TWEEDE BLAD
7 OCT. 1926
Oe Walvisch en het Scholletje
Wat staat te gebeuren
j te bereiken gingen zij over lijken. Arie Walker dit te doen door -de-ver ze kering, dat het
Met belangstelling lazen we dezer dagen het
treffend relaas over het uiteinde van een wal
visch, die op de kust van Engeland „gestrand"
was. Het dier leefde nog en fluks werd nu een
reusachtige vrachtauto gerequireerd, waarop het
met vereende krachten geladen werd, teneinde
naar een 160 K.M. landinwaarts gelegen groot
bassin te worden vervoerd, waar men het dier
ten nutte van onderwijsdoeleinden zou verzor
gen. Het zonderlinge vrachtje trok natuurlijk
veel bekijks, ook al doordat het monster precies
om de 16 seconden wat lucht en vocht uitblies,
wat telkens zoo ongeveer het lawaai van een
zware misthoorn verwekte. Eilacie, toen 130 van
de 160 K.M. waren afgelegd, trompette de reus
zijn laatsten adem uit, zoodat het doel van de
tocht mislukt was.
Maar... nu blijken verschillende bladen ver
ontwaardigd ovér het „schandaal" dezer dieren
kwelling en de Vereeniging tot Bescherming van
Dieren is een heftige actie begonnen.
Toen we dat vernamen, hebben we gedachit
aan de schelletjes, die we dagelijks op de
karren der vischventers zagen spartelen. „Le
vende waa-a-a-r!" En aan de krieuwende garna
len, in zaagsel schurende palingen en aan de mos
selen, die levend op het vuur gezet worden. Maar
al die beesten zieltogen zonder dat ze er veel
geluid bij maken en daarom deert haar martel
lijden ons niet. We verbéélden pns wel, dat we
dierenbeschermers zijn, maar we beschermen ten
slotte slechts ons eigen week gevoelen; niet het
sterven van de walvisch deert ons, maar we wor
den bewogen door het lawaai, dat ze bij die ge
legenheid maakt.
Tenslotte kon ons zelfs een hond niets sche
len, als 't dier maar niet zulke menschelijke
oogev. had, die je bang of smachtend of hulpbe
hoevend kunnen aanstaren, en als zijn huilend
janken je niet zoo door de ziel drong.
Ons hart oordeelt luider dan ons verstand.
De jonge man uit Spekholzerheide, Arie Wal
ker, die zijn meesteresse de hersens insloeg om
met een paar gestolen guldens kermis te gaan
hoilden, is dezer dagen tot vijftien jaren gevan
genisstraf veroordeeld, die we hem allen van
harte gunneu. Zoo'n bruut, die om een niets
waardig doel een menscbenleven vernietigt, bab'
Ons nart is geroerd door de omstandigheden;
we griezelen en verafschuwen. Om dezelfde rede
nen wensohen we de daders van den treinaanslag
bij Leiferde aan den hoogs ten galg, we zou
den willen helpen om ze te lynchen.
Maar thuis hebben we misschien een eere
plaats ingeruimd aan een borstbeeld van Napo
leon, dien we als een held vereeren. Napoleon
hééft groote dingen gedaan, maar als menschen-
slachter kunnen we geen ondierscheid zien tus-
schen hém en de hiervoren-genoemden. Arie Wal
ker, de moordenaars van Leiferde èn Napoleon,
streefden allen een egoistisch doel na en om het
FEUILLETON
Van één stam
24).
Hier thuis Sofie ,„die stolze, hehre", nu
ja, Jettie en Hildezoo zie je, nog altijd zijn
er kruimpjes voor den hongerigen, hoewel ik
geloof ,dat zij den heeleo dag vergeten zijini
Beste Kerei. 1
Het is de avond van mijn verjaardag. Och
Wolf, mijn goede trouwe oudste, dat ik aan
je heb kunnen twijfelen en je koin beschuldi-1
gen van onhartelijkheid. Hartelijken dank voor
je langen brief met zijn weldoenden inhoud'.
