NIEUWE 1
MOEDE» en Martelares
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
Dinsdag 17 April 1928
87 e Jaargang
Stemmingsbeeld Groentenland
NO 45 IMTERC. TELEPHOON 52
LMGEIUKll {MUM
Deze courant verscihijnt
Dinsdag, Donderdag en Zaterdag
Abonnementsprijs
per 3 maanden f 1.15
Hedact.-Uitf. J. H. KKIZKR - Bureel Noordscharwoude
A dvertentiën van 15 regels 75
cent, elke regel meer 15 cent.
Groote letters naar plaatsruimte
Brieven rechtstreeks aan denüitgever
De -weersgesteldheid gedurende de beide Paasch-
dagen en nu wat een verschil.
Den 2den Paaschidag zag ik1 den oudsten man-
nelijken bewoner van'Broek uit den wind in 't
zonnetje zitten,
Wat heerlijkheid voor zoo'n onden man, "t-deei
me waarlijk goed hem daar te zien zitten. Geniet,
goede oude vriend, dacht ik 'bij me zelf, ge zijt
zoo dankbaar voor alles, hoe zal uw ouden mond
gewagen van lof aan H;em, die Zijn- zon doet
opgaan over alle menschen.
Maar terwijl ik nu voor mijn schrijftafel zit,
snort de kachel, dat 't zoo'n aard heeft. Hij
knettert zoo g'ezellig als waren we midden in den
winter; 't is toch je ware niet-. Half April en
zoo koud, met zoo'n feilen en doordringenden
wind, dat is verre van aangenaam.
Maar we zijn in koolland en daar oofdeelt men
anders over 't weer, dan de bewoners van B-er'
gen, Zandvoort en Scheveningen.
Wij Langendijker koolstronken neen dat
mag ik niet schrijven, dus schrijf ik 't maar
niet houden eigenlijk tot Mei van guur, ruw,
koud weer, niet omdat we 't voor onzen corpus
zoo aangenaam vinden, doch eenlijk en alleen
ter wille van onze portemonnaie, of wilt ge', dc
portefeuille.
■Wat 'n verschil in 't weer, acht dagen geleden
ah nu, maar ook, wat een verschil tevens 'ter
markt wat de prijzen voor 't goed 'aangaat. Eeó
paar dagen na Paschen kregen we zoo'n beetje
een gevoel, 'n beangstigende gewaarwording bijna
en vheesden we een dacapo va,n "1 vorig voorjaar.
Toen liep 't immers ook op niet® uit met de
kioolprijzen. Wat was 't, mis met de geeltjes,
j.l. Woensdag, de prijzen waren gewoonweg ge
kelderd. Maar 't weer sloeg om, de kachel, eeni-
ge dageh* bp nonactiviteit gesteld, moest weer
worden opgelegd en aangestoken. Eln de koolprij-
zerf herstelden zidh, de prijzen verbeterden, wat
heel mooi is ook'. Want we mogen 't ook wel
eens zeggen, dat zij, die thans nog kool hebben,,
de bouwers,, die de durf bezitten, tot heden,
gele en roode kool te hebben bewaard, voor 't
gemeenschapsbelang goedé diensten bewijzen. We
hebben de echte .houders" noodig, we kuhnen
de echte taaien niet' missen. Stel u voor, "dat
ieder zijn goed s'óór Maart opruimde.
'tls te hopen, dat ook de koolredten voor goede
prijzen van de hand gaan.
'kWerd dézer dagen getroffen door een tegen
stelling in beschouwing over een en dezelfde
zaak van twee bekwame en verdienstelijke man
nen. In onze senaat voerde Prof. Diepenhorst,
het woord. Een zeldzaam begaafd spreker, 'n
man die je gewoonweg tot luisteren dwingt. Hji
sprak over onze handelspolitiek, die dringend vol
gens dezen afgevaardigde wijziging behoeft. Van
hooggeachte zijde kreeg ik zijn jongste werk Eer
herstel der actieve handelspolitiek" ter lezing, 'k
kom er later nog wel eens op terug. Dat Prof.|
Diepenhorst voor zijn zienswijze sterke argu
menten weet bij' te brengen, kan niemand ont
kennen. Hoe wist hij af te geven op het geteem,
dat tegenwoordig zooveel opgeld doet, bijna
spreekwoordelijk is, ja een gevleugelde uitdruk
king dreigt te worden. „De geest van Genève".
