdat
de sterkte ongeveer gelijk was, toen was "het wer
kelijk van groote 'betekenis gewoivden of men
zich door een schending onzer grenzen nog een
half millioen soldaten méér op den hals zou
halen.
Zoo heeft ons leger ons in de jaren 1914—1918
voo roorlog 'behoed en daarom moeten we zorgen,
dat het 'daartoe oók in de toekomst in staaï blijkt,,
zoolang ^een oorlog mogelijk is, dus zoolang niet
doo ronSerlinge overeenkomsten tot 'gelijktijdige
ontwapening der machten wordt overgegaan.
En als we, niet uit politieke berekening, maar
uit waarachtige merftchenliefde, het ontwape-
ningsideaal blijven 'propageeren en het over de
wereld dragen, dan zal ééns dat groote moment
van' algemeene volkerenverbroedering verwezen
lijkt kunnen worden.
II.
In mijn vorig artikel heb ik het een en ander
meegedeeld omtrent het bijgeloof onder de In-
landsehe bevolking van onze koloniën. Aan het
slot daarvan heb ik de belofte gedaan om nog
iets mee te deelen omtrent enkele toovermiddelen,
die in zwang zijn. Het behoeft natuurlijk geen
verder betoog, dat deze toovermiddelen hun oor
sprong vinden in het aloude bijgeloof. Ieder
nuchter denkend mensch zal bij het vernemer*
van dit gedoe de schouders ophalen en twijfelen
aan den goeden uitslag van het middel. De In
lander echter denkt 'daar heel anders over. Hij
heeft een rotsvaste overtuiging dienaangaande en
het is vrijwel onmogelijk hem tot andere ge
dachte te brengen.
De velschillende voorbeelden, die ik hier na
der zal uitwerken, hebben betrekking op slechts
een klein gedeelte van 'de bevolking van onzen
Archipel. Voorzoover mij hekend is juist dit bij
geloof alleen onder de Minangkabauers. Dit volk
is dat deel van ie zuiver ,M,aleische bevolking,
dat speciaal leefj op de Westkust van Sumatra,
in de gelijknamige residentie. Den echten Mi-
nangkabauer treffen we aan vooral in de Pa-
dangsche bovenlanden. Hij onderscheidt zich in
velerlei opzicht van de andere Inlandsche volke
ren, die in Gost-Indië leven.
In hun bijgeloof, annex hun toovermiddelen,
speelt de liefde een zeer groote rol. Ben der
eerste voorbeelden, die ik noem is: De
kunst om bemind te worden, of zooals het in hun
taal heet „Ilmoe moeda". Het doel hiervan is,
dat de vrouw, die het voorwerp onzer liefde is,
ook zich zal verlieven op ons. Nu kan men hierin
twee verschillende graden bereiken n.l. dat men
ons kan liefhebben en dat men lief naar ons zal
kijken. Het eerste wordt aangeduid met den naam
„perkasih". Hierbij wordt gebruik gemaakt van
het vuil van het menschelijk lichaam, hoe on
smakelijk het ook moge klinken voor ons Wester
lingen. Men neemt vaak als zoodanig het nagel-
vuU van handen en voeten.
Wordt dit door iemand gegeten, dan kan het
zijn, dat hij er lichamelijk slecht gaat uitzien, dat
hij zelfs een teringachtig voorkomen kan krij
gen, maap het doel wordt toch bereikt, want hij
wordt, volgens het bij dit volk levende bijge
loof, dooidelijk verliefd op dengene, die het middel
heeft toegediend, op den giftmenger.
Evenwel bestaat er ook nog een ander middel,
dat gebruikt wordt bij de „Ilmoe moeda" of de
kunst om bemind te worden. Men kan daarvoor
ook bezigen verschillende oliën, o.a. Eau de Co
logne of het bovenste deel van de klapperolie,-
die uit de klappers of kokosnoten wordt bereid.
Het bovenste vliesje, dat na ©enigen tijd op de
olie komt te staan, wordt gebruikt bij de z.g. „per-
manis" d.i. het lief, aanvallig maken. Wanneer
iemand dit gebruikt, zal een ieder hem lief gaan
vinden èu van hem gaan houden. De Eau de
Cologne wordt weer bij twee verschillende kun
sten gebezigd, n.l. voor het liefhebben en voor
de z.g. Maleische „Minjak si palik gilo". Dit
dient om te zorgen, dat een ander je zeer lief
gaat vinden of tot over zijn ooren verliefd op je'
wordt.
