1 B NIEUWE S Dinsdag Juni 1928. 37e Jaargang Naar 't Berner Oberland NO 64 INTERC. TELEPHOON 52 LWIiEUIJRER COURANT Deze courant verschijnt 111 "1W~ 11 "T^.~T~ 11 J Dinadag^ Donderdag en Zateraa- IN lCU WS DlaCL VJtLOll. JN OOrüerK WaFClCr A Donnemontsprijs Groote ktter3 naar plaateruimte - pg.8m.Mitafi.it- llfian-nig. J. H. MKIMiH - Bureel IKoordacharwude QlpntmSltncllAoM -a IsnnAH^AHlnMfl mededeelen. Niet als zou ik het weten, och, wie de kas de eerste dubbele spercieboonen IIBIIIIB1 QLg 9) Cf IU UI* «X Hl EM HI OilRfl weet op dit terrein. Misschien dat deze of gene die een enormen prijs opbrachten, nl. cents practicus het heelemaal niet met me eens is. Nu per kilogram. dan hoop ik, dat dezulken het eens zeggen ook, i Later in de week werd weer een aardig partijl- ten profijt van den tuinbouw. tje geveild, dat 55 cents per kilogram opbracht, wat evenzeer een hooge prijs is. Tenslotte een nieuwtje, betreffende heft de- Laten de ouders hun zoons toch vooral op- 'monstratiebedrijf. wekken, vooral dat mooie bedrijf te gaan zien. De vorige week Dinsdag werden uit de kou- Daar valt veel te leeren. Heden 4 Juni had te Broek op Langendijk de tweede veiling van vroege aardappelen in dit sei zoen plaats en vanaf heden zullen de veilingen weer dagelijks worden gehouden. Waren de partijtjes vorige week Vrijdag elk 50 K..G groot, thans was er reeds een aanvoerder met 150 K.G., in het geheel waren er vier bouwers met een partijtje ter markt. 't Goed zag er alweer beter uit dan Vrijdag, er waren al aardappelen bij, die je grof kon noe men. De prijzen waren beduidend lager dan de vorige maal, maar zijn nog hoog. Het moet nop- dig zooveel wezen, want ik heb hooren beweren, dat de prijs van f40.20 van jl. Vrijdag eigenlijk nog te laag was, zoo weinig moet de opbrengst per snees zijn geweest. Is dit juist (de beweringen van bouwers waag ik zelden te betwijfelen^', dan zal er deze week nog zeer weinig worden aangevoerd. Hoe is nu eigenlijk het weer? Ook een vraag, zal menigeen zeggen, want kunt ge u nu mooier, heerlijker weer denken dan thans. Het goed brult (hoe komt men aan zoo'n uitdrukking) den grond uit, de warmte komt in den bodem.' Maar het is toch nog het echte zomerweer niet, de wind blijft teveel om de, Noord, de nachten zijn en blijven maar te koud en vooral te droog. Een spreeuw kan zich begin Juni nog niet in de vroege wortelen verstoppen. Neen, vroolijk is het gewas beslist niet. Al is het weer zonnig, overdag heel mooi, groei zaam is het niet. Een enkele opmerking, aan het begin van de aardappelcampagne zou ik willen maken, en wel in de eerste plaats over de ziektebestrijding. Het moet toch ieder grootelijks verbazen, te bemerken, dat er elk jaar opnieuw niet geringe hoeveelheden vroege aardappelen door de ge vreesde aardappelziekte te gronde gaan, zonder dat er noemenswaardig in onze omgeving tegen het kwaad den strijd wordt aangebonden. Groote bedragen zijn het vorige jaar door de aardappelziekte verloren gegaan, de verbouwers hebben groot ongerief gehad met het rooden;; ze konden niet doorgaan en wat is er getobt met le veren. Boeten moesten worden opgelegd, het is een aaneenschakeling van narigheid geweest. iDat men de vroegste akkers niet met Bor- deauxsche pap bespuit, daaraan geen moeite en kosten besteed, is volkomen begrijpelijk. Die ak kers zijn geruimd, voor gemeenlijk het kwaad op treedt. Maar dat men op de latere akkers geen bespoii- ting toepast, is me eigenlijk een raadsel. Ik be sprak het vorig jaar dit onderwerp eens met den voorzitter van de tuinbouwvereeniging te Groo tebroek, die het volkomen met mij eens was (het is daar