Maar voor den anderen spreker heb ik niet
FEUILLETON
minder respect. Hij sprak in Krasnapolsiki te
A dam voor de Hollandsche Mij. van. Landbouw.
Misschien weten mijn lezers nu wien ik be
doel. Niemand anders dan 'den sympathieken, be
kwamen dr. Lovindk, lid van de Tweede Kamer.
Geachte lezers, voor dezen man heb ik groote
waardeering, kent ge zijn levensloop Is het u
bekend, dat hij uit de heffe des volks is voort
gekomen? Dat de jeugdige Lovinek polderjongens-
werk verricht heeft achter den kruiwagen?
Van soldaat heeft hij het tot generaal in den
landbouw gebracht. Hij is een zeldzaam man,
met even veel gemak schrijft hij een standaard
werk over den boschbouw, als over schadelijke
insecten. Hij weet van -visscherijzaken, is met de
kleinste bizonderheden van dat vak bekeni. Lo-
I vine'k weet van vlo ei weiden en kunstmest, hij
was de eerste directeur van de Neierlan.ischb
j Heide Mij. Toen werd hij Gouverneur-Generaal
I va.n den Landbouw, in officieele staatsstukken
i bracht 4® toenmalige Minister Talma hulde aan
zijn voortreffclijkeu helper.
Hij heeft den Indischen Landbouw uitnemende
diensten bewezen. Welnu, deze Dr. Lovinek, de
man die zijn wetenschappelijke titel „honoris cau
sa" verkreeg, spreekt anders over onze handelspo
litiek dan Prof. Diepenhorst.
Bij een door en door practisch man als Lovinek,
bij een staat van dienst als hij heeft, weiger ik
pertinent zelfs maar aan politieke motieven inza
ke zijn standpunt te denkon.
Dr. Lovinek voelt niets voer een dubbel-tarief,
hij acht de tot heien gevolgde politiek ver uit
hoven de door velen thans gewemschtc te verkie
zen. Waar we naar objectiviteit hebben te stre
ven, hij de bepaling van eigen standpunt, dienen
we ook ten deze van de meening van een Dr.
Lovinek"'notitie te fcearen. Ik. wifsb'eV'nu maar
even op, 'kwil er later nog eens over schrijven.
Eenvoudig is het vraagstuk allerminst.
Van tegengestelde meeni'ugen gesprokén, ter
jaarvergadering van de hoofdorganisatie van den
tuinbouw, de vorige week te Utrecht gehouden,
heeft men die óók kunnen beluisteren.
De op die vergadering met algemeene stemmen
herkozen voorzitter, de heer Valstar, hield de
openingsrede, die in extenso in 'het 'Jongste num
mer van de Tuinderij is opgenomen. 'kHeb haaf
van 't begin tot het einde gelezen en ik vond de
rede 'n keurig stak werk. Hier was 'èle man van
de praetische ervaring aan "t woord, die zeer
merkwaardige dingen heeft gezegd over is voor
uitzichten in den tuinbouw.
Van Joost v. d. Vondel, onze beroemde dichter,
is het bekende rijmpje, dat nog prijkt op'den voor
gevel van 't Gemeentelijk Weeshuis aau de Haar
lemmerstraat in de hoofdstad.
„Wij groeien vast in tal en last
Ónz' brave vaders klagen".
Die heer Valstar citeerde de eerste versregel, ..ie
tweede heeft hij verwaarloosd, hij wilde niet
klagen.
Dreigt een overproductie van tuinbouwproduc
ten deze vraag stelde de. redenaar zich zelf. Er
is bij velen zorg voor de toekomst, de uitbreiding
is groot, vooral in de glascultuur, waarin enorme
kapitalen zijn vastgelegd. Buitenstaanders met
Thomasnatuur, halen de schouders op.
10)
IX.
,jEen slang aan den boezem," herhaalde de
ingenieur lachend. „Loop heen, Ricoux, ge maakt
u aan schromelijke overdrijving schuldig! Ge ziet
de zaken veel te duister in. Die arme vrouw is
Weduwe en moeder, haar man is in mijn dienst
(gevallen en al is het dan ook door eigen onvoor
zichtigheid, hij heeft in mijn belang zijn leven
opgeofferd; ik moet iets voor haar doen en mag
haar geen gebrek' laten lijden. Indien ik ze niet
b mijijn zusterikan plaatsen, zal ik haar aan geld
helpen om behoorlijk van te leven, tot zij hier
of daar werk heeft gevonden."
