MOEDER EN MARTELARES Het Uitgebreid Lager Onderwijs te Noordscharwoude goed en krachtig bestuur is en de belangstelling van den burgemeester en den geest van een groot deel der burgers goei is, geen sprake is van net kwijnen der Burgerwacht. In den Bond van Bur gerwachten is echter overwogen, dat het goed zou 2ijn nog eens te gaan wijzen op de noodzakelijk heid Van haar bestaan, nu in meerdere plaatsen een mindere belangstelling wordt betoond, nu zelfs door den Minister bijna de helft der rijks subsidie is ingetrokken en hierdoor ook moeilijker wordt financieelen steun te verkrijgen van 'Ge meenten. Spr. herinnert aan de dagen van 1918, de revo lutiepoging der soc. dem., het „stootje" van Troel- stra., En nu is het eeu ontegensprekelijk feit, dat de eerste stoot tot verzet hiertegen is uitgegaan van de Nederlandsche burgerij en dat verzet hier op is gebroken. Terwijl overal de vorsten werden weggevaagd, beleefden wij in den Haag het Schoo- ne moment, dat alles zich concentreerde om onze geliefde Koningin. j Wij moeten minister Kan gaan zeggen: Ercoel- lentie, wiij zijn die dagen van 1918 niet vergeten. Er was toen een buitengewoon enthousiasme, maar het zal de vraag zijn geweest, indien de revolutie niet 3 dagen tevoren ware aangekondigd, doch plotseling gekomen, of wij er door het brutale geweld niet zouden zijn ingeloopen. Moet nu die onvoorbereidheid weer komen? Er moet rekening worden gehouden met 21e stem des volks, met de burgerij. De Burgerwacht is een stuk der bur gerij, dat begrijpt dat wie niet in ruste moeten gaan, juist nu uiet. Wij moeten het gevaar, dat er nog steeds is, voor oogen houden. Al is dan de beweging wat achteruit gegaan, omdat zooveel Nederlanders het gevaar voor zich moeten hebben Staan alvorens zij zich gaan wiapenen, nog altijd zijn wij 70.000 man sterk. Deze sterkte moeten wij houden. De Burgerwacht is een zuiver plaatselijk insti tuut en steunt op de oudere burgerij, de mannen op het* breede voetstuk, wier karakters gevormd zijn, die door den zuid westerstorm niet omver worden geworpen. De burgemeester is gerechtigd haar op te roepen, maar nogmaals, slechts ter plaatse zal hij werkzaam moeten zijn. Waarvoor dient nu die Burgerwacht? Misschien of vrij zeker, wel voor niets. Als er een goede Burgerwacht is, gebeurt ,er niets. Door hun pre ventieve werking maken de Burgerwachten een revolutie onmogelijk. En dan, het geeft een enor me rust. Spr. staat hierna nog even stil bij bet ander instituut: de Bijzonder vrijwillige Landstorm. Het zijn zij der geoefende dienstplichtigen, lie in het verband opgenomen worden, als dat deel van het leger, dat bereid is bij revolutie of op stand, 'het gezag te verdedigen en "het verzet te breken. Merkwaardig dat, waar dit zijn denman nen van het ontwikkelende, doch nog niet vaste karakter, dit instituut wel vooruit gaat. Wij mo gen dit danken aan een intensieve propaganda, maar toch moeten ook hiertoe de ouderen den stoot geven. Er moet verband zijn tusschen de twee. .Wij moeten de jongeren tot de Landstorm opwiekken, zij hebben den opstand te breken, maar als zij bezwaar ma'ken om in tijden van opstand het bedreigde huis en gezin te veraten, dan móeten de ouderen er zijn met hur Burger wacht. Alles moet voortkomen uit de oudere bur gerij en er moet een nauw verband zijn tusschen Burg"$569** en: Vrijwillige