MOEDER EN MARTELARES
Het Uitgebreid Lager Onderwijs
te Noordscharwoude
goed en krachtig bestuur is en de belangstelling
van den burgemeester en den geest van een groot
deel der burgers goei is, geen sprake is van net
kwijnen der Burgerwacht. In den Bond van Bur
gerwachten is echter overwogen, dat het goed zou
2ijn nog eens te gaan wijzen op de noodzakelijk
heid Van haar bestaan, nu in meerdere plaatsen
een mindere belangstelling wordt betoond, nu
zelfs door den Minister bijna de helft der rijks
subsidie is ingetrokken en hierdoor ook moeilijker
wordt financieelen steun te verkrijgen van 'Ge
meenten.
Spr. herinnert aan de dagen van 1918, de revo
lutiepoging der soc. dem., het „stootje" van Troel-
stra., En nu is het eeu ontegensprekelijk feit, dat
de eerste stoot tot verzet hiertegen is uitgegaan
van de Nederlandsche burgerij en dat verzet hier
op is gebroken. Terwijl overal de vorsten werden
weggevaagd, beleefden wij in den Haag het Schoo-
ne moment, dat alles zich concentreerde om onze
geliefde Koningin. j
Wij moeten minister Kan gaan zeggen: Ercoel-
lentie, wiij zijn die dagen van 1918 niet vergeten.
Er was toen een buitengewoon enthousiasme, maar
het zal de vraag zijn geweest, indien de revolutie
niet 3 dagen tevoren ware aangekondigd, doch
plotseling gekomen, of wij er door het brutale
geweld niet zouden zijn ingeloopen. Moet nu die
onvoorbereidheid weer komen? Er moet rekening
worden gehouden met 21e stem des volks, met
de burgerij. De Burgerwacht is een stuk der bur
gerij, dat begrijpt dat wie niet in ruste moeten
gaan, juist nu uiet. Wij moeten het gevaar, dat
er nog steeds is, voor oogen houden. Al is dan
de beweging wat achteruit gegaan, omdat zooveel
Nederlanders het gevaar voor zich moeten hebben
Staan alvorens zij zich gaan wiapenen, nog altijd
zijn wij 70.000 man sterk. Deze sterkte moeten
wij houden.
De Burgerwacht is een zuiver plaatselijk insti
tuut en steunt op de oudere burgerij, de mannen
op het* breede voetstuk, wier karakters gevormd
zijn, die door den zuid westerstorm niet omver
worden geworpen. De burgemeester is gerechtigd
haar op te roepen, maar nogmaals, slechts ter
plaatse zal hij werkzaam moeten zijn.
Waarvoor dient nu die Burgerwacht? Misschien
of vrij zeker, wel voor niets. Als er een goede
Burgerwacht is, gebeurt ,er niets. Door hun pre
ventieve werking maken de Burgerwachten een
revolutie onmogelijk. En dan, het geeft een enor
me rust.
Spr. staat hierna nog even stil bij bet ander
instituut: de Bijzonder vrijwillige Landstorm.
Het zijn zij der geoefende dienstplichtigen, lie
in het verband opgenomen worden, als dat deel
van het leger, dat bereid is bij revolutie of op
stand, 'het gezag te verdedigen en "het verzet te
breken. Merkwaardig dat, waar dit zijn denman
nen van het ontwikkelende, doch nog niet vaste
karakter, dit instituut wel vooruit gaat. Wij mo
gen dit danken aan een intensieve propaganda,
maar toch moeten ook hiertoe de ouderen den
stoot geven. Er moet verband zijn tusschen de
twee. .Wij moeten de jongeren tot de Landstorm
opwiekken, zij hebben den opstand te breken,
maar als zij bezwaar ma'ken om in tijden van
opstand het bedreigde huis en gezin te veraten,
dan móeten de ouderen er zijn met hur Burger
wacht. Alles moet voortkomen uit de oudere bur
gerij en er moet een nauw verband zijn tusschen
Burg"$569** en: Vrijwillige Landstorm.
