Nieuwe Langedijker Courant
DE KUS VAN PHARAO.
FEUILLETON
Nacht en Moi*geii
19)
..Dat was goed van u, Sampi. Ik ben er.
u dankbaar voor, maar verltel mij, wat gij gezien
hebt."
„Ik heb opnieuw de toekomst gezien... de
uwe... zeven jaren zult gij gelukk'ig zijn... ze
ven jaren van vreugd en na die zeven jaren"
Zij zweeg, en ging dan plotseling op geheel
anderen toon voort:
Gij regeert, oh Egypte, op uw troon. De
schoone Rana is aan uw zijjde, en ira uw hart
is niets dan geluk e.n tevredenheid."
Toet-Toet knikte.
,En in uw land is vrede. En ira uw hof is,
vrede. en Amon regeei(t... en zoo zijjn dus
al uw droomen bewaarheid..."
Haar handen beefden en opnieuw kwam het'
vreemde, licht in haar oogen.
„En toch... toch zijjn uwe dagen nog maar
weinige.."
Toet-Ankh-Amen ademde niet meer. Hij)
klemde zijln handen van schrik ineen.
„Sampi" schreeywde hij|. „Wat wilt gij daar
mee zeggen?"
-■'CJw dagen zijn weinige," herhaalde Sampi,
terwiji zij haar oogen richtte naar den hemel,
ging zij voort „Zeven jaren zult gij regeeren.
en als zeven jaren zullen voorbijgegaan zijn...
zult gij sterven, oh Egypte, zult gij heengaan
van uw troon..."
Het duurde even eer Toet-Ankh-Amen be
sefte wat de toovenares bedoelde. Dan sprak
hij:
„Waarom gevreesd voor wat over zeven jaar
hier gebeuren zal? Wij leven op den dag van'
van heden en die dag is gelukkig en vredig.
Ik wil geen toekomst meer weten noch zien.
Ik wil leven en dankbaar zijjn voor het groote
geluk, dat mij heden te beurt viel, het huwe
lijk met haar, die ik boven alles bemin."
Maar Sampi hield vol en terwijl zij lang
zaam haar doordringende oogen op den mo-:
narch richtte, sprak zij:
„Over zeven jaren zal gansch Egypte over u.
rouwen en uw lichaam zal worden neergelegd
in het praalgraf dat uw slaven reeds voor u
bouwen in de vallei der Koningen... maar ik.
zie meer dan dat... Ik zie door den spiegel
van de toekomst... Drieduizend jaar... Drie
duizend jaar... Ik zie een ander ras; eten
nieuwe wereld... ik zie vreemdelingen op heti
xand der woestijn... zij komen naar uw graf...
cn dan, dan is uw lichaam daar niet langer.,.,
uw rijkdommen zijn weg... de muren van uw
graf worden weggebroken... en alles wordt ver
brijzeld in de stralen der gloeiende middag
zon... oh Egypte, zij schennen uw heilig graf
en uw glorie... die glorie verdwijnt... ik zie
ik zie..."
Sampi rilde van bet hoofd tot de voeten; zij,
keek den jongen koning nog eejnmaal recht
aan... en dan verdween plotseling het licht
uit haar oogen. Met een zachten kreun viel
zij achterover en lag bewegenloos op den vloer
van Toet-Ankh-Amens kamer, Sampi was dood.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Slot.
En nu is deze vertelling geëindigd... of bij
na geëindigd. Er kwam een koning uit armoe
de voort en zijjn groote moed en de macht
van zijn zwaard maakten hem Pharao van
Egypte. Zijtn naam was Toet-Ankh-Amen. En
voor zeven jaar regeeride hij op den troon van
zijn land en het waren zeven jaren van ge
luk en voorspoed. Maar in het glorietijdperk
van dit geluk kwam een donkere wolk den'
emel veiduihtseren, want Toet-Ankh-Amen
werd op het ziekbed geworpen en er was geen
geneesheer, die voldoende kennis bezat om
hem te genezen, zoodat de jonge koning lang
zaam maar zeker grafwaarts gesleept werd.