nl. precies eender als hie^) toen ik het nalaten van ziektebestrijding onverantwoordelijk noemde. Hij verzekerde dat het bestuur zijner organisa tie sterk op het toepassen van bespuiting in het vervolg zou aandringen. In dit verband wil ik eens releveeren, welk be zwaar mij eens tegen het bespuiten is genoemd. Bet- handelde akkers, zoo zei me iemand, blijven veel langer groen, ja door het bespuiten kan men het gewas zoo lang fleurig houden, dat het natuurlijk afsterven van het loof wordt tegengegaan, wat misschien de knollenopbrengst ongunstig beïn vloedt. En dan wondt het besmettingsgevaar ver groot, wijl de levensduur van het loof onnatuur lijk wordt verlengd. Nu geloof ik aan dit argument niet, ken er niet de minste waarde aan toe. Stel u voor, een mensch, die als volgt redeneerde: hygiënisch leven? Ik denk er niet aan, want hoe ouder "ik wond, des te langer sta ik aan besmetting bloot. Zulk een zou men terecht voor een dwaas verslijten. Evenmin geloof ik er iets van, dat de normale levensduur van een pLant, door haar voor ern stige; ziekt ei te vrijVaren, kunstmatig wordt ver lengd, Het is m.i. juist andersom. Het abnormale is juist, dat de plant door de ziekte afsterft, en het normale, dat een plant na tot volkomen wast dom te zijn gekomen,, aan haar natuurlijke funo- tie, voor het nageslacht te hebben gezorgd, sterft. Daarop, op dat laatste zij het doel gericht, aan gezien zoo 'de hoogste productie kan verkregen, worden, een productie van gezonde knollen. En dat is niet alleen voor den verbouwer, maar voor heel onze samenleving van groot belang. Om dat algemeen belang te illustreeren met een voorbeeld, kies ik een zeer vreemd iets, n.l een redevoering. Toen de Kamer van Koophandel te Alkmaar jubileerde, heeft de bekende groot-in dustrieel Verkade een speech gehouden, die bij zonder insloeg. De heer Verkade mag inderdaad pp maatschappelijk gebied meespreken, zijn woord heeft gezag, aangezien hij met de daad getoond heeft, overeenkomstig zijn woord te handelen. Welnu de heer Verkade heeft voor eiken pro ducent de noodzakelijkheid betoogd, zijn goede ren zóó voort te brengen (voorzoover een mensch dat in zijn macht heeftj), dat het product waarlijk goed is. Dat is van overwegend belang van den producent, van dengene, die de goederen distribu eert en voor de verbruikers. Het belang van den producent houdt waarlijk niet op, als hij zijn goed heeft afgeleverd, dat is een stelregel, die men wel tot wet mag stellen. En als men, om nu tot de aardappelen terug te keeren, al opmerkt, dat er verschil is tusschen het product van een fabrikant en dat van een tuinbouwer, dan ben ik daar waarlijk niet blind voor, wijl het laatste een natuurproduct is. Toch geldt ook voor den tuinbouwer deze grondregel, dat zijn belang niet ophoudt als hij het goed geleverd heeft. Welnu, deze grondregel wordt zeker meer en meer aanvaard, getuige de bemoeiingen van de tuinbouworganisatie met den afzet, en de bevorde ring daarvan door middel van keuring, reclame enz. Edoch, naast deze alleszins te waardeeren bemoei ingen, constateert ieder nauwkeurig toeschouwer ieder jaar opnieuw een zondigen tegen deze reger len door de personen individueel. Is het te ontkennen, dat niet zoodra de eerste ziektesyroptomen worden gezien, men met alle macht gaat rooden? En ik kan me levendig voort stellen, dat een bouwer, wetend dat zijn goed be smet is, met een beklemd gevoel zijn product markt en dankbaar is, als hij bij het lossen geen moeilijkheden heeft ondervonden. Om nu tegen de menschen te zeggen, dat moogt ge niet, ge zondigt tegen goede regelen, benadeelt den kooper en den verbruiker, dus