Spr. zegt dat ééén ding de zaak der Burger
wachten veel afbreuk doet, er is angst voor de ,;oc.
democratie. De politiek zit er dik in. Niet all-vm
bij burgemeesters of raadscollege's, maar ook bij
burgers, die om wille der klandisie hun steun
aan deze zaak onthouden. Dat is niet goed. Spr.
heeft niets tegen de socialisten, maar hij is toch
ook niet bang voor hen. Hierna wordt even ge
pauzeerd.
Onder de pauze brengt de Edelachtb. heer Bur
gemeester een woord van hartelijken dank aan
den spreker, vooral voor de dudelijkheiil, waar
mede deze heeft aangetoond het verband der Bur
gerwacht met den vrijw. Landstorm.
In het tweede deel zijner rede wil de heer
Tonnet de moeilijke vraag van het revolutiege
vaar behandelen.
Spr. ziet in het bestaan van revolutionaire par
tijen alleen, reeds dit' gevaar. De s.d. partijen
preekten dien klassenstrijd en dit 'moet noodwendig
tot revolutie leiden.
Spr. staat een poos stil bij het Communisme.
Dit is uitgesproken revolutionair. In Rusland de
partij, zich stellende boven God, de partij van de
terreur, zedelijk vernietigend de jeugd en het
volk .Gat communisme zal misschien hier geen
FEUILLETON
3)
„Maar dat is mij niet voldoende, nu ik weet
en .zie, dal ge mij overal uit den weg zoekt te
loopen. Ge weet niettemin, hoe gelukkig het mij
maakt, ais ik slechts een paar woorden met u
wisselen mag? Niet wiaar, 'dat weet ge immers,
Johanna
„Ik bid u, mijnheer Ernst, begin niet weer op
dien toon. Ik mag u zoo niet hooren spreken. Het
veroorzaakt mij pijn.''
„En ik dan, Johanna? Gelooft ge, dat ik geen
pijn en geen verdriet heb? Uw koelheid tegenover
mij en uw wantrouwen veroorzaken mij grooter
smart, dan ik u zeggen kan. Ik heb u lief. Jo
hanna, met al mijn hart en ziel. Ik moet u zeggen,
idat ik zonder u niet leven kan. En ge weet dat;
ge zijt er van overtuigd."
„Ziet ge nu wel, dat ik gelijk had met u 'tic
willen ontvluchten."
„O, ik kan ook mijn hart niet het stilzwijgen
oplegggen ,als ik u zie. Ge zijt mijn eenigé 'hoop,
mijn eenige gedachte. Ik heb u lief Johanna! Ge
moet u ej aan gewennen, dat van mij te hooren
telkens opnieuw te hoorenaltijd!"
„En telkens 'zal ik u herhalen, dat uw liefde
een dwaasheid is," antwoordde de jonge vrouiw.
„Een dwaasheid? "Waarom?"
„•Omdat ze nergens toe leiden kan."
„Toch misschien tot een huwelijk tusschen ons'"
„Ik zal nooit hertrouwen!"
„Meent ge dat werkelijk?"
„Tk ben er zekér van.""
„En ik: ben van het tegendeel overtuigd. Er
wortel schieten, maar de communisten zijn de
groote gangmakers voor Üe sociaal-idemocratèn.
Etn Nijnatten zegt het in zijn werken, nergens
wordt zoo gehitst als in Nedhrland.
De s.d. partij is gevaarlijker als liet communis
me,zij doet het liefste en geeft zich uit voor
gevaarloos. Zijn nu de mannen als Stenhuis., die
eens zeide dat de ribben der "bourgeoisie zacht
zouden zijn onder hunne hielen, de gevaarlijksten
Neen, het gevaarlijkste is de rechtervleugel dér
partij. De mannen, niet met de bloedroode, maar
met de meer rose kleur. Spr- wijst op de Zaiel-
hoff-gesehiedenis in de Tweede Kamer. De rech
tervleugel zijn de menschen van geen vleeseh
noch visch. Ze prediken desniettemin den klas
senstrijd, den opstand tegen het gezag. Men is van
die partij geen dag en geen uur zeker. Maar ze is
gevaarloos als er Burgerwachten zijn en ook on
machtig. Als wie gaan rus'ten, dan zullen we weer
het „stootje" krijgen. Maar dan zullen wie geën
waarschuwing krijgen 3 dagen tevoren, maar dan
zullen we het 's morgens om half 8 vernemen
door de radio. Wij moeten wie beweging steunen.
