De Duivel van Bergen op Zoom Damrubriek Verzoeke alles betreffende deze rubriek te aandien aan D. KLEEN te Winkel. Oplossing probleem njo. 185 (Kleen). Wit 39—33, 35—30, 38—33, 40:27, 36:27 en wint. No. 186. LOK-LOKZET van A. PLANTING A te Oudkarspel. 14:3 21—26 3:21 16:49! Maar wit ha-J nog dieper gezien, en deed na eenige geestige zetten de zwarte dam verloten gaan. 35—30 24:35 3934 749-16 gedw. 34—30 '3524 48—43 16:49 40—35 4940 1 3544 en wint. Een zeer mooie loklokzet.' Goed van ktand, met verrassende en moeilijke ontleding. Ier oplossing: Probleem no. 187. Auteur: W. VERKRÖOST te Zuidscharw. (eerste publicatie). ZWART WIT Zwart 12 schijven op '4, 8, 9, 10, 12, 15, 16a 18, 21, 22, 29, 27. Wit 12 schijven op 25, 34 tot 39, 43, 44, 45, 47 en 48. Wit speelde als loklokzet 3833 om zwart te verlokken tot 1217, waarop wit dan laat vol- gefi: Wit. Ziwart. 36—31 '27:36 47—41 36:47 45—40 4726 34:5 Nu maakt zwart de volgende damzet: 22—28 15—20 5:32 25:14 4—99 Historische overleveringen van Nederl. plaatsen. Bergen op Zoom, de kleine, maar in menig op zicht zoo aantrekkelijke oude stad, die daar lig|t op de grens van Brabant en Zeeland, heeft een ge schiedenis, belangrijke geschiedenis van eeuwen achter zich. Men kan het de stad in haar bouw nog aanzien, dat zij een groot deel van deze eeuwen vesting is geweest. Vesting van belang, die, tengevolge van de tot haar behoorende haven, uitgangspunt was vau krijgsverrichtingen op 'de Zeeuwsdhe wateren, die ons thans minimaal toe schijnen, maar vooral in den vrijbuiterstijd, die het eerste gedeelte van deu oorlog teger de Span jaarden vormde, van beteekenis waren. Bergen op Zoom werd omgeven door hooge Vallen, afgeslo ten door goed bewaakte poorten; het werd, zelfs in vredestijd, bewoond door een vrij talrijk garni zoen, en het heeft menige, ook inderdaad bloedige belegering doorstaan. Vreemde krijgstroepen, in dienst van de Staten-G eneraal in den Tachtigja rigen 'Oorlog, zhjn er menigmaal binnengetrokken; geheel op het laatst va ft den oorlog, die in den loop der achttiende eeuw met Frankrijk werd ge voerd, is het in vreemde handen gevallen. Wie Bergen op Zoom, hetzij van den Zeeuwschen, het zij van denBrabantschen kant langs den mooien weg van de Wouwsdhe Plantage, binnenkomt, behoeft niet meer te vragen of Bergen op Zoom eenmaal vesting is geweest. Het karakter van Vesting is duidelijk in de plaats merkbaarspreekt uit d:en vorm, uit de straten, maar in het bijzonder uit de omwalling, thans plantsoen. Eens, gedurende vrij langen tijd het moet geweest zijn omstreeks het midden der achttiende eeuw was er een plaatselijk' bevelhebber in Bergen op Zoom, die in alles slechts soldaat, sol daat Van den ouden stempel was. Voor hem gold maar één gebod: de militaire dienst; voor hem was er maar één deugd: gehoorzaamheid tot in het uiterste aan de bevelen van den meerdere; voor hem was er maar épn middel om gehoorzaam heid te verzekeren: de onmiddellijke bestraffing. De majoor, want dien rang bekleedde hij', werd gevreesd door zijn officieren én zijn minderen; gevreesd door de burgers van de goede stad, dlio weliswaar hun eigene rechten hadden, maar in die vroegere tijden, zelfs in de achttiende eeuw, heel wat meer van het garnizoen en zijn officie ren moesten doorstaan dan tegenwoordig het ge val zou kunnen zijn! Bijna altijd was hij op de been; slaap scheen hij niet nood'ig te "hebben; rust behoefde hij niet, en naar gezelligheid vroeg hij niet. Een huiselijken kring had hij niet; uit een huwelijk, dat hem vroeg 'weduwnaar liet, was hem één zoon geboren, Alfons genaamd. Het was een knappe, levenslustige jongen, vermoedelijk gelijkend op zijn jong gestorven moeder, in niets, noch uiterlijk noch innerlijk, weerspiegeling v'an het