Algemeen Overzicht
FEUILLETON
EEN GELOFTE.
Onze militaire Organisatie.
De Arbeidsvooruitzichten.
De Staten-Generaal zijn weder met groote
plechtigheid door H. M. de Koningin geopend.
De Troonrede heeft velen bevredigd ,andere|iï
vinden het een „slap" Staatsstuk. De Millioe-
neninota maakte óp de meeste, na de hoopvolle!
verwachtingen, welke de mededeelingetn
den Minister van Financiën aan de Commissie
tot Voorbereiding der aanhangige belasting
wetten hadden gewekt, een teleurstellenden
indruk. Waar echter de begrooting der gewond
uitgaven voor het jaar 1927 een batig saldoi
van 12 millioen gulden vertoont en de Re-,
geering daarom kaïn afzien va|n de onmiddel-i
lijk'e invoering der weeldeverteförmgsbelasting
om de verlaging der successiebelasting te ver
krijgen, lijkt bet ons, zonder o|ns al te ver op
de, dikwijls zoo gevaarlijke paden der „be-
grootings-rekisffikunde" te wagetn, toch nog al
te schikken met den toestand der schatkist.
Wij meeneadat wij het verloop van de ge
beurtenissen op dit gebied rustig kün|nen af
wachten.
Doch er is iets anders, waarop wij zij het
in korte woorden en met slechts enkele cij-'
fers de aandacht weraschen te vestigen.
Hel is een volkomen, bekend ein volstrekt
natuurlijk verschijnsel, dat, toen gedureinde dei
overgroote meerderheid der gezonde en krach
tige huisvaders aan de grenzen en langs diei
kust lagen ter beveiliging van ons vaderland;
het aantal der levend aangegeven kindenen
sterk achteruit liep. Dat aantal, hetwelk b.v,
in 1914 176.831 bedroeg, liep in 19(18 terug,
tot 164.447 en eerst in 1920 werd het cijfer
weer hooger, dan in het laatste jajar voor dq
mobilisatie. En het is duidelijk', dat het ar
beidsaanbod in de komende jaren, vooral om
streeks 1933, door deze tijdelijke verlaging,
in de geboortecijfers moet worden beïnvloed:
Bii het vergelijken van de verdere cijfers,
welke wij uit de statistieken der volkstellingen)
kunnen nemen, blijkt, dat .zich in 1927 min
der jeugdige arbeidskrachten zullen aanbieden*
dan men, met 'het oog op de toename 'der'
bevolking in de laatste jaren zou vermoedefn
bierbij vooropgesteld,, dat jongelieden,, die
zich bij fabrieken, bij den landbouw,' de vis-
scherij *,enz. aanbieden om werk te krijgen, var»
omstreeks veertien jarigen leeftijd zijn.
De landen om1 ons heen, gaan uit den aard
der zaak, op nog veel ernstiger wijze mank'
aan dit euvel, zoodat hoewel de vervanging
van menschen in de fabrieken e.d. steeds meeri
geschiedt door machinerieën en dus een groot)
aantal fabrieksarbeiders minder noodig is, het
•overschot niettegenstaande dat, zooals bo
ven aangetoond, in de komende jaren niet*
groot zal zijn eventueel werk kan vinden in
Duitschland, België en Frankrijk.
'Nu zou het een ernstige fout onzer regeiering
zijn indien zij in haar staatkunde geen reke
ning zou houdien met de mogelijkheden, dié
zich door een dergelijk'en toestand kunnen)
voordoen. Zij moet dus aan' de Nederlandsch-q
arbeiders vrijheid vain vestiging verzekeren,
op dezeffde w'ijze, waarop wij dit aan vreemd^
arbeiders toestaan. Vooral in Frankrijk wordt
de landbouw nu reeds de dupe van den trek
der landbouwers naar de groote steden oentra,
Honderden en nog eens honderden boerenhof
steden staan ledig en duizenden en duizen-
den hectaren bouwgrond liggen braak, dochi
kunnen niet braak blijven liggen. Hoe prach
tig kan de regeering daar een soort kolonie
satie voorbereiden; want het is zeker, dat een
land als Frankrijk alles in het werk zal steli
len en blijven stellen om dat cultuurland ont
gonnen en bebouwd te krijgen en daarvoor,
arbeiders van vreemde nationaliteiten tot zich)
zal trekken. Een prachtige kolonisatie, vlak
bij huis, onder vrijwel dezelfde levensomstan
digheden en temperatuur een schitterend^
gelegenheid voor de landbouwers, voor wiej
Amerika zijn poorten gesloten houdt en diei
in Canada onder geheel andere omstandighe
den moeten werken.