Juist als er Burgerwachten zijn, gebeurt er niets,
wij moeten onze regeeringsgetrouwheid demon-
streeren. Niet wij zijn de bloedvergieters,'maar de
s. d. zelf, die den opstand propageeren. Wij zijn
de stille wakende kracht, dat er geen bloed ver
goten zal worden.
Em dan, als de Burgerwachten verdwenen, zou
er onrust komeen, zouden er misschien fascistische
stroomingen ontstaan, de wereld is en zal wel
blijven een ketel kokend brouwsel. We moeten
echter durven leven en daarom paraat blijven. Er
is werkelijk nog een heeleboel te verdedigen en I
te handhaven.
Hierna gelegenheid tot het stellen van vra
gen en opmerkingen.
De heeren P. Kramer en H. Metselaar danken
den spr. resp. als voorzitter der Burgerwacht
van Noord en Zuidschanwoude voor zijn uitne
mende rede, waardoor velen zeker een andere en
een betieren kijk op de zaak hebben gekregen.
De heer P. Slot dankt namens de leden en
iwenscht generaal Tonnet veel succes met zijn
werk voor de opleving der Burgerwachten. De
heer G. Gutter sluit zich hierbij aan en spijt het
alleen dat nog niet mieerderen van hen, die het
goede voor hebben, aanwezig waren. De heer
J. Groen zegt dat het inderdaad sorns moeilijk
is om overtuigend aan te toonen, waarom de
Burgerwachten er moeten zijn. Spr. zou willen,
dat ook buiten de chr. partijen wat meer waardee
ring werd betoond. Als de dagen van 1918 zouden
wederkoeren, zouden zij, die nu de zaak den rug
toekeeren, het hardst om de Burgerwacht roepen.
De heer Tonnet zegt, dat het louter eeu kwestie
is van aanvoelen, men moet voelen dat de predi
king van den opstand het groote gevaar voor
revolutie is.
Na een woord van dank van den burgemeester
wordt hierna de vergadering gesloten.
IfiL' :i :'l I 1 1 i
BROEK OP LANGEND IJK.
Vergadering der Coöperatieve Boerenleenbank)
op Maandag 23 Maart 1928, 's avonds half acht,
in het lokaal van Vijzelaar.
De voorzitter, S. Wagenaar, heette namens Re-
stuur en Raad van Toezicht leden én pers harte
lijk welkom en 'wenschte voor hij de vergadering
opende, een 3-tal punten naar voren te brengen.
Eerstens memoreerde spr. de stand der Bank eft
zei dat al noemen we cijfers, in den regel dor,
deze toch ook wel eens sprekend kunnen wezen.
Had onze bank op 1 Januari 1927 een schuld bij
de Centrale van f 112.573.11 en op 1 Januari
1928 een schuld van f77.028.25, op 20 Maart
1928 was deze schuld omgekeerd in een te goed;
van f 50.000.
Verder vestigde spr. de aandacht der leden op
de nieuwere werkwijze der bank, en wees op -het
voordeel'en gemak, hetwelk hieraan verbonden
was, om hun geld door middel vain den markt-
betaalmeesier dadelijk bij de bank te storten.
Wanneer er een te goed is en men moet rekenin
gen betalen van kunstmest, enz. heeft men maar
een kwitautie te teekenen en het geld wordt door
den kassier betaald. Hieraan zijn wel moeilijkhe
den verhouden, maar toch heeft het bestuur ge
meend, deze werkwijze in te voeren. 'Zij heeft zich
getoetst aan een Boerenleenbank in het West-
land, waar nu al 66 pCt. der leden gebruik maakt,
van de nieuwere werkwijze. Spr. hoopt, dal hier
bij da leden dit ook zulk een ingang moge Vinden.
Be bank is daartoe eiken werkdag van kwart
voor elf uur tot half 12 geopend en niet Dins
dagsavonds, maar wel Vrijdagsavonds van 7 tot
8.30 uur.