Heilig waren de uren, dat de schoone Rana
in de ziekenkamer zat, haar zachte armen ont
Toet-Toets hals gestrengeld, haar wang tegen
dezijne, en zij zamen zwijgend beseften, dat.
de woorden van Sanipi bewaarheid zouden wor
den, dat haar vreeselijjke profetie evenzeer tot
werkelijkheid zou worden als de roem van Toeft
Ankh-Amen...
Zeven jaren zult gjij regeeren, oh Egypte en:
dan zullen de volkeren om u rouwen en uw
ziel zal uw lichaam verlaten en uw lichaam zal
begraven worden in de tombe, welke uw sla
ven reeds voor u bouwen, in %le Vallei der
Koningen...
En zoo was het, dat op den laats ten dag
van het laatste jaar der zeven, Toet-Ankh-
Amen stil afcheid van bets leven nam en heen-«
in de eindeloosheid van de purpetr glanzende
woe stijn...
Thebes was getroffen door de groote smart
en zonder ophouden werd er gebeden, in den
tempel van Karnak en bracht het volk groote
offers voor de rust van zijjn Pharao.
Egvpte had veel o verheer s c hiïlgen gekend,
vele koningen ook, maar nimmer een van zoo
groote goedheid en kennis, als Toet-Ankh-
Amen. En door de groote liefde welke het
i volk in zijn hart koesterde voor den monarch,
j verzamelde het zikh voor het beeld van Amon,
en bad, dat de laatste eer, welke men den ge-
I storven koning zou bewijzen onvergetelijk en
j grcotsch zou mogen zijjn. En op zekeren dag
i begon er van Thebes uit een processie, welke
zich strekte tot ver in de woestijn en leidde
j naar de Vallei der Koningen vanaf den tem-'
j pel van Karnak.
I Hier rustte, in een weelderig ingerichte tom-
be het gebalsemde lijjk van den vorst. Bleek
j en verslagen lag Rana naast het graf van haar
geliefde. Heete tranen ontrolden aan haar treu-
i rige oogen en alleen zij besefte, hoe edel >en
goed de jonge, koning was geweest, want voor
J haar had hij alles en alles gewaagd...
Achter haar stond El Caleb verzonken in
gepeins.
j .Zeven jaar" dacht hij stil, „en ondanks.
dat bracht hij meer geluk en heil, dan andere
I Pharao's konden bereiken in hun gansche leven
j Hij vond' zijn land verstoken van al het
goede en vandaag is Egypterijjker en gelukki-
j ger dan ooit... Toen Toet-Ankh-Amen nog een.
i jonge man was zag ik in zij|n oogen het licht
van zijn groote bestemming en zijn wilskracht
i gij deed alles... Toet-Ankh-Amen, wat een
i mensch maar doen kan... voor mij zijt gij een.
vriend geweest... voor Rana een edel echtge-i
noot en verdediger... voor Amon een trouw,
j' en oprecht dienaar... en voor het land en het
volk waart gij een redder... vaarwel... oh vriend
rust in vrede."
Hij keerde zich om naar de du..zenden toe-i
schouwers en hief de handen op. Alle hoofden'
waren gebogen en EI Caleb bad voor Toejfc-
Ankh-Amen's rust. Dan wendde hij zich tot
Rana, die hij aanzag met een blik vol groote,
eerlijke vriendschap.
„Deze dag zal voorbijgaan, o schoonste, zoo-,
als alle vroegere dagen zijn gegaan. Uw ko
ning is met hen vertrokken, maar Amon zal
hem beschermen op de plaats waar zijn ziel
vertoeven zal. De adem der eeuwigheid is ster
ker, dan de macht der menschen. Komt mee.
Uaat ons vertrekken van hier en in de stilte
onzer kamers herdenken wat Toet-Ankh-AmeW
voor ons is geweest. Amon zal zijn rust be
schermen... Amon is god... Amon is god..."
