Gei
Nieuwe Langedijker Courant
Hinrik en Gesine
Vrouwenrubriek.
VOILE.
Voile is de stof voor de gouden zomerdagen,
die gaan komen. Madame la Mode heeft het
gedecreteerd en het hart van iedere vrouw
verheugt zich erin, want voi.le is niet duur en
tegelijkertijd charmant en frisch om te 'dra
gen bij warm weder.
De voilestoffen, welke thans in den handel
zijn. zjjn van groote verscheidenheid ia kleur,
uitvoering en bewerking, dat een keuze zeer
gemakkelijk te maken moet zijn. Voiles met
een effen grondtoon en versierd met bloemen,
voiles met verschillende dun uitvloeiende kleu
ren geweven, voiles met effen grond ea kleu
rige srspen bewerk, voiles voor iederen smaak
en iedere beurs.
Hierboven is een keurig japonnetje afge
beeld, dat een buitengewoon chique effect
maakt. Men kan er verschillende tinten voor
kiezen, die melt de daarbij; behoorende con
trast eerende streepen te krijlgen zijn.
'Het rokje is tamelijk kort en fijn geplisseerd,
terwijl het lijfje met vierkanten uitgesneden
hals, door middel van een tamelijk strak ztt-
tenden ceintuur in de taille het overblousende
effect verkrijgt
Speciale opmerking verdienen de mouwen,
die bij den pols tamelijk wijd en poffend zijn,
om dan in een strak op de hand vallend ma-,
chetje gesloten te worden.
De ceintuur wordt van het gestreepte goed
gemaakt en valt nipt een lossen strik in het'
midden aan de voorzijde over het rokje.
FEUILLETON
Nacht en INappen
73)
Zij had niets dan haar reistasch medegeno
men, waarin zij alleen de onmisbaarste be->
noodigdheden en de voorwerpen van waarde,
die in haar bezit waren, ingepakt had; ter
wijl zijj het gouden horloge, den ring en een
paar andere geschenken, die Clement haar geJ
geven, eeoige brieven, die hij haar geschre
ven had, in haar cechette had achtergelaten.
Bij Clements terugkomst van het station,
was zijne moeder bijna gereed met het in
pakken van haar bagage en die van haar z-oon.
Zij had, /onder met dezen er over gespro-i
ken te hebben, begrepen dat hij even weinig
lust zou gevoelen, als zij om een oogenblik
langer in een plaats te blijven, waar hem zulk)
een wederwaardigheid getroffen had cn waar
niets hem meer kon terughouden. Clement
keurde haar doen goed, en met den trein varu
half elf uur vertrokken zij, in eene stemming»
die zich beter gevoelen dan beschrijven laat,
naai Londen. Mevrouw Austin reisde door naar
Chapbam, om lady Herbert, zoo zij nog geen
tijding van Mathilda ontvangen mocht hebben,
van het treurige voorval te onderrichten, eni
niet hare vriendin te overleggen wat er gedaan
kon worden om het ongelukkige meisje van
haar besluit terug te brengen. Clement bleef
te Londen, waar hij -een aantal logementen rond
ging en in alle winkels die Mathilda gewoon
was te bezoeken, navraag deed, ten einde haar
zoo mogelijk op het spoor te komen. Hij riep.
ook den bij-stand der politie in; maar in weer
„Stélle Watepen..."
Ik wist niet, dat ik zoo dicht bij de rivier
was, tot ik er plotseling voor stond. Zij was
diep en stroomde zwijgend en snel voorbij.
Maar het kleine beekje, dat er in uitloopt,
kabbelt zoo luid, dat het mij, lang voor ik
het bereikt had, zijin aanwezigheid'al had ver
raden.