Maar ik moet je zoo hier en daar toch een
weinig tegenspreken. Och wat, nonsens, dat
ik zooweel tot je geluk heb bijgjedragen. Jiaj
bent in een1 sentimenteel© bui, mijin waarde,
om mij zoovéél verdiensten toe te klennan. Ik
ben nu eenmaal een van die metnisehien, die
gaarne vroolijke gezichten om zich heen zien,
en wil men dat bereiken, dan moet meini
eerst zorgen de lieden tevreden te stemmenj
Dat is mijn geheele geheim. Ik kon het niet
uitstaan dat stugge, norsche gezicht van jou,
tijdens de eerste wieken van ons samenzijn in
Indië. Het deed mij pijn; wondde me; toen
probeerde ik een anderen trek te brengen in
het gezichtje van mijn eemigietn naastbestaande.
Door welke middelenOch elk vogeltje
zingt zooals het gebekt is. Nooit zal ik ont
kennen, dat hèt geen wilskracht, geen strijd
gekost heeft, van weerskanten, om weer tot
elkander te brengen en.... en.... te loeren be
rusten in het feit, dat wij elkander nemen motes
ten zooals wij nu eenmaal elkander gevonden,
hadden. Ik was dankbaar gestemd in je brief
te lezen, hoe mijn bijzijn je altijd gelukkig)
gestemd heeft; maar daarom Wolf, spreek ik'
je ook zoo vast tegen, als je een paar regels-
verder beweert ,dat ik verreweg de meeste
opoffering en moeite gedaan heb, om onzél
zoo verschillende karakters in vrede naast el
kander te doen voortleven. Je hebt het reédst
meermalen gezejgd en je hjebt toch ongelijk;
in die bewering. Wie was het die zoo radicaal
brak met zijn eenzelvigheid dat hij mjij' g|e-,
heel als een tweede ik' in zijn levein opnam?
wilde kermisgenot, 'de moordenaars van Leiferde
zochten rijkdom, Napoleon wilde heerschen, over
steeds grooter oppervlakte en méér menBchen.
En ofschoon Napoléon.woor het bereiken van zijn
doel vele duizenden méufchen deed sneven, ver
afschuwen we hem toch diet zóó, want hij deed
het beulswerk met gegasteerde hand, hij beval
slechts en liet het ruwe wei'k door anderen doen.
't Zijn de omstandigheden, die ons oordeel be
palen.
'Wat wc dan willen? Een oordeel met verstand.
Een misdaad is een misdaad; daaraan verandert
de entourage niets. Als een dictator of heerscher
langs den weg van bloed naar de macht grijpt}
dan is hij een moordenaar, al zou zijn bestuur
later oók een zegen blijken. Er zijn in elk land1
duizenden menschen, die meenen het beter te
kunnen dan de huidige bestuurderen en als die
allen maar het recht hadden om de levens af te
snijden van hen, die ze in den weg staan, dan
werd de wereld één bloedbad. Tenslotte is- mp
toch slechts de bevrediging van machtsbegeerten,
die ze zoeken en waarvoor geen prijs hun te duur
is. We moeten zulke menschen niet ïdealieeetren.
Als we steeds oordeelen met verstand, ook over
onze eigen daden in het dagelijksche leven, dan
zoa de menschheid zich verheffen en u en ik,
wij allen werden betere menschen.
Ge veroordeelt een brutalen ladelichter, maar
het stiekum achterhouden van een gevonden voor
werp, het opstrijken van bij vergissing te veel
terug ontvangen geld, is óók diefstal.
We verafschuwen de ouders, die kinderen ver-
waarloozen, maar als we ons onttrekken aan de
wettelijke en moreele verplichting van zegels-
plakken voor onze ondergeschikten, dan is het
onze schuld, als die minderen later onverzorgd
op een ziekbed komen te liggen.
We minachten den zakkenroller, maar als we
den kans krijgen om onze belasting te ontduiken...
Toch, wat gij en anderen te weinig betaalt, dat
moet bijgepast worden uit de zakken van hen,
die hun inkomen juist opgeven.
Maar het eene is ruw door de omstandigheden
en doet ons hart luide spreken; het aridere valt
niet op door de vergoelijkende bijkomstigheden.
De walvisch trompetteert luid als hij sterft
en doel ons huiveren van wee; hejt* scholletje
doet als laatste stuiptrekking een komiek spro:
getje, waarom we... lachen.