Rana knikte willoos met het hoofd en ge
67.)
„Neen," zeide Arthui, „hij is verleden jaar ge
storven, maar zijn weduwe is op de plaats geble
ven en bewoont het witte huis, dat aan het Shorn-
cliffsche hek van het park staat."
„Vermoedelijk zal juffrouw Grumbleton mij de
inlichtingen we. kunnen verschaffen, die ik ver
der behoef," zeide Clement.
Hij bracht nog een ruim half uur met Arthur
.door en keerde 'toen, zeer tevreden met den uit>-
ilag van zijn bezoek naar „het Koningshert" terug.
Den volgenden morgen wandelde hij reeds vroeg
tijdig naar het Shoincliffsche hek der Abdij en
<von bij juffrouw Grumbleton alle inlichtingen in,
%lie hij nog wenschte te bekomen. Zij verhaalde
hem, dat de bankier des middags om twee uur
het bed verliet en, na gekleed te zijn, in zijn stoel
pit het: slaapvertiek naar zijn kabinet werd ge
rold, waar hij gewoonlijk tot acht of negen uur
des avonds vertoefde. Hij zag niemand dan den
lieer - Holmes, die hem tweemaal daags kwam be
zoeken en nu er. dan majoor Vernon, een ouden
vriend uit Indië, die op Woodbinecottage woonde
Jeffreys, de kamerdienaar, at met de bedienden
tusschenjv ijf uur en half zes, en terwijl hij aan
tafel was, zorgden Benson en Thornton, de beide
huisknechts voor het nakomen der bevelen van hun
nen meester, die echter zelden hun hulp inriep.
Dit was alles, wat Clement wenschte te we
tten. Hij keerde daarop naar Shorncliffe terug,
en deelde aan Mathilde alles mede, wat hij van
Arthui en juffrouw Grumbleton vernomen had.
1 Des middags om drie uur verlieten beiden het
logement weder, naar het scheen tot het doen
eener groote wandeling. Zij wandelden echter
slechts tot half vijf, ,en namen toen in een buiten-
herberg in de nabijheid van Jocelyns-Rock eene
vigelante om zich naar de Abdij te laten brengen.
Het was reeds schemeravond,, toen zij op den
1 Lisfordschen weg uit het rijtuig stapten en het
- park van Maudesley-Abbey binnentraden.
I Toen zij het landhuis naderden, gaf Mathilda
hare vrees te kennen, dat mevrouw Austin zich
over hun uitblijven ongerust zou maken, en ver
zocht Clement met het rijtuig naar Shorncliffe te-
rug te keeren en haar dit van daar we<ier tege
moet te zenden. „Ik kan hier alleen wel het gun-
stige oogenblik afwachten om de Abdij binnen
te gaan," zeide zij.
Clement verwierp dit voorstel nadrukkelijk.
„Bekommer u niet over mijne moeder," antwoord
de hij. „Ik heb haar gezegd, dat onze wandeling
zeer lang zou duren, en als ik zonder u terugkwam
zoi zij juist, wat ik mocht voorwenden, ongerust
werden."
„Wie weet hoe lang gij zult moeten wachten,
beste Clement," hernam Mathilda.
„Wat maakt dat uit?" riep Austin. Het hindert
imij slechts, dat ik u alleen het huis moet laten
binnenbaan. Was ik maar zeker, dat u geen leed
zal wedervaien. Ik bid u, Mathilda, vermijd zoo
veel mogelijk alles, wat u aan een ruwe behande
ling van Walter's zijde zou kunnen blootstellen,
en tracht, zoo u eenig ongeval mocht overkomen,
mij dit op een of andere wijze te kennen te geven,
hetzij door gerucht te maken of door de rechte
gang in te loopen. Ik verlaat deze plek niet,
voordat ik u terugzie."