Vervolgens werden ide leden er nog aftent'op*
gemaakt om toch vooral aan het einde des jaars
hun spaarbankboekjes in te leveren. Trots alle
moeite welke er voor gedaan is zijn nog 40 weg
gebleven, welk» dan oók zijn beboet. Voorz. ver
trouwt in deze op de goedgunstigheid der leden
en hoopt dat het gesprokene ingang moge vinden.
Verder werd door voorz .„pog mededeeling ge
daan dat de bank hard vooruit gaat wat het
aantal dagboekposten betreft. Deze bedroegen 377
op 26 Maart 1927, en 787 op 26 Maart 1928.
Hierna kreeg de secretaris gelegenheid tot het
lezen der notulen, welke onder dank werden vast-
zijn dingen, die men éénvoudig als onmogelijk
kan bestempelen! Ge zijt zoo jong, ge zijt zoo
schoon, dat ge ieders hoofd op hol brengt. En
ge zoudt de rest van uw léven in weduwschap
willen slijten, zonder liefde, zonder gevoel? Dat
kan niet!"
„Em toch zal het zoo zijn."
„O, ge zult me niet dien moed benemen met
zoo te spreken. Efen liefde als de mijne laat zich
niet uit het véld slaan. D'e tijd zal het u leeren."
„Ik smeek u, zwijg toch, mijnhëér Garand!"
„'Waarom? Ik zeg niets dan de waaihfeid!"
„Ge behooidet tie bedenken, dat er nog geen
vijf maanden verloopen zijn siadert den dood van
mijm armen Peter en dat hij, al stond hij ook'
onder u, omdat gij opzichter aan de fabriek zijt,
altijd uw vriend is geweest"
„Dat is iets wat ik zeker niet' vergeten zal,
maar noemt gij het'zijn aandenken beleedigen, als
ik beken u lief te hebben, nu zijn dood u heeft
vrijgemaakt? Beleed;# ik hem als ik u zeg: Jo
hanna, de kinderen'van Peter Portier, die mijn
vriend was, zullen voortaan mijn kinderen zijn?
Redeneer toch eens verstandig, Johanna Portier.
Mijnheer Labron heeft u na het ongeluk aan
j een fatsoenlijk stuk brood geholpen, maar 'al#
1 ge van uw loon het besteedgeld voor uw "jongs ta
kind hebt afgetrokken, blijft er wéinig voor u
zelf en dien lieven jongen over, welnu, ik vendien
vijftien frank per dag, vier honderd vijftig franlf
per maand, vijf duizend vier honderd frank per
jaar en dat ware Voor u en de kleinen een uit
komst, om niet te zeggen een schat, als ik daarbij'
in aanmerking neem -hae vlijtig en hoe zuinig
ge zijt! Verder hiëb ik nog mijn plannen, Johanna
grootsche plannen, dat verzeker ik u.'We zoude A
in waarheid rijk' wonden. Misschien zou ik eeiA
maal zelf eigenaar van een fabriek zijn. Danj
niet waar, zouden wie voor de kinderen zoo iels.
kunnen doen! Gij waart idan een gelukkige vrouw
Medegedeeld wend dat volgens1 de presentie-
lijst ieder lid 50 cent zal worden toegewezen, j
De heeren K. Timmerman en Abr. Boon werden
benoemd als stemopnemers, waarna werd over
gegaan tot verkiezing van een lid- van het be
stuur. Aftr. is de heer 'O. Wiagenaar Kz. (her
kiesbaar). Door het bestuur is het volgende dub
beltal gesteld: O. Wagenaar Kz., en C. Spaans
Jz. In verband hiermede werd door den voorz.
naar voren gebracht dat de directeur, de heer
Wagenaar, de gemeente metterwoon gaat verla
ten en deze heeft gemeend naar aanleiding daar
van zich niet meer herkiesbaar te stellen.
