CJ Mh
Deze beide padvinders zijn de gasten geweest
van H. M. Wilhelmina, die hen uitnoodigde op
haar Scheveningsche Villa „Ruygenhoek" het
avondmaal te gebruiken, nadat zij hen eerst op
een wandeling ontmoet en met hen gesproken
had. Een heele eer voor deze beide flinke jon
gens, die zich deze invitatie hun geheele ver
dere leven wel zullen blijven herinneren!
Verscheidenheid.
Toen Dokier Serge Vorenoff voor de eerste,
maal met zijn proces van klieroverbrenging voor
den dag «wam, beschouwden de meeste men-
schen hem eenvoudig als iemand, die beweerde,
dat bij ouden van dagen de jeugd kon wedergeven
eenvoudig door klieren van gezonde jonge apen
op hen over te brengen.
Twee jaar geleden, las Dr. Voronoff het een en
ander over de finaucieele moeilijkheden, waarin
Frankrijk verkeerde en over haar strijd om zon
der buitenlandsche hijlp in alle behoeften van
het land te kunnen voorzien en tegelijkertijd las
hij toevallig, dat Frankrijk in haar verschillen
de koloniën over een aantal van ongeveer 30
millioen schapen beschikte. De man van de we
tenschap overwoog, dat hij, indien hij het leven
van de beste rammen van de kudden kon ver
lengen en hun kracht vergrooten, het schapenras
3pu kunnen verbeteren en dus vertrok hij naar
Algerije, dm proeven te nemen.
Hij-onderwierp daar jonge*rammen aan zijn
klier-overbrengingsoperatie -en bereikte Verras
sende resultaten. De jonge rammen, waarop hij
klieren had overgebrachtontwikkelden zich veel
sneller, dan de anderen. Zij verschaften 1/6 meer
wol en vleesch dan hun makkers, die aan de zorg
der natuur overgelaten waren, Twee-jarige ram
men, op de natuurlijke wijze opgekweekt, be
reikten eeo gemiddeld gewicht van 112 pond;
1wee-jarige rammen, welke aan de klier-over-
plantiugs-operatie onderworpen waren geweest,
•bereikteu een gewicht van 128 pond. Het gemid
delde gewicht van de afgeworpen wol van ge
wone rammen was ongeveer 5.5 pond; rammen
m<*t overgebrachte klieren gaven bijna 8 pond
wol.
Dr. Voronoff tracht thans een superieur scha
penras te fokken, want het is gebleken, dat de
lammeren, welke een met klieren inge-enten ram
tot 'vader hebben, veel zwaarder en sterker zijn,
reeds vanaf hun geboorte, dan de lammeren van
niet inge-eute schapen. De uitwerking der over
planting van klieren worden reeds in de eerste
generatie geconstateerd. Hij gelooft dan ook, dat
hij, door met de overplanting van klieren gedu
rende twee of 'drie generaties door te gaan, een ras
van schapea zal doen ontstaan, dat veel grootere
kwantiteiteri wol en vleesch zal afwerpen en
dat zoo sterk zal worden, dat de kudden van
tegenwoordig er bij zullen afsteken als zwakke
schepseltjes.
Er is zoo ontzettend veel over dezen Dokter
FEUILLETON
De Katastraphe in de lerstlwe Bioscoop.
De begrafenis van 40 slachtoffers van de ka-
tastrophe in de Bioscoop te Drumcollogher in
Ierland. Het was een houten gebouw en, waar
schijnlijk door het achteloos wegwerpen van een
sigaret, heeft een rol films vlam gevat.
De Wenteltrap
48)
„Ik had nooit gedacht dat het nog eens zoo
ver met me zou komen," zei hij. „Een ding is
wel zeker, ze zulleu mij niet van medeplichtigheid
verdénkea. Er w rdi van een dokter gewoonlijk
verondersteld dat hij handiger is in het begraven,
dan in het opgraven!"
Er kwam een oogenblik dat Alex en Jamieson
hun spaden neergooiden en ik moet bekennen dat
ik toen niet meer durfde kijken. Ik hoorde hen
hijgen van inspanning, waarschijnlijk terwijl ze
de zware kist optilden. Ik voelde, dat ik mij niet
goed zou kunnen houden en uit angst dat ik zou
gaan schreeuwen, probeerde ik aan iets anders te
denken, b.v. hoe laat Gertrude bij Halsey zou
kunnen zijn alles liever dan aan dat vreese-
lijke, dat daar vlak bij me op het gras lag.
En toeu hoorde ik een uitroep van den detec
tive, en voelde ik dat de dokter mijn arm greep.
„Nu. juffrouw Inues," zei hij vriendelijk
„wilt u nu even komen kijken?"