Landstorm. Spr. zegt dat ééén ding de zaak der Burger wachten veel afbreuk doet, er is angst voor de ,;oc. democratie. De politiek zit er dik in. Niet all-vm bij burgemeesters of raadscollege's, maar ook bij burgers, die om wille der klandisie hun steun aan deze zaak onthouden. Dat is niet goed. Spr. heeft niets tegen de socialisten, maar hij is toch ook niet bang voor hen. Hierna wordt even ge pauzeerd. Onder de pauze brengt de Edelachtb. heer Bur gemeester een woord van hartelijken dank aan den spreker, vooral voor de dudelijkheiil, waar mede deze heeft aangetoond het verband der Bur gerwacht met den vrijw. Landstorm. In het tweede deel zijner rede wil de heer Tonnet de moeilijke vraag van het revolutiege vaar behandelen. Spr. ziet in het bestaan van revolutionaire par tijen alleen, reeds dit' gevaar. De s.d. partijen preekten dien klassenstrijd en dit 'moet noodwendig tot revolutie leiden. Spr. staat een poos stil bij het Communisme. Dit is uitgesproken revolutionair. In Rusland de partij, zich stellende boven God, de partij van de terreur, zedelijk vernietigend de jeugd en het volk .Gat communisme zal misschien hier geen FEUILLETON 3) „Maar dat is mij niet voldoende, nu ik weet en .zie, dal ge mij overal uit den weg zoekt te loopen. Ge weet niettemin, hoe gelukkig het mij maakt, ais ik slechts een paar woorden met u wisselen mag? Niet wiaar, 'dat weet ge immers, Johanna „Ik bid u, mijnheer Ernst, begin niet weer op dien toon. Ik mag u zoo niet hooren spreken. Het veroorzaakt mij pijn.'' „En ik dan, Johanna? Gelooft ge, dat ik geen pijn en geen verdriet heb? Uw koelheid tegenover mij en uw wantrouwen veroorzaken mij grooter smart, dan ik u zeggen kan. Ik heb u lief. Jo hanna, met al mijn hart en ziel. Ik moet u zeggen, idat ik zonder u niet leven kan. En ge weet dat; ge zijt er van overtuigd." „Ziet ge nu wel, dat ik gelijk had met u 'tic willen ontvluchten." „O, ik kan ook mijn hart niet het stilzwijgen oplegggen ,als ik u zie. Ge zijt mijn eenigé 'hoop, mijn eenige gedachte. Ik heb u lief Johanna! Ge moet u ej aan gewennen, dat van mij te hooren telkens opnieuw te hoorenaltijd!" „En telkens 'zal ik u herhalen, dat uw liefde een dwaasheid is," antwoordde de jonge vrouiw. „Een dwaasheid? "Waarom?" „•Omdat ze nergens toe leiden kan." „Toch misschien tot een huwelijk tusschen ons'" „Ik zal nooit hertrouwen!" „Meent ge dat werkelijk?" „Tk ben er zekér van."" „En ik: ben van het tegendeel overtuigd. Er wortel schieten, maar de communisten zijn de groote gangmakers voor Üe sociaal-idemocratèn. Etn Nijnatten zegt het in zijn werken, nergens wordt zoo gehitst als in Nedhrland. De s.d. partij is gevaarlijker als liet communis me,zij doet het liefste en geeft zich uit voor gevaarloos. Zijn nu de mannen als Stenhuis., die eens zeide dat de ribben der "bourgeoisie zacht zouden zijn onder hunne hielen, de gevaarlijksten Neen, het gevaarlijkste is de rechtervleugel dér partij. De mannen, niet met de bloedroode, maar met de meer rose kleur. Spr- wijst op de Zaiel- hoff-gesehiedenis in de Tweede Kamer. De rech tervleugel zijn de menschen van geen vleeseh noch visch. Ze prediken desniettemin den klas senstrijd, den opstand tegen het gezag. Men is van die partij geen dag en geen uur zeker. Maar ze is gevaarloos als er Burgerwachten zijn en ook on machtig. Als wie gaan rus'ten, dan zullen we weer het „stootje" krijgen. Maar dan zullen wie geën waarschuwing krijgen 3 dagen tevoren, maar dan zullen we het 's morgens om half 8 vernemen door de radio. Wij moeten wie beweging steunen. Juist als er Burgerwachten zijn, gebeurt er niets, wij moeten onze regeeringsgetrouwheid demon- streeren. Niet wij zijn de bloedvergieters,'maar de s. d. zelf, die den opstand propageeren. Wij zijn de stille wakende kracht, dat er geen bloed ver goten zal worden. Em dan, als de Burgerwachten verdwenen, zou er onrust komeen, zouden er misschien fascistische stroomingen ontstaan, de wereld is en zal wel blijven een ketel kokend brouwsel. We moeten echter durven leven en daarom paraat blijven. Er is werkelijk nog een heeleboel te verdedigen en I te handhaven. Hierna gelegenheid tot het stellen van vra gen en opmerkingen. De heeren P. Kramer en H. Metselaar danken den spr. resp. als voorzitter der Burgerwacht van Noord en Zuidschanwoude voor zijn uitne mende rede, waardoor velen zeker een andere en een betieren kijk op de zaak hebben gekregen. De heer P. Slot dankt namens de leden en iwenscht generaal Tonnet veel succes met zijn werk voor de opleving der Burgerwachten. De heer G. Gutter sluit zich hierbij aan en spijt het alleen dat nog niet mieerderen van hen, die het goede voor hebben, aanwezig waren. De heer J. Groen zegt dat het inderdaad sorns moeilijk is om overtuigend aan te toonen, waarom de Burgerwachten er moeten zijn. Spr. zou willen, dat ook buiten de chr. partijen wat meer waardee ring werd betoond. Als de dagen van 1918 zouden wederkoeren, zouden zij, die nu de zaak den rug toekeeren, het hardst om de Burgerwacht roepen. De heer Tonnet zegt, dat het louter eeu kwestie is van aanvoelen, men moet voelen dat de predi king van den opstand het groote gevaar voor revolutie is. Na een woord van dank van den burgemeester wordt hierna de vergadering gesloten. IfiL' :i :'l I 1 1 i BROEK OP LANGEND IJK. Vergadering der Coöperatieve Boerenleenbank) op Maandag 23 Maart 1928, 's avonds half acht, in het lokaal van Vijzelaar. De voorzitter, S. Wagenaar, heette namens Re- stuur en Raad van Toezicht leden én pers harte lijk welkom en 'wenschte voor hij de vergadering opende, een 3-tal punten naar voren te brengen. Eerstens memoreerde spr. de stand der Bank eft zei dat al noemen we cijfers, in den regel dor, deze toch ook wel eens sprekend kunnen wezen. Had onze bank op 1 Januari 1927 een schuld bij de Centrale van f 112.573.11 en op 1 Januari 1928 een schuld van f77.028.25, op 20 Maart 1928 was deze schuld omgekeerd in een te goed; van f 50.000. Verder vestigde spr. de aandacht der leden op de nieuwere werkwijze der bank, en wees op -het voordeel'en gemak, hetwelk hieraan verbonden was, om hun geld door middel vain den markt- betaalmeesier dadelijk bij de bank te storten. Wanneer er een te goed is en men moet rekenin gen betalen van kunstmest, enz. heeft men maar een kwitautie te teekenen en het geld wordt door den kassier betaald. Hieraan zijn wel moeilijkhe den verhouden, maar toch heeft het bestuur ge meend, deze werkwijze in te voeren. 