Een mogelijkheid als deze is werkelijk de
moeite van het beschouwen waard en bet is
ons, jammer genoeg, niet mogelijk in het
kleine bestek van een artikel als dit meer tes
doen, dan de aandacht op deze mogelijkheid:
te vestigen.
Die jonge vrouw maakte een beweging van on
geduld. Een droevige trek lag op haar schoon
gelaat. Een elegant baltoilet omsloot haar wel
gevormde slanke gestalte, terwijl een diadeem van
goud heur goudbruin haar tooide.
Tegenover haar stond een flink gebouwd man,
uit wiens edele trekken diepe smart sprak. Met
een ernstigen blik sloeg hij de jonge vrouw gade
en zei op kalmen toon.
Emma, kunt ge het nu werkelijk over je
"gemoed verkrijgen, di elieve kleine alleen te
laten? Is er aan dat gezelschap nu zooveel ge
legen
Ella is niet alleen, was het korte antwoord,
de kindermeid is immers bij haar, en dan, ik ben
er van overtuigd, dat het slechts een niets be-
teekenende ongesteldheid is, die even spoedig ver
dwijnt als opkomt.
Maar, Emma, het arme kind heeft de koorts
en juist om dezen tijd heerschen de kinderziek
ten zeer veel.
Met een trotsche houding trok de moeder de
schouders op. Je gunt me dat genoegen niet,
Eduard! Je weet hoeveel ik me van dat feest
heb voorgesteld en nu zou ik thuis blijven? Dat
zou toch een beetje te veel verlangd» zijn.
En je moederhart? vroeg de man ernstig.
De jonge moeder werd rood van toorn en vervolg-
- de: Verschoon tne vaQ zulke aanmerkingen; ik
houd van mijn kind... maar alles heeft zijn gren
zen, Eduard. Om zoo'n ingebeelde zojrg zal ik niet
thuis blijven.
Ook niet, waaneer ik hier blijf? Emma zag
haar mar; verwonderd aan. Hij, hij zou in staat
geweest zijn, haar alleen te laten gaan? Dat was
nog nooit gebeurd. Met zenuwachtigen haast ont
vouwde zij haar ehineeschen waaier en zei: Nu
wanneer jij thuis blijft moet ik natuurlijk alleen
gaan. Eduard had een ander antwoord verwacht,
voor een oogenblik werd hij doodsbleek, terwijl
zijn oogen schitterden en hij antwoordde: Zooals
je wilt. Ik wensch je een aangenamen avond! De
deur der 'kamer viel met een harden slag achter
hem dicht; de jonge vrouw stond alleen.
iWie in één onzer vorige nummers ons arti-
bél „Ontwapening" las, mag daaruit geenszins,
besluiten, dat we nu, wat het leger betreft
alles maar op den ouden voet bestendigd willen
zien. v
Ten opzichte van oorlog en oorlogsterusting;
is er gelukkig iets in de mentaliteit van dfe,
volkeren veranderd, de wensch naar algeheel^
ontwapening en wereldvrede wordt steeds vier
der gedragen en de militaire organisatie moet
zich naar deze omstandigheden richten. Zoo
wel de geleidelijke verminddering dier leger-
sterkte als de geest der militaire opleiding»
en -- oefening, behoeren eeme weerspiegeling,
te zijn van de ontwikkeling der vredesgedachte.
De gebeurtenissen uit den laatsten tjjd heb-:
ben wel bewezen, dat vooral aan dien mili
tairen geest van sommige onzer legerleiders)
nog maar weinig veranderd is, wat tot botsing,
met de „burgerlijke begrippen" heeft geleid.