stugge, wreede karakter van zijn vader. Tenzij diegenen in Bergen op Zoom gelijk hadden, die fluisterden, dat liet eens anders met den plaats majoor was geweest; tenzij de herinneringen Al fons niet bedrogen; die hem zijn vader voorstel den, met hem bloempjes plukkend in de nabij heid van hun huis, vroolijk, opgewekt, zingend. Alfons was opgevoed ver weg van Bergen op Zoom, bij een tante in het Vorstelijk' Haagje. Hij 'had er een prettige jeugd doorgebracht, maar aan die onbezorgde jeugd kwam een einde toen hij, op bevel van zijn vader en een zoodanig bevel viel zelfs van uit de verte niet te trotseeren den militairen rok aantrok. Als vaandrig zou hij geplaatst worden onder de directe bevelen van zijn vader, te Bergen op Zoom. De plaats-majoor reisde hem tot Dordrecht tegemoet, een onderne- WIT Zwart 11 schijven op 4, 7, 9, 12, 13, 14, 16; 18, 19, 22, 23. Wit 11 schijven op '21, 25, 33, 34, 35 37, 38j 39, 41, 43, 49. Wit zet en wint. Het Damkampioenschap van Nederland. De stand na de 7de ronde is: Keiler en Pol man 10, Vos 9, Damme 8, van Dartelen en de Jong 7, Niestad 3, Lochtenburg 2, Keiler, Pol man, Vos en Damme komen in den eindwedstrijd. ming van "beteekenis In die dagen. Geheel den langen weeg, dien zij beiden gingen door hot bloei ende Brabantsche landschap, in een dier ongemak kelijke voertuigen, die vroeger het eenig middel van communicatie waren, sprak' hij bijkans niet. Het breede vaarwater van den Moerdijk gingen zij over, zonder dat een woord tusschen hen ge wisseld werd of gemeenschappelijke gedachten hen vereenigden. Maar toen langzamerhand de grijze toren van Bergen op Zoom in "de verte voor hen opdoemde, sprak de plaats-majoor kort: „Voortaan sta je onder mijn commando; over zaken van dienst praat ik niet met je." De weinig vleiende bijnaam, dien men den plaats-majoor gaf, whs die van den „duivel". Maar in Alfons zag men niet den zoon van den duivel". Men zag er in den vroolijkèn jongen pretmaker met de mooie zwarte guitige oogen. De meisjes te Bergen op Zoom vonden hem een goeden kameraad, en de officieren, met wie hij omging, benijdden hem die voorkeur wel, maar werden door z'ijn innemende manieren, zijn pret- tigen omgang toch voor hem gewonnen. 'Oitdanks het sombere van zijn vader, ondanks het moeilijke in den omgang tusschen hen beiden, scheen de wereld Alfons toe te lachen! Totdat op een morgen, een morgen nog wel vol heerlijken voorjaarszonneschijn, dof tromgeroffel weerklonk op het oogenblik, dat de dagelijksehe dienst een aanvang stond te nemen- De officieren keken elkaar aan, want geen hunner begreep wat dit kon beteekenen. Een groote menigte volk ver drong zich voor de poort van de kazerne. Lang zaam naderde een kleine militaire groep, een baar in het midden houdend, waarvan een zwart kleed afhing. Daarachter 'de plaatsmajoor zélf, opge wonden, gelijk hij maar zelden was. Met een snijdenden lach trad hij zijh officieren tegemoet. Hij had, dien nacht als gewoonlijk' op een onge woon uur zijn ronde doende, een der schildwach ten slapende aangetroffen op de wallen nabij de Wouwsóhe Poort. En dat nog 'wiel in een tijd, dat bijzondere voorzorgen waren bevolen in ver- «band met den dreigenden opmarseh van Fransc'ne legers uit het Zuiden. De „duivel" had geen oogenblik geaarzeld; hier diende streng te worclen opgetreden. Het pistool was hem in de hand geweest, voordat hij het zelf wist; het wlas afge gaan, voordat hij zich goed tijd' tot nadenken had gegeven. „In den hemel of in de hel kan djeze man, die zijn plioht verzaakte, over zijn lot naden ken", grauwde hij den officieren tegemoet. Zij waren verstomd. Wel begrepen zij, dat overtre dingen van dezen aard streng dienden te worden gestraft, maar er was toch nog altijd zoo iets als een krijgsraad, en