Hiero phet gesprek veranderend, vroeg mijn
heer Labron den kassier of hij de balans van de
kas had opgemaakt.
„Ja, mijnheer, hier is ze!" zeide Ricoux den
patroon het verlangde ter hand stellend, gelijk'
hij dagelijks deed.
Mijnheer Labron wierp een blik' op de rekening
en zeide: „Zevenduizend, een honderd,, drie en
tintig frank, dertig centimes,"
„Ja mijnheer. Ik zal het geld hier brengen."
„Zeg eens, mijn beste Ricoux, ik' zou zoodoende
de kassier van mijn kassier worden. Waarom be
houdt ge het geld niet in uw kas?"
„Dat heb ik u vroeger al meermalen gezegd,
mijnheer; ik heb niet gaarne zulk een groote
verantwoording» Daar ik niet in de fabriek slaap,
heb ik liefst zoo weinig mogelijk onder mijne
berusting. Als uw kas des nachts bestolen werd,
zou dat ontegenzeggelijk een vreeselijke ramp
wezen, die ook mij diep moest trefefn, maar ik
had- mij niets te verwijten en mïjhbeer niets van
mij te vorderen. Zoo het geld onder uwe berus
ting is, kan dat nooit tot eenigie moeilijkheid
aaneiding geven, zelfs niet voor 't geval mijnheer
gedwongen is, zich onverwacht® te verwijderen,
'daar ik altijd in het bezit bien van een sleutel op
uw kas, waarvan ik mij in geval van nood zou
kunnen bedienen."
„Je bent een vreemd menseh, Ricoux."
„Dat niet mijnheer; ik ga 'savonds graag met
een gte-rust hart naar bed, dat is het eenige."
„Welnu, breng mie dan het geld maar."
Ricoux naaide ie hierboven genoemde som en de
ingenieur-sloot het geld iu zijn privaat-kas, ge
lijk hij geregeld eiken avond deed volgens het uit
drukkelijk verlangen van den kassier.
Men hoorde de klok luiden, als het sein voor
d^n afloop van het werk.
De kassier wenschte zijn patroon goeden nacht
en gnig heen.
De kantoorbediende kwam zijne orders vragen.
„Ik heb vandaag niets voor u, David'," zei de
Ook in tuinbouwkringen zelf is twijfel, of '1
niet eens moet vastloopen. Dit is waarlijk geen
nieuw verschijnsel, soortgelijke stemmen 'kon men
voorheen ook beluisteren, de heer Valstar heeft
er sterk sprekende staaltjes van weergegeven.
Nog levért ons land slechts 20 pCt. van de to
tale import van 't artikel tomaten aan Engeland,
Duitsehland wordt voor 22 pCt. van diens totale
import van dit artikel door ons bediend.
Wij leverden Engeland 1 millioen Kg. appelen,
terwijl dat land '422 millioen Kg. importeert-. Nu
geef ik deu heer Valstar oogenblikkelijk toe,
dat hiermee wel het bewijs is geleverd, dat Ne
derland nog geen overwegende rol speelt, wat de
groenten en fruitvoorziening van genoemde lan
den betreft, of zijn conclusie echter onaanvecht
baar is „dat het gevaar voor overproductie
nog niet voor de deur staat, voor vrees geen
grond is, -dat de productie grooter zal zijn dan
de behoefte, is nog de vraag.
Immers als Holland 20 pCt. levert en andere
landen 80 pCt., dan ïs de behoefte gedekt; 't
komt er niet op aan, hoe groot ons percentage is,
dat ïs nog geen bewijs.
D'e vraag is deze, voorzien de groentenproiucee-
rende landen samen in de behoeften, zijn er ver
schijnselen, die op overproductie wijzen ja of
neen? Hierop geeft de heer Valstar geen ant
woord en ik denk, dat wel niemand hierop een
antwoord kan geven. Om de eenvoudige reden,
dat we eerstens de behoefte niet in een getal'
k'unpen vastleggen; het verbruik van bepaalde
groentensoorten is 't eene 'jaar stellig verschil
lend met .een ander.
