De Roode Auto de na» «"""h EEN MENSCH IS MAAR EEN MENSCH/ ,,Bambo, nou je hier bent, wil je zeker alles 's goed bekjjken in het land van de witmiaa,'- schen?" „Ja, dat wil Bambo. Hij wil bekijken een echten graaf, en een echten hertog." „Daar moet je je niet druk over maken, Bambo, die zien d'r precies zoo uit als jjj of ik." Kan je al tellen? vroeg de juffrouw aan den dreumes in de eerste klas. O, ja, juffrouw, zei Jantje trotsch. Hoor maar: zeven, acht, negen, tien, boer vrouw, heer, aas. IN DEN HAAG. „Ik wou een knakworstje van U, kruidenier, maar zóó ingepakt dat 't... h'm... Aet een rui ker viooltjes lijkt!" GOEDKOOP IS DUURKOOP.' „Mammie, heeft U mij van den ooievaar ge kocht?" „Ja, beste jongen. Waarom vraag je dat?" „Och, omdat 'k wel 's bij mezelf heb ge dacht, waarom U niet een paar gulden meer hebt uitgegeven, en een jongetje uitgezocht met minder zomersproeten." NATUUR VERSCHIJNSEL. De dichter: „Niets is zoo schoon als een zonsopgang in den zomer." Het sentimenteele meisje: „O, ja! Ik zou er den geheelen dag naar kuninien kijken." AVIATEURS... „Wat is er met dit ventje gebeurd?" „We speelden Lindberghie, en eerst dee ik een folplené, en toen dee hij een looping... van de muur af, en nou schreeuwt-ie omdat—ie een noodlanding" moest make!" EEN ATTENTE ZOON. De vader: „Neus gebroken, stop. Hoe zal ik De vader: „Hier is een telegram van Piet. hem laten zetten? stop. Weer als die van moe- Hij is gewond bij een voetbalwedstrijd." der? stop. Of voor een verandering als die De moeder: „Wat seint hij?" van-vader?" Maar wat ik zeggen wilde, hebt u nog iets gemerkt van spionnage? Het is toch meestal ge woonte van misdadigers om zich degelijk te ori- enteeren en „posten" uit* te zetten. De lord dacht een oogenblik na. „[Inderdaad, mijnheer Cross, nu u het zegt, herinner ik mij vanochtend een armoedigen Chi nees te hebben zien staan voor ons huis in Ken sington. Ik heb echter niet op den man gelet." Juist. Ik dacht het wel. Denkt u er vooral aan, my lord, dat u ons dergelijke bi zonderheden nooit verzwijgt...." De detectieve stond onder het praten op en gmg naar een kast in den hoek. Daar nam hij een tcnvoudigen verrekijker uit en liep er mede naar het raam. Hij schoof het verschoten gor dijntje op zij, stéldle den kijker in en keek het' venster i^jt, naar beneden. Dan verstarde de uitdrukking op zijn gezicht. Hij keerde zich langzaam om en wenkte met den duim naar buiten. „Ik dacht het wel," sprak hij zacht en aar zelend, „de giftmenger of de sluipmoordenaar- niet voor Dundan, maar voor mij.. Buiten, op het irottojr van Kingöway, stond een armoedige Chinees, die met zijn schuine spleet-oogen naar boven keek..." D|F, BANGE TOCHT. Het was reeds bijna elf uur 's avonds, toen de detective Fleeter zich per autobus naar de Chineesche wijk liet rijden. Met gefronst voor- hoofd. zat hij in een hoekje op de imperiaal en zijn ernstige- oogen staarden in de grauwe eindeloosheid van den avond-mist. Zonder twijfel dacht hij na over het mysterie van de roode auto, zooals hem dit dienzelfdlen morgen door zijn compagnon "Cross was mede^- deeld. Fleeter had, niet zonder schroomen, op ad vies van zijn zooveel ouderen collega, des mid dags aan Lord1 Hampton medegedeeld, dat hij in de zaak van Duudan's raadselachtige verdwij ning bereid was het onderzoek op zich te ne men. De vreeselijke ondervindingen, welke Cross met misdadige Oosterlingen had opgedaan en de daaruit voortgekomen hallucinaties, die nog he den ten d'age het leven van Cross tot een voort durend' angst-bestaan maakten, hadden ook Flee ter's binnenste een zeker gevoel van vrees op gewekt. Bovendien bezat Fleeter een intuïtieven af keer van