Het Bestuur en "Raad v. Toezicht heeft zich
deze zaak ingedacht en gemeend in den geest
der vergadering te handelen, door den heer Wa
genaar te bewegen als directeur te blijven, daar
het voor een ieder van groot belang geacht kan
wonden voor onze bank. De heer Wagenaar is
iemand die een goede reputatie geeft voor onze
bank. Zijn kiezen als commissaris voor 'jaren terug
is bij le stemming al gebleken dat hij een ge
wild persoon was. Voorz. hoopt dat de uitslag
der stemming wederom alzoo moge zijn.
Uitgebracht waren 136 stemmen, waarvan zich
op den heer Wageuaar hadden 'vereen igd 134
Stemmen, den heer Spaan 1 stem en 1 blanöoi.
De heer Wagenaar neemt zijn benoeming we
derom aan en zegt de vergadering dank' voor het
in hem gestelde vertrouwen.
Door den kassier werd hierna voorlezing ge
daan van het jaarverslag over den toestand der
Bank, Rekening en Bialans over 1927.
De kassier werd dank gebracht voor zijn uitge
breid verslag.
Bij monde van den heer A. Leegwater Jz'„
werd meded'eeling gedaan dat de rekening en
balans in orde was bevonden :en brengt een woord
van dank aan bestuur en Raad v. Toezicht voor
hetgeen zé "het vorig jaar voor de bank gedaan
heeft.
Hierna werd overgegaan tot het kiezen van
een lid van den Raad van Toezicht, aftr. was
de heer Jb. Wag'enaar J. J. Cz. (herkiesbaar).
Door den Raad v. Toezicht is het volgende
dubbeltal gesteld: Jb. Wag'enaar J.'J.Oz. en P.
Timmerman. De uitslag was aldus;
Uitgebracht wiaren 136 stemmën, waarvan de
heer Jb. Wagenaar op zich v'areenigde 113 stem
men, P. Timmerlman 19, hlanoo 3 en 1 van on
waarde, zoodat de heer Wagenaar met volstrekte
meerderheid van stemmen Is herkozen, welke de
benoeming als zoodanig wederom aannam.
Door den directeur, den heer C. Wagenaar,
werd medegedeeld dat hot bestuur gemeend heeft
de rentestandaard niet te veranderen, al is de toe
stand der Bank verbeterd. Goziv« ue rente van
het spaargeld 3 3/3 pCt. ook al tamelijk hoog
is, daar de Centrale Bank 4 pCt. geeft, is het
niet geweuscht in dezen omhoog te gaan, al zijn
er ook banken in den omtrek welke zulks wel
doen. Er wordt voor de leden zoo weinig mogelijk'
onkosten gemaakt, zooals zegels, enz., zoodat de
'rentestandaard niets ongunstig afsteekt bij zulke
banken.
Verder deelde spr. mede, dat het plan js de
rente van het uitstaande geld mist 1 Juli te ver
lagen. Terwijl tevens nog besloten is een nieuwe
brandkast te koopen. De bank is verzekerd tegen
inbraak én diefstal, maar Jaar bleek de bestaande
brandkast niet voldoende voor te zijn, zoodat een
nieuwe lijst is aangeschaft voor de som van
f465, welke aan alle eischen voldoet, terwijl
de oude is verkocht voor f60. Spr. deed verder
nog een opwekkend woord over de nieuwe werk
wijze, al was deze velen ook nog vreemd, to<>h
zal het op den duur wel bevallen. Hij hoopte
dan ook' dat er het nieuwe seizoen velen gebruik
van zullen maken.
Tot plaatsvervangende bestuursleden werden
herbenoemd de heeren C. iSpaa,ns Jnz. en S. Wa
genaar.
Bij de ronivraag werd door Burgemeester'"S 1 ot
naar voren gebracht dat in aanmerking genomen
en een gelukkige moeder tevens. Die toekomst
hangt aljeen van u zelf af. O, ik bezweer u, wijs
haar niet af. Ik bemin u dolzinnig! Ik heb je
zoo lief, dat ik om u te verwierven, hemel en
aarde zou kunnen bewegen. De hartstocht Reinst
voor niets terug en is tot alles in staat, Ik wil,
ik moet u bezitten! Drijf mij niet tot het uiterse,,
want de gevolgen komen op uw'hoofd neder. Ge
zoudt te laat berouw hebben van uw hardnekkige
weigering."