Ik hield bem krampachtig vast en op de een
of andere manier kwam ik er, en keek ik- Het
deksel van de kist was opgelicht en een zilveren
naamplaat er op bewees ons, dat we geen fout
hadden gemaakt. Maar het gezicht, dat ik daar
bij het schijnsel van de lantaarn zag, had ik
nooit eerder gezien. De man, die hier voor ons
lag, was niet Paal Armstrong.
HOOFDSTUK XXXI.
Tusscüen twee stookplaatsen in.
Door de tpwinding van deze ontdekking de
wandeling naar huis in den nacht, met natte
schoenen en vochtige kleeren, was ik volkomen
uitgeput toen ik mij, zonder Liddy wakker te
maken, ging uitkleeden. De grootste moeilijkheid
was nog, wat ik met mijn laarzen moest doen,
want er was geen plekje in huis dat voor Liddy
veilig was. Eindelijk besloot ik om den" volgen-
Voronoff geschreven en de meest wilde verhalen
over bet „weder jong worden" door zijn over-
plantings-systeem hebben de ronde gedaan, dat
het wel eens tijd wordt, de werkelijkheid omtrent
de proefnemingen van dezen geleerd© onder de
aandacht van het publiek te brengen. De man
verdient door zijn interressante proefnemingen
en om de resultaten, die hii tot nu toe bereikte,
zoo niet geweldig geroemd, dan toch geprezen
te worden, want zijn vinding blijkt tenminste
direct nut af te werpen iets wat men van alle
vindingen niet altijd zeggen kan.
Vele pogingen tot succes gaan verloren.
De heer John E. Andrus zeide ©enigen tijd
geleden, dat 90 procent van de studenten aan de
universiteit van Columbia, die daar promoveerden
Columbia produceert ontzettend veel men-
schen met titels geen succes zouden hebben in
hun verschillende beroepen. Hij zeide, dat liet
beter was, als deze menschen opgeleid werdien
voor het een of andere zware werk. D© mees ten
die zich op deze professies werpen zijn misluk
kelingen en zij hadden beter huisschilders of
farmers kunnen worden.
Dit is een critiek, die niet van vandaag of gis
teren is, en die al heel wat keeren op de universi
teiten is uitgeoefend.
En ei' is wel eenige waarheid in.
Ongelukkig" zijn bijna alle inrichtingen vap
onderwijs er op gericht, gestudeerde menschen
te produceeren, dat wil dus zeggen menschen,
die slechts geschikt zijn voor „witte-boorden
baantjes". Maar al te veel móeders beschouwen
de scholen als nuttige instellingen, die aan hare
kinderen de kans geven te ontsnappen aan de ver
plichting handenarbeid te verrichten.
Er is toch niets onlogisch, of onpassends in,
dat men door zijn eigen werk in zijn eigen levens
onderhoud voorziet en te zelfder tijd een ontwik
keld man is. Een goede ontwikkeling hebben of
een breeden kijk op het leven wil nog niet zeggen,
dat wij noodzakelijkerwijze door die ontwikkeling
ons brood moeten verdienen. St. Paulus verstelde
zeilen en schuwde dezen arbeid niet. Bij de Oude
Joden was het de gewoonte al hun kinderen het
een of ander ehandwerk te leeren, zoodat zij
zich, in geval van nood, altijd konden redden.
Van een groot aantal menschen is er slechts
een zekere proportie, die er de capaciteiten voor
heeft, in haar levensonderhoud te voorzien door
middel van hersenwerk. Hoe deze proportie gere
geld wordt, weet niemand. Het gebeurt in uiter
ste instantie door de natuur zelf, evenals de
natuur de verhouding in aantal tusschen de bei
de sexen regelt.
Ongetwijfeld hebben velen een „intellectueel"
beroep gekozeu, waarbij zij een mager bestaantj©
vinden, terwijl zij misschien, indien zij handen- j
arbeid verrichtten, beter af waren geweest. En i
misschien zijn er ook wel eenige handenarbeid
verrichtenden, die als „hersenwerkers" succes ge- I
had zouden hebben.
In den regel echter, zorgen dergelijke aangele-
genheden, om zoo te zeggen, voor zichzelf. Ieder- 1
een vindt wel zijn eigen plaatsje. Eenigen zijn
door de natuur uitgerust tot het Verrichten van j
handenarbeid, anderen weer zijn op de juiste i
wijze voorzien van de vereischten tot het doen van
geestelijk werk.
