MusM Bijvoegsel Nieuwe Langedijker Courant
SPORT EN WEDSTRIJDEN
FEUILLETON
DE KUS VAN PHARAO.
Programma voor Zmufag 13 Febr.
Tweede klósse C.
West-Frisia 3—Zeevogels I Polak.
X. N ieder p 1-Vrone 1 ,J. ,j. Hartop.
Ou-dorp 1D.T.S. 1 Jleauchampet
Heiloo 1 Hollandia .4 Hos.
Derde klasse (J.:
liood-Wït 2—S.O.V.V. 1 Sa sap.'.
D. T. S. 2Alc. Victrix 4, Hoek
V.A.F.C. 2Gr Sehermer, 12 uur Roos.
Vierde klasse C.:
Bergen 2Alkmaar 2 P. Hartog.
Zeevogels 2—Heiloo 2 v. d. Hoven.
Hoogkarspel 2—D. T. S. 3 Sijm.
Indien geen tijd vermeld, beginnen alle wed
strijden om 2 uur.
De wedstrijden voor Zondag.
Slechts 1 wedstrijd is de vorige week doorge
gaan, n.J. VroneZeevogels, waarin de bezoekers
als overwinnaars uit den strijd kwamen, en hier
mede dus in de running bleven.
Morgen trekken de Vogels naar West-Frisia.
Haar achterstand op D.T.S. bedraagt 3 punten,
zooiïat zij bij1 een eventueele misstap der D.T.S.-
ers, weer een goeie kans hebben. Bij een zege op
de Enkhuizers hebben zij dan ook alle belang.
Wij gelooven dan ook, dat de punten in Egmondi
zullen terecht komen.
N. -Niedorp bindt den "strijd aan met Vrone.
Thuis verloor Vrone met 3—2, zoodat zij nu
wel pogingen zullen doen om de balans in even
wicht -te brengen.- Dit zal haar ^-echter niet ge
makkelijk vallen. De Niedorpers zijm in eigen huis
zee;- fanatiek. Tc meer daar zij nu nog Ven kans
hebben op de tweede plaats. Wij verwachten dan
ook dat Peereboöm en zijn mannetjes de punten
wei zullen behalen. Vrone neemt momenteel de
vijfde plaats in en zal daar naar alle warsehijn-
lijkheid ook wel eindigen.
Oudorp heeft eon zware laak tegen D.T.S., de
pretendent voor den kampioenstitel. De Ou dorpers
spelen hiermede hun 12en wedstrijd. Alhoewel
op huu eigen klein veldje niet te onderschatten,
wil het er bij ons niet in, dat de D.T.S.'erst hier
zuilen -struikelen. Thuis won D.T.S. reeds met
81, zoo-aat wij hier nu wederom een overwin
ning van haar verwachten. Wint D.T.S., hier
en de volgende week tegen Zeevogels evenééns,
dan kunnen zij zich zoo goed als zeker als kam
pioen beschouwen.
Tot slot HeilooHollandia 4, een ontmoeting
voor Heiloo nog eeuigszins van belang. Hoewel
't ons wil toelijken, dat de Hoornschen iets ster
ker zijn geworden, verwachten wij hier toch een
flinke overwinning vóór de. thuisclub.
LIEFDE IS BELANGRIJK.
De helaugrijkste crisis in het leven van ieder
menscli is het oogenblik, waarop hij leert lief
hebben. Liefde is de meest intense ondervinding,
waaraan de menschheid onderworpen is.
Het heeft meer te maken met het geluk van
iemands leven, meer te doen met het maken of
vernietigen van iemands karakter, dan al. het
andere.
De moesten onzer leven 'niet- „met het ver
stand", wij leveu met ons gevoel. En de onder
vinding van het verliefd worden doet de sterkste
snaren van het menschelijk hart - zoowel als
de fijnste trillen.
Het valt te betwijfelen of er eenig scheppend'
werk ontstaan is, tenzij onder den prikkel van
dezen hartstocht. Wij weten, dat het beste op
het gebied der poëzie, der muziek en dfer litte
ratuur zijn ontstaan dankt aan de liefde!