't Is hetzelfde voor beide: de dood; alleen
omstandigheden verschillen.
Die bei wordt geluid voor de laatste rondte in
den strijd om het Belgisch verdrag. Minister
van Karnebeek heeft zijn laatste batterijen in
stelling gebracht, de eindspurt kan thans., begin
nen. Tedere Nederlander zal nu voor zich moeten
beantwoorden de vraag: Wat staat te gebeuren
wanneer het verdrag wordt a,angenomen of ver
worpen.
Bezien wij beide mogelijkheden.
Wat gebeurt bij verwerping van het vardlrag?
Wie de stelling opwerpt, dat,. België recht
heeft op goedkeuring van het verdrag door Ne
derland, moet daarvoor sterke argumenten kun
nen aanvoeren. Minister van Karnebeek tracht
Wij hebben als tweeernstige eerlijke kam
pioenen voor één zaak, zij aan zij, gestre
den en toen is weer gebleken dat wij loten^
waren van éénzelfden stam. En daarom \VoljLL
laten wij nooit meer spreken van verplieh-y
tingen aan elkander, laten wij elkander lied
ver bekennen en er gelukkig om zijn, dat wijl
ons in waarheid broeders gevoelen en dat dit
zoo zal blijven. Je kunt dan ook begrijpen}
hoe jammer ik het vond, dat je vandaag den)
dag niet met me kon vieren. Maar natuurlijk)
je gezondheid gaat voor en "het is heerlijk)
voor mij uit je brief te lezen, hoe 3e hoogej
berglucht van St. Moritz, na de zoo langge-f
rekte en afmattende kuur van Karlsbad, je)
zoo aansterkt. Ik raad je bepaald aan, er nog|
het geheele seizoen te blijven. Denk aan jë)
zwaar geknakte gezondheid. En nu over mijn)
verjaardag. Ik was onbillijk met mijn voorbad
rige klachten over aller onverschilligheid, want)
het heeft me waarlijk niet ontbroken aan blijs
ken van belangstelling. Tante en Lize schre-|
ven mij zulke hartelijke brieven. Ook Oom)
schreef. Hij melde mij, dat hij met mij zou'
afrekenen, zoodra hij weer thuis was. Hijf
vertelde mij alvast eenige bijzonderheden ovet)
het bijna tienjarig beheer van mijn vermogen;
Hoe zal ik hem ooit mijn dankbaarheid kunnent
bewijzen over de nauwgezette wijze, waaropl
hij mijn moeders vermogen voor mij beheerd)
heeft. O, -niet om den inhoud, die was streng]
vaderlijk en in hoogste mate vermanend. Maai)
't was me, of overal tusschen de regels weer)
dat onverklaarbare vreemde wantrouwen ioqr->
schemerde. Zijn brief was een lange waar-»'
schuwing tegen het gevaar zich verkeerde)
hartstochten tot een tweede natuur te makefif
en zoodoende voor goed zijn leven te hjedervenj
Toen ik nu ruim vier jaar geleden, op dei
Chattem, de wijde wereld introk, nauwelijks
I negentien jaren oud en ikzelf nochBemand;
anders iets kort weten van mijn wilskracht of)
karaktersterkte, toen zeide mijn voogd, op den)
ochtend van mijn vertrek, -niets anders tegen;
me dan: „Huibert, ik heb eeiï volledig ver-', j
trouwen in je. Blijf zooals je bent, breng mie!
jezelven terug. Woorden ,dië ik nooit ver-'
gat. En ik' heb getracht in Ooms geest tey
leven, naar mijin beste weten.
Ik hen wel eens gestruikeld, maar nooit ge
vallen. Jij, Wolf, weet dat beter da,n iemand!
Wir
verdrag rust ju-den grondslag van dat van 1839.
