DE KUS MN PHARAO. VERSCHEIDENHEID M- 'M i 8) Het was een groote bal vol prachtige kleuren en weelderig ingericht. Doch er was slechts één menseh aanwezig, om al dat schoons te zien.... een man... 1 Hij zat op een troon, 'den koningsmantel om de schouders, zijn handen rustend op de knieën en de vingers versierd met stralende juweelen. Zijn hoofd was licht gebogen onder het gewicht van een kroon. Zijn gelaatstrekken schenen een droevig verhaal te vertellen van wilde ongebon denheid. Zijn lippen yaren stijf opeen geklemd en nu en dan trilden zijn neusvleugels zenuwachtig. Maar zijn oogen.... Daarin lag verscholen de smart van vele, vele jaren, .laren van dweperij, wreedheid en ondeugd en heerschzueht... .laren, welke gekenmerkt waren door een triestig noodlot; welKe de macht had den doen overwinnen boven hpt vorstand en welke de ziel tot vertwijfeling hadden gebracht. Pharao! „Ja, hij is het!" sprak een mokkende stom, welke nergens vandaan kwam en overging in een woest lachen.... „ja, hij is het en niemand anders» die tot zoover gekomen is. Uw hof is verlaten. Uw onderdanen zijn zij, die van uw eigen wijn geproefd hebben en met u tot hier gekomen zijn! O, Akhnaton, gij koning! Hoe.... denkt gij, dat er nog een druppel bloed in uw aderen is, één druppel koninklijk bloed, die niet tot bitter heid vergald Is sedert gij dit gedaan hebt „Wat gedaan?" De lippen van den monarch beefden. Hij schoof ongemakkelijk heen en weer op zijn troon en de nagels van zijn vingers dron gen diep in zijn ha-ndpalipen. „Wat heb ik ge daan?" En de stem antwoordde op een toon van be schuldiging, welke Akhnaton deed krimpen op zijn stoel. „Voor het heil van Egypte hebt gij slecht gehandeld! Voor het kwaad hebt gij ailes gedaan! Voor Aton... een schepping van uw verdwaas den geest, hebi. gij alle dingen gedaan. Pharao. Gij hebt het kwaad gezaaid van opstand, kiekte en rampspoed. Gij opendet de deuren van tiw ko ninkrijk voor al het kwaad, dat op de wereld be stond. En nu, onder aen la-st van uw vernielzucht, zult gijzelf den prijs betalen vóór al uw misda den en gij zelf zult vernederd en verslagen liggen voor bet altaar van Egypte s god. De vorst gTomde van woede en angst. „Wat zegt gij? Wat? Ben ik niet... niet een Pharao? Aton! Aton! Bedt mij van mijn bela gers! Heb ik u niet trouw gediend, -heb ik niet geofferi..." Doch de mokkende stem herklonk, thans met een hoonend lachen en echode door de groote hal van het paleis. Dan sprak zij weer de laatste woorden vol grimmige beschuldiging. „Blijf! Uw schreeuwen is nutteloos. Uw beden worden niet verhoord! Gij, die koninkrijken over wonnen hebt, bestrijdt thans uw overwinnaar!" De gordijoen a.an de zijkanten van de hal scho ven uiteen, een kreet weerklonk en e«i jongeling verscheen. Hij droeg een zwaard in de hand' en snelde daarmede dte treden van den troon op, waarop hij het blinkende staal in het hart van den Pharao priemde. Maar er vloeide geen bloed. De koning stond op, hief de handen ten hemel en zonk levenloos neer op den marmeren vloer... Wacht! In de grot van Sampi was de jongen van zijn plaats opgerezen en op hetzelfde oogenblik, dat hij zijn uitroep slaakte, verdween het heerlijke schilderij en er was niets meer te zien dan de zwarte muur. Toet-Toet was aan een hevige ont roering ten prooi en hij wendide zich niet tot Sampi, maar tot. den ouden grijzep Bah Neb. „Vader, wat beteekent dit?" De hoogepriester glimlachte rustig. „Sampi heeft slechts de toekomst voor ons ont sluierd, mijn zoon!" „Maar dat zwaapd, waarmede Pharao gedood werd, bevond zich in mijn hand!" Langzaam knikte de priester. „Het is, zooals ik u heb gezegd, mijn zoon." De lippen van den jongen trilden, zijn oogen brandden, zijn slem kionk wonderlijk kalm: „Hei is dus voor mij... wijn taaV.. jJDai is het," stemde 'Bah Neb toe op forse hen toon en de jongen keerde zich naar dyn uitgang van de grot. Hij was op het "punt de "woestijn in te t?