Wij allen kennen het spreekwoord „Stille,
wateren diepe gronden." Dat geldt voor
de natuur, maar dat geldt evenzeer voor het
menschelijk leven; want de leeghoofden spet
teren en schuimen en maken veel lawaai, doch
prestoeren heel weinig. Den luiden prater kun
nen wij niet ontloopen, al zouden wij het pro-
beeren. Te pas en te o-npas stort hij een stroom
van meeningen en inzichten over ons uit. De
praatgrage verveelt iedereen, behalve zich -
zelf.
Die mrnsch met een diepe natuur babbelt niet.
Die stroomt diep en snel door het kanaal, dat|
hij zichzelf heeft gegraven door de bergen;
en ravijnen van het leven-. Veel verbergt hij
onder zijn zwijgende oppervlakte. Den bodem
der beek kunnen we gemakkellijk zien. Daar
zien wij de steenen, het afval en alle moge-,
lijke nuttelooze dingen, door onverschillige hal
den erin geworpen. Maar wat er ligt in de
bedding van de zwijgende rivier dat weten
wij niet. De man met een sterk karakter geeft
zijn innigste gevoelens niet aan zijn kennissen
bloot zelfs niet aan zijn vrienden. Slechts in
tynen van zware beproeving zal hij ie gehei
men zijner ziel onthullen en dan nog slechts
aan zijn aller-injtiemste vrienden.
In deze dagen van schreeuwerige aanprij
zing en publiciteit doet het goed, iemand te
ontmoeten, die een sterke, zwijgzame natuur,
heeft en zoo iemand kan terecht met de snel-
stroomende rivier worden vergeleken. Zoo'ni
natuur geeft blijken van nadenken, van het
besef, dat spreken zilver, zwijgen echter goud-
is. Spaarzaamheid met woonden wil niet zeg
gen arm zijtn aan zeggingskracht.
Stille wateren zijjn bedriegelijk. Wij beseffen-
hunne diepte niet, totdat wij die hebben gepeild
Zoo is het ook met hen, die wij op onz-sni
levensweg onltmoeten. Misschien hebbel wij
hen lichtvaardig beoordeeld tot er iets ge
beurde, waardoor wij hun diepte konden door
gronden. En dan zien wij;, dat drukte en la
waai geen aanwijzing zijn vami diepte, want heel
spoedig komen) wij; tot den bodem van een
leeg, en ondiep karakter.
2)
Dag moedertje!
Op hetzelfde oogenblik begon -de dorpsklok
te luiden, het waren onregelmatige en zwaarJ
moedige tonen.
Stil, mompelde de oude vrouw, terwijl ze
haar magere vinger in de hoogte hield.
„Er zal er een gestorven zijin, het kan- eenj
oude ea ook misschien een jonge zijin. Wij
moeten allen sterven. Ameti!
Een angstige trek kwam op het gelaat van
de ou de vrouw en zij, vervolgde
Maar nog niet nog lang niet, wij zijn nog
zoo jong!
Haar vingers grepen naar Gezime's hand en
streelde leze.
wii van de nauwkeurige beschrijving, -die hij
van haar gaf, gelukte het deze evenmin als
hem, óm haar verblijfplaats te ontdekken. Ma
thilda had hare maatregelen blijkbaar zeer
goed genomen; en ma vier dagen zijne naspo
ringen vruchteloos voortgezet te hebben, bleef
den jongeling niets over dan onverrichterzake
naar Chapham te vertrekken.
HOOFDSTUK XXXIV.