Johanna bleef op eens staan en zag Sen man
met vastheid in het gelaat.
„Luister, Ernst Garaui," sprak zij met eene
doo rde ontroering bijna niet verstaanbare stem,
„dit is nu reeds de vierde maal, daf ge mij van
uw liefde en uwe verwachtingen spreekt, en daar
ik u voor oprecht houd
„Oprecht!" herhaalde de toegesprokenen. „O
ja, ik weer u, dat ik altijd oprecht tegenover
u ben geweest."
„Laat mij uitspreken: Ik ben u in zeker op
zicht dankbaar voor uw aanzoek, omdat ik daar
in een bewijs van uw achting meen te zien. Ik
twijfel ook niet aan uwe goede bedoelingen, maar
ik kan u heden, voor de vierde maal geen andier
antwoord geven dan ik u vroeger gaf: ik wil
weduwe blijven. Ik zal nooit tot een tweede hu
welijk overgaan!"
Het gelaat van Ernst Garaud werd beurtelings
rood en bleek, terwijl zijn borst nog onstuimiger
klopte.
„Ge hebt mij dus niet lief?" stamelde hij.
,JGe kunt me dus niet liefhebben, nu niet of
later niet?"
„Tk heb Peter te lief gehad, om na hem nog
een anderen man te kunnen beminne. Mijn hart
behoorde hem alleen en na zijn dood is het ook
voor de liefde gestorven."
De opzichter maakte eene beweging van ver
twijfeling. Twee groote tranen vloeiden hem langs
moet worden dat de Boerenleenbank geen specu
latieve Bank is, daar het Biestuur op een goed-
koope mainer het geld der leden belegt, ondanks
dat toch nog een winst is gemaakt van f 1985.69
Spr. feliciteerde bestuur en leden met het be
haalde resultaat.
Spr. feliciteerde de vergadering hog met de
verkiezing van hun herbenoemden directeur, wel
ke iemand is, welke zijn naam ten goede uitdraagt
ook elders.
Verder werd door spr. nog gememoreerd dat
de bank nu in betore condities is dan het .vorig»
jaar, gezien het te goed van f 50.000 bij de Cen
trale Bank, Spr. zou hier de vólgende opmerking
aan vast willen knoopen. Het vorig jaar is door
den directeur gememoreerd dat we de slechtst»
tijden niet uit moesten dragen in verband met
het geven van crediet. Spr. zou nu gaarne zien
dat het bestuur bij de Centrale Bank naar voren
bracht dat ons bedrijf is een golvend bedrijf,
waar we niet zoo gauw me; in de put komen.
Dat er dan met klem op aangedrongen worde,,
dat wanneer we de Centrale noodig hebben, ze
niet zeggen, wie houden er mee op, met het geven
van crediet.
Door den directeur word Burgemeester Slot
hartelijk dank gezegd voor zijn waardeerend'e
woorden, tot hem gesproken in verband met zijn
herbenoeming. Als m,en al jaren aan de Bank
is, zlegt spr., dan zijn er altijd dingen waar men
aan gehecht raakt. Het levert wel eens moeilijk
heden op, maar men doet het gaarne. Het doet
spr. dan ook genoegen dat hij in de gelegenheid)
is directeur te blijven, alhoewel het hem wel eens
vteel aan tijd ontbreekt. Spr. brengt in verband
hiermede zijn hartelijken dank over aan den heer
A. Glas, welke altijd aanwezig is en met wiens
adviezen wel degelijk rekening gehouden wordt.
Spr. zegt den heer Glas nogmaals hartelijk dank
voor zijn bereidwilligheid in deze en hoopt dat
hij nog véle jaren in bet belang der bank werk
zaam moge zijn.
Wat betreft de wisseling in het bedrijf en
onze Bank, hetwelk door den Burgemeester naar
voren is gebracht en het aankloppen bij de Cen
trale te Utrecht in tijden van nood; zal niet ge
aarzeld worden om, ook in Verband met de uit
breiding der glascultuur welke van hooger hand
wordt aanbevolen en zooveel geld kioet, aanvra
gen in deze om geld, te helpen.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit voorzitter
met hartelijke bewoordingen de vergadering, te
vens hopend dat 1928 voor de bank en leden;
een voordeelig jaar moge zijn.
