Geïllustreerd Bijvoegsel Nieuwe LanpeJiiker Courant Meisjes DE KUS VAN PHARAGL VOORHEEN EN THANS. Een Amerikaarisch schoolopziener uit het dis trict Los Angelos besluit zijn rapport met de vraag: .Waarom cigenlijjk veronderstellen wij telkens weer, dat de meisjes van tegenwoordig minder goede eigenschappen voor het komende moederschap bezitten, dan de meisjes uit de vorige generaties, waaruit dus haar moeders zijin voortgekomen?" En inderdaad! Waarom? Als het gevit en geklaag over het tegenwoordige meisje, werd. een dertig jaar geleden ook gehoord, toen het ging over haar moeder. Het feit dat zij, kortere* rokken draagt en het haar geknipt is toch heti ergste niet. De meisjes van vijftien en zestien jaar weten al niet beter meer of het is altij|d zoo geweest, want de vorige mode herinneren} zij zich niet. Onze meisjes dragen wel minder kferen dan vroeger haar moeders, maar toch- zijn zij dikwijls in menig opzicht sterker en gezonder. Zij doen veel meer aan sport en zijn liefst geheele dagen buiten, maar heeft juist dit niet veelal prachtige resultaten. Wij kunnen ook niet vinden, dat het meisje van tegenwoordig minder voor het moederschap geschikt zou zijn dan destijds haar moeder, integendeel! Er is voor een meisje dat in een automobiel, rijdt niet meer gevaar te duchten, dan vroeger voor haar moeder toen die in het hooge sjeesje zat. Natuurlijk, overspanning en laat naar bed gaan zijn slecht voor iedereen en als oen jong meisje dat niet bedenkt zal zij hare gezondheid en lichaamskracht spoedig zien verminderen. Maar als wij al dè goede en slechte hoeda-, nighedon van onze hedeiadaagsche meisjes eens bij elkaar beschouwen, dan kunnen wij niet vinnen, dat zij; minder gevoelig of minder, vrouwelijk zijn dan destijds hare moeders. Wij: hebben gelukkig nog een goed vertrouwen in, d< toekomst. Nimmer was zij' in beter handen. Deugd is niet altijd het gevolg van onwetendheid en de deugd welke voorkomt uit kennis is heel wat beter en gezonder. Het feit dat de meisjes- Van heden meer weten dan vroeger hare moe- ders, moet haar in het maatschappelijke leven van groot nut zijp-. Althans kan het haar niet hinderen. Tegenwoordig is het meisje bestemd om niet alleen de gezellin van den man te zijn, maari ook zijn gelijke en in geen geval zijl slavin,, zooals het vroeger in de ongunstige gevallen of zijn speelgoed in de ongunstigste gevalle1.!) was. Hiet meisje van nu staat in een heel andere positie dan vroeger en dit mogen wij nooit ver geten. Er wordt heel wat anders van haar! verlangd. i Zoover wij. het kunnen beoordeelen, zijn onze1 meisjes gezonder, veel meer ontwikkeld en be-» tere gezellinnen voor de mannen dan hare moe ders ooit geweest zijm. -18) In het kamp van Toet-Ankh-Amen's solda ten sliepen de strijders in welverdiende rust. Alleen? Neen! Er waren twee menschen, die niet slapen konden. Zij stonden samen op een goudgelen heuvel westelijk van het kamp, op FEUILLETON Nacht en Mopgen 64) Des avonds had hij opnieuw een gesprek met den heer Daphney over zijn vervoering, naar de Abdij. ,,Ik voel," zei hij, „dat ik niet tot rust zal komen vóór dat ik mij in mijn eigen huis ea' in mijn eigen bed bevind. Laat mij dus zoo spoedig mogelijk daarheen vervoeren." ..Gij moet in elk geval geduld oefenen, tot dat het; eerste verband gelicht is," antwoord de do geneesheer. ,,Als uw toestand het dan niet verbiedt, zal aan uw wensch voldaan wow den. Gaarne zal ik dan in persoon naar Mau- desley Abbey overbrengen." „Wanneer kan het verband worden gelicht?" „Op zijn vroegst over drie weken." „Neen, mijnheer Daphney, ik moet eerder thuis zijn. Vervoer mij, bid ik u, vóór het lichten van het verband met rijtuig of miel den spoortrein, desnoods met een extra-treil als gij dit noodig oordeelt; maar mauk, dat ik, mij