Zoo ziet men, dat de Minagkabauer wel de
manier weet, om te zorgen, dat die vrouw, waarop
hij zijn zionen heeft gezet, tot de zijne te ma
ken. Of de middelen werkelijk dat resultaat af
werpen, dat men er van verwacht,' is mij niet
bekend, wel, dat de Maleier van Sumatra's West
kust er heilig aan gelooft. Maar misschien is er
wel een van de jeugdige lezers, die de proef op
de som wenscht te nemen. Ik kan hem echter
ook nog wel een ander middel aan de hand doen,
want behalve het reeds hiervoor beschreven mid
del, wordt ook wel eens een ander gebezigd, dat
bovendien nog het voordeel biedt, dat er op de
handeling van den proefnemer controle kan wor-
1 denuitgeoefend.
"Dit middel wordt in het Maleisch genoemd
„Ramas liman" of in goed Hollanldsch gezeg.l: j
het djeroek persen. De djeroek is een Inlanische j
vrucht, die veel lijkt op een sinaasappel. Een der
djeroeksoorten is hier te lande bekend; ónder den J
naam van pompelmoes. De soort, die echter nood-
zakelijk is voor de proefneming is de z.g. „limau j
poeroet' djantan" of de mannelijke limau poeroet.
Heeft men de groote djeroek, dan neehit men er
drie stuks van, 'doch heeft men de kleine, dan
moet men er 7 van nemen. De djeroeks worden
dan geperst, gewoonlijk in een oud zeep bordje,
dat natuurlijk alweer volgens het bijgeloof
daarvoor zoo bijzonder geschikt is. Nog beter is
het om een bord te nemen, dat den naam draagt
van „Pinggan dj in" of satan-bordje. Alvorens
de djeroeks te persen, worden ze in schijfjes
gesneden. Het persen van de vruchten geschiedt
onder het oproepen van de geesten der gestorven*
voorouders. Degene, die de handeling verricht
veronderstelt, dat het bord is zij, wier liefde
men tracht te winnen, terwijl de vrucht het hart
en hel sap, het bloed van die persoon moet voor
stellen.
Om het succes zoo volledig mogelijk te maken,
houdt hij rekening met den tijd waarop hij zijn
handeling uitvoert. Er zijn n.l. drie tijdstippen,
die het meest geschikt moeten worden geacht.
Deze oogenblikken vallen 's avonds tusschen 6'
en 7 uur, in het holst van den nacht of bij het
krieken van den dag.
Na het samenkneden, dan wel na het persen der
djeroeks gaat men na, of de te bewerken persoon
reeds den invloed daarvan ondervindt of niet.
Vertoont zich schuim op de uitgeperste vrueht,
dan is dit het bewijs, dat het hart van het meisje
getroffen is, dat dus het succes volkomen is.
Echter kunnen zich ook verschillende onheilspel
lende teekens in het sap voordoen, die alle na
tuurlijk een diepe beteekenis hebben, en die dan
op de een of andere wijze moeten worden bezwo
ren.
Een andere wijze van controleeren, of de han
deling haar uitwerking niet gemist heeft, is de
volgende
Men snijde uit eenzelfde soort djeroek schijf
jes. Daartoe worden twee vruchten genomen,
waarvan de eene de persoon in kwestie voorstelt,
dus de man, terwijl de aadere het meisje moet
verbeelden. Dan wordt een schijfje van de eer
ste vrucht in een bordje met schoon water gelegd
en voorzichtig daarnaast een schijfje van de an
dere vrueht. Drijven deze twee schijfjes naar
elkaar toe, dan is het bewijs geleveid, dat hei
werk geschied is en de persoon getroffen is.
Natuurlijk 'moeten wij niet vergeten, dat alle
handelingen, tot zelfs het uitoefenen van üe cod
tröle gepaard moet gaan met het uitspreken van
allerlei gebeden en tooverformules.
Het bijgeloof en de tooverij richten zich echter
niet alleen op het liefdeleven, maar ook op andere
zaken zooalv het verspreiden van ziekten, het
lichamelijk kwaad doen, het onkwetsbaar maken,
enz. waarover ik in een volgend artikel nog iets
hoop te vertéllen.
slechts een welvarende Duitsche industrie stelt
een goed verdienende arbeidersstand in staat on
ze groenten te knopen.
Nog lang zijn alle moeilijkheden niet overwon-
I nen ,geen sprake van. Dat het terugkeeren van
normale verhoudingen komt in 'n spanne tijds,
I is niet te verwachten. De vernieling heeft te
lang geduurd, ie chaos was te groot.
Maar één diug valt altijd weer opnieuw te be
wonderen, de ontzagwekkende arbeidspraestatie
van het Duitsche volk.
'tls op dien grond dat we hoop hebben voor
ónzen tuinbouw. Men kan op den duur onze
groenten niet ontberen, men stelt 't wel zoo voor,
zal wel alles in 't werk stellen, de cultuur zoo
h°og mogelijk op te voeren, maar afhankelijk
blijft 't land toch en aangewezen op import.