In de tweede plaats is met geen mogelijkheid
de productie mei: eenige zekerheid vooruit te
bepalen, nóg 't allerminst van de vollegrondscul-
tuur, de oogsten van kasproducten zijn, wat de
hoeveelheden betreft, wel wiat zékerder, doch ook
hier treden groote verschillen op.
-Voeg 'daar- nog ïbij, dat het p-roenhm i t
wat de soorten aangaat, sterk wisselt, en gelijke
nis vertoont met de mode en men heeft eeniger-
matc- een flauw beeld van de werkelijkheid.
Men heeft met zoovele factoren te doen, die
geen m-ensch in de hand heeft, dat 't een onmoge
lijke zaak is, met eenige zekerheid hier uitspraken
te doen.
De economie hier èit-eer ik' Prof. Diepen
horst vertoont geen enkele overeenkomst met
wiskunde.
Volkomen onderschrijf ik de meening van den
heer Valstar, als hij beweert, dat een der eerste
vereischten, óm concurrentie 't hoofd te bieden
is, dat men zich moet aanpassen aan de eischen
van de wereldmarkt.
Hij citeerde met' instemming een uitspraak van
Minister Kan bij, de op-ening van "de eierveiling te
Nijkerk, 't waren gulden woorden, waard in mar
mer aan elk' v-eilingsgebouw te worden aange
bracht.
„Beter dan door regeeringshulp, beter dan ioör
andere, altijd meer of minder kunstmatige midde
len, kan de afzet verzekerd zijn, doordat hetgeen
Nederland levert, door geen ander land wordt
overtroffen."
De zeer inhoudrijke rede van den heer Valstar
heb ik met groot genoegen gelezen. Stel u ech
ter mijn verwondering voor, en 't heeft stellig
de bezoekers vitn 'de jaarvergadering niet minder
bevreemd, te vernemen, dat de spreker op de mid
dagsamenkomst, ig. Mansholt, hoofd van de bui-
tenlandsche voorlichtingiendienst, toch zeker ook
smaakt ah room
ingenieur. „Ge 'kunt naar huis gaan."
David verliet het kabinet, nam zijn 'hoed uit
het voorhuis en ging over het plein naar de bui
tendeur.
De arbeiders waren reeds girootendeels vertrok
ken en hij zag 'juist de laatsten door 3e geopende
poort verdwijnen» Die poort bleef open van Jen
eerstien klokslag af tot "het oogenblik, waarin de
onderbazen, na die ronde door hunne 'respectieve
zalen te hfebben gedaan, de zoogenaamde presen-
tiekaarten voor den volgenden dag aan Ernst
Garaud hadden overhandigd, die ze op zijn beurt
naar de portiersloge bracht, waar de werklieden
zich bij het binnenkomen altijd moesten aanmel
den,. alvorens zich naar hunne zaal te 'begeven.
De kantoorbediende David bleef, in plaats van
evenals het werkvolk zoo 3poedig mogelijk de fa
briek te verlaten, een oogenblik' aan de klein©
deur van de portiersloge staan.
„Hoe is 't kleine George," riep hij vroolijky
„kom je je kameraad niet goeden nacht wen*
schen."
Het kind kwam langzaam nader.
„Wat scheelt ér aan?" hernam David. JJ*é
oogjes zien hteelemaal rood, kind! Waarom heb
je zoo gehuild?"
„Moe is zoo bedrcefd," zei de kleine George.
„Is je moeder bedroefd?" herhaalde de kan
toorbediend©. Hij bracht zijn hoofd nahr binnen
en vroeg op weemoedigen toon:
„Wat mankeert ©r aan, juffer Fortier?"
Johanna schudde het hoofd zonder iets- te
tot oordeelen bevoegd, een geheel ander, zelfs
pessimistisch geluid liet hooren.
Hij vreest wiel degelijk' voor overproductie.
Bewijs voor die stelling kan hij m.i. nog veel
minder bijbrengen ais de heer Valstar voor diens
opvatting. Ongeacht het ontbrekend bewijs, wor
den toch zeer ingrijpende medicamenten aanbe
volen, Bil. ja dat zal geen tuinbouwer op 't
eerst© gezicht gelooven door minder te pro-
dueeeren, korter te werken.
Daarnaast emigratie.
'kKan er niets aan doien, maar behouden® dan
de enkele gemaakte opmerking, voel ik veel meer
voor den gedaehtjengang van den heer Valstar.