Zonder ons een oordeel over het inderdaad
moeilijke bewapeningsvraagstuk te willen pre-
tendeeren, willen we zeer in 't algemeen op
enkele fouten wijzen, die eerstens aan de hui
dige militaire organisatie en tweedens aan deni
militairen opvoedkundigen geest kleven. Juist
fiu de ontwapeningsgedachte veld wint, vra
gen degenen die voor dienstplicht worden op
geroepen, zich méér dan vroeger af: waaromi
en waartoe? 't Is niet moeilijk om die vraag
te beantwoorden, daar er genoeg klemmende,
redenen zijn aan te voeren (zie ons vorig
artikel) waarom een weermacht van redelijke
sterkte voorloopig nog een noodzakelijk kwaad)
blijft. Zelfs echter, als men den dienstplichtige'
daarvan heeft overtuigd, zal zijn egoïsme, dat.
niet geheel onlogisch is, een tweede vraag
opwerpen: waarom juist ik? Een weermacht,
is nog een nationale plicht, maar 't is inderdaad;
niet te rechtvaardigen, dat de lasten dier weer-,
macht niet door alle mannen gelijkelijk ge
dragen worden, maar slechts door een min
derheid, die daartoe door Tiet stomme lot is
aangewezen. Die basis is immoreel. Ze is dat
natuurlijk altijd geweest maar bij den huidigen;
afkeer voor oorlogsgeweld spreekt het onbil
lijke van 'de wijze waarop de dienstplichtigen!
worden aangewezen, duidelijker dan eertijds.,
Invoering van algemcenen dienstplicht is thans
evenwel geen oplossing meer, omdat zulke in
voering niet in overeenstemming is rïïet -den,
wensch naar geleidelijke ontwapening. Wel;
echter kan er naar gestreefd worden, dat dé
dienstplifcht vervuld wordt door degenen, die,
daar maatschappelijk het minst door geschaad
worden, en dat degenen, die van militairen,
dienst worden vrijgesteld, op andere wijze de
lasten der dienstplichtigen dragen. Men spreekt
wel eens van plannen voor een „weerbelasting"
voor vrijgestelden. Een belasting voor dezul
ken achten we juist, maar 't komt óns beten
voor om 'de opbrengst niet op directe wijze
aan de weermacht te goede te laten komen,
doch deze aan te wenden voor een behoorlijklei
bezoldiging of vergoeding van loonderving,
der dienstplichtigen. Dat voorstel zo\i veel
wrevel wegnemen.' 't Is al erg genoeg, als een'
deel der Nederlaindsche jonge mannen tot
dienstplicht gedwongen moeten worden, maar,
waarom dezulken nu ook nog gestraft moeten;
worden met derving van inkomsten, begrijpen;
we niet. Dat degenen, die van dienstplicht vrij
gesteld worden tot taak krijgen om althans)
de financieele gevolgen van het lot der aange-i
wezen dienstplichtigen te helpen dragen, lijkt
ons billijk en logisch. j
Een andere fout in de legerorganisatie vor
men o.i. de herhalingsoefeningen. Of die noo
dig zijn wenschen en kunnen we misschien ook;
niet beoordeelen, maar dat het program dier;
oefeningen dan toch in ieder geval wijziging)
behoeft, is een zaak, die zeker is.
Terecht is als een schrede op den weg naar
geleidelijke ontwapening ontwapening de eer
ste oefeningstijd bekort en ook de duur dier
herhalingsoefeningen, maar 't is onjuist omj
nu van de manschappen hetzelfde te vergerf
als vroeger. Eertijds was de duur dier oefenin
gen zes weken; de mannen werden dan icenigo
weken getraind en tot slot namen ze deel aan)
de manoeuvres. Nu echter begint men met
het vroegere slot; dat is een onmogelijke presJ;
tatie. I
Oud-gemobiliseerden schamperen wel eens
op de huidige soldaatjes, die na een marsch;
van 20 K.M. al uitvallen en hun ransel weg-i
werpen. Inderdaad is zoo'n marsch voor ieen(
geoefenden militair niet veel beteekénend,
maar men vergete niet, dat iemand, die zóó;
van zijn plaats in de fabriek ojS van de kanr
toorkruk wordt weggehaald en wiens botteni
om het eens militair uit te drukken een)
burgerlijke stramheid hebben verkregen, on
mogelijk in staat is om zonder voorafgaand^
geleidelijke marschoefeningen ineens een
marsch van tientallen kilometers te maken met
volledig pak en ransel" en zwaren velddienst
als slot en intermezzo. Eene herziening van.
het program der herhalingsoefeningen, dat re
kening houdt met den gewijzigden duur, lijkt
ons dan ook zeer noodzakelijk. I
En tenslotte iets over den militairen geest.