er was toch nog zoo iets noodig als een voorafgaand vonnis, vooral waar men niet in tijd van oorlog leefde. Maar zij waren gewoon hun commandant niet tegen te sprekenzij beten de lippen op elkander, maar zij zeiden niets. Den „duivel" ontging dit stille spel niet. Op nieuw die snijdende lach- Hij merkte wel, zoo zei- de hij, dat de heersn het met hem eens waren en hij beval hun aan in gelijke gevallen op gelijke wijze te handelen. Met woedenden stap ging hij verder- Er heerschte stilte in de groep, en onwil lekeurig wendde menigeen zijn blik naar Alfons, die daar plotseling, als verlaten, tusschen hen in stond. Hij perste de lippen stijf op elkander. „Mijn vader is een streng militair", stootte hij uit en was weg. Maar van dien dag af gevoelde hij het, dat men hem meed; daf zijn vriendschap met de officieren een formeele verhouding was zonder meer, en dat deze verandering van het garnizoen op de burgerij was overgegaan. Niet meer als te voren lachten de meisjes hem tegen; geen enkele bleef hem trouw. Men zag in hem niet meer den schoenen Alfons, maar den zoon» klein beetje werk heeft men nu al gauw een smaakvol toiletje. Dat ook de plisé steeds in de mode blijft laat ons tweede model zien. De be drukte zijde wordt voor het manteltje en voor de rok gekozen, terwijl de jumperblouse al weer in een lichtere ti*t is genomen, en zooals wij hier 'zien in een onbedrukte stof. De patroons, die het komende voorjaar veel gebruikt zullen worden, zijn klein in omvang en bestaan niet zooals eenige seizoens geleden, uit groote motie ven, liefst bloemmotieven en in allerlei hardie tinten. De tinten verkeeren heel veel maar de ondergrond is altijd van een gedekte tint. Als ondergrond raden wij aan de neutrale tin ten als bruin, grijs. Heeft men een betrekkelijk donkere rok en mantel, dan kan het voorkomen, Ons Modepraatje Nu de dagen al weer wat langer w.orden en er zoo nu en dan in ons land een zon- nete tej voorschijn komt, is het seizoen in het Zuiden van Frankrijk weer in vollen gang. De modekunstenaars hebben dan ook al hun nieuwe modellen gelanceerd en wij haastten ons eens te gaan kijken of cr ook niet eenige modellen zijn die voor ons land dienst kunnen doen. Een ideale dracht voor de zoelere dagen zal zeker bovenstaand toiletje zijn. Het bestaat uit een sporttrui, rokje en man'el beide in dezelfde kleur gehouden, terwij] de trui een kleur lichter is. Het nieuwe bij dit costuumpje zijn de galets aan "de rok, die men thans zeer veel zal zien dragen. Jumpers en jumperblouse wordt ook weer het nieuwste, tenzij ze niet te eenvoudig gemaakt worden, maar op de een of andere smaakvolle wijze aardig worden versierd. Als versieringen noemen wij, drie hoekjes, dik opgewerkte stippen, sterren en andere geometrische figuren. De mou wen ontbreken hier meestentijds. Dat deze dracht weer in de smaak zal vallen behoeft niet betwijfeld te worden, daar het een voudig, vroolijk en kleurrijk kan zijn. Alle kleuren mits harmonieus gekozen, kunnen bij dit toiletje genomen worden. Het vroo- lijke aan dit costuumpje is wel de godets, die de rok niet zoo stijf maken. Deze go dets zijn een gelukkgige keuze geweest van de modekunstenaars, want door een dat de jumper geheel uit een wat lichtere stof bestaat en gegarneerd wordt met de stof van het rokje. Onze 'lezeressen zullen onwillekéurig zeggem, waarom zïjn deze modellen zoo sportief. Hierop antwoorden wij: in Frankrijk zijn de rennen op het oogenblik druk aan den gang en de liefheb sters -van deze sportt zullen niet in een gek leasen mantel deze rennen bijwonen, maar veel eerder een aardig sportcostuumpje aantrekken. Ook is dit een aardige dracht voor ons land al hebben wij hier dan niet zoozeer de paardenrennen. Toch is het een goed idéé van