Misschien dringt het wel tot mijn lezers door,
gezien d© zienswijzen over twee zeer'belangrijke
zaken, van. ter zakje kundige mannen, over han
delspolitiek, grqentenproductie en groentenvér-
bruik, dat economie een nog al moeilijke weten
schap is.
We hebben met: zienswijze, eigen kijk te doen.
Die meermalen tegengesteld blijkén.
W-at bewijst, dat alle mienschelijke weten, ein
dig is; niemand is in staat het geheele véld te
overzien.
Minister IJselstiein, staande voor een zeer ge
wichtigbeslissing, blijkbaar sterk onderden
indruk van de beperktheid van den menschel ij leen
blik zei eens, toen hij eindelijk tot een besluit
kwam: „God zegene dé-greep".
Zoo zullen als w© persoonlijk over deze beide
moeilijke vraagstukken hebben te oordeelen, bij
nadenken en begitinen, wij tot soortgelijke uit
spraak komen als de genoemde bewindsman in
crisistijd.
'kHeb voor ditmaal heel wat te zeggen, veel
plaatsruimte noodig. 'k'Wil het 'nu een? hebben
over de provinciale demonstratiebedrijven én spe
ciaal o ver het 'bedrijf aan den Langendijk', even
buiten Broek. 'kHoop 'binnenkort ook eens een
bezoek te brengen aa.n het' geiheenfelijk bedrijf té
Warmenhuizen, met groote belangstelling neem
ik van die bedrijven no Eft ie, Laat me maar eens
uiting geven, aan wat bij velen leeft. Sommigen
zeggen, dat demonstreeren dwaasheid is, wie de
kascultuur wil teersen kennen, ka-n in den om
trek terecht. Staan daar geen kassen? Waarom
dan nog dure demonstratie-bedrijven gesticht?
Dit geluid hoort men uit veler mond, dit ont
kennen ïs dwaas.
Weer and-eren zeggen, speciaal met 't oog op
t heidrijf bij Broek die kassen kunnen ons niet®
leeren, want.... nu komt ft lezers ze staan op
een grondsoort, die wel in Heerhugowaard voor
komt, maar niet aan den Langendijk. De beant
woording van de eerste vraag bewaar ik tot vol
gend© week, 'k begin met de laatste.
Er schuilt in die tweede vraag, beter klacht,
een waarheidselement, altijd als men 't bedrijf
louter met Langendijkér oogen bekijkt. Maar de
Langendijker tuiniers mogen toch zeker niet ver
geten, dat 'de Gedep. Staten óók wat te zeggen
hebben, dat college fourneert de noodig© money.
„Spreek op, wat is er gebéurd? Het breekt
iemand het hart, u zoo te zien weenen, juffer
Portier!"
„Och, mijn goede David," riep Johanna, in
snikken uitbarstend, „ik bten ongelukkig erg
ongelukkig! Het is of het noodlot mij vervólgt!"
„Of het noodlot u vervolgt? Maar wat is er
dan voorgevallen?"
„Ek ben weggejaagd!"
vJjVan de fabriek weggejaagd? Dat is niet
mogelijk!"
ris toch waar*"
„Maar dat gaat toch niet van mijnheer La
bron uit?"
„Van wien anders?"
„HHoe? Is 't de patroon zelf, die het doet
En waarom? Wat had hij op u aan te merken?"
Johanna vertelde met ktorte woofidén de re
denen van Labrons ontevredenheid.
„Ja, nu verwondert het mij niet meer," gaf
David, na alles gehoord te hebben, zuchtend te
kénnen. „De patroon staat oo de stipte naleving
van zijn reglementaire bepalingen. Hij is stellig
vroeger officier geweest. Ge hebt u verder tegen
het allerhoogste, tegen de subordinatie vérgrepen.
Maar daarom behoeft ge nog 'zoo nïet te zitten
snikken, juffer Fortier, het komt alle® wel weer
op zijn pootjes terecht. Ge ként den patroon nog
niet zoo goed als ik. Hij kan on behouden uitvaren,
dat is zoo, maar 'hij is in den grond van zijp
hart, de beste man van de wereld. Hij zal u nooit
op straat zetten, u, de weduwe van Fortier, 'dat
is iet®, wat ik .wel op gezegeld papier durf geven."'