'Zij heeft zich getoetst aan een Boerenleenbank in het West- land, waar nu al 66 pCt. der leden gebruik maakt, van de nieuwere werkwijze. Spr. hoopt, dal hier bij da leden dit ook zulk een ingang moge Vinden. Be bank is daartoe eiken werkdag van kwart voor elf uur tot half 12 geopend en niet Dins dagsavonds, maar wel Vrijdagsavonds van 7 tot 8.30 uur. Vervolgens werden ide leden er nog aftent'op* gemaakt om toch vooral aan het einde des jaars hun spaarbankboekjes in te leveren. Trots alle moeite welke er voor gedaan is zijn nog 40 weg gebleven, welk» dan oók zijn beboet. Voorz. ver trouwt in deze op de goedgunstigheid der leden en hoopt dat het gesprokene ingang moge vinden. Verder werd door voorz .„pog mededeeling ge daan dat de bank hard vooruit gaat wat het aantal dagboekposten betreft. Deze bedroegen 377 op 26 Maart 1927, en 787 op 26 Maart 1928. Hierna kreeg de secretaris gelegenheid tot het lezen der notulen, welke onder dank werden vast- zijn dingen, die men éénvoudig als onmogelijk kan bestempelen! Ge zijt zoo jong, ge zijt zoo schoon, dat ge ieders hoofd op hol brengt. En ge zoudt de rest van uw léven in weduwschap willen slijten, zonder liefde, zonder gevoel? Dat kan niet!" „Em toch zal het zoo zijn." „O, ge zult me niet dien moed benemen met zoo te spreken. Efen liefde als de mijne laat zich niet uit het véld slaan. D'e tijd zal het u leeren." „Ik smeek u, zwijg toch, mijnhëér Garand!" „'Waarom? Ik zeg niets dan de waaihfeid!" „Ge behooidet tie bedenken, dat er nog geen vijf maanden verloopen zijn siadert den dood van mijm armen Peter en dat hij, al stond hij ook' onder u, omdat gij opzichter aan de fabriek zijt, altijd uw vriend is geweest" „Dat is iets wat ik zeker niet' vergeten zal, maar noemt gij het'zijn aandenken beleedigen, als ik beken u lief te hebben, nu zijn dood u heeft vrijgemaakt? Beleed;# ik hem als ik u zeg: Jo hanna, de kinderen'van Peter Portier, die mijn vriend was, zullen voortaan mijn kinderen zijn? Redeneer toch eens verstandig, Johanna Portier. Mijnheer Labron heeft u na het ongeluk aan j een fatsoenlijk stuk brood geholpen, maar 'al# 1 ge van uw loon het besteedgeld voor uw "jongs ta kind hebt afgetrokken, blijft er wéinig voor u zelf en dien lieven jongen over, welnu, ik vendien vijftien frank per dag, vier honderd vijftig franlf per maand, vijf duizend vier honderd frank per jaar en dat ware Voor u en de kleinen een uit komst, om niet te zeggen een schat, als ik daarbij' in aanmerking neem -hae vlijtig en hoe zuinig ge zijt! Verder hiëb ik nog mijn plannen, Johanna grootsche plannen, dat verzeker ik u.'We zoude A in waarheid rijk' wonden. Misschien zou ik eeiA maal zelf eigenaar van een fabriek zijn. Danj niet waar, zouden wie voor de kinderen zoo iels. kunnen doen! Gij waart idan een gelukkige vrouw Medegedeeld wend dat volgens1 de presentie- lijst ieder lid 50 cent zal worden toegewezen, j De heeren K. Timmerman en Abr. Boon werden benoemd als stemopnemers, waarna werd over gegaan tot verkiezing van een lid- van het be stuur. Aftr. is de heer 'O. Wiagenaar Kz. (her kiesbaar). Door het bestuur is het volgende dub beltal gesteld: O. Wagenaar Kz., en C. Spaans Jz. In verband hiermede werd door den voorz. naar voren gebracht dat de directeur, de heer Wagenaar, de gemeente metterwoon gaat verla ten en deze heeft gemeend naar aanleiding daar van zich niet meer herkiesbaar te stellen. Het Bestuur en "Raad v. Toezicht heeft zich deze zaak ingedacht en gemeend in den geest der vergadering te handelen, door den heer Wa genaar te bewegen als directeur te blijven, daar het voor een ieder van groot belang geacht