zoo spoedig mogelijk weder in mijne eigen slaapkamer bevind." „Wij zullen zien," antwoordde de arts op sussende toon. De toestand van den heer Walter bleef zoo gunstig, dat de heer Daphney, voor dsn ge- durigen aandrang van zijn patiëent zwichten de, hem na verloop van veertien dagen, en dus nog vóór het lichten van het verband, naar de Abdij overgebracht. Met de meeste be hoedzaamheid werd de lijder naar het - sta tion te Banbury vervoerd, en daar in een op zettelijk voor hem ingericht vak van een wa gen der eerste klasse geplaatst, terwijl aan korten afstand van die slapende mannen en, staarden over het veld met de tallooze lijken, die er uitgestrekt lagen... Zoo ver, dat geen mensch schatten kon .hoever, het was. En dichtbij, op het- veld der dooden, iag een tervend diers... een olifant; zijn. groote kop bedekt met bloe.i en zand, zijn romp ver sierd met koorden van zilverdraad, dat somben glansde in het licht der maan. hn voor welken prijs... zuchtte de konmg, terwijl hij Rana aan zijn borst drukte, voor zulk een prijs is de naam van Almon gehand - haafd, de glorie van Egypte verzekerd... en... ons geluk gekocht... ons geluk... Want het waren Rana en Toet-Ankh-Amen, die in dien stillen nacht op den heuvel ston den met aan hun voeten hét slapende leger, en verder voor hen het veld der dooden... Toet-Ankh-Amen omhelsde zijn koningin. Dan keek hij weer naar het bloedige veld en wilde iets zeggen... maar hij kon het niet, want het aanzicht van al die lijken ontroerde hem' en zijne oogen vulden zich met tranen... TWAALFDE HOOFDSTUK. Op den dag dat Toet-Ankh-Amen en Rana, in het huwelijk traden, weerklonken in Thebes de jubelkreten van het volk en zij klonken door tot over het gouden zand der woestijn, waar zij de ooren troffen van eenzame reizigers, die in verrukking luisterden en geboeid bleven' staren naar de machtige staid van Egypte. De tempel van Karaak geleek een kostbaar en' kleurig - schilderij; van zulk een wonderlijke schoonheid, dat de pen eens schrijvers niet in staat kan zij|n het te beschrijven. Een. glim lach van geluk was om de lippen van een ieder, die dien dag door de straten ging en in visioen van eeuwige glorie glansden de namén van Toet-Ankh-Amen en Rana, wier moed den ko ninklijken adel van haar hart bestendigd had. In den .tempel hadden zich tallooze hove lingen verzameld en gezanten van verre lan den, alle gekleed in mantels van schitterende kleuren. Bloemen en juweelen waren dooreen gemengeld om het altaar van Amon. En daar voor stond de waardige figuur van Pythios, hoogepriester van den god, met zijn hi roode mantels gehulde priesters en slaven. Op dietn troon zat Toet-Ankh-Amen in vol ornaat van Pharao en met een glans van geluk op zijn. jong fier gelaat. Aan zijn zijde lag Rana gestrekt op zijiden kussens en hare schoonheid on prach tige vormen boeiden -de oogen van allen, die; aanwezig waren. Toet-Ankh-Amen stond op. „Mijn volk!" sprak hij langzaam met ver-dra gende en welluidende stem. „Een geluk als dit heb ik nooit gekend. Se- dert de dagen mijner jongelingschap heeft mijnt pad gevoerd langs doornen, mijn leven is een groote vrees geweest, welke als een wolk mijn, jeugd verduisterde. Maar het pad van bloed, leidt allen naar den tempel van eeuwige vreug- de en mijn geluk zal ook mijn volk en het zal ook mijn land deelachtig worden. Geen oor log en geen rampspoed zal ons Egyptenareu meer kunnen treffen, wamt op heden gaat de nieuwe staat in van eeuwigen vrede. Kort gc- den was overal nog duisternis en giioig het volk van Egypte gebukt onjder de tyrannie van Akh- naton. Gisteren was er nog oorlog en in de vlakten-van Tigris vielen er velen, wier lievtenj wij zoo gaarne zonden hebben gespaard. Maar heden is het vrede. Heden is „slechts victorie, vreugde en