laat dat voort aan, wie durft zoo optimist te zijn, zelfs maar te veronderstellen, dat het helpen zou? Neen, het ligt nu eenmaal in de menschelijke - natuur risico's van zich af te wentelen. Men vraagt dan naar geen grondregelen (uitzonderingen daar 'gelatep) maar zoekt het persoonlijk directe be lang. Het kwaad moetniet allereerst worden bestre den, door een verbod om' aardappelen van be smette gronden te veilen, 't ware wel niet uitvoer baar ook, zulk een verbod. In de logische gedachtengang ligt ziende op de ontwikkeling van het veilingswezen, met zijn reclame, verpakking, enz. dat het kwaad op den akker wordt bestreden, door toepassing van besproeiing van het gewas met Bordeauxsche pap. En het doet me een beetje vreemd aan, te moeten constateeren, dat daar zoo weinig aandacht aan besteed wordt. Niet alleen in onze omgeving en in de Streek wordt weinig gesproeid, hetzelfde merkt men op in andere deelen van ons land. En het kan niet ilggen in de kosten, zoo duur is besproeien niet en de schade is telken jare zoo groot, dat het zeker aanbeveling verdient, aan de bestrijding van de aardappelziekte alle aandacht te wijden. Ligt hier niet een taak voor de commissie van de centrale bonden, die speciaal voor planten ziekten zijn ingesteld? 7k acht dit een zaak van zeer groot belang en het ware m.i. zeer gewenscht, als de vakpers, orv- ze tuin- en landbouwoonsulenten, en de organisa ties eens een campagne begonnen, teneinde de tuinbouwers te overtuigen van het groote nut van de bestrijding der aardappelziekte. 't Is nu nog tijd. Eigenlijk had ik nog wat willen schrijven over 'het pootgoed. In een ander blad las ik van inte ressante proeven, door den heer Band genomen, miet het doel na te gaan, welke invloed pootgoed van zwaren grond uitoefent op den opbrengst van Jichten grond en omgekeerd. Verder heb ik eens geïnformeerd, of het voor de verbouwers van vroege aardappelen op de (vroegste akkers aanbeveling verdiend, geselcteerd pootgoed te gebruiken. Men heeft me nl. pogen diets te maken, dat zulks de achterdeur uit zou wezen, want die ge selecteerde poters zouden een te laat rijp gewas leveren. Over deze twee zaken, het pootgoed betref fende, wil ik de volgende maal een en ander 11. Eindelijk zijn we in Meiringen. Ziet ge ze nog, die drie wagens, elk met 2 paarden bespannen. Wat reden we leuk op deze boldeuwagens naar Aareslucht. Ja, die Aareslucht is mooi en de natuurkundige les van mijnheer van D. maakte haar nog mooier. En hoeveel jaren was het ook weer sedert die glet- scher aan het verschuiven ging? Enkele tiendui zenden, maar wie kijkt ook op een jaar of wat bij zoo'n prae-historisch wordirigs-proces. Heerlijk was in het hotel Meiringen, het diner, waarvan de eerste schotel soep heette en wie op dien naam bleef staan kon het direct niet nutti gen. Maar met een schepje suiker was het een heerlijke maizenapap. Eji dan goed roeren, goed roeren maar, dan gaat 'tl 't Ging wel niet gemakkelijk om de bagage weer te pakken te krijgen in depot Meiringen en wie 't waagde de deur binnen te wippen werd er even vlug weer uitgebonjourd. Maar we kregen ze, en .eer we er aan dachten waren we te Interlaken aan geland. 