ökken, toen hij uit de verte het géïrappef^an paartenhoeven 'hoorde en het kraken van een woestijn-wagentje. Bah Neb stond 'op, zijn gelaat verbleekte en hij staarde naar Sampi. Wie komt daar? Zou het.... Maar eer hij kon uitspreken, was het wagentje genaderd tot voor de grot en een beeldschoon meisje slapte er uit. Zonder aarzelen trad zij onmiddellijk naar binnen, waar Bah Neb vol achting boog, toen hij haar slanke figuur zag. De jongen was intusschen een paar schreden achteruil gegaan. Wie was zij.', dit meisje? In heel zijn leven had hij nog nooit een vrouw gezien van zulk een verrassende schoonheid en gratie. In haar zwarte oogen weerspiegelde het vertrou wen van een geheele wereld. Haar lippen ware» als rozen zoo rein en schoon. Welke koningin was liet, die tot deze plaats was doorgedrongen in de heilige stilte van de woestijn? Maar terwijl de jongen zwijgend in bewonde ring stond, voelde het meisje in haar binnenste ook een geheime ontroering. Zij voelde zijn blik ken op zich gevestigd en trad langzaam op hem toe met een glimlach om haar rozenmond. Jij, jij bent hel, die Voor zij kon uitspreken, was Bah Neb haar genaderd en nu het meisje hem herkende, zonk zij oj) haar knieën en kuste den zoom van zijn heilig Kleed. „Vader! Het maakt mij gelukkig te zien, dat gij nog in veiligheid zijt. Ik ben in groote haast van het paleis gekomen. Pharao Akhnaton heeft ontdekt, dat gij hier vertoeft en zijn soldaten zijn op weg naar hier 0111 u en uw beschermeling j gevangen te nemen. Mijn moe derfde koningin, heeft mij geboden u te willen waarschuwen en te zorgen, lat zij wist, waarheen gij gaat. j Bah Neb scheen in het geheel.niet verrast. Hij j trok zich even terug en dacht ernstig na. Bana j stond op. en keerde zich wederom lot den jon- gen man. Deze scheen een weinig zenuwachtig door haar vriendelijkheid en de openhartige ver eering in haar oogen verontrustte hem. Ik heb je gezien, sprak zij zacht, en ik heb met eg esjpeeld, als kind. Kun je je niet herinne ren, dat wij, als kinderen, vriendschap hadden gesloten.... laag voor jé zoo'n groote man was?" „Toet-Toet knikte eenvoudig. „IT... u.bent... Bana, de dochter van ko ningin Herota?" „juist, die ben ik. Kom, laat ons Vader Bah Neb in gedachten laten. Er is nog wel even tijd eer gij moet vertrekken. Men zeidie, dat de soJ- daten van Pharao niet voor het vallen van den avond van het paleis zouden vertrekken. Wanneer dat zoo is, dan hebben wij nog uren den tijd1, want zij reizen lang zoo vlug niet, als mijn woes tijnrijtuigje. Vader, en zij keerde zich tot den ouden hoogepriester, zoudt ge niet liever even alleen willen zijn?" Bah Neb glimlachte. „Ik hoor. mijn kind, en begrijp. Ga een oogen blik samen uit en ik hoop, dat gij zult mogen vinden, wat Amon voor u heeft weggelegd! Bana was verwonderd. „Wat bedoelt gij, vader? Wat spraakt gij van vinden." Maar de oude hoogepriester schudde het hoofd, met een zacht licht in zijn oogen en antwoordde verder niet. De jongcu nam Bana's hand en leidde haar naar buiten in de koelte van den ochtend. En samen dwaalden zij over de goudlen velden naar de oneindigheid van den horizon, ver