EEN ONAANGENAME VERWELKOMING
Terwijl Henry Walter in zijn eenzaam ka
binet op Maudesley-Abbey met ongeduld het
oogenblik verbeidde waarop hij zijn eerste
wandeling op krukken zou kunnen doen,
smaakten lord en lady Haughton de genoe
gens, die de Fransche hoofdstad in dit ge
tijde des jaars volop de genieten geeft. Zij
waren eerst voornemens geweest Parijs niet
v'óór half April te verlaten, maar besloten
toch hun vertrek naar Engeland veertien da-
gein (tie vervroegen, daar zich bij den graaf
verschijnsel-en vertoonden, die deden vreezen,
dat hij eene ernstige ongesteldheid onder de
leden had. Reeds gedurende den overtocht
naar Dover werd hij door zulk een felle koorts
overvallen, dat hij twee dagen in die plaats
moest vertoeven, alvorens de reis te kunnen
vervolgen, terwijl hij Jocelyns Rock nauwe
lijks had bereikt, of hij werd opnieuw door
een heete koorts aangetast. Dokter Andrews,
dezelfde geneesheer, dien wij bij de wedren
nen te Shorncliffe ontmoet hebben, zeide, dat
het zenuwijgestel in een zeer prikkelbaren, staat
verkeerde en beval een zorgvuldige behande-
van den patiënt aan.
In weerwil van hare ongerustheid over ha-
Gezin e was angstig, maar zij durfde zich
niet verroeren.
Wie die oude krankzinnige wel zou zijn?
9 Plotseling klonk de ruwe stem van Hinriks
moeder. Gesine was voor die vrouw altijd be
vreesd geweest, doch nu zij in haar nabijheid
was. scheen deze eenigszins gerust gesteld.
De boerin scheen twist te hebben met een
knecht, want Gesine hoorde haar zeggen-:
En ik zeg je, dat je slecht met het meisje
handelt.
Gesine kreeg inwendig medelijden met dat
haar geheel onbekende meisje; hoe gelukkig
was zij daarentegen.
Zie je, zoo vervolgde de stem, ik heb je
nog nooit standjes gemaakt, want je bent jong,
en je hebt een opvliegend karakter, maar het
spijt mij voor dat jonge meisje.
Amen, fluisterde de oude vrouw, terwijl
ze Gesine toeknikte. De klok zal nu niet meer
luiden... mijn hoofd doet pijn.
Dt stem buiten vervolgde nu weer:
En tegenover die oude handel je ook
slecht, want ze mag zijjn wie ze ook is, toch is
het je...
Meer kon Gesine niet verstaan. Een rilling
doorliep hare leden. O, Hinrik, O. Hinrik!
Waar was hij nu?
Een kleine achterdeur opende zich. Gesine
liet de ouide las en liep de binnenkomende te
gemoet.
Het was echter niet de gewenschte persoon,
maar een oude knecht, die met slaperige oogen
een spade in den hoek zette en toen weer weg
wüd-c gaan.
Gesine hield hem vast en zei
Waar is uw meesiter?
Die zal in den tuin zijjn-, mompelde de man
op onvriendelijiken toon,.
- En wie is die oude vrouw?
Zijin slaperige oogen openden zich wijder,
en schenen verwondend over' deze vraag te
zijn- i
Zijn vrouw, antwoordde hij kortaf.
Gesina bleef in gedachten verzonken staan
en mompelde in zich zelf: „Hinrik de meester
en deze zijin vrouw?" Hoe moest dat opgelost?
worden?
De oude scheen vergeten te zijin dat er
iemand was, zyj prevelde eenige onsamenhan
gende woorden en schoof eenige turven op
het vuur.
hier benauwd, de rook was verstikkend.
Gesine kon nauwelijks ademhalen, het was
Naai buiten! Daar was het haar misschien
mogelijk te denken.
Van uit de jsjtal kwam iemand al fluitend
nader.
Hinrik! riep Gesine, hem tegemoet vol
gend. Plotseling was alle angst geweken-. Hin
rik was er, nu was alles weer goed.
Maar wat is dat? Waarom kreeg zijn gelaat
een doodsbleeke kleur? Waarom slaakte hij
een gil, nu hij! haar zag?
Toen klonk het w-eer in haar oorenZijn
vrouw... zij|n vrouw!
Een onzeker angstgevoel welde in haar op.
Hinrik, zei ze met toonloozen stem, ter
wijl ze op de oude vrouw wees, wie is dat?