He1 kiezeri van de voor hem geschikte vrouw
is voo reen man belangrijker, dan het nemen:
van eenigo andere beslissing, En ieder weet, dat
Nacht en Morgen
36).
Met over elkaar geslagen armen zag hij het
kina aan, dat gerust op zijin matrasje sluimerde.
,,AI ware het enkel om zijnentwil", sprak hij.
meer bij zich zeiven dan tot zijn voedsterbroe
der, „zou ik den hemell danken voor het ..on
verwachte heil, dat mij te beurt valt. Ga mqt
mij naar buiten, Humphrey", vervolgde hij,
zich tot dezen keerande, „ik zou stikken, wan
neer ik hier vertoefde."'
Zij verwijderden zich verder door de ach
terdeur der tent. Zoodra zij, deze verlaten had
den, schoof Herr von Wolterschockre het gor
dijn verder open en begaf zich naar de plaats
waar de kleine George sliep.
De nieuwe lord Haughton wandelde met
zijn voedsterbroeder den weg naar het ren-
park, waar graaf Alfred kort te voren zoo
plotseling zijn einde gevonden had.
IHet is niet om te gelooven, Humphrey",
riep Jocelyn. ,,het is afl te onverwacht en on
voorzien."
„Maar toch is het waar, sir", antwoordde
de jager. „Zoodra de moeder vernam, dat my
lord overleden was, ging ziji naar Jocelyns-
Rock, maar mylady kort te voren meer dood
dan levend was binnengedragenMoeder was
in het binnenvertrek, toen dei tijding kwam.
dat de gravin van een zoon- bevallen was, etn
zij, bevond zich daar nog, toen men er een uur
later bericht kreeg, dat het kind-was gestorven
en de gravin op het uiterste lag. Het doet mij
in mijn ziel leed van de goede- vrouw. ZSj
liefde een zeer belangrijke rol speelt in het le-
v en van elke vrouw.
Liefde is verantwoordelijk voor het meerendeel
•van het menschelijk geluk en voor een groot rleel
debet, aan menschelijk," tragedies.
Tn ulemands- loopbaan bestaat er een crisis,
waarin hij meer juistheid van oordeel en leiden
den geest noodig heeft, dan'in deze.
Liefde is een dier inspiraties die ergens van
daan komen, wij weten niet vanwaar.
En het is eigenaardig, als men bedenkt, jlat
deze geweldig groote aangelegenheid ligt in de
handen der jeugd- Met andere woorden, de be
slissing over een onderwerp, dat het allerbelang
rijkst is in het leven, hangt niet af van da oude
ren en bezadigden, doch va.n de jonge en'tmpul
sievten.
9)
eie lagen waren voorbij gegaan en Pharao
en zijn hovelingen waren vergaderd in den mach
tigen tempel van Karnak.*
AJchnaton zat op zijn troon en hij brulde toen
een ein-delooze stroom vati geschenken werd op
gestapeld aan den voet van het altaar van god
Aten.
„Ziet!" riep hij uit, „het is, zooals Aton het
gewenscht heeft. Het beeld van Aton is opgericht
waar eens de valscbe god gestaan heeft, Amon
is weg en zelfs zijn tempel en al zijn glorie
glinsteren in de zon voor Aton. Doch het grootste
offer zal hier, in ons midden, worden gebracht
door mijn soldaten, die Rah Neb en den jongeling
opsporenin de woestijn. Straks zal de hooge-
priester met zijn beschermeling voor het laatst
iu dezen tempel aanwezig zijn. Voor het laatst
zullen zij gaan onder de pilaren van den tempel
van Karnak! O Egypte, Aton is tevreden!"
Aan den voel van het nieuw opgerichte altaar
stond Sa kei, die met een glimlach van volmaakte
tevredenheid de offers in ontvangst nam. Achter
den troon van Pharao stond Hiljah en hij knikte
bemoedigend naarHerota, de koningin, dlie op
haar groote kussens had plaats genomen aan de
rechterzijde van den koning.