Maar Minister Segers, een der Belgische onder
handelaar?, heeft, aan den Senaat de goedkeuring
van het^ verdrag aanbevelend, gezegd, „dat de
belangrijke voordeelen welke België zal verkrij
gen, nooit door Nederland geweigerd zouden zijn,
indien) het tractaat van 1839 dit niet had belet
Ontzenuwd wordt hiermede het hoofdargument
van Minister van Karnebeek door niemand min-
n zijn Belgisehen collega, wien ieder zal
toegeven, dat door het nieuwe verdrag, dat van
18]}9 bijna volkomen wordt afgebroken. Wordt
hetjerdrag verworpen, dan zal Nederland, dat in
18getoond heeft België gelegenheid te willen
en zich op handels- en nijverheidsgebied te
ivikkelen tot een der welvarendste Staten,
r zeker bereid blijven opnieuw te onderhande
len, b.v. over de vervanging van 'het Kreekrak.
Er zou dan zeker gering gevaar bestaan, dat Ne
derland ter zake een zwaardere last zou worden
opgelegd dan het thans op zich zou nemen. In
elk geval zou na de verwerping kunnen worden
vastgesteld, desnoods in hoogste instantie door
het Permanente Hof van Internationale Justitie,
dat het verdrag van 1839 geen schaduw schept
van de rechten, welke men in het nieuwe trac
taat „nauwkeurig bepaald" en „geregeld" wil
hebben!
Wat gebeurt bij aanneming van het verdfrag
Ter verdediging van het verdrag wordt door
de (nog slechts weinige) voorstanders aangevoerd,
dat bij verwerping België zich in de armen van
Frankrijk zal werpen, en kans loopt uiteen te
vallen. Hierop valt aanstonds te antwoorden:
moet Nederland dit zeer bezwarende tractaat aan
vaarden om België af te houden van Frankrijk;
zal een land, dat een verstandig en rechtvaardig
bestuur heeft en aau groote groepen van onder
danen volledig recht laat weiervaren, zoo licht
ondergaan Maar hoe dit zij, de voorstanders be
roepen zieh hier op het nationaal bewustzijn van
een ander volk. Wenschen zij dan echter wél,
dat Nederland zijn eigen nationaal bewustzijn zal
verloochenen, door een groote toegeeflijkheid te
toonen zonder eenige tegenprestatie te vórderen?
Niemand zal toch in ernst gelooven, dat daar
mede de vriendschap van de Belgische groep
zal zijn gekocht; integendeel, men zal zich bij
toekomstige nieuwe eischen sterk gevoelen tegen
over Nederland, dat immers toch voetstoots toe
geeft. En afgescheiden van het feit, dat het aan
zien van ons land in Europa sterk zal dalen,
doemt een nieuw gevaar op: wat zullen wij doen
wanneer straks een andere naburige Staat, die
ook belang heeft bij onze rivieren, zich zal beroe
pen op onze houding tegenover België Of duide-
lijker gezegd: wanneer in Duitschland herleeft de
oudo wensch: Keulen zeehaven?
Dejjoverweging van de beide mogelijkheden kan
dus jpt geen andere conclusie leiden dan deze:
wordt het verdrag door Nederland aanvaard, dan
zal heÉ-nationaal prestige van België even sterk
stijgen alsftet onze zou dalen. „O Nederland!,
let op U sagekl" a
Rechtzaken
ARRONDISSEMENTS RECHTBANK.
Meervoudig college. Dinsdag 5 October.
Uitspraken:
P. E. S., ged., en J. K. Helder, diefstal^
ieder 1 maand gev. Izak en Klaas V., Heiloo,
bedreiging- ieder f 15.— of 15 dagen. Annie
P.vJEJekier .mishandeling, 1 maand gev. F. J.
v. D., Helder, mishandeling. Vrijgesproken.
I'Öe en J. K., Wevershoof, hooger beroepzaak,
'ieder f50.— boete of 30 dagen, Com. O., Ad
ders. En, nu ik de bewijzen gegfóven heb,
.degen de verleiding te kunnen strijden, over7
stelpt oom me met allerlei raadgevingen 'en!