Zij bevonden zich thans op het voorplein, op
hoorzaamde willoos. En niet eerder, dan toen
de nachtelijjke stilte gevallen was, sprak zij
een enkel woord. Dat woord was.. „Amon."
Toen toog zij: weder met El C^leb naar de
Vallei der Koningen en toen de beroemde
krijgsman haar bij den ingang wachtte, trad
1 Rana alleen de doodenkamer bitHmen... Daar
I zonk zij machteloos ineen en staarde zonder
besef naar al het' goud, dat haar omringde.
I Haar wasbleeke wangen waren nu droog en
I er zouden geen tranen meer in haar oogen zijn-
j Zij ging naar buiten en zonk daameder in
bet zand 'der woestijn. Zij zag den grooten
z.onnekogel langzaam kwijnen; aan den horizon
en zag het maanlicht komen in een mantel
van sterren en zag den tijid terug, toen zïj
alleen door de groote woestijn was getogen om
Rah Neb en Toet-Ankh-Amen te waarschu
wen voor den toom des Pharao's, den toorni
en zij, hoorde den jongeling weer zeggen:s.
j Voor jou zal ik een vriend en minnaar zijn en
gij zuk de koningin van mijn hart zijn en gij
J zult niets dan geluk vindpn op de wereld eni
1 liefde in mij|n hart.
En de adem van Rana stokte.
Zij zag den dag in den tempel, toen zij
aan den brandpaal gebonden werd... en weer
I iater, den dag, toen zij) met Toet-Toet neer-.
I knielde voor het beeld van Amon en de Hooge-i
prietser hun huwelijk inzegende en de wol-
I ken aan den hemel verduisterden haar visi-
oen en deden de vreugde der herinnering over-
gaan in diepe smart... De wind stak op en het
j woestijnzand woei pijnlijk in haar mat gelaat.
I Drieduizend jaar... een ander ras... een
nieuwe wereld... en vreemdelingen, die komen;
to. uw' graf, die het schennen zullen in al
zijn heiligheid..."
i „O. mijn geliefde," spreek Toet-Toet. „ver-
los mij van mijn smart!"
Toer. scheen het of een verre zachte stem-
weerklonk. 1
i „Rana. liefste, ik hoor je... kom tot mij,...,
en op dit oogenblik drong er een vlijmscherp
voorwerp in Rana's borst en in haar hart en,
I in haar ziel... en
En in den morgen, toon de zwijgende wach
ter, onder leiding van El Caleb doordrongen,
tot in de groote, weelderige tombe in de Vallei
der Koningen, toen ruischte in de woestijn;
het smartelijk doodsli'ed van een jongen vorstin,
die ir. alle eenzaamheid was heengegaan in,
de eindeloosheid van het purperen verschiet,
Heengegaan om hem te volgen, die haar lief
was geweest boven alles.
En men vertelde, dat ook Rana haar tombe,
gevonden had, eeen kille, sobere tombe der
natuur... de woestij|n. Het grenzenlooze zand
pad der woestijfn, dat soms goud is :en -soms
grijs soms purper en soms paars,... en als er
geheimen zijn in die oneindigheid der woestijn,
geheimen, welke door menschen zijln ontdekt,
zijn er toch nog andere, die nooit era door
memand zullen worden opgehelderd, geheimen,
van de grijze oudheid, die diep en gesloten
blijven, als de woesltijn zelve...
Uit het verre verleden en ook uit de verre
woestijn komt de roman van Toet-Ankh-Amen,
en Rana, maar het i's den menschen niet ge
geven te beseffen hoe schoon de liefde van
dit jonge koningspaar was, drie duizend jaar.
geleden in het land van Thebes...
En toch is er nimmer niets nieuws in de we
reld en de geschiedenis van Toet-AnkhAmera
die voor een wijle regeerde over he.t uitge
strekte rijk van Egypte, is de geschiedenis
van mannen era vrouwen allers rassen, aller,
spraken, aller jaren, tot op dezen dag.