Maar de vorstin, ofschoon uiterlijk kalm, was
in groote ongerustheid. Rana, die juist dien mor
gen was teruggekeerd van haar waarschuwings-
tocht in de woestijn, stond naast haai- moeder,
met in haar oogen een zweem van droefheid.
Herota was bevreesd, on waar het haar niet mo
gelijk was nog langer de vreeselijlke jubelkreten
van den koning aan te hooren, wendde zij zich
tot baar dochter en smeekte haar dog eenmaal
het nieuws te willen herhalen, dat zij had mee
gebracht van Rah Neb en den jongen.
„Fluister, miju kind, maar vertel mij nog één
keer. dat je er zeker van bent. Weet je het wer
kelijk heel goed, dat de soldpten zullen terugkee-
reu met leege handen?"
Rana knikte.
t „Ja, koninklijke moeder, gij kunt er staat op
maken, Rah Neb en zijn knaap komen wel naar
hier, doch niet als gevangenen van Pharao's sol-
dalen. Een reiziger uit het Noorden, wiens hart
nog toebehoort aan god Amon, heeft hen zijn
hulp aangeboden en met hem trekken zij thans
voort. Rah Neb zal niet falen, moeder; hij smeek
te inii, u te zeggen, dat het nog slechts enkele
dagen duren kan eer Pharao overwonnen zal zijn."
Herota keerde zich om met een bleeken glim
lach op haar schoon gelaat en wederom liet zij
haar oogen dwalen over het tooneel voor haar.
Kkhnaton, vermoeid van zijn gejuich, was te
ruggezonken in zij-n stoel en wenkte haar nad'er-
bij te komeu.
„Is het niet schoon, Herota, onze triomfen zóó
volmaakt te zien plaats vinden?"
Herota was steeds een bekwame comedian te
en ook thans schoot haar talent niet te kort; zij
scheen overstelpt van geluk en haar oógen leken
in aanbidding den koning gade te slaan.
„Gij zijl een machtig koning, o Egypte," sprak
zij welbedacht, „werkelijk, Aton .is de gocl van
Egypte!"
Met een knik van tevredenheid koerde de Pha
rao zich snel tot den minister.
„Hiljah, hoor ik daar niet het getrappel van
paardenhoeven? Daar staat een officier van mijn
leger bij den: ingang. Haast u naar hem toe, want
ik verlang, dat de. gevangenen onmiddellijk voor
mij zullen worden gebracht. Dit. offer moet spoe
dig gebracht worden!"
Met een diepe buiging verdween Hiljah naar
den ge harnas ten strijder 'biji. de poort van het
pal-gis en gedurende enkele oogenblikken waren
zij in ernstig gesprek. Dan ging Hiljah aarzelend'
terug naar den troon.
„O koninklijke meester," begon hij onzeker,
„ik ben bevreesd, dat het nieuws, hetwelk un»
soldaten brengen, niet goed is."
- Pharao stond op, als een reus boven den nede-
rigen Nubiër en fronste het voorhoofd.
„Wat bedoelt gij? Is er een van de. twee ont
snapt
„Zij.zij zij zijn beiden ontsnapt!ant
woordde Hiljah met een poging om den koning
tot kalmte te brengen, welke vergeefsch was.
Bevend van woede smeet de Pharao zijn minister
ter zijde en zich omwendend tot die hovelingen,
hief hij de iianiden omhoog.
„Staat!" dreunde zijn stem. „Luister naar, wat
ik u zeg! Het nieuws is gekomen, mijn volk en
zij, die het brachten, zullen weten, wat de -wraak
van een Pharao is voor hen, die falen in hun
werk... Hel nieuws is gekomen, d'at Rah Neb
en de knaap wederom zijn ontsnapt! Wederom
zijn de schuldigen ons ontglipt, wederom heeft
de woestijn hen kunnen redden van de wraak der
wet!"
Als beto'overd bleef plotseling de geheele iem-
pel in groot stilzwijgen. De aanbidders van Aton
stonden in verbazing en alleen de koningin en
haar beminde dochter voelden een schok van be
vrijding dooi' haar harten trillen bij het hooren
van dit groote nieuws.