problemen, waarin een vrouw optrad, en de gedachte dat Lotus zich in het mysterie van de Roode Auto zóp openbaren als eon intri gante, was voor den jongen detective aanleiding geweest tot rijp beraad, eer hij zijn volledige medewerking naa' toegezegd. Toen dit eenmaal geschied' was, aarzelde hij ook niet om terstond met zijn onderzoek aan te vangen en reeds aen eersten avond was hij vol goeden moed op weg om te trachten de verblijfplaats van den vermisten Lord, en, zoo mogelijk, ook die van Ling Won te ontdekken. Op weg naar een der geheimzinnigste deelen der wereldstad; naar „Chines Town", waar roof moorden en misdaden plaats vinden, zonder dat ooit een politioneels macht er in slaagt den slui er van geheimzinnigheid op te lichten, welke over deze bron van menschenwee rust... Op weg naar een wijk, die a.an minstens een vierde van de bijna vijf millioan inwoners van Londen volkomen onbekend is en wier ligging on omtrek zelfs door den rasechten Londenaar slechts bij benadering kunnen worden aangeluid! Fleeter onderschatte het gevaar van zijn on derneming dan ook niet toen hij, hoog o'p de bus, overpeinsde of deze avond hem .nader zou brengen tot Ling Won, den onbekende en ge- Hij begreep, dat er voor hem als detective, ook wel degelijk risioo voor zijn leven .bestond', wanneer hij het waagde om de opiumkitten van „Chin.es Town binnen te dringen. Maar een groot vertrouwen op eigen moed en vastberadenbei I, alsmede de wetenschap, dat in zijn rechter broek zak een kleine 'browning wachtte op het beslis sende moment, gaven hem kracht. Toch woelde het dooreen in Fleeter's brein van tallooze veronderstellingen en gissingen. De jonge, sterke Brit bekende zichzelf zoo gaarne, dat in laatste instantie een dietective ook niets meer is dan een mensch, een zwak en onbeteeke- nend atoom der schepping... Detectives.! Ja, de wereld beschouwde hen maar al te zeer als de wonderen van vernuft, de reuzen en almachtigen, maar hoe heei weinig meer was tenslotte hijzelf naast een man als' Hampton, die al zijn hoop °P hem, Fleeter, bouwde. Sherlock Holmes, dat was de god der massa, de Boed Iha'èn Mammon der groote menigte, die niet begrijpen kon, dat de mysteries van dien groeten meester veel te mooi en te geraffineerdr KTan 0m de practiJk kunnen j Sherlock HolmesDe wonderlijke schepping van een zeldzaam productief schrijvers brein, de Ho- Fleeter schrikte plotseling op. Die bus was het einde van haar route genaderd en met rammelend rukken stopte de wagen bij een verkeersheuveltje. Rondom was de huizen- zee van een Londensch plein, schemerig verlicht door wat hooge lantaarns, waarvan de ruiten schrik barend beslagen waren door den mist. Aan sombere overpeinzingen ten prooi verliet Fleeter het imperiaal en daalde in het duister moeilijk het kronkeltrapje af. Eenmaal op straat, I 'sloeg hij linksaf, het Oosten in naar de dokken, naar Poplar, waar in het hart van de haven- buurt de ontucht der kithouders leeft en waar een afschrikwekkend leven braadt en broeit on der den moordenden walm der wereldstad. j Fleeter keek achter zich bij het verlaten va,n de bus. Hij wilde zich oriënteeren of het ter rein wel veilig was fen of Ling Won's spionnen 1 hem misschien achtervolgden. Maar de mist maakte het onmogelijk om op meer dan vijftig passen een mensch te onderscheiden. Toch stond er vlak bij de autobus een armoe- d-ig gekleede Chinees... Het was de vreemde hand langer van LingWon, die des morgens door Cross gesignaleerd .was op het trottoir van Kings- way Fleeter bemerkte hem nu niet en vervolgde 1 kalm zijn weg loopende langs dien huizenkant, naar Limehouse Causeway. Spoedig had' hij deze straat, de ziel der Chi neesche