•vermaningen, juist op een tijdstip, dat ik'
geen ander spel speel dan tennissen en niets
anders drink dan' aft-emoon-théa's. Kortom
uit het bovenstaande zie je, hoe oom nog]
steeds een vraagte-eken voor mij blijft. f
Toen ik vanochtend in den huize van Mali
deghem 'kwam, werd ik overstelpt met allerlei
kleine geschenken, evenals vroeger. Geen en
kel. die me vergat, behalve Sofie, die me even,
nonchalant feliciteerde. Zoo'n nest, laat ze
een voorbeeld nemen aan Hilde, die met
hare arme bijziende oögen nog iets voor me,
gewerkt heeft, evenals Jettie, dat naarstige;
bedrijvige huismoedertje. Och, eigenlijk kon,'
hel me niets schelen, dat begrijp je wel, ik)
vermeld alleen maar feiten. En ik ben heel
tevreden, zeer tevreden over dezen dag.
Beste Wolf.
Hartelijk dank voor het bericht dat het:
voortdurend goed blijft gaan. Hier wordt het
al vervelender. Een gezin is als e;e!n gesloé
ten ketting, daar kan geen schakel van ge
mist worden.
Wij tennissen nog altijd eiken middag. So
fie schijnt uitstekend met Waardenburg op t-ef
schieten. Ik begrijp niet, wat ze in dat kleine
nietige mannetje ziet. Ik heb hem nog nooit
een aardigheid hooren zeggen en toch lacht
ze luid en veel, alsof al wat hij zegt geestig is.
Als ik Jettie was zou ik haar verbieden. Hiet
komt niet te pas zulke voorkomende manieren,
-tegen jongelui.
Beste Wolf.
Niets nieuws. Ik krijg genoeg van tennissen,
Wat ziet die Otto Waardenburg er dom uit.,'
't Is ergerlijk voor een ander voortdurend zoo'mj
vervelend gezicht te moeten zien.
.Vnnie vind ik ook niet meer aardig. Z:e(
is "zoo druk. Je moet je zoo forceeren in j-r
omgang met haar. Ik: krijg lust je in de Haute-
Engadme te gaan opzoeken.
Mag ik komen?
Beste Wolf.
Annie^heeft me verteld, dat hij haar sinds,
een jaar hetéjfcof maakt, maar nooit heeft zjes
na Paulowna, poging tot bevrijding van een
arrestant, f30 boete of 30 dagen, Jacob K.,
Anna Paulowna, wederspanningheid, f20.— of
20 dagen, S. F. Sp. ,Anna Paulowóa, als,
voren f30 boete ot 30 dagen, Jan W., Bar-
singerhorn, hooger beroepzaak', f2.— boete of.
2 dagen. Klaas R., Bovencarspel, zedezaak)
nader onderzoek.
Te laat gestopt.
Een nieuwbakken automobilist, die alleen'
met succes een kinderwagen kon besturen,
reed op 21 Juli vroolijk en te vree met zijn]
wagentje langs de Doggervaart, nabij het vlieg-)
kamp „De Kooi", niet wetende welk onheil'
hem boven het hoofd hing. Hij reed namelijk
een winkelbediende achterop, die een handkar
voortduwde en geen blijken gaf dat de sig
nalen, door den automobilist gegeven als tee-
ken, dat hij naar rechts moest uitwijken, ge
hoord werden. De bestuurder van de handkar
nam er althans geen notie van en kreeg de
auto, die even te laat stopte, in 3en rug, tien-
gevolge waarvan hij nu linksch van den weg
op den berm werd geslagen en zoo ongelukkig,
neerkwam, dat hij zijn linkerarm brak. Deze
breuk' was zoo gecompliceerd, dat de jonge
ipan eerst na ettelijke welden het ziekenhuis,
kon verlaten en thans nog niet in staat is, zijn
arm behoorlijk te gebruiken.
Die tegenslag was natuurlijk' ook niet aan-,
genaam en Voordeelig voor den automobilist.
Hij moest zich thans verantwoorden wegens;
het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel
door schuld.
Je mag dan al praten als wijlein Brugman om
je schuld te verkleinen en aan te tooineln dat]
je het slachtoffer was van een ongelukkige
samenloop, je trekt beslist aan het kortste
eindje, zooals ook deze verdachte, tegen wien
f 200.— boete of 90 dagen werd geëischt.
Paling vangen in je onderbroek.