't Is heel mooi weer 's avonds laat, en helder, is de lucht. Het hittewagentje staat gereed om de bagage en enkele toeristen, die luiheid boven moeheid prefereeren op te laden en deze laatsten alzoo in de gelegenheid te stellen, een vorstelijken intocht in Wilderswil te doen èn alzoo Holland's glorie hoog te houden. Zingend, maar zonder wijs te houden komt ook het wandelend gezelschap te Alpcnrose aan. Wat scheen die zon mooi, wat was die natuur heerlijk, toen den volgenden morgen de gereser veerde wagen van de W.A.B. zich vulde met vroof- lijke reizigsters en reizigers naar Jungfraujoch. Een en al verbazing, een en al verrukking greep allen aan bij het zien van telkens andere natuur- tafreelen, die zich aan het oog ontrolden. Op dezen tocht kwam men eerst recht op streek, of juister gezegd op volle ampère. Jammer, dat de fröliche Mia zich in Interlaken van het gezelschap had moeten losmaken, want haar privéreis naar Lau,- terbrunnen kan nooit mooier geweest zijn en wij allen hebben in haar veel gemist. Ook jammer dat die laatste route van Scheidegg naar het Joch door een zoo langen en donkeren tunnel moest plaats hebben in een verlichte trein. Het donker van den tunnel kwam nu niet tot z'n recht. Drie- en-een-half uur had de trein werk om. ons langs de tandradbaan naar boven te sjorren. Dat Jungfraujoch vergeten we zeker nooit, neen nooit. Met de hotellift naar boven en toen die wan deling door de sneeuw en dat zien van die uitge strekte sneeuwmassa met een onmetelijken hori zon, wie zou dat ooit kunnen vergeten? En weet ge het nog mijnheer Koenekoop, hoe we op dat punt hebben gezongen, dat de bergen het echo den: ,,Het ruime hemelrond vertelt met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid." Temidden van bergen sneeuw, in felle koude, op 3500 M. hoogte, terwijl we op halve hoogte onze gezichten moesten voorzien van zonnebrillen en insmeeren met vaseline tegen zonnebrand. Maar de lucht was er ijl. Dat ondervond Mevr. M., die het hoofd op de borst, de borst opf de knietjes en de knietjes op de sneeuw liet zakken. En ook manlief, die als solidair echtgenoot het voorbeeld zijner vrouw volgde. En ook mijnheer S., die de derde klas coupé voor een veerenden di van hield. De heer in 't Veld had wel gelijk' toen j hij 's avonds in zijn keurige tafelspeech dezen tocht prees, als de schoonste, die een mensch in z'n leven maken kon (behalve natuurlijk het ritje in de trouwcoupé, naast hem of haar, van wien of i van wie men al nachten achtereen gedroomd heeft en vaak dan nog droomt, totdat stentorstem of pantoffel" uit dezen droom, komen wekken.) Er, wat een mooie wandeling was dat 's avonds rondom dat rustige Wilderswil. De beide dames, die 21 Dec. en 28 Juli verjaren zullen het zich nog wel herinneren, al was de eerste een heel klein beetje boos om de vergelijking met dat postzegeltje Op zoon' prachtdag past de Zohdag zoo uitne mend. De Paaschzondag, die altijd en vooral in dit land zoo'n bijzondere bekoring heeft. Wat genoten we reeds de wijding van die muziek, hoog van den berg over Wilderswil geblazen. En wat genoten we later in dat stampvolle kerkje van die schoone preek: „Ich lebe, und du solist lèben." En wat bood het kerkhofje ons een prachtpano rama, al was het dan ook dat er een schijnbaar schril contrast bestond tusschen het' Paasch-even- gelie „Ik leef en gij zult leven" en het „Memento Mori" van dezen dóodenakker. Doch slechts een schijnbaar contrast, want het Paaschevangelie wijst heen naar de laatste bazuin, die de dooden zail doen Ontwaken uit hun graven: „Ik leef en gij zult leven." Zijt ge al uitgerust dames en heeren van die wandeling naar Iselwald? 't Was wel een heele toer, maar schitterend dat Brienzermeer. Och, och, wat was dat mooi. En hoe vondt ge xüe lange broodjes bij de thee? De heeren Hoornweg ep van der Meer zullen het nog wel weten, want die hebben er de meeste verorberd. Wat heeft die N.C.R.V. daar een leuk vacan- tiehuis. Wat éen leuke vraag, hè, 5 Oct., van den leider. Ja, die mijnheer van Deventer heeft alles in de gaten.' En hoe vondt ge