van Sampi s grot, waar schimmige raadsels leefden in elke schaduw. Hel was avond, toen zij terugkeerden en op korten afstand van de grot bleven zij staan, kij kend in elkanders oogen. „.jij zult mijn koningin zijn, sprak de jongen en je zult niets dan geluk vinden in de wereld) en liefde in mijn hart, Bana. Voor jou zal ik koning en minnaar zijn en voor mij zul jij vorstin en geliefde worden. Is het niet zoo?' Met een kleur op de wangen lachte Bana hem toe en liet antwoord in haar oogqi was slechts voor den jongen alleen te begrijpen. „Het is, zooals ge zegt, liefste. Je zult ."en koning onder de koningen zijn en een heersclner over geheel Egypte. Je glorie zal overal bekend worden, waar mannen van karakter wonen, en ia soepter zal zwaaien voor wijsheid en recht. Voor mij zul je grooter dan de grootste zijn en ik zal je liefhebben, mijn jóngen, zooals nog nooit een vrouw beeft ■liefgehad.... „En gij weet, dat het voor het heil van Egypte is, 'dat ik mij op moet werken tot zulk een Imo gen rang? Weet gij, dat ik koning van ons land zal worden? Inderdaad, Bana?" „Het is waar, liefste, omdat Amon heeft voor zegd, dat er zoo iets moest gebeuren. Ziet, gij zijt reeds heerscher over mijn hart! Nog korten tijd en gij zult bok uw plaats moeten innemen op den troon van Egypte!" „En gij, mijn koningin, wilt gij met mij regee ren tot heil van het volk?" „Ja, zoo zeker, als ik je liefheb, fluisterde zij, en haar armen strengelden zich om zijn hals, zoodat liefde plots regeerde over hun stemmen en in hun harten en hen zwijgend deerl droomen onder den purperen gloed der woestijn... Hunne lippen vonden elkander in een "kus van ontroe ring, overgave, wederzijdsche genegenheid t en groote, overbruisehemde gelukzaligheid. .(Wordt, vervolgd). Het is zeer waarschijnlijk, dat de man, wiens naam den laatsten tijd het meest door de inwoners der beschaafde wereld genoemd wordt, is: Char lie Chaplin. Zijn eehtscheidiingsproces met alles, wat daaraan vastzit wordt door een ieder met de grootste belangstelling gevolgd en de vraag: zal zijn vrouw de hand kunnen leggen op het leeu wendeel van zijn vermogen? wordt in gedachten zoowei als in woorden door vrijwel iederen be wonderaar van dezen, werkelijk grooten film- artist gesteld. Het leven van Chaplin ten minste het huwelijksleven heeft wel eigen aardige perioden en situaties gekend, doch het zou wel een beetje heel erg zijn, indien hij door zijn laatste huwelijk, of liever door de ontbinding' daarvan, zijn geheele vermogen zou moeten ver liezen. Het feit, da.t Charlie steeds Engelschman gebleven is, geeft hem, naar men zegt, pij de «enigszins eigenaardige wetten, die er in de Ver- eenigde Staten van Amerika heerscben, weinig kans om aan de door zijn vrouw gestelde eisohen te ontsnappen". Wat er van zij het pleit is nog niét beslecht, hoewol mevr. Chaplin reeds een behoorlijke maandelijkse he toelage gegaran deerd heeft weten te krijgen. Wie zou er ooit gedacht hebben, dat. in zijn eigen leven de film „The Gold Rush" op venijnige en kwaadaardige manier gespeeld zou worden? Een meteoroloog beweert, dat de weersgesteld heid in Holland en Engeland totaal anders zou zijn, indien Groenland vlak was. "Ongelukkig is er nog niemand gevonden, die het wefkje. aariVr steden wil. De ooreii lieen en weer bewegen wordt thans rangeradeu als een schoonheidsmiddel. Dat is, op de eerste plaats, eens een sehnonheidsmiddid, dat geen geld kost -- wij zouden haast zeggen „eindelijn iets nieuws onder de zon'. Voor hen (of haar) echter, die het succes', dat zij er van zbuden verwachten niet bereiken, kunnen wij dit middel aanbevelen in alle gevallen, waarin kop telefoons van de radio een beetje stijf op de ooren gaan drukken. Kinderrubriek. Av. EEN UITGEBREIDE FAMILIE. De heer Reuben Elaud, Robersonville, in Ame rika, afgebeeld met een achttiental zijner kinde ren. Ongelukkig' waren de andere zestien niet thuis; hij heeft er namelijk 34 alle uit één huwelijk. Inderdaad een recorfl'-aantal Bezoeker van den dierentuin: „Deze rhinoee- res is zeker een mannetje Bewaker: „O neen, mijnheer, die schoone geslacht." DIE HAD EEN GOEDEN NAAM! Jongen: (bij den slager). „Mag ik voor drie centen biefstuk?" Slager: „Drie centen biefstuk? Nou, daar zul je ook niet vet van worden." .Jongen: ,,'tls ook niet, om op te eten, 't moet dienen als scharnieren aan mijn konijnenhok. het BOB EN MOP IN DROOMLAND. „0, laten wij ons haasten," fluisterde Mop. „misschien is het een slechte droom, die daar aankomt." „Ik probeer het al, hijgde Bob; „maar het schijnt, dat wij vreeselij-k langzaam vooruit ko men.' De kinderen liepen zoo hard zij konden, maar zij kwamen bijna niet vooruit en de vreemde voet stappen haalden hen spoedig in. Plotseling, bij een kromming van den weg, kwam ©en heel raar, klein mannetje op hen toe. Zijn grappige, ronde eezicht was gerimpeld, zijn jas had hij ten binnenste buiten aan, zijn schoenen hingen aan de veters om zijn hals en zijn voeten waren in een paar rood en zwart gestreepte zokken gestoken. Grommend en mopperend naderde hij de kinde ren. „Zoo, zijn jullie daar," riep hij uit. „Jullie hebt mij er aardig' van laten lusten! Waar is An- nemarié (Wordt vervolgd.) DANSEN! DANSEN! Hierboven de historische Sophia-Moskee in Con- stantinopel, een meesterwerk van architectuur. Deze Moskee werd eenige dagen geleden aange kocht door een (natuurlijk Amerikaansche) on derneming, -die haar zal laten inrichten tot dans paleis. Waar gaat het heen? Verscheidenheid De leze,', ongeduldig! „Emelie, ik dacht, dad ik je gevraagd had de radio uit te schakelen. Daar begint die afschuwelijke opera-ster weer!" Mevrouw: „Nu, ik wensch geen onaangenaam heden meer met je te hebben." Keukenprinses: „Nou. mevrouw, daar ben ik voor te vinden, maar laat me dan ook geen klach ten meer van u te hooren krijgen." DAT ZOU WEL ZOO MAKKELIJK ZIJN. Vrouw: „Ik wou, dat je een beetje moer naar voren ging zitten, Piet, dan kon je meteen de kachel oppoken." Hier in ons land kennen wij revue's. Ieder jaar komt de heer Ter Hall met iets moois op het gebied van toiletten, grappen en ensceneering. Nog een ander gezelschap brengt zoo nu en dan eert revue doch wij kennen niet 'de revue-rage zooals die in het buitenland hoerscht. Daar wor den in revue's allerlei nieuwe liedje» gelanceerd, die soms in minder dan geen tijd: een geheele wereld veroveren zij het: voor korten tijd. Het spreekt vanzelf, dat al wordt zoon „mop po- pulari, het product qua musikade waarde lang niet aitijd op het eerste plan staat. Intusséhien zijn er schrijvers van revuemuziek, die op dit gebied werkelijk buitengewone dingen prestoeren. I)e meerderheid echter flanst liet ©en of ander in elkaar, dat in de meeste gevallen den toets der Kritiek niet kan doorstaan. Een collega in het. buitenland, die vernomen had, dat één van die H.H. revue-muziek-sehrijvers tloof was, vond dit dan ook een reuzenbof voot den man immers, hij behoefde zijn eigen muziek niet. to hooren. Hetgeen lang niet kwaad opgemerkt was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1927 | | pagina 6