En nu moest de universiteit eigenlijk in staat i
zijn voor beide richtingen de menschen op te i
leiden. Zij moest er niet op gericht zijn van ieder
een een professor of dokter, of rechtsgeleerde te j
maken. Integendeel, haar doel moest zijn, den j
leerling die opvoeding en die ontwikkeling te 1
geven, welke de beste basis zou zijn voor welk
soort leven, dat hij later leiden gaat, dan ook; zij
het dat hij farmer wordt, dokter, of winkelier, i
Humor in Beeld
Pianoleerares„Jantje, weet je dan niet, waar
om je moeder mij laat komen?"
Jantje: „Jawel. Omdat ze zoo woedend op de
buren is en nou wil ze, dat ik nog slechter
speel, dan dat meisje van hiernapst."
den morgen naar boven te sluipen en ze in het
gat te verstoppen dat „het spook" uit den muur
van de kofferzolder had gemaakt.
Zoodra ik tof dat besluit gekomen was viel ik
in slaap en in mijn droom maakte ik alles nog
eens door wat er dien nacht gebeurd was. Weer
zag ik hen allen om het lijk heen staan en hoordie
ik die triomfantelijke stem van Alex: „Dan zijn
z eer bij". Maar in mijn droom zei hij telkens
en telkens Weer, tot het in mijn ooren dreunide.
Niettegenstaande mijn vermoeienis werd ik
vroeg wakker en begoa. na te denken. Wie was
Alex? Dat hij 'n tuinman was, geloof ik niet
meer. Wie was de man, wiens lichaam We hadden
opgegraven?? En waar was Paul Armstrong?
Waarschijnlijk zat die veilig in een land, waar
hij niet uitgeleverd kon worden, met het for
tuin, dat hij gestolen had. Waren Louise en haar
moeder van dit schandelijk bedrog op de hoogte?
Wat had Thomas geweten en juffrouw Watsou??
Wie was Nina Carringtoa?
Deze laatste vraag was naar mijn overtuiging
nu beantwoord. Op de een of andere manier was
zij achter het geheim gekomen, en had zij er voor
deel uit willen trekken. Nina Carrington had haar
geheim meegenomen in den dood, maar hoe het
ook gebeurd was, het was duidelijk dat 'ze het aan
Halsey had verteld, dien middag toen Gertrude
en ik probeerde om een spoor te ontdekken van
den man, op wien ik had geschoten. Halsey was
buiten zichzelf geraakt door wat hy gehoord had.
Hei was duidelijk dat Louise met dokter Wal
ker trouwde errj ter wille vau haar moeder het
vreeselijke geheim te bewaren. Halsey, roekeloos
als hij was, was dale lijk naar dokter Walker ge-
loopeti en had hem er van beschuldigd. Toen
was er een heftige scène gevolgd en eindelijk
ging hij naar het station om Jamieson af te halen
en hem te vertellen wat hij te weten was geko
men. De dokter zat' intusschen niet stil. Misschien
samen met Biggs, die voordat hij ruzie met hem
kreeg, ook niet veel last van z'n geweten scheen
te hebben, was hij naar het station gegaan, en
door voor de auto te springen, had hij Halsey ge-
Loodgieter: „Hebt u niet een eindje hout, waar
mee ik ereis wat in die pijp ken morrele, me-
frou?"
Vrouw des Huizes: „Ik ben bang van nie,t;
ik kan je toch mijn man's duren malakka stok
met gouden knop niet geven!
Loodgieter: „Die? O, die zit er allang in!"
Heer des Huizes: „Een meneer om mjj te spre
ken? Wie is het?"
Meisje (wien de betrekking opgezegd is): „Dat
weet i k niethij zei alleen maar, dat hij dien
lammeling eens wou spreken, die hier woont."
Niet altijd geestig - toch om te lachen
Juist!
„Vader, wat is een voetganger?"
„Dat is iemand, die er een versleten tweede-
handsch auto op na houdt."
Mogelijk
Jansen: „Ik vraag me af wie die Charleston
toch uitgevonden heeft?"
Pieterse: (die naar de krakende vloer kijkt).
„Ik denk een aannemer!"
Kindenrubriek.
MAUW EN KNOR, OP REISu
De Hoedjeldoe.
Toen de booze toovenaar vernam, dat het
Mauw en Knor waren, die gebeld nadden, ver
anderde zijn gezicht geheel en kwam hij zelfs
onmiddellijk de zware deur opendoen.
„Komt binnen," sprak hij buigend, „en weest
welkom! Het is mij waarlijk een groot© eer u
beiden op het Too vereiland te mogen ontvangen.
Wellicht wilt gij mij helpen om den vermisten
noodzaakt te zwenken. De rest van het verhaal
kenden we.
Zoo stelde ik mij voor dat het gegaan was, en
later bleek dat het bijna juist was niet heele-
maal.
's Morgens kwam er een telegram van Gertrudie.