Het onderricht, dat op de gemeenschappelijke
Schooi voor Uitgebreid Lager Onderwijs, te Noord
scharwoude, wordt gegeven, mag zich zoo langza
merhand steeds meer in de belangstelling der
ouders verheugen. Hoe kan het ook anders. Men
heeft door de verkregen resultaten het nut van
deze school, of beter van dit onderwijs, leeren in
zien; hetgeen beteekent, dat de gedachte aan de
toekomst der kinderen meer dan voorheen de taak
der opvoeding beheerscht.
Wat moet mijn zoon of dochter worden? is
een vraag, die meer dan ooit klemt in den tegen-
woordigen veeleischenden tijd, met zijn vele stroo
mingen op geestelijk en maatschappelijk gebied.
In een streek als deze, met steeds wisselende be-
drijfsuitkomsten en onzekere finantieele vooruit
zichten. moest die vraag steeds meer naar voren
dringen en het bleek dan ook, dat men met het oog
op z'n kinderen niet geheel onbezorgd de toekomst
tegemoet zag.
In de eerste plaats werd men ervan doordrongen,
dat het zonder kennis niet meer gaat. De mogelijk
heid werd daarbij overwogen, dat het bedrijf in de
toekomst geen bestaanszekerheid meer zou kun
nen bieden en zoo langzamerhand richtten zich
de blikken naar de „U.L.O."-school.
Kennis vergaren! Dit inzicht kwam op den
Ouderavond naar voren. Daar werd door de leera
ren, ae H.H. Janssonius en Gorter het nut van dit
onderwijs uiteengezet. Waar wij nog verder aan
kunnen to.evoegen, dat veredeling van smaak en ge
moed niet ongestraft worden verwaarloosd bij de
opvoeding! Thans meet dan ooit! En welk een on
schatbare kennis doet men op, waarvan men la
ter de vruchten plukt- Zoo wordt 't thans ingezien.
De gelegenheid opent zich, dat velen uit de onder
ste klassen hoogere sporten der samenleving berei
ken.
Door hetgeen op de U.L.O.-school wordt geleerd.
de wangen.
En toch kan ik mijn liefde niet opgeven!":
riep hij uit. „O, Johanna Fortier, je hebt er geen
begrip van, hoe bitter je mij doet lijden."
III.
Johanna zag nu, dat Ernst Garaud weende en
die mannentranen deden haar gemoed pijnlijk aan.
„Ik maak u bedroefd, omdat ik oprecht tegen
u ben," antwoordde zij op zachten toon. „Het
dofet mij zelf leed, antwoordde zij op zachten
toon. „Het doet mij zelf leed, dat te moeten zien,
maar mijn geweten en mijn eerlijkheid dwingen
fnij u onomwonden de waarheid te zeggen. Ge
moet mij vergeten."
,,U Vergeten!" herhaalde de opzichter.
„Ja, het mag niet anders!"
„Ge vraagt me niet .eens, of ik' dat wel kan
doen." f
„Men kan alles, 'wat men wil. Ik smieek u, ook
ter wille van mijn kinderen, herhaal toch nooit
zulke woorden, die ik van u niiet en van niemand
mag aanhooren."
„Ge beneemt mij dus iedere hoop
„Ja."
„Ge laat mij niet de geringste kans?"
„Ik kan niet."
„Johanna," riep Ernst hierop, terwijl hij met
ruw geweld haar hand vastgreep, „misschien ver
smaadt ge mij, omdat ik een eenvoudig werkman
ben, zonder ander vermogen dan mijn loon, maar
zoo ik nu ééns rijk ware? Schatrijk? Z.ou je mij
dan niet aannemen?"
„Geen woord meer!" stamelde de jonge vrouw
onder het doen eener poging om haar hand los te
wringen. „Ge maakt mij beangst!"
„Zoudt ge voor u zelf en voor uw kinderen den
rijkdom afwijzen?"
Wordt vervolgd.