kan wonden voor onze bank. De heer Wagenaar is iemand die een goede reputatie geeft voor onze bank. Zijn kiezen als commissaris voor 'jaren terug is bij le stemming al gebleken dat hij een ge wild persoon was. Voorz. hoopt dat de uitslag der stemming wederom alzoo moge zijn. Uitgebracht waren 136 stemmen, waarvan zich op den heer Wageuaar hadden 'vereen igd 134 Stemmen, den heer Spaan 1 stem en 1 blanöoi. De heer Wagenaar neemt zijn benoeming we derom aan en zegt de vergadering dank' voor het in hem gestelde vertrouwen. Door den kassier werd hierna voorlezing ge daan van het jaarverslag over den toestand der Bank, Rekening en Bialans over 1927. De kassier werd dank gebracht voor zijn uitge breid verslag. Bij monde van den heer A. Leegwater Jz'„ werd meded'eeling gedaan dat de rekening en balans in orde was bevonden :en brengt een woord van dank aan bestuur en Raad v. Toezicht voor hetgeen zé "het vorig jaar voor de bank gedaan heeft. Hierna werd overgegaan tot het kiezen van een lid van den Raad van Toezicht, aftr. was de heer Jb. Wag'enaar J. J. Cz. (herkiesbaar). Door den Raad v. Toezicht is het volgende dubbeltal gesteld: Jb. Wag'enaar J.'J.Oz. en P. Timmerman. De uitslag was aldus; Uitgebracht wiaren 136 stemmën, waarvan de heer Jb. Wagenaar op zich v'areenigde 113 stem men, P. Timmerlman 19, hlanoo 3 en 1 van on waarde, zoodat de heer Wagenaar met volstrekte meerderheid van stemmen Is herkozen, welke de benoeming als zoodanig wederom aannam. Door den directeur, den heer C. Wagenaar, werd medegedeeld dat hot bestuur gemeend heeft de rentestandaard niet te veranderen, al is de toe stand der Bank verbeterd. Goziv« ue rente van het spaargeld 3 3/3 pCt. ook al tamelijk hoog is, daar de Centrale Bank 4 pCt. geeft, is het niet geweuscht in dezen omhoog te gaan, al zijn er ook banken in den omtrek welke zulks wel doen. Er wordt voor de leden zoo weinig mogelijk' onkosten gemaakt, zooals zegels, enz., zoodat de 'rentestandaard niets ongunstig afsteekt bij zulke banken. Verder deelde spr. mede, dat het plan js de rente van het uitstaande geld mist 1 Juli te ver lagen. Terwijl tevens nog besloten is een nieuwe brandkast te koopen. De bank is verzekerd tegen inbraak én diefstal, maar Jaar bleek de bestaande brandkast niet voldoende voor te zijn, zoodat een nieuwe lijst is aangeschaft voor de som van f465, welke aan alle eischen voldoet, terwijl de oude is verkocht voor f60. Spr. deed verder nog een opwekkend woord over de nieuwe werk wijze, al was deze velen ook nog vreemd, to<>h zal het op den duur wel bevallen. Hij hoopte dan ook' dat er het nieuwe seizoen velen gebruik van zullen maken. Tot plaatsvervangende bestuursleden werden herbenoemd de heeren C. iSpaa,ns Jnz. en S. Wa genaar. Bij de ronivraag werd door Burgemeester'"S 1 ot naar voren gebracht dat in aanmerking genomen en een gelukkige moeder tevens. Die toekomst hangt aljeen van u zelf af. O, ik bezweer u, wijs haar niet af. Ik bemin u dolzinnig! Ik heb je zoo lief, dat ik om u te verwierven, hemel en aarde zou kunnen bewegen. De hartstocht Reinst voor niets terug en is tot alles in staat, Ik wil, ik moet u bezitten! Drijf mij niet tot het uiterse,, want de gevolgen komen op uw'hoofd neder. Ge zoudt te laat berouw hebben van uw hardnekkige weigering." Johanna bleef op eens staan en zag Sen man met vastheid in het