Hinrik zag eein anderem kant uit en stotter
de:
Die vrouw is krankzinnig, omdat ik...
Maar wie in zij? vroeg het meisje nog
maals, terwijl zij haar arm op die van hem
liet rusten.
Mijn vrouw, antwoordde de jonge man.
vuurrood wondende
Zij liet zijn arm los, vouwde de handen en
ren echtgenoot, liet Laura zich den volgen
den morgen, zoodra zij, van de huishoudster
van het kasteel het onheil had vernomen,
dat haren vader op den spoorweg getroffen
had, naar Maudesley Abbey brengen. Zij vond
den heer Walter nagenoeg ia denzelfden toe-
siano, als waarin hij weken verkeerd had. Kort
na het gesprek met Mathilda Wilmot, was hij,
door koortsen bezocht geworden, die wel veer
tien dagen aangeho'udeia en de genezing van
zijn been merkelijk vertraagd hadden. Even
wel had hij reeds een paar malen op krukken:
zijn kamer rond gewandeld.
Toen Laura haren vader met ingevallen ge
laal op de sofa zag liggen, kon zij hare aan-
dcening niet bedwingen. Zij knielde bij hem
neder en sloeg den arm om zijn hals, terwijl*
zij met tranen in de oogen aan hem vroeg:
„Waarom, lieve vader, verzweegt gij mij
uwen toestand? Terwijl gij ternauwsriooJ
aan een dreigend doodsgevaar ontsnaptet en
weken lang de hevigste pijnen leedt, gaf ik
mij. van al het gebeurde onkundig, aan ver-"
maken over, die ik gaarne ten offer zou heb
ben gebracht, indien ik u had mogen verple
gen of althans iets tot leniging van uwe smart
had mogen bijdragen."
„Dat wilde ik juist voorkomen, lieve Lau
ra." antwoordde de heer Walter op een toon.
die opgeruimd moest heeten, nadat hij haar
toegestaan had hem te omhelzen. „De zaak
had veel te weinig om 't lijf om er uw ge
noegen een halven dag door te bederven, laat
staan er uw geheele reisplan door in -duigen'
te werpen. Wat myn pijnen betreft, deze wa
ren dragelijk, maar de last en verveling, die
ik heb doorgestaan, waren niet om te beschrij
ven. Daaraan had uwe tegenwoordigheid niets
zag hem met wijd opengespalkte oogen aan.
Hinrik... Hinrik, wat zijp we zondig!
De klok zwijgt, zei de oude plotseling,
nu kunnen wij weer vroolijk zijn, en zij begon-
te lachen, terwijl zij het tweetal aanzag.
Hinrik zag Gesine in het sneeuwwitte ge-
ziel g\ troffen had, en toch hij hield zooveel
laat. Hij zag in haar oogen dat hij haar in de
van haar.
Luister, Gesine, zei hijj, ik zal je mijn-
geschiedenis vertellen. Ik diende hier als
knècht. Gij ziet die vrouw daar, zij was oud
maar rijk, en ik, lieve, ik was een arme knecht.
Zij hield van me, omdat ik altijd jegens haar
vriendelijk -en gedienstig was.... wij trouwden,.
Toen. Gesine, kende ik jou nog niet. Iedereen
ried mij; aan haar te trouwen, omdat zij rijk
was. en ik het goed zou krijlgen.
Gesine hoorde nauwelijks hetgeen hij haar
vort ei de. De dolste gedachten kwamen in haar
op. Toen hij zweeg, voer een koude rilling haar
door de leden.
Nu is alles uit, Hinrik, zei ze op killen,
toon.
Geen woord van verwijt kwam over haar lip
pen.
Gesine, riep hij hartstochtelijk uit, terwijl
hij haar hand wilde grijpen.
- Raak mijl niet aan. Vaarwel Hinrik, zei
ze wankelend naar de deur gaande.