EINDE.
een afstand van vijftig of zestig schreden van het
heerennuis. Over het niet zeer hooge terras kon
den zij niet slechts in het openstaande voorpor-
raal, maar ook, door de glazen deuren, die dit
portaai van de groote gang scheidden, in deze
laatste zien, die "döor twee of drie lantaarns hel
der v erlicht werd.
Mathilda wachtte nog een poos en zeide toen-
„Er is nu niemand in de gang. Waarschijnlijk zijn
de bedienden aan tafel gegaan, en is het thans het
rechte oogenblik om ,met Gods hulp, mijn voor
nemen ten uitvoer te brengen. Vaarwel Clement,
tot straks."
„Vaarwel, dierbare Mathilda," sprak Clement,
terwijl hij haar omhelsde en nogmaals zeide, dat
zij den linkervleugel van de dwarsgang moest in
slaan en de eerste deur in, wees kalm en moedig."
Zij zag er bleek, maar vastberaden uit, en ver
wijderde zich schielijk.
Clement zag haar de breede trap van het ter
ras opgaalh, het voorportaal instappen, de dubbele
glazen deur van de gang openmaken, en aan den
linkerkant van de dwarsgang verdwijnen, zonder
dat de portier in den weg getreden was om haar
tegen te houden.
De eerste deui in de dwarsgang, die Mathilda
had ingeslagen, de deur der bibliotheek, die het
voorveitrek van de door den heer Walter bewoon
de kamers uitmaakte, en waarin zich altijd Jef
freys of een der hem vervangende bedienden op
hield, stotid half open. Met zachten tred, maar zoo
ongedwongen mogelijk, om haar geheime bedoeling
niet te terraden,, overschreed zij den drempel van
dit vertrek, met het voornemen om zich door den
knecht of kamerdienaai, dien zij hier verwachtte,
bij den heer Waltet te laten aandienen als eenc
bekende der gravin von Haughton, die haar te Pa-
1ETS OVER EIEREN.
In d-e hulshouding gebruikt men vrijwel al
leen kipeieren, doch men kent ze over het
algemeen veel meer waarde toe ais ze in wer
kelijkheid bezitten. Een kippenei heeft slechts
12 pet. eiwit en 12 pet. vet. Als wij aannemen,
dat een ei gemiddeld 50 gram weegt, kan men
dus zeggen dat het dus 6 gram eiwit en 6
gram bevat.
Versche eieren zijn zwaarder dan water en-
zullen dus zinken, bedorven eieren daarente
gen blijven op het water drijven en laten bij
het schudden een klokkend geluid hooren. Al
naarmate zij versch zijn zullen de eieren meer
of minder diep zinken. Wil mep een preciese
proef nemen, dan gaat men op de volgende
wijze te werk
Men make -een oplossing van 1 ons zout op
l i.iter water; eieren welke 3 tot 4 dagen oud
zijn, zullen dan op den bodem zinken, zijn
ze ouder, bijtv. 4 tot 8 dagen dan bereiken zij
den Dodem niet meer, terwij|l nog oudere eie
ren blijven evenals dit bij den proef met ge-
j woon water het geval was.
I Het ontbindingsproces kan men beduidend
vertragen, doordat de eieren nadat men ze
ontvangen heeft in een netje doet en dit ge-
j durende een halve minuut in kokend water
houdt, daardoor wordt de schaal dichter en
sluit "het ei hermetisch af, terwijl anders de
schaal poreus is en licht bacsillen doorlaat,
i welke tot het bederf medewerken. Na een halve'
minuut haalt men het net weer uit het kokende,
I water en wikkelt dan elk ei in een stukje
j vioeipapier, waarna men ze in het eierenreb
j kan plaatsen.
I Versche eieren welke men op het re"k heeft;
j staan, moeten eiken dag worden omgedraaid,
ten.'mde te voorkomen, dat de dooier teveel
naar een kant zakt.