Moge de ochtendschemering worden gevolgd
door 'n zonnigen dag en worde de hoop niet be
schaamd.
't Ontbreekt tegenwoordig niet aan pessimisten.
De onmiskenbare druk rust zwaar op alle be
drijven, waar men zich bezig houdt met bodem-
eultunr.
Maar in den tuinbouw is het, als men sorri-
migen gelooven mag, dan allerverschrikkelijkst,
en men vreest, dat de "cultuur zal moeten worden
ingekrompen.
Nu willen wc allerminst ontkennten, dat 't
in dien lsutsten tijli bedroevend slecht is ge
gaan, men raadplege de marktberichten maar in
ons blad.
'tls zelfs zoo, dat de groote kool, indien men
Ze cadeau kreeg van den bouwer, zoo.-weinig
waard is, dat er geen dag loon aan te verdienen'
is, door 't gekregene te snijden, te veilen en te
lossen.
Er is totaal geen vraag naar ons koolproduct.
En toch schreven we ochtendgloren boven dit
stukje. Hoe we dit bedoelen? We gelooven stel
lig ,dat naast de groote vruchtbaarheid van dit
jaar, waardoor de teelt van zomergroenten over
al is gelukt, andere oorzaken tot het voor onze
tuinbouwers zoo schadelijk prijsverloop hebben
meegewerkt. Dat we daar ook de veel te zware
Duitsche tarieven bijrekenen, behoeft voor onze
lezers wel geen betoog.
Doch naast deze beide oorzaken zien we een
derde, n.l. de verwarring in de Europeesche za
kenwereld, zoowel bij de voormalige Centrale als
Geallieerde mogendheden.
De Duitsche republiek hoeft een geweldige
krachtproef doorstaan. Wat ontzaggelijke moei
lijkheden daar doorworsteld zijn, en nog worden,
daarvan hebben velen onzer maar een vaag denk
beeld. Van een waardelooze papieren munt is
men tot een normaal volwaardig monetair stel
sel 'weten te komen. Een land vol waardeloos
papier, bij 't volk tot op 't laatst een waan van
niet wérkelijk bezit. Daarna de bittere ontgooche
ling, en 't doorbreken van 't besef, dat men
schier alles veploren had. Want het Duitsche
zakenleven lijdt nóg onder de gevolgen van de
inflatie, 't heeft te weinig kapitaal.
In 't voorjaar was de toestand bizonder eri-
tiek. In 't Ruhr en Rijngebied, waar de hart
ader klopt van het Duitsche economische leven,
zag 't er treurig uit. Ontzaggelijke hoeveelheden
kolen lagen boven den grond te wachten op af
voer, de koopers bleven uit. 't Bedrijfskapitaal
zat doéddeels in 't product, zelfs de banken wa
ren niet meer in staat verder de bedrijven te fi-
nancieorev..
Inkrimping werd noodzakelijk geacht, arbei
ders werden ontslagen, het groote leger van wer-
keloozen werd vermeerderd, zelfs werden tal van
mijnen en fabrieken stop gezet.
Troosteloos was de toestand. Geen draagkracht
bij de massa, er is veel leed en ellende geleden
in 't land, waar Poinearé en Clemenceau voor
Daar brak in Engeland de geweldige staking
uit. Dat is de verademing geworden voor 't Duit
sche zakenleven. De aanvragen om kolen werd
geweldig, de voorraden zijn geruimd, onze ha
ven Rotterdam heeft dezen zomer een bedrijvig
heid gekend als schier .nooit te voren- De Rijn
aken brachten al maar aan 't zwarte goud-steen
kool. v
De bankcredieten zijn afgelost, de arbeiders
daalden weer af in de mijnen, de loonen zijn al
weer wat gestegen. Tegelijk met de opleving op
de kolenmarkl, is er een opbloei gekomen voor
de ijzer en staalfabrieken. Overwegend sterk
schijnt de Duitsche positie voor die artikelen
te zijn op de wereldmarkt. Zoo sterk is de veran
dering, dat zelfs het schatrijke Amerika er sterk
over denkt, een belasting te gaan heffen op
Duitsch ijzer in entrépot in Amerika.
Dat zulks voor onzen tuinbouw van zeer groot
belang kan worden ligt voor de hand. Immers I
i- BROEK OP LANGENDIJK.
Donderdag 23 September 1926 hield de be-
grafenisvereeniging „De Laatste Eer" haar
jaarvergadering in het lokaal van dein heer
Vijzelaar.