Pharao was de slaaf van zijn angst en zijn
oogen vlamden met het vuur van vernederde
waardigheid.
„Er zijn er onder de muren van dezen tempel....
in de kerkers van mijn paleis.... wier levens ik
gespaand' heb, ofschoon hun harben toebehoioren
aan den verdreven, valsehen god... zij zullen on
middellijk voor mij worden gebracht en hun
bloed' zal vloeien op het altaar van Aton! Hoor
mij-, mijn valk, hoor mij en gehoorzaam! Allen
die in dezen tempel vereenigd zijn, zullen knie
len op dit oogenblik voor het beeld van Aton!"
Langzaam zonken de honderden neer op hun
knieën, bij het hooreD van Pharao's bevel, eu
net scheen alsof zij wilde weigeren, maar toen
Herota verbleekte, de vlammende blik van Pha-
rao.op haar werd gericht,, zonk pok zij met een
diepen zucht neer van haar rustbank en deed in
ootmoed een knieval voor het afgodsbeeld....
Dan dwaalden de oogen van den koning over
de verzamelde menigte. Iedereen lag geknield),
iedereen had net hoofd gebogen.
Hij keerde zich om en keek naar de weinige
uitverkorenen, die rond zijn troon hadden ge
staan. Er w is er een die geweigerd had te knie
len!
Kaarsrecht staande, een vlammend licht in haar
oogen, bleef Rana ongebogen voor den god. Haar
blik ontmoette dien van haai- vader met onmis
kenbare zekerheid. Haar wapgen waren doods
bleek en haar lippen beefden, maar zij aarzelde
niet.
„Dit, eene zal ik nooit kunnen doen, o mijn
koninklijken vader. Mijn, god is Amon, de godi
van Egypte en voor hem alleen zal ik neer-
knielen in aanbidding!"
Pharao had haar aangestaard, alsof hij betoo-
verd was door den moed) van het meisje en zijn
woede ging langzaam over tot een koud sarcas
me, dat een wraaK voorspelde, welke te groot
was, om in woorden te .kunnen zeggen.
„Z<x>!" kreet hij uit. ..Een van mijn dochters
had den graaf zoo hartelijk lief en had hij maar
naar haar geluisterd, dan zou hem, noch
iemand der zijinen eenig leed wedervaren zijn;
maar hij moest en zou Hector vandaag berij
den."'
Jocelyn was teveel vervuld met de gewich-
tige verandering in zijp. lot, om aan den bek'.a-
genswaardigen toestand, waarin de gravin ver
keerde, te kunnen döniken. „Niemand moet
.weten, dat ik in deze oogenbliklcani "hier ge
ben, Humphrey", zeide hiji, „en nog
minder moet iemand ooit weten, dat ik laag
genoeg gevallen was, om lid van eelti rondrei-
zenden kermistroep te worden. Ik ga onmid
dellijk de h-eeren Peck en Featherby spreken,
die dc praktizijns en de zaakwaarnemers va»
de graven van Haughton zijb. Zij kenden mijn
vader zeer goed, en hebben mij| als knaap ook
zeer goed gekend. Onder hunne berusting be
vindt zich mijns vaders trouw- en mijn géboor-
te-act? 'en alle verdere papieren, die noodig
zijn om mijn aanspraken te do-en gelden."
Morgenochtend met den eersten trein ga
ik dus naar Londen, maar ik kaïn den kleinen
George niet medenelmen. Wilt gij hem tan
uwent brengen, Humphrey, en gedurende mij[n
afwezigheid zorg voor hem dragen? De vrouw
van Cadgers verpleegt hem trouwhartig ge
noeg en ik hoop mij. daarvoor erkentelijk te
betoonen. Maar thans wil ik het kind liefst
niet meer bij den troep laten."
„Goed, sir, gaarne", antwoordde deze. ..maar
hebt ge geen geld noodig?"
„Gisteten weigerde ik uw aanbod, beste
Humphrey", hernam Jocelyn „maar thans
zoudt ge mij met een paar souvereinen een
grooten dienst bewijzen."