De beroepsofficieren moeten niet vergeten, dat
hun. manschappen tegenover hun legerplich-
ten een heel ander standpunt innemen dan,
zij. Voor de officieren is de „dienst" een!
beroep en het materiaal, waarmee ze 'werken,
zijn soldaten. Ieder, die beroepsliefde heeftj
wil in zijn vak iets bereiken en daartoe wordt
het materiaal gewoonlijk niet gespaard, 't Bij
zondere echter in het militaire vak is, dat hjet
materiaal uit menschen bestaat, wat vooral;
vroeger nog al eens vergeten werd, taen dej
soldaten vaak werden behandeld en toege-
vlpardon, toegesproken op een manier,'
die duidelijk deed uitkomen dat de vakman het
Haar eerste beweging was haar man achterna
te gaan, dóch voor zij een stap gedaan haid,.
welde een andere gedachte in haar op. Neen, zij
wilde niet toegeven, zij zou haar wil doorzetten,
hij zou zien, dat zij zich niet liet drillen als
een kind. Zij schelde en gaf den binnengekomen
bediende bevel, de auto voor .te laten komen.
Daarna ligt zij door haar kamenier haar mantel
brengen en verliet het huis. Haastig liep ze door
de gang, als vreesde zij nog tot inkeer te zullen
komen. Toen zij bij een witte deur kwam, werd
haar tred langzamer... een oogenblik draalde ze
nog en trad toen zachtjes de kamer binnen. Daar
in dat kleine, witte bedje sluimerde haar doch
tertje. Daar lag haar kleine lieve engel zoet te
sluimeren, zoo rustig en kalm als anders. Onnoo-
dige zorg! Het kind kon niets schelen. Emma
merkte het niet op of wilde het niet zien, dat
het kleine borstje onrustig op en neer ging; het
gezichtje was hoogrood gekleurd.
Dat rood is gezondheid, zoo troostte zich
de jonge vrouw, toen zij zich over het kind boog
om het. een kus op het gezichtje te drukken en!
zich zelf geruststellend verliet zij de kinder
kamer.
In de auto gezeteQ maakte zij zich nog bezorgd
ever het kind, maar andere gedachten, gedachten
aan het feest, verdreven de zorg weer.
Zij leunde met het mooie kopje in den hoek en
dacht toen met welbehagen aan het bal. Wat zou
George wel zeggen, als hij haar in dat mooie toi
let zag? Had hij gisteren' nog niet gezegid, toen
zij hem tegenkwam, dat hij zoo gaarne wat met
haar wou praten.
Voor het groote huis van mevrouw Erlen ston
den een menigte auto's, toen zij er aankwam.
Die jonge vrouw vond er iets pijnlijks in, te
komen zonder man, en zij kleurde dan ook vree-
selijk toen de gastheer naar hem vroeg, en zij
een onbeduidend antwoord gaf.
Eenmaal opgegaan in de vreugde van het feest
zeer betreurde, dat zijn materiaal slechts men
schen waren en geen stof, welke mep koni
kneden, gooien en rollen, zooals hun dat 01007
dig leek voor het maken van hun vakstuk.
Die- geest moet veranderen en is ook aan)
het veranderen, maar niet bij alle officieren,
wijzigen zich de inzichten even snel.
De goed-willende soldaat kan den dienst
slechts voelen als een maatschappelijke plicht,
als een gemeenschapsoffer en hij verlangt bijj
het aanrbengen daarvan terecht waardeering.
t Is daarom juist dat de meerderen, die fete
slotte 'in de eerste plaats een beroepsplicht)
vervullen, zich zoo ver boVen hun militair-
minderen verheven gevoelen. Er moest in het
leger meer kameraadschap komen. Dat wil
volstrekt niet zeggen, 'dat de regimentscom
mandant 'eiken soldaat dien hij tegen komt,
z'n sigarenkoker behoort te presentèeren, maar
door de mannen in dienst als menschen té
behandelen en toe te spnek'ein en ze ouitdn
dienst niet te mjjden, maar zich met hen bier
zig te houden, door b.v. voor een gepaste ont
spanning zorg te dragep, kan hij het vol
brengen van den gemeenschapsplicht door de
soldaten vergemakkelijken en de wrok uit het
hart houden.