„Halsey bij kennis en herstellende. Komen
waarschijnlijk over een paar dagen terug".
Gertrude.
Nu Halsey gevonden was en beter werd, en we
eindelijk een deel van het, geheim ontdekt had
den, begon ik dien Donderdag met frisschen moed.
Zooals Jamieson al gezegd had, langzamerhand!
kwamen we er achter. Dat ik op het laatst nog
bijna het slachtoffer zou worden, wisten we toen
gelukkig nog niet.
Het was al laat toen ik opstond. Ik lag in mijn
bed te kijken naar de vier muren en probeerde
mij voor te stellen achter welke van de vier een
geheime kamer zou kunnen liggen. Bij dag ver
diende Zonnehoek in alle opzeihten zijn naam;
het was een vroolijk, open huis en alles behalve
somber. Schijnbaar was er geen enkel donker
hoekje in, en toch geloofde ik vast dat ér ergens
achter de keurig behangen muren een geheime
kamer moest zijn met al de mogelijkheden die
daaruit voortvloeiden.
Ik besloot om dien dag het heele huis te laten
•opmeten om er achter te komen of er ook ergens
een groot© opening tusschen binnen- en buiten
muren kon zijn en ik probeerde mij weer te her
inneren wat er precies op het papiertje had ge
staan dat Jamieson gevonden had.
Er stond ook op „schoorsteen"., Dat was het
eenige waar we op af konden gaan, en in ©en groot
huis als Zonnehoek waren er natuurlijk veel. Er
was een open haard in mijn kleedkamer, maar
niet in de slaapkamer, en terwijl ik zoo lag rond
te kijken, bedacht ik plotseling iets, waardoor ik
rocht overeind ging zitten. Op d©n kofferzoldier,
die vlak hoven mijn slaapkamer lag, was een
open stookplaats en een steenen schoorsteen en
toch was er niets van dien aard in mijn kamer.
Ik stond op en bekeek den muur tegenover mij
Hoedeldoe te zoeken?"
Mauw eu Knor waren niet weinig verrast door
zoo'n prachtige ontvangst en beleefd, sprak
Mauw: „Zeker, koning, wij zullen u gaarne hel
pen zoeken, maar wilt u ons misschien eerst
even zeggen wat een Hoedeldoe eigenlijk is?"
Toen antwoordde de koning, dat een Hoedeldoe
een vogel is met éen blauwen staart
(Wordt vervolgd).
eens nauwkeurig. Er was geen spoor van een
schoorsteen, en in de hal, er vlak onder, was op
die plek ook niets. Het huis werd centraal ver
warmd. Alleen beneden in die huiskamer hadden
we een groote ,of>eo haard, maar dat was aan
den andereu kant van het huis.
Waarom was er op den kofferzolder eeu radia
tor en een stookplaats? Zulke dingen deed een
?architect toch gewoonlijk niet. Geen kwartier
later was ik boven, gewapend met een centimeter
in plaats van een duimstok; ik was vastbesloten
om niets van mijn vermoeden tegen Jamieson te
zeggen, voor ik meer zekerheid had. Het gat op
den kofferzolder was er nog steeds, tusschen den
schoorsteen en den buitenmuur. Ik onderzocht
het opnieuw, maar zonder resultaat. Maar de
ruimte tusschen binnen- en buitenmuur kreeg
nu een nieuwwe be(eekenis. Het gat was maar
aan één kant van den schoorsteen, en ik besloot
te onderzoeken wat voor ruimte er zich aan den
anderen kant van den schoorsteenmantel bevond.
Ik werkte met koortsachtigen haast. Lidldy
was naar het dorp gegaan om boodschappen te
doen, want ze geloofde zeker, dat de winkeliers
ons te weinig gaven als zij niet bij de weegschaal
oplette, en dat we op de kleintjes moesten passen
nu de Handelsbank over den kop was; ik moest
mijn plan ten uitvoer krengen vóór zij terug was.
't Gereedschap had ik niet, maar na veel zoeken
vond ik een bijl en een tuinschaar, en daarmee
gewapend ging ik aan het werk. Door het pleis
terwerk kwam ik gemakkelijk heen; het houten
latwerk was moeilijker. Het veerde achteruit,
maar sprong dan weer terug, en het werk was
des te moeilijker, omdat ik het zoo voorzichtig
moest doen.
Toen de bijl er teaslotte doorheen ging had ik
een blaar op m'n hand; de bijl viel door de ope
ning met een harden slag. Ik ging op een koffef
zitten ,en ik verwachtte niet meer of mind|er
dan dat Liddy de trap op zou komen rennen, m©1
de rest van het huishouden als d estaart van een
komeet achter zich aan. (Wordt vervolgd), j
'J -