wijk, bereikt, en constateerde hij aan verschillende bijzonderheden, dat zij zonder twij- fel bewoond werd' door zorgelooze en weinig- zindelijke zonen van het Hemelsche Rijk. I Huis aan huis waren bars en thee-salons, waar van de toch reeds vervuilde gevels vrijwel weg- doezelden in de grauwheid van den dalen den° nacht. Uit de eethuizen drong een vieze, lauwe lucht naar buiten van uien en gekookt vleesch. Schreeuwerige uithangborden en groote aanplak biljetten, alle beschilderd met hetzelfde abraca- dabra van vreemdsoortige letterteekens, en ver- schillende spookchtig-lidi tonde lampions schie- 1 pen hier een beklemmende sfeer rond den dolen den vreemdeling. Fleeter voelde er zich dan ook als in een 'dool hof en ten einde raad' trad hij binnen in een ka- keibont beschilderd krot, dat op een verweerd bord stond,' aangeprezen als „Sailors' Home". Het bleek er binnen al even armzalig te zijn, want het geheele interieur van dit „home" be- 1 stond slechts uit wat banken en eenige tafel tjes, waarop eenvoudige thee-serviezen gereedi stonden. Deuren waren er niet en yan'eenigerlei luxe was geen spoor te bekennen. Op den muur stonden een paar Chineesche gedichten geschre ven, hetgeen voor deskundigen een bewijs had j kunnen zijn, dat het huis inderdaad hoofdzake- lijk Chineezen herbergde. Gedichten worden in China namelijk zelden gepubliceerd. Hun, die be lang in het werk van een poëet stellen, wanneer deze zijn werken heeft voorgelezen, wordt een voudig gelegenheid geboden om de gedichten over te schrijven en 'ter verdere verbreiding sohrijven de dwepers zte dan weer op muren en kamerwanden. Fleeter keek rond in het kleurlooze vertrek, dat voor hem als Westei'ïing heelemaal onbe haaglijk was. Een Chinees kwam geruisehloos binnen en ging met een hoofdknik tegenover hem zitten. De detectieve groette terug. Hoe weinig kon 'hij vermoeden, dat deze man hem van Kingsway af met dezelfde autobus ge volgd was! De Chinees klopte tweemaal op de tafels met de knokkels van zijn magere hand. Onmiddellijk schoof er in den wand ads het ware een gat! Daar was een, voor het oog verborgen doorgang, welke naar achteren voerde. Een sluw-loerend| kereltje kwam er door en serveerde voor twee personen thee. Blijkbaar was het een scheepsbe diende, want hij droeg een pilow-pak met staan- den kraag en blinkende knoopen. Zwijgend als hij gekomen was ging de bedien de ook weer heen. Toon^ boog de Chinees tegenover Fleeter zich een weinig naar den detective en vroeg fluiste rend „On the look out for pleasutte, sir?" waarop de aangesprokene ontkennend1 het hoofd schudde. „Ik wii het twijfelachtige genoegen van jouw* opium niet, vriend, maar wèl een handigen tolk, die in staat is om een paar documenten voor mij te vertalen in het Ohineesch." Be achtervolger deed' verrast. „Dank den hemel, sir! Ik weet een zeer goeden tolk voor u.... Ling Won!" Met het uitspreken van dien naam keken de sluwe spleetoogjes van den Chinees Fleeter scherp aan en bij ingeving begreep de laatste dat hij thans moest oppassen. Was deze toeschietelijke en nieuwsgierige Chi nees misschien een spion Of zou de fortuin den Jeteétive werkelijk zóó gunstig zijn, dat de .eerste de beste mensch, dien hij hier ontmoette, hem inlichtingen kon ver schaffen omtrent Ling WiOn? Fleeter erkende, dat er voor de eerste veron derstelling zeer veel te zeggen viel, maar nu hij zich zoo plotseling vlak bij het doel yarn zijn speurtocht wist, gaf hij toe aan zijn över- moed en met een absolute ondierschatting van het mogelijke gevaar, vroeg hij: „Kunt u mij bij dien heer brengen?" (Wordt vervolgd.) •j el

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1927 | | pagina 12