1
Li
Mksmaa
Kinderrubriek.
I
~D^
Wenken voor de Huisvrouw.
ook'
tre
trrniWWOTriTI]"
hunn
ging
Hedei
doch
Stads
gelief
in de
i jaa
Ziji
Brc
C
C
A
t
Oüdk
F
mens mi
dank, vo
zoo van
ondervor
We
Broek oj
Voor
stelling
het over
der, Beh
moeder,
i
betuigen
Broek o[
CÖÖ
BI
De rer
worden g
en CRE
3Va°/o oj
En voor
BET in
SV4%-
Te bev
Spoorstr:
MODERNE RECHTSPRAAK.
Psychiaters stellen %en onderzoek in naar de
toerekeningsvatbaarheid van een verdachte
DAT SCHEELT!
Supporter tot aanvoerder: „Wat denk je van den wedstrijd?"
Aanvoerder„Nou, onze doel verdediger is niks waard, onze
spil is door z'n knie gezakt, onze middenvoor heeft een steen
puist, maar.... me broer Piet is scheidsrechter!"
Hoe gaat 't? Slecht? Je snor een
(Man wordt ook beetje korter,
filmacteur!
Een beetje
magerder.
Je haar wat
friseeren.
HOP-MARJANNEKB!
De beer die eeuwig dansen moet!
De Duitsche .Kruiser „Hamburg heeft een be
zoek gebracht aaa Ned. O.-Indië. Hierboven een
foto var. de aankomst te Belawan-Deli.
WEDER EEN NIEUW BEROEP VOOR
VROUWEN.
Londensche meisjes aan het werk als „huisschii-
deis". Men ziet ze hier bezig beelden te schil
deren, die moeten dienen voor een Oost©rsch Pa
viljoen op een tentoonstelling.
DokteiMijn diagnose is: appendicitis."
Professor: „En de mijne: pleuritis. In ieder ge
val zullen we bij de lijkschouwing zekerheid
hebben."
Patiënt: (die recht overeind gaat zitten) „Ma
ken jullie mij toch niet,aan 't lachen! Ik heb ook
een gesprongen lip
DAT BELOOFDE WAT!
Dame: „Wat denkt u van het pianospel van
mijn dochter
Groot kunstenaar: „Om u de waarheid te zeg
gen ik vind, dat 't nog al wat weg heeft van
weldadigheid."
Dame: „Wat bedoelt u daarmee?"
Kunstenaar: „Wel, zij laat haar linkerhand
niet weten wat haar rechter doet."
ZAKENMAN IN DEN DOP.
Een juwelier gaf zijn zoontje op z'n verjaardag
een kom met 6 prachtige goudvisschen. Eten vol
genden dag waren alle visschen dood.
„Hoe komt dat?" vroeg de vader. „Wat heb
je met die vischjes uitgevoerd?"
„Niets, vader! Ik heb ze alleen getoetst, om
te kijken of het echt goud was!"
ONZE AUTOMOBILISTEN.
Vader (die pas automobilist is): „Begrijp t'r 'niks van. Gisteren
mankeerde hij nog niks."
Bob (die weet hoe 't met zijn speelgoe/d gaat): „Ja pap, maar
gisteren was-1-ie nog nieuw."
BELEENING UPrTO-DATE!
Student: „Nou, oome Jan, laat nou 's kijken
dat j» met je -tijd meegaat, wat wil je me daarop
geven
EEN DUITSCHE KRUISER IN INDIë.
LEELIJKE HANDEN.
Werken in de huishouding bijkoud weer is
vreesclijk voor teere handen. De vrouwen, die lij
den aan het euvel vair een te kort aan dienstboden,
zuchten dikwijls, als zij z~ip.n wat er is overgeble- j
ven van haar handen, die eens waren „blanke j
handen met rose nagels"."*,
„Doe dan handschoenen zeggen de man
nen, doch er zijn zooveel verschillende bezigheden,
die niet met handschoenen aan gedaan kunnen
worden, dat die raad slechts in enkele gevallen
zooal shet schillen van aardappelen, opgaat. Het
meeste ongemak veroorzaken natte handen in den
winter.
Vuile handen, die droog zijn, doen weinig1
kwaad, .want als zij flink gewasschen zijn, zijn
zij weder schoon. Doch als de poriën door het
heetc water opengaan en het vuil kruipt naar bin
nen, dan is dat er niet meer uit te krijgen, zonder
veel ongeluk en zelfs pijn. Dje handen flink met
vet inwrijven, vóór men begint te wasschen, wil
nog wel eens helpen. Doch wanneer men b.v. kle-e-
ren moet wasschen, kan men de haniden niet in
vetten. Voor dergelijke gevallen kan men ze het
best. inwrijven met een mengsel van citroen en
glycerine. Terstond, nadat het wasschen gedaan
is, moet men de handen weder wasschen en ze
daarna inwrijven met crème óf nog een beetje gly
cerine. Al lijken zij schoon, toch worden zijl gauw
hard en ruw, ads de lucht er op gaat inwerken.
Het is en blijft een euvel, waaraan in den regel
niet'veel te verhelpen is.
CHARLIE CHAPLIN ONTMOET EEN OUDEN KENNIS.
BOB EN MOP IN DROOMLAND.
II.
„Hij is zeker de Liftjongen', zei Mop. ..Ik
ben nieuwsgierig, waar de lift naar toe gaat."
„Ik zal het hem even vragen," zei Bob en trok
den zakdoek vau het gezicht van het kleine
mannetje weg. De liftjongen knipte met zijn
oogen. „Meneer de liftjongen, mogen wij alstu
blieft van uw lift gebruik maken vroeg Mop
heel beleefd.
„Alleen naar het Land der Droom en," zei de
liftjongen geeuwend cp opende, nog slaperig, de
deur. Binnen was het heel donker, maar toch gin
gen de kinderen naar binnen. „O!" schrok Mop,
„ik val!"
Inplaats van een lift, was er achter de deur
niets anders, dan een groot gat en de kinderen
vielen al dieper en dieper
„Niet voor je op den bodem bent, kun je stop
pen," hoorden zij den liftjongen roepen en toen
boem! daar zaten zij plotseling midden in een
koolenveld. „He," riep er een stem, „ga eens gauw
vau mijn kooien af!"
Mop en Bob keken op; er was niemand te zien,
maar er zweefde een groote zwarte schaduw
langs hen heen. (Wordt vervolgd).
Mannie: „Wat? Nogal meer geld? En ik dacht
dat je voor iedereen alv een cadeautje gekocht
had*?"
Vrouwtje: „Dat dacht ik ook eerst; maar bij
nader inzien vind ik ze te mooi om weg te geven."
EEN GOED; VERKOOPER,
Ondernemend verkooper in het jaar 1926: (in
.groot warenhuis). „Nu, mijnlheer, wat zoudt u
zeggen van een aardig klein auto-tje om de pakjes
veilig naar huis te kunnen brengen?"