,tk dacht wel," zeide Humphrey, een lede
ren beurs voor den dag halende, „dat gij op
dit oogenblik behoefte aan geld zoudt hebben.
en stak dus mijn spaarpenningen bij mij. Hier
zijn er drie, sir."
De graaf en zijn voedsterbroeder naderden
I thans weder het kermisplein. Hier verkeerde
nagenoeg alles in rust, want het was reeds
na middernacht. Slechts enkele wandelaars trof
men nog tusschen de kramen en voor de spel
len aan, maar de voorzijde van den circus was
reeds gesloten. Toen zij dicht bij de achterdeur
der tent gekomen waren, zagen zij een forsche
rijzige gestalte naderen, in welke de graaf ter
stond den clown herkende.
„Waar is de kleine?" vroeg hij op den toon
van ontsteltenis aan Jocelyn.
Welke kleine?"
„Wel, de kleine George."
„Waar George is? Ligt hij dan niet op zijn
bedje", vroeg Jooelyn verschrikt.
„Wij zien hem nergens. Juffrouw Cadgers
wiide hem zoo eyen met 'de beide andere jon
gens te bed leggen, maar zij kon het kind niet
vinden. Ik zeilde haar, dat gij uitgegaan waart
en George waarschijnlijk had medegenomen."
„Neen," riep Jocelyn uit, „toen ik uitging
iag het kind gerust te slapen. Het zal in mij|n
afwezigheid wakker geworden zijn en de ker
mis rondgegaan zijn om maar de andere spélen
te kijken. Als wij met ons drieën naar hem zoe
ken, zullen wij hem zeker spoedig vinden. Volgt
gij dezen weg Wolterschocker. Wij zullen een
andere richting nemen."
„Goed", antwoordde de clown. „Terwijl gij
uit waart is hier een vrouw naar u komen vra
gen."
„Een vrouw zei Jocelyn, opnieuw wer-
ïchrikl. „Een vrouw, die naar mij kwam vra
gen?"
„Ja. Zij scheen zeer naar u te verlangen;"
„Vroeg zij naar mij, naar Jarvis??"
„Neen," antwoordde de clown, hem aan
durft ré weigeren? Denk wel, mijn kind! Weet,
wat gij dcet aleer gij uzelven zeker verklaart
van uw geloof! Dé straf van ongehoorzaamheid.,
die straf... dat is., de dood!'
Rana knikte zwijgend.
„Ik weet het, vader!"
.«En gij houdt vast aan .uw god, terwijl gij
dit weet?"
„Amon is mijn god. Hem alleen zal ik aan
bidden."
„Zeifs M inneer er ren doodstraf op staat, mijn
dochter?'
„Zelfs wanneer hot de. dood beteekenti De
grootste 'macht van Egypte kan de verering
voor Amon niet verjagen uit mijn hart!"'
Pharao staarde haar aan en terwijl zij-h trek
ken zich vei'strakteu, keerde hij zich eindelijk
tot den grijnzcuden Hiljah.
„Dan zo1 her. Je dood zijn, minister! Mijn
dochter zal. levend worden verbrand!"
ZESDE HOOFDSTUK.
Üp kleinen afstand van den tempel van Kar
nak was een zeer gewoon uitziend logemenl
dat la eenige gelegenheid voor vreemdelingen
was, om in deze streek onderdak te verkrijgen,
ledereen kwam er, de vreemdelingen uit verre
streken van Egypte vonden er steeds ©en goede
ontvangst; de geneimzinnige reiziger, wiens za
ken alker, aan hem zelf bekend waren, kon ©r
rusten zonder het ongemak, inlichtingen omtrent
zijn herkomst ie moeten verschaffen of vragen
te beantwoordèn, welke hem niet. aangenaam
waren.
Het wa. een algemeen bekende plaats, dit
„logement Sampi hetwelk genoemd was naar
de bekendp waarzegster, wier persoon en ver
blijfplaats alom werden besproken. Het was mis
schien een veelzeggend t-eeken, dat op zekernn dag
twee geheimzinnige vreemdelingen uit de woes
tijn in dit logement zouden aankomen... oen oude
man en zijn zoon, die vader hielp bij zijn werk
als timmerman. Veelzeggend, was dit, omdat de
oude man niemand anders was, dan Rah Neb,
hoogepriester van god Amon en de jongen nie
mand anders was, dan Rah Nebs beschermeling,
voor wien de oude priester een toekomst als h®er-
schier over Egypte had voorspeld.