De jongste herhalingsoefeningen hebben
meerdere voorbeelden gegleven van legeroiver-
sten. die deze omgangskunst wel en die zé
niet verstonden. -
arm bemachtigde en haar naar den wintertuin
leidde. In de zaal was het net zoo warm en be
nauwd, hier echter woei hun een frissche, ver
kwikkende lucht tegen.
Emma ademde diep, zij merkte het nauwelijks
dat haar geleider haar arm dichter tegen zich
aandrukte, en haar bracht in een dicht begroei
de laau, waar niemand hen kon bespieden.
Emma wist niet hoe het kwam, maar plotse
ling dacht zij aan haar kind. Zij beefde toen
ze er aan dacht; als haar man eens gelijk mocht
hebben, als het kind werkelijk ziek was... zou
het mogelijk kunnen zijn, dat ze bij haar thuis
komst, 'tkind reeds dood vond? Dood! O vreese-
lijk!(woord... haar lieve kleine Ella dood... terwijl
de moeder op een bal is en zich het hof laat
maken
Een rilling doorliep haar tengere gestalte.
Dood, stijf en koud... zij kon het zich zoo goedi
nog voorstellen. Zij herinnerde zich plotseling,
dat toen zij een zesjarig meisje was, haar jon
gere zusje was gestorven. Zij zag de kleine nog
voor zich in het kistje liggen, de oogjes gesloten,
het lieve kleine mondje door een pijnlijken trek
verwrongen., dat alles zou ook met haar kind
kunnen gebeuren, terwijl zij hier zat en o God
zij wist niet wat haar begeleider al dien tijd
gesproken had, zij zag plotseling zijn lachendl
gezicht dicht bij het hare hoe oujd en afge
leefd zag die man er uit, niettegenstaande alle
kunstmiddelen, die hij gebruikte om er goed uit
te zien.
Een vreeseiijke afschuw voor dien man maak
te zich Van haar meester. Plotseling 6prong ze
op zij en duwde den man van zich af.
Deze deinsde verschrikt terug, zoo'n ruwe af
wijzing had hij niet verwacht. Eindelijk vatte
hij weer moed en wilde haar hand grijpen-
Waarom zoo ruw tegen me? lieve mevrouw,
lispelde hij. "U heeft me toch hoop gegeven?
Pluimveeteelt
Dia winterproductie.
Om van de kippen een behoorlijke winter-
productie te verwerven,, moet de huisvesting
prima iin orde zijn. Onze nutrassen zijn vami
Aziatischen of Zuid-Europeeschen oorsprong.
De temperaturen van ons land verdragen zq
wel, zelfs koude en vorst zal ze niet deren,
maar ze kunnen absotuut niet tegen vocht
en tocht. Men mag de hoenders dan ook niet
op een natten, drassigen bodem laten loopjen;
en moet meirv waken tegen kieren en sple
ten in het hok, die tocht veroorzaken. In den»
winter kan het soms dagen achtereen stort-,
regenen;-dan moeten de hoenders in het hold
opgesloten gehouden worden, dat dus groot ge
noeg moet zijn en voldoende licht moet door-;
laten. Kan men ze een open schuur voor)
scharrelplaats geven, dan is dat óok goéd. De'
schaxrelruimte in hok of open schuur moet
droog zijn en door ophooging móet de bó-
dem dus boven den omringendein grond liggen;
Eén dik dek van droge bladeren, kaf, turf-,
molm. geeft een droog bed om er in te wroe-
ten.
Juist als de ljippen opgesloten zitten,' nei-,
gen ze natuurlijk tot werkeloosheid, maar aerï,
neits-doende kip legt niet. Mem moet ze dus)
bezig houden door het graanvoer in het krab?
bed onder te harken en het groenvoer in
bosjes op te hangen, zoodat ze er naar sprin
gen moeten.