gelaat. „Luister, Ernst Garaui," sprak zij met eene doo rde ontroering bijna niet verstaanbare stem, „dit is nu reeds de vierde maal, daf ge mij van uw liefde en uwe verwachtingen spreekt, en daar ik u voor oprecht houd „Oprecht!" herhaalde de toegesprokenen. „O ja, ik weer u, dat ik altijd oprecht tegenover u ben geweest." „Laat mij uitspreken: Ik ben u in zeker op zicht dankbaar voor uw aanzoek, omdat ik daar in een bewijs van uw achting meen te zien. Ik twijfel ook niet aan uwe goede bedoelingen, maar ik kan u heden, voor de vierde maal geen andier antwoord geven dan ik u vroeger gaf: ik wil weduwe blijven. Ik zal nooit tot een tweede hu welijk overgaan!" Het gelaat van Ernst Garaud werd beurtelings rood en bleek, terwijl zijn borst nog onstuimiger klopte. „Ge hebt mij dus niet lief?" stamelde hij. ,JGe kunt me dus niet liefhebben, nu niet of later niet?" „Tk heb Peter te lief gehad, om na hem nog een anderen man te kunnen beminne. Mijn hart behoorde hem alleen en na zijn dood is het ook voor de liefde gestorven." De opzichter maakte eene beweging van ver twijfeling. Twee groote tranen vloeiden hem langs moet worden dat de Boerenleenbank geen specu latieve Bank is, daar het Biestuur op een goed- koope mainer het geld der leden belegt, ondanks dat toch nog een winst is gemaakt van f 1985.69 Spr. feliciteerde bestuur en leden met het be haalde resultaat. Spr. feliciteerde de vergadering hog met de verkiezing van hun herbenoemden directeur, wel ke iemand is, welke zijn naam ten goede uitdraagt ook elders. Verder werd door spr. nog gememoreerd dat de bank nu in betore condities is dan het .vorig» jaar, gezien het te goed van f 50.000 bij de Cen trale Bank, Spr. zou hier de vólgende opmerking aan vast willen knoopen. Het vorig jaar is door den directeur gememoreerd dat we de slechtst» tijden niet uit moesten dragen in verband met het geven van crediet. Spr. zou nu gaarne zien dat het bestuur bij de Centrale Bank naar voren bracht dat ons bedrijf is een golvend bedrijf, waar we niet zoo gauw me; in de put komen. Dat er dan met klem op aangedrongen worde,, dat wanneer we de Centrale noodig hebben, ze niet zeggen, wie houden er mee op, met het geven van crediet. Door den directeur word Burgemeester Slot hartelijk dank gezegd voor zijn waardeerend'e woorden, tot hem gesproken in verband met zijn herbenoeming. Als m,en al jaren aan de Bank is, zlegt spr., dan zijn er altijd dingen waar men aan gehecht raakt. Het levert wel eens moeilijk heden op, maar men doet het gaarne. Het doet spr. dan ook genoegen dat hij in de gelegenheid) is directeur te blijven, alhoewel het hem wel eens vteel aan tijd ontbreekt. Spr. brengt in verband hiermede zijn hartelijken dank over aan den heer A. Glas, welke altijd aanwezig is en met wiens adviezen wel degelijk rekening gehouden wordt. Spr. zegt den heer Glas nogmaals hartelijk dank voor zijn bereidwilligheid in deze en hoopt dat hij nog véle jaren in bet belang der bank werk zaam moge zijn. Wat betreft de wisseling in het bedrijf en onze Bank, hetwelk door den Burgemeester naar voren is gebracht en het aankloppen bij de Cen trale te Utrecht in tijden van nood; zal niet ge aarzeld worden om, ook in Verband met de uit breiding der glascultuur welke van hooger hand wordt aanbevolen en zooveel geld kioet, aanvra gen in deze om geld, te helpen. Niets meer aan de