KINDEREN TIJDENS ONWEER.
j Verscheidene kinderen gevoelen angst voor
onwe -r en bliksem, terwijl andere kleuters er,
juist graag naar kijjken.
i Een vernuftige moeder, wier kind van zijtn-,
vroegste jeugd af nerveus bij liet opkomen;
van onweer weid, nam het steeds by zich als
het bliksemde of donderde. Haar rust werkte
dan ook kalmeerend op het kind.
I Men moet bedenken, dat zelfs veel volwas
sen menschen het onweer niet verdragen kun
nen etj het dus op zich zelf niet zoo vreemd
I is, dat kinderen, die reeds hoofdijn krijgen;
door een drukkende atmospheer, uietrst ner-
j veus^ worden als het gaat bliksemen,
j Wordt een kind des nachts door onweer
gewekt en bang, dan moet men voor alles
j he; naar een andere kamer brengen, licht ma;
ken en een beetje gezelligheid om hem brengen
1 Zoo mogelijk drage men het al naar de andere
kamer, nog voor het geheel ontwaakt is,. Is
j het kind echter klaar wakker, dan poogt men
zijn gedachten op een ander onderwerp te
brengen door het iets te vertellen.
Goede diensten om zulk een kind tot kalmte
te brengen doen ook wel een glas melk of een
kop chocolade; nooit echter moet men het
kleintje bespotten of uitlachen om zijn angst.
1 Den volgenden dag, moet men op eera voor
het kind begrijpelijke wijze een verklaring ge
ven van het onweer. Tegenwoordig kan mem
zeer gemakkelijk een vergelijking maken met
d.: radio, waarmede de meesjte kinderen wel
1 eeniszinsg op de hoogte zijjn. Daardoor neemt
meu langzamerhand bet angstaanjagende van
den donder weg en 'het kind zal zich spoe-
dig verbeelden alles te begrijpen en zelfs
trotsch zijn op zijn kermis. Vain liever lede zal
zijn anst terugggedrongen worden en zal ook
den dag komen, dat het gaarne naar de blik
semflitsen ziet.
rijs met een boodschap voor haren vader had be
last, terwijl zij. zoo Walter zwarigheid mocht ma
ken, den knecht andermaal naar binnen zenden en
hem dan tevens op den voet volgen zou, met het
vast besluit om den bankier onder de oogen te
treden, en tc zien, welke uitwerking het noemen
van haren naam op hem zou maken, al mocht hij
haar door zijn knecht bij den arm de deur laten
uitzetten.
De wanden van het ruime vertrek waren met
kasten bedekt, die nagenoeg tot de zoldering reik
ten en achter wier glazen deuren boeken in pracht
.banden prijkten. In de marmeren nis stond een
(breede haaid, voor welken in een gemakkelijken
armstoel een livreibediende zat. Mathilda naderde
hem en ontdekte tot haar onuitsprekelijk^ vreusr-
de dat hij sliep. Zij stond niet lang in beraad over
hetgeen zij doen zou, maar stapte, zonder eenig
gerucht t e maken, het belendende vertrek in, waar
van de deur openstond. Dit was zooals Clement
haar gezegd had, de eetzaal, waarvan Henry Wal
ter echtei in zijn tegenwoordigen toestand geen
gebruik maakte. Met haastige schreden liep zij
dit vertrek door en stond voor de deur van het
kabinet van den bankier.
Reeds had zij de hand aan de knop van deze
deur geslagen, toen zij eensklaps roerloos bleef
•titaan Het was alsof, nu zij eindelijk tot het zoo
vurig door haar begeerde doel genaderd was, de
moed haar ontzonk, om den Iaatsten stap te doen.
Zij wist dat Henry Walter geen tien schreden van
•haar verwijderd was, en zich alleen bevond, want
zij vernam niet het minste geritsel in het vertrek
en behoefde dus slechts dc kruk om te draaien
o.m in zijne tegenwoordigheid te zijn. Maar het
was, alsof haar arm werd tegengehouden cn He
wil haar bgeaf om haar besluit te volvoeren.