Hit durfde haar niet tegenhouden. Een waan
zinnige smart maakte zich van hem meester,
hij drukte zijn brandend voorhoofd tegen een
uitstekenden balk, terwijl tranen hem over de
wangen liepen.
Nog eenmaal keerde Gesine terug en zei
Hier zijn de kousen, Hinrik.
Zij gaf hem het pakje. Haar blik trof den
zijne; gloeiende liefde vlamde uit haar oogen
hem tegen.
Zouden die twee, die elkaar zoo liefhebben
afscheid kunnen nemen?
Ga niet weg. zei de oude vrouw aan den
haard, blijf maar bij ons.
Op het hooren van die stem sidderde het
meisje, zij sloeg haar handen voor haar ge
zicht en vloog het huis uit.
Waarheen? Zij wist het niet. Het kon haar
niet schelen- waarheen, als ze maar alleen was,
geheel alleen.
I (Slot volgt.) s
Voraoh«Menh«id
EEN RIJKE ALS BEDELAAR.
De beroemde schilder Eugène Delaroix was
eens bjj baron Rothschild uitgenoodigd om-
te komen dineeren. Het viel den gastheer op,
dat de kunstenaar hem steeds opnieuw aan
staarde en eindelijk vroeg hij hem, wat daar
van toch wel de reden mocht zijn.
Delacroix antwoordde, dat hij reeds smds
maanden tevergeefs naar een model voor een
bedelaarsfiguur zocht, die in zijn nieuw opge
zette schilderwerk moest kooien. En, zeide hij,
ik ontdek nu, komisch genoeg, dat mijn gast
heer een echten kop heeft, die ik voor een
bcdelaarsfiguur wil schilderen. Hij betreurde
het echter, dat de baron geen model voor zijp
bedelaar zijn zou.
Rothschild antwoordde, dat hij voor de kunst
nog nooit een offer te veel of te groot gevon
den had en dat hij niet zou aarselen, naar
den grooten schilder te komen om als model
voor den bedelaar te zitten.
En zoo gebeurde het. Rothschild kwam wer
kelijk en Delacroix hulde hem in lompep en
xgaf hem een bedelstaf in de hand. Dan liet
kunnen verhelpen."
Hij deed haar een verhaal van het gebeur
de op den spoorweg en van den loop zijper
genezing, en zeide ten slotte: „Mijn gedwon
gen gevangenschap was het ergste van alles,
maar deze spoedt ten einde. Eerlang hoop ik
op mijne krukken het park te kunnen door
wandelen. Verontrust u dus niet over mij. Uw
man heeft veel meer behoefte aan uw zorg
en bijzijn, dan ik. Pas hem maar trouw op.
Laura zuchtte onwillekeurig bij het hooren
van deze woorden haars vaders, die hartelijk
schenen te ademen, maar hem inderdaad
slechts door zijne zucht tot afzondering wa
ren ingegeven. Hunne maandenlange scheiding
had blijkbaar in zijne gevoelens hoegepaain .1'
geen verandering gebracht.
Neerslachtig verliet Laura haren vader en
ging naar het ziekenvertrek van Jocelyn om
dezen, zoo zijn toestand het gedoogde met
hare droefheid bekend te maken. Zij vond'
den heer Brooke uit Birmingham bij- hem, een
arts, in wien haar grootvader steeds een onbe
paald vertrouwen had gesteld, en dien zij met
goedvinden van Andrews, den vorigsn avond
ontboden had. Deze hield de ziekte van haren
echtgenoot voor een zenuwenkoorts en beval,
evenals Andrews, de meest mogelijke stilte aan.
Laura deed den dokter uitgeleide en wilde
daarep naar haar boudoir terugkeeren. Doch
in de gang ontmoette zij een bediende met
een presenteerblad, waarop een visitekaartje
lag.
De heer, die dit kaartje heeft afgegeven,
wenscht u in persoon te spreken, mylady,"
zude de knecht.
(Wordt vervolgd ij i