orde zijnde, sluit voorzitter met hartelijke bewoordingen de vergadering, te vens hopend dat 1928 voor de bank en leden; een voordeelig jaar moge zijn. Het onderricht, dat op de gemeenschappelijke Schooi voor Uitgebreid Lager Onderwijs, te Noord scharwoude, wordt gegeven, mag zich zoo langza merhand steeds meer in de belangstelling der ouders verheugen. Hoe kan het ook anders. Men heeft door de verkregen resultaten het nut van deze school, of beter van dit onderwijs, leeren in zien; hetgeen beteekent, dat de gedachte aan de toekomst der kinderen meer dan voorheen de taak der opvoeding beheerscht. Wat moet mijn zoon of dochter worden? is een vraag, die meer dan ooit klemt in den tegen- woordigen veeleischenden tijd, met zijn vele stroo mingen op geestelijk en maatschappelijk gebied. In een streek als deze, met steeds wisselende be- drijfsuitkomsten en onzekere finantieele vooruit zichten. moest die vraag steeds meer naar voren dringen en het bleek dan ook, dat men met het oog op z'n kinderen niet geheel onbezorgd de toekomst tegemoet zag. In de eerste plaats werd men ervan doordrongen, dat het zonder kennis niet meer gaat. De mogelijk heid werd daarbij overwogen, dat het bedrijf in de toekomst geen bestaanszekerheid meer zou kun nen bieden en zoo langzamerhand richtten zich de blikken naar de „U.L.O."-school. Kennis vergaren! Dit inzicht kwam op den Ouderavond naar voren. Daar werd door de leera ren, ae H.H. Janssonius en Gorter het nut van dit onderwijs uiteengezet. Waar wij nog verder aan kunnen to.evoegen, dat veredeling van smaak en ge moed niet ongestraft worden verwaarloosd bij de opvoeding! Thans meet dan ooit! En welk een on schatbare kennis doet men op, waarvan men la ter de vruchten plukt- Zoo wordt 't thans ingezien. De gelegenheid opent zich, dat velen uit de onder ste klassen hoogere sporten der samenleving berei ken. Door hetgeen op de U.L.O.-school wordt geleerd. de wangen. En toch kan ik mijn liefde niet opgeven!": riep hij uit. „O, Johanna Fortier, je hebt er geen begrip van, hoe bitter je mij doet lijden." III. Johanna zag nu, dat Ernst Garaud weende en die mannentranen deden haar gemoed pijnlijk aan. „Ik maak u bedroefd, omdat ik oprecht tegen u ben," antwoordde zij op zachten toon. „Het dofet mij zelf leed, antwoordde zij op zachten toon. „Het doet mij zelf leed, dat te moeten zien, maar mijn geweten en mijn eerlijkheid dwingen fnij u onomwonden de waarheid te zeggen. Ge moet mij vergeten." ,,U Vergeten!" herhaalde de opzichter. „Ja, het mag niet anders!" „Ge vraagt me niet .eens, of ik' dat wel kan doen." f „Men kan alles, 'wat men wil. Ik smieek u, ook ter wille van mijn kinderen, herhaal toch nooit zulke woorden, die ik van u niiet en van niemand mag aanhooren." „Ge beneemt mij dus iedere hoop „Ja." „Ge laat mij niet de geringste kans?" „Ik kan niet." „Johanna," riep Ernst hierop, terwijl hij met ruw geweld haar hand vastgreep, „misschien ver smaadt ge mij, omdat ik een eenvoudig werkman ben, zonder ander vermogen dan mijn loon, maar zoo ik nu ééns rijk ware? Schatrijk? Z.ou je mij dan niet aannemen?" „Geen woord meer!" stamelde de jonge vrouw onder het doen eener poging om haar hand los te wringen. „Ge maakt mij beangst!" „Zoudt ge voor u zelf en voor uw kinderen den rijkdom afwijzen?" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1928 | | pagina 2