Eein paar werklooze arbeiders uit Alkmaar
waren 13 Juli de Egmonder meer ingetrokken
met het doel een vischje te vangen, echten
met zeer weinig succes, zooUat ze blij wanen
een kameraad te ontmoeten, die een joveV
slokkie kon aanbieden, waarvan dankbaar ge
bruik werd gemaakt. Blijkbaar begon het for
tuin hun nu te begunstigen, want zij ontdekten
in een sloot een palingkaar, die een flinke zooi
paling bleek te bevatten. Het vischzakje was
afthans niet sterk genoeg om al die na ling
te houden, zoodat een der visschers zijn on
derbroek uittrok en dit intieme kleedingstulc
bezigde voor de expeditie. Het geluk bleef hen,
echter niet trouw, daar inmiddels de eigenaar
van de paling den diefstal had ontdekt en de
heeren fluks achterop kwam. De betrapte
stroopers kozen eieren voor hun geld en lie
ten de paling in handen van den eigenaar, den
visscher J. de Vet, achter, doch dit offer kon
hen niet redden uit de handen van de justitie.
Zs stonden heden terecht en kwamen er tot
dusver nog vrij goed af, daar de officier zich
tevvreaen stelde met tegen C. H. f20.— boete;
of 20 dagen, tegen C. K. f30.— boete of 30
dagen en tegen W. S. f40— boete of 40
dagen vorderde. Natuurlijk' was deze boete
de heeren nog wél wat peperïg, maar ze moe
ten er de moed maar in houdien. Misschien
gaat er nog wel een beetje af.
Eein prulzaak miet hindernissen.
Een jongmensch met strookleurig haar en
een verbonden rechterhand moest zich presen
teeren op de zondaarsbank omdat hij Ier ge
legenheid van de kermis te Westwoud in 'den
herberg van Buitenman; een chauffeur met
hem zoo geëricourageerd als thans. Nu voor
mijn part.... maar wat een keus. Morgen blijft
ik thuis. Ik ga er hiet meer heen. Het is zulk
warm weder en mijn gestel lijdt onder die
drukkende hitte. Ik ben zoo neerslachtig eti|
ontevreden gestemd. Daarom schrijf ik je
maar niet langeri
Eenige-broeder.
Ik heb zoo het land. Nog altijd ^s het
drukkend warm. „Hij" is hier of moet hier.
komen. Je kunt begrijpen, Sofie is uitgelaten
vioolijk. Ik erger me altijd als menschen een;
slechten smaak toonen. Ik wilde, dat ik met
oom en tante was meegegaan of met jou, nu»
is het te warm tot het nemen van eenig initia-
tiei. Dag oudste, ik ben te landerig om veel
te schrijvven.
Beste Wolf.
Tk heb iets gedaan, waarvan ik veel plezier)
heb. Vanmiddag vond ik in de tuinkamer een)
prachtige bouquet theerozen, een attentie vam
Otto Waardenburg aan Sofie. Ze sleepte de)
bloemen overal mede. Ze sch|enen haar lust
en haar leven. Gemakkelijk rozen gievem, als!
men er een tuin vol van heeft. En Otto zette»
een triumfeerend gezicht, als had hij een ko
ninkrijk gegeven. Ik kan zulk bluffen raiet
uitstaan. Ik nam mijn hoed en tramde naar!
een bloemist. Daar kocht ik twee fraaie rui
kers, één van donkerroode rozen voor Jettie'
en een van La Franceknoppen voor Hilde.,
Ik geloof, dat Sofie ook verwachtte bloemem
men van me te krijgen, want ze werd ble|ek
en sloop de kamer uit, toen ik lachend zei-
de ,dat ze reeds zooveel had isn'dat daaronn'
Jettie en Hilde alleen 'bedacht werden. Ik
ben heel blij met mijn idee, want ook OttO'
Waardenburg keek sip. Ik weet niet, wat dat
in me is, maar ik kan hem maar niet uitstaan.'
Hij gaat met den dag meer op eein üil gelijken.
Nu dag oudste, nog altijd ben ik zeer ver
langend naar elk bericht.
P.S. Is bleek worden een bewijs van boos
heid? Ik hoop het, want zie je, als het soms,
een teeken is van verdriet, dan spijt het me.
vreeselijk van die bloemen. Wföet je, ik ben;
een onhandige vlerk en zet geen voet meen
van mijn kame'rs. i.
(Wordt vervolgd).