Onopgemerkt kwamen zij binnen door de open
staande deur, welk» een zee van zonlicht door
liet.
Verschillende mannen, die 'rond een tafel za
ten, keken even op, doch bepaalden spoedig hun
aandacht weer op iets anders,-toen zij bemerkten
dat er «iets buitengewoons aan de binnenkomen
den was.
De eigenaar van het logement kwam echter
haastig naar voren om het paar te begroeten. Met
een glimlach', die verwekt moest zijn door de ge
dachte, dat hij wellicht goede klanten krijgen
zou: hij heette Gahinius, een gebogen, stumpe
rige man wiens hardvochtige natuur slechts dib-
delijk naar voren kwam, als ©en zijner gasten ii;
gebrek bleef te betalen. Als men hem echter
promp't betaalde, was er geen beleefder gastheer,
dan hij, aangezien hij blind was voor alles, wat
ihen niet wenschti te laten zien.
Met een soort van teleurstelling bemerkte hij,
dat de nieuwe gasten er geenszins weelderig uit
zagen. Het kleed van den ouden man was bijna
te slecht om nog gedragen te worden, terwijl het
grauwe hemd van den jongen op vele plaatsen
was gescheurd. Gabinius was -dan ook niet over
beleefd, hij was hoffelijk zonder meer. Met eeu
kleine buiging trad hij op Rah Neb toe en vroeg
wat de gasten wenschten.
„Een slaapplaats," antwoordde Rah Neb op
flauwen toon. „Twee eenvoudige legersteden, wiaar
wij dezeu nacht onze vermoeide Leden kunnen
uitstrekken, wanneer ons werk hier is afgeloo-
pen en verder twee stevige maaltijden, liefst zoo
spoedig mogelijk." t
Gabiniu; knikte.
(Wordt vervolgd*.
dachtig gadeslaande, „maar naar een schilder
die Jocelyn heette, doch naar de beschrijving,
die zij van den man gaf, welkein zij zocht,
bedoelde zij niemand anders dan1 u."
„Jocelyn Gilbert?"
„Ja, Gilbert."
..Was het een jonge vrouw met zwarte
oogen en zwart haar?"
„Ja."
.„Meldde zij zich aan, voor het kind vermist
werd. of na dien tijd??"
..Omstreeks tien minuten van te voren. Zij
zeide te willen wachten, tot gij: terug waart.
'Ik liet haar daarop binnen, en zette een stoel
voor haar neer. Maar toen ik, na Cadgers bij
het uitdoen der lichten geholpen te hebban,
terugkwam, was zij wég."
,.Eri mijn kind ook?" kreet Jocelyn.
„Ja, wij misten het tenminste 'na dien tijd."
„Nu is mij alles duidelijk" riep Jooelyn. „Het
kind is gestolenmijin jongen is gestolen
door
„Door wien, sir?" vroeg Humphrey, toen
Jocelyn eensklaps zweeg.
„Door de eerste vijandin, die hij heeft. Wel
aan, Humphrey, spoedig, gij dezen weg uit,
en gij Wolterschocker, den anderen kant" riep
Jocelyn. „Zij kan nog niet' ver zijn met het
kind 'en als wij dus ieder een verschillenden
weg gaan, moeten wij haar vinden. Gij kunt
ha-ar gemakkelijk herkennen, Humphrey. Een
vrouw met een zwart uitzicht en van middelbare
lengte. Ik smeek u, doe uw "begt. Rekem op
mijne erkentelijkheid.
De drie mannen begaven zich terstond op
weg. Zij doorkruisten zoowel het kermisplein,
als den omtrek daarvan, en vervolgd-en daar
op hunne nasporing in hef stadje, maar alles
tevergeefs. Wordt vervolgd.