de modekunstenaars om «dit jaar vele sportcostumes in den handel te brengen, ook ai weer met het oog op de ko mende .Olympische Spelen- ja den in denken medeplichtige Van den gevrees de n „duivel"! Zoo verliepen de dagen, lie wékfen, de maanden. Het 'dreigend oorlogsgevaar was voorbij: ontspan ning keerde terug. In alle garnizoenen aan de Zuidelijke grenzen werd de dienst slapper. Maar niet in Bergen op Zoom. Integendeel. De „dui vel" had het een keer waargenomen, dat officie ren, gaande op nachtelijke ronde, een schildwacht hadden gewekt. Den volgenden dag» deed hij ble kend maken, dat krachtens zijn bevel het aan iederen burger, die een schildwacht slapende aan trof, vrijstond dezen te dooiden, hiaar dat het voor den militair in zoodanig geval een ver plichting was. Toen dat niet hielp, deed hij be kend maken, dat een iedere militair, die deze ver plichting niet uitvoerde, zelfs, desnoods met eigen hand, door hem zou worden gestraft. Alfons hoor de, staande tusschen zijn makkers, het voorlezen van den order onbewogen aan. Maar dienzelfdeo avond volgde hij zijn vader op diens ronde. Hij volgde hem door de straten, reeds stil en verlatjen; de straten, waarin de weinige wjandelaars zich snel verwijderden, als zij deu bekenden, leentonigen tred, zwaar, plomp, van den plaats-majoor hoor den. De commandant wist wél, dat zijn zoon ach ter hem liep, maar hij wilde met hem niet spre ken over dienstzaken. Het afwerende in zijn in nerlijk kwam in zijn houding tot uiting^ Maar Alfons hield ditmaal vol. Naast zijn vader loo- pende, zonder dat deze hem zelfs had gegroet, vroeg hij zijn overplaatsing. Redenen kon hij niet opgeven; redenen waren er voor hem g|eea andere dan die, welke hij aan zijn vader niet zeggen wilde. En deze weigerde, bruusk, kortaf, gelijk men dat van hem gewoon wias. Nag dieper zonk het hoofd van Alfons; nog somberder werden zijn oogen. Maar geep van zijn kameraden; geen van de meisjes, die vroeger zoo gaarne met hém ver keerd hadden, trok zich hem aan. Hij was immers maar de zoon van den „duivel", en daarmede was het niet goed omgaan. Weer eenige maanden later was het kermis in Bergen op Zoom. Kermis, dat beteekende in den loop der achttiende eeuw nog heel wat anders dan het tot in den aanvang der twintigse eeuw voor vele steden, en daaronder ook Bergén op Zoom, heeft beteekend. Kermis, dat beteekende ongebonden pret; het zien van vele merkwaardig1© dingen, die anders den klein-stedelingen niet on 'der de oogen kwamen; dat beteekende het verteren van geld, moeizaam opgespaard in voorafgaande weken. Garnizoen en burgerij namen aan de ker- misdrukte luidruchtig deel. Op een avond kwam een kleine groep officieren van den Zeeuwschen, kant de stad binnen. Reeds van verre hadden zij de lokkende geluiden van de kermisvreugde ge hoord. Zij haastten zich voorwaarts; daar was pret, daar waren de schoone Brabantsche meisjes; daar was het bier en de wijn. Maar plotseling hield een van hen den tred in; daar stond oen schildwacht, geleund op het geweer, en hij' sliep, sliep zóó vast, dat zelfs de duivel, de echte duivel dan, hem niet zou hebben kunnen wekken. Even verstarde geheel de groep. Maar jong, stout- taioedig drong er eeu van hen naar voren, en schudde den schildwacht wakker- „Pas op voor den „duivel", beet hij hem toe, „maar vertel hem niet wie je gewekt heeft." Meteen spoedden zij zich voorwaarts, en geen hunner durfde omzien of wellicht de plaatsmajoor daar achter de wallen had gestaan, hen gadeslaande teneinde 'hein morgen aan hun verplichting te herinneren. De plaats-ma joor immers zag alles! Maar het feest wenkte en lonkte, en de vreugle bracht elk ander gevoel ai spoedig tot zwijgen! Nauw waren zij verdwenen of met loomen, sloomen tred kwam een andere