Overigens sluit men de kippen alleen op;
bij groote vochtigheid en stormachtig weer;'
voor koude behoeft men ze niet te bescher
men, als deze tenminste niet al te groot is.
Als het eenigszins kan moeten de dieren dus"
worden uitgelaten. Heeft het gesneeuwd b.v.
maar is er geen dooi, zoodat de bodem niet
papperig is, dan ruimt men de sneeuw omi
het hok weg, zoodat de kippen toch naar:
buiten kunnen.
Er moet steeds drinkwater aanwezig zijn; op.
vorstdagen brengt men b.v. 5 h 6 maal per
toon, toen hij een beweging maakte om haar te
volgen. i
In de voorzaal gekomen liet zij haar mantel
brengen. Zij wilde vertrekken, geheel alleen, haar
auto w.as er niet, zij had dien later besteld; de
knecht wilde een taxi halen, zij schudde echter
het hoofd, het zou nog zoo lang kunnen duren.
Zij vloog de trappen af en het huis uit, haastig
als een s-luchteling doorliep zij de stille straten.
Eindelijk! Zij stond voor haar huis, en weer
overviel haar die verschrikkelijke angst. Als zij
eens telaat gekomen was ,dat allee reeds voorbij
was
Eenigszins gerustgesteld was ze, toen ze op
de knieën voor het bedje van haar kind lag, en
het handje in de hare hield. Naast haar stond
Eduard, doodsbleek en met tranen in zijn oogen.
Die dokter is zoo juist weggegaan, wij moe
ten ons op het ergste voorbereiden, zei hij met
toonlooze stem.
Met een ootmoedigen blik zag zij hem aan; een
diepe zucht ontglipte haar mond, doch zij durfde
niet spreken ,uit vrees het kind te storen.
Haar man richtte haar op. .Wat er ook in haar
omging, zij kon niet spreken, haar keel was hls
toegeschroefd. Zij verwisselde haar baljapon met
een eenvoudig kleedje, die baljapon was een af
schuw in haar oog.
Drie dagen en nachten, waakte zij bij het
zieke kind, geen minuut verliet zij de kinder
kamer. Een vreeseiijke tijd bracht ze door en
toen de dokter zei dat het kind gered was, 'sloeg
zij een dankbaar oog ten hemel en fluisterde:
„Diank, mijn God, dank!" Haar tweede blik gold
haar man. Hij zag haar lachend en tegelijkertijd
weenend aan en sloot haar in zijn armen.
Eduard, fluisterde zij, onder tranen, schenk
je me vergiffenis Als je wist wat ik in die
dagen geleden heb, dan zou je gelooven dat,ik.
Eenmaal opgegaan in de vreugde van het feest Een schrille, onderdrukte gil, klonk van haar
i vergat zij. spoedig het angstige gevoel dat haar lippen- Opeens doorzag ze alles, met open oogen genezen ben voor altijd.
bezielde, en alles was zij vergeten toen George zag zij de-waarheid voor haar; zij was een dwaze, j Ik geloof 'tEmma, zei hij, haar een kus
op haar toetrad. /jdele vrouw geweest, die het geluk van zich gevende,
j Zij wist dat haar echtgenoot het minder aan- stiet om in de wereld gehuldigd te wordeu. Nn Wor,r1
genaam vond, dat 'de man haar complimentjes gruwde zij van die wereld, zij kwam haar zoo
maakte, maar Emma amuseerde zich altoos zoo ellendig eu diepgezonken voor.
1 kostelijk in zijn gezelschap. Zij hoorde zoo gaar- j Met een trotsche houding wierp zij het hoofd
ne zijn vleiende en teedere woordjes en zij vond naar achteren, en zag den man gebiedend aan.
het dan ook volstrekt niet erg, toen de man "haar I -- Ik zal verder alleen gaan, zei ze op kouden
Hand in hand traden zij voor het bedje van het
kind, dat rustig sliep. Als een kleine Engel lag
hed daar, een licht rood kleurde de wangen. Op
dit oogenblik steeg uit haar hart een heilige ge
lofte tot God, slechts te leven voor haar man, en
'in haar huis het grootste geluk te zoeken.