De voorzitter ,de heer Jaarsma, opent de
vergadering met een welkom en wijdt eenige
gevoelvolle en waardeenefide woorden aan de
nagedachtenis van het overleden - bestuurslid
den heer Bakker, releveererjde tevens al het
goede wat door deze voor ""de vereeniging ge
daan is, en hoopt verder qp een aangenaam!
vergaderen.
De notulen werden voorgelezen en onder
dank goedgekeurd en vastgesteld.
Medegedeeld werd dat op zijn verzoek de
heer P. Dirkmaat eervol ontslag 'is verleend
als reserve'-voorlooper, terwijl hem tevens dank
wordt gebracht voor de bewezen diensten.
Verder wed medegedeeld dat het personeel
der vereeniging op 65-jar"igen leeftijd eervol
ontslag wordt verleend in verband met de
ouderdom.
Een oproeping zal geplaatst worden, voor
reser venadviseur.
Uit het jaarverslag bleek dat er 31 maal
hulp werd verleend, waarvan 17 maal ten
dienste der leden en 14 maal ten behoeve
van niet-leden. Verder vonden 2 bestuursver
gaderingen plaats.
De vereeniging telt 950 leden, waarvan 800
betalende. Al het dienstdoend personeel bleef
m functie. Terwijl in het bestuur geen veran
dering kwam.
Van het bezit der vereeniging werd tde
hoofdsom iets kleiner. Uit de rekening en
verantwoording bleek, dat de inkomsten "in
het afgeloopen jaar bedroegen de som van
f 990.50, en de uitgaven f1105.87, .alzoo een
tekort van f 115.37. 1
Het bezit der vereeniging was vorig iaar
f 1673.04, gaat af f 115.37, blijft alz ooin kas
f 1557.67; van dit bedrag is f464.48 in kas
voor reserve ,tot het aanschaffen van nieuwe
kleeding.
Bij monde van, den keer Hoogland werd
medegedeeld dat de boeken en bescheiden in
orde werden bevonden eh brengt dank aan
de penningmeester voor zijn accuraat beheer.
Tot lid der commissie voor het nazien
der hoeken over 1926—'27 werd benoemd de.
heer P. Stammes.
In plaats van den heer J. Bakker, werd tot
lid van het bestuur gekozen H. Vinke. Terwijl
de aftredende heeren F. v. Molen, L. Mo-
Tenaar en A. Schoon werder werdefri herkozen.
Bij de rondvraag werd door den heer Ro-
meijn voorgesteld om de toelage van den Secr.
en den Penningmeester te verhoogen tot f 25
werd a angehouden tot een volgende vergade
ring.
Door den heer P. Stammes werd naar vo
ren gebracht dat door het publiek en vooral
door de jeugd niet de noodige .eerbied wordt1;
betracht bij een begrafenis. Terwijl toch me
nig keer op deze zaak is gewezen.
Van uit de vergadering werd dan ook nog
maals een ernstig beroep gedaan aan 3e in
gezeten om toch vooral de noodige eerbied'
te betrachten bij' een begrafenis, terwijl aan
het onderwijzend personeel gevraagd zal wor
den de kinderen hierover te onderhouden.
In verband hiermede wenscht de vereeni
ging ook zooveel mogelijk, wanneer er een
begrafenis plaats vindt, deze op denzelfden tijd,
des namiddags 2 uur, te doen houden, voor
zoover mogefijk de orde en regelmaat in deze;
te helpen bevorderen.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de;
voorzitter met een woord van dank voor 1de
betoonde belangstelling, de vergadjeri{ngf>
In de nagekomen bestuursvergadering werd
onder meer besloten op advies van den Bond,:
het boekjhar in den vervolge te laten loopen
van 1 Januari tot 31 December, terwijl he^
bestuurslid Vinke tot secretaris der vereeniging!
werd gekozen.
ZUIDSCHARWOUDE.
De heer T. van St. Paacras reed, 'doordat zijn
paard: schrok, met zijn melkwagen tegen een
sportkar, waarin een kind gezeten was van den
I heer W. Het kind kwam op de straatsteenen te-
I recht, terwijl de kar aan stukken was. Daar
I de heer T. tenslotte er toe overging de aange-
bracht,e schade te vergoeden, is de zaak in der
minne geschikt. Wonder boven wonder bekwam
I het kind geen letsel.
- W ARMENHUIZEN.
Dienstplicht.
Van de lichting 1927 worden tot gewoon dienst
plichtige bestemd: G. Rijpma, C. van Wonderen,
P. D. Sevenhuijsen, J. Lichthart," J. M- Com
mandeur en N. Jonker; tot buitengewoon .dienst
plichtige C. Stet, J. N. Kossen, J. Roozendaal,
A. J. Reinders, N. Jonker, P. de Jong, J. E.
Bleeker, T. Paarlberg, J. Mosch, S. Houtkooper
en C. Damiaans.