militair nader. Het was Alfons, diep in zijn kraag gedoken. „Wel vriend", zoo Sprak hij den schildwacht aan, „zoudt gij niet gaarne naar ie kermis gaan. Bedenk, het is maar weinige dagen, en de feestvreugde is gauw voorbij!" Beschroomd zag de soldaat hem aan. Dat was toch immers de zoon van den com mandant. Kon deze er op uit zijn om hem tot ongehoorzaamheid uit te lokken? Maar Alfons bood hem aan om zelf in zijn plaats de wacht te houden. Nog vroeg hij zich af of hij wel op Alfons kon rekenen, maar hel en fel klonken in de verte de feesttonen. De soldaat was jong, hét bloed bruiste hem in de aderen; een korte groet en hij ging heen. Alfons nam het geweer in den arm, eentonig klonken zijn stappen heen en weer. Op een oogenblik stond hij stil, legde het oor te luisteren. Daar hij minder dan iemand anders behoefde er aan te twijfelen naderde zijn vader. Hij deed de ronde, terwijl ieder ander feest vierd|e. Iets was er in Alfons, dat hem, bijna tegen! zijn wil, dwong om stil te staan. De hand had hij op het geweer; hij steunde er op om zich ©en on bewegelijke houding te geven. De plaats-majoor naderde. Zijn oog fonkelde. Daar was er een, bene veld door den wijn. Hij zou hem leeren wat de dienst beteekende. „Werdaklonk het grimmig van zijn lippen. Geen antwoord. „Werda"! klonk het nog eens. En toen ook ditmaal geen antwoord1 volgde, greep de hand naar het pistool, het schot! ging af. Bloed bedekte het gras. De plaatsmajoor vroeg en keek niet verder. Hij vervolgde zijn ronde. Het schot was, te midden der feestvreugde, nauwelijks gehoord. Den volgenden ochtend vroeg, nog voordat de dienst een aanvang nam, werd er met een heftig heid, die men zich anders niet zou hebben ver oorloofd, op de deur van het commandantshuis ge- bonst. Een soldaat stond er voor. Stotterend, schichtig, Vertelde hij den majoor, aldoor ver mijdend hem in de oogen te zien, dat men, in 'de onmiddellijke nabijheid van de poort, zijh zoon dood gevonden had. Een schot, midden in het hart, had hem getroffen. Men wist niet van wien. Niets vertrok' er in het geüeht va.u den plaats-majoor- Niets, schoon toen toch in deze onbewogene hersenen een wereld van gedachten moet zijn omgegaan. Hij greep z'ijn hoed, hij leg de zijn zwaard aan en nam zijn pistool, en ging naar de aangeduide plek. Maar niet, als anders, met harden, stevigen tred, verradend' het gewicht en tegelijk de wreedheid van zijn persoonlijkheid- Neen, hij ging met loomen stap, moede, als ware hij gebroken. En degenen, die hem tegenkwamen, in dien vroegen ochtendstond, vroegen zich vol vérbazing af, of wellicht de plaats-majoor, tegen zijn gewoonte in, aan het kermisvermaak had1 deelgenomen. Niet lang behoefde hij te gaan om de plek te bereiken, waar zijn zoon ter aarde fag. Men had niets veranderd. Nog waren de voetstappen zicht baar, die de „duivel" er zelf in den afgeloapen nacht had achtergelaten. Hij bukte ziah, hief het hoofd van den grond om zich te overtuigen, dat men hem niet bedrogen had. Iets ontspande er in zijn trekkeh; toen greep hij, als in dienzelfden nacht, naar het pistol en schoot het af op zich zelf. Naar het verhaal wil, zijn vader en zoon be graven in eenzelfde graf. Eenzelfde harde, ruwe steen bedekt hun beider lchamen. Maiar waar, dat weet niemand! Alleen in verlaten nachten, dat de 'door den winter kaal geworden boomen hun toppen schudden, en dat het in de lucht vol is! van klagende geluiden, spookt deze menschelijkje duivel op de plaats, waar zijn zoon viel. Dan is er voor dengene, die het hooren kan en hoorjen •wil, feestgedruisch in de vertedan klinkt er ©en schot, en onmiddellijk daarop een akelige, gil lenden lach. Maar zien, zien doet men nietdli

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1928 | | pagina 7