dankbaarheid. En het is bet station te Shorncliffe het gemakkelijkste' rijtuig van den bankier gereed stond 0111 hem te ontvangen. Hét vervoer vermoeide hem wel sterk, maar het verband onderging niet het minste leed, Even blijde, als Henry Walter veertien dagen vroeger de Abdij verlaten had. in het. vooruitzicht dat hij voorgoed aan de vervol gingen van zijn vriend den majoor en aan> den dwang,.die zijn toestand hem oplegde zou zijn ontkomen, even verheugd was hij thans, dat hij, nu zijn reisplan op zulk een cshrik- barende wijze was verijdeld geworden, diezelfdq Abdij werd ingedragen. Kwam hem vroeger, toen hij zich nog vrij bewegen kon, dit ver-) blijf niet veilig genoeg voor, nu hij zich vol-, strekt niet kon roeren, scheen het hem een. vesting, toe, waarin hij zich beter dan ergens, elders, verschansen en van allen die hij ducht te. afzonderen kon. Hij scheen zich echter met het denkbeeld, om in die vesting te blijven nog niet geheeL verzoend te hebben, want de eerste vraag die hij aan den dokter deed, toen men hein ia zijn eigen ledikant had nedergelegd, was: ..Hoe lang zal het nog duren, eer ik op niijn been-en staan kan en weder loopem." „Bravo!" riep majoor Vernon lachend, zoo dra hij zich alleen in zijn kamer bevond, na- dat juffrouw Manders hem het. bericht ge-, bracht had dat de bankier op de Abdij was tcruggekkeerd. „De vogel is zoo goeld aange schoten, dat hij zeker een paar maanden op stok moet blijven. Ik kan hier dus op mijn ge-, mak mijn flesch blijven drinken en mijn si gaar rooken, en behoef niet te vreezen, dat mijn vriend Walter opnieuw zal wegvliegen. Die achterlijke goederentrein vriendlief heeft een leelijke streep door uw rekening gehaald en mij een uitmuntenden dienst bewezen!" heden, dat wij moeten bidden en herdenken... 'nat het verleden vergeten zijn als een duivel- sche periode van kwaad. Laat ons niet tellen, .•an gister af, doch van heden. Laat ons in den naam van Amon voortgaan op het nieuwe pad, en zorg ervoor dragen, dat wij hem nooit mis hagen... Ik heb als jongen van dezen dag gedroomd. Ik heb vele visioenen gezien ie)n zij zija gebleken visioenen van waarheid te zijn geweest. Laat ons trachten kracht te vinden, mijn volk. in eerlijkheid en deugdzaamheid En wijl ik zit op der. troon van Egypte, zal er geen wolk langs den hemel van Thebes gaan en zal er geen andere naam, dan die van Amon in aan bidding worden uitgesproken in dezen tem. pel." Hij zweeg even en in de stilte, welke volgde, dwaalden zijjne oogen naar den ingang van den tempel en, daardoor naar buiten, in het gloe'ende zonlicht. Op dat oogenblik verscheen er een armoedige figuur, die zich een weg baande door de duizenden toeschouwers, tot vlak voor de poorten van den tempel, waar krachtige soldaten haar den toegang versper den. I) arme vrouw maakte heftige bewegin gen en de soldaten waren op het punt haar met geweld te verwijderen, toen zij zich plot seling aan hun handen, wist te ontsnappen en met een vaart voorwaarts snelde tot voor de voeten van den Pharao, waar zij neerknielde; en bevend de oogen ophief tot den jongen, hcerscher. 1 Toet-Ankh-Amen hief zijn hand niet op, zoo- als hij placht fe doen, wanneer hij een dozijn soldaten wenschte "te zien om indringers weg1 te voerenHij sprak geen woord om de ver wijdering te gelasten van haar, die daar zoo. nederig en vol zenuwachtige spanning geknield lag... Sampi, de toovenares. Er kwam een glimlach op het gelaat van den jóngen vorst en met oogen vol vriende lijkheid keek hij naar de oude vrouw. Hij' dacht in het geheel niet aan het feit, dat zij als indringster de wétten van het hof veracht, had ef. zich hier verzet had tegen zijn. eigen orders en wetten, want zij(n gedachten gingen terug over het zand der woestijn, naar de grot, van Sampi. waar hij en de oude Rah Neb een schuilplaats hadden gevonden onder de oogemi van den dreigenden dood. Hij zag terug inj deze ,011de vrouw, de eenige barmhartige rnensch, die zich hun lot ha l aangetrokken, toen zij als arme bannelingen rondzwierven en. veiligheid zochten in haar pover huis. „Gij zijt zeer ver gekomen, Sampi, om ons op dezen gelukkigen dag de eer van uw tegen woordigheid aan. te doen," sprak hij langzaam. „Egypte. Het is voor vreeselijke dingen, dat ik naar hier gekomen ben. Ik ben alleen de woestijn doorkruist om u te zeggen, wat ik gezien heb in het kristal in mijn nederige wo ning. Luister, oh, Egypte, ik bid u, want wat ik u te zeggen heb, is van groot gewicht." Toet-Ankh-Amen was verwonderd, doch hij weigerde Sampi niet hem te vertellen, wat haar bezwaarde. „Gij zijt vrij 0111 te spreken, Sampi, en wan neer gij onmiddellijk beginnen wilt, in het bij zijn vaa al mijn hovelingenr is daartegen geen bezwaar." Maar Sampi schudde het hoofd. „Ik wil u alleen spreken, oh Egypte. Wat ik te zeggen, heb is voor geen andere ooren, dan de uwe. Spreekt gij tot dén koning, hebben de geesten, mij gezegd en vertel hem, wat gij dezen nacht; gezien hebt." HOOFDSTUK XXXI. MATHILDA'S WAAGSTUK. Reeds vóórdat Clement Austin, Mathilda zijln liefde beleden en de bekentenis harer weder liefde ontvangen had, was hij het met zich zeiven niet eens geweest of hij wel langer in dienst der firma Walter en B.urham kon blij ven. Dien' jongsten der beide compagnons droeg hij een onbegrensde achting toe; aan de be trekking waarin hij reeds meer dan twaalf ja ren werkzaam was. gevoelde hij zich zeer ge hecht; en ofschoon zijn moeder niet onbemid deld was, waren de tweehonderd pond, die hij jaarlijksch genoot, hem alles behalve on verschillig. Maar was het met zij|n gevoel van eer en plicht overeen te brengen om langer aan een zaak verbonden te blijven aan welker hoofd een man stond, die niet alleen 'zijn ach- ting niet bezat, maar dien hij voor een boos- wicht hield, voor een moordenaar, die zijn slachtoffer niet in drift of overijling, maar in koelen bloede en met valsch overleg geveld 1 had? Wel bracht zijn betrekking hem zelden in aanraking met den heer Walter; maar droeg dé firma diens naam niet, en stond hij niet werkelijk in dienst van den man, dien hij ver foeide, wat meer was, dien hij, zoo nog niet met daden, dan reeds lang Ln zijn gedachten J vervolgde en wiens schuld hij aan het lieht hoopte te brengen? I Clement's gewetensbezwaren namen :n geen geringe mate toe, nadat hij met Mathilda ver loofd was, en hij daardoor de natuurlijke wre. ker van den aan Jozef Wilmot gepleegden moord meende geworden ie zijn. „Neen," zeide hij bij zich zei van, „de aan staande echtgenoot der dochter van Henry Walter's slachtoffer mag niet langer diens loontrekkende bediende zijn? Deze onna tuur- Toet-Ankh-Amen gaf niet onmiddellijk ant woord; hij scheen ernstig na te denken.. Ten slotte wendde hij zich tot El Caleb, die be wegingloos achter den troon stond. „Minister, zorg, dat deze vrouw een kamen krijgt in het paleis. Geef haar kleeren en voed sel. Straks zal ik met haar spreken." El Caleb knikte en wenkte een der wach tende slaven. Deze stond onmiddellijk aan de zijde van Sampi e.n voerde haar weg uit don tempel. Sampi verzette zich niet, maar wijl zij opnieuw tusschen de rijien soldaten doorwan delde, keerde zij haar hoofd om en 'richtte hare oogen op den jongen koming. Haar lip pen bewogen onbewust, maar ze sprak geen woord... De maan scheen dien avond reeds over The bes, toen Toet-Ankh-Amen voor het eerst in de gelegenheid was zjjjn gasten té verlaten. Hij vond de murmelende Sampi wachtend in zijn eigen kamer en toen hij deze binlnen-. trad, overviel hem plotseling een onbehagelijk gevoel. Sampi was ingedommeld in een der, hoeken en zij hoorde de vorst niet binnen-, treden. Plotseling opende zij' de oogen én staar de ^afwezig voor zich uit. Zij was niet wakker geworden, doch het scheen, dat zij in de toe komst zag. „Nooalot," fluisterde zij, „noodlot... steeds' meer... en steeds meer... Toet-Ankh-Amen deinsde bij deze woorden terug en het scheen alsof Sampi hem nu opeens bemerkte. Hij ging zitten op wat kussens en keek de oude vrouw vriendelijk aan. „Hel komt mij voor, dat gij moeite hebt uw boodschap nog lange.r te verzwijgen, Sampi. Gij zijt goed voor mij geweest in vroeger jarein. Gij hebt veel voor mij en .Egypte gedaan,1 Egypte zal zich daarom dankbaar toonen. Ziet, ik heb reeds opdracht gegeven een huis voor u te bouwen in deze stad >en al uw wenschen\ zullen vervuld worden zoolang gij leeft." Maar de toovenares scheen de woorden van den Pharao niet te hooren. Zij ging zijwgend' zitten aan de voeten van den koning en begon haar boodschap daar te zeggen, terwijl zij hem, recht in de oogen keek. „Vele maanden terug, oh EgyptCj was Sampi, gezeten zooals gij haar dikwijls hebt zien zitten, bij het kristal in de grot..." Toet-Ankh-Amen knikte. ,Het was in deze grot, 0I1 Egypte, dat ik het glanzende zwaard terug zag... het was daar, (dat ik ie kreet van den zwervenden Akhnaton hoorde... het was daar, dat de toekomst voor mij open lag, zooals deze thans is uitgekomen... en de geesten spraken tot Sampi en toen ik geluisterd had verliet ik mijn grot en door kruist,; de woestijn naar hier met knikkende, kniën en pijnlijke voeten...", Toet-Ankh-Amen glimlachte. (Slot volgt.) OLYMPISCHE SPELEN 1928, AMSTERDAM. Reeds nu bereiken het Comité 1928 vele klachten over de exploitatie van z.g. officieele uitgaven voor de Spelen in 1928. Het is in het belang van het publiek, dat er gewaarsChumd wordt, voorzichtig te zijjn met elke aanbieding, die niet voorzien is van een machtiging van: het Comité. Tot dusverre zijn nog geen offi cieele uitgaven gepubliceerd. Wel zal eerst? daags begonnen worden met de exploitatie van; het officieele propaganda-boekje, dat over de geheele wereld verspreid zal worden en dan in een oplage van 600000 exemplarep ver schijnt. Behoudens nadere publicatie kan het Comité dan ook alleen voor dit boekje de ver antwoordelijkheid aanvaarden. 1 iijk- toestand moet hoe eer hoe beter ophou den." Omstreeks een week na het bezoek van den heer Walter in St. Gundolp-lane kwam Cle ment's besluit tot rijpheid, en schreef hij 'aan den heer B.urham den volgenden brief: .Niet dan na den pij(n lijk sten tweestrijd ga ik er toe over om u, mijp hooggeschatten patroon, te verzoeken, mij met den eersten Maart aanstaande uit den dienst uwer geachte firma te ontslaan, waaraan ik gaarne mijni gansche leven zou gewijd hebben, maar die ik, om een reden, welke voor geen mededee- ling vatbaar is, niet langer met denzelfde|m ijver kan blijven dienen, als ik mij bewust bep) tot heden aan den dag gelegd te hebben. Gij zult zonder twijfel wel willen gelooven dat do reden, die mij tot dezen stap leidt, voor mij' van overwegenden aard is. Neem, met de oprechte betuiging mijner hoogachting, ook die mijner erkentelijkheid aan voor al het goede, dat ik van uwe zijde e|n in uw dienst mocht genieten, en geloof mij ge heel." Uw toegenegen dienaar, Clement Austin. De verbazing, die zich van den heer Biur- ham onder het lezen van dezen brief meester maakte, was onbeschrijfelijk. Clement bezat zijn. volle vertrouwen; hij ging meer als een vriend, dan als een meerdere met den eerljjken en bekwamen jonelingg om, die hem vvederkeeng steeds de hartelijkste genegenheid betoond had. en beste vooruitzichten bezat. Wat kon hem! dan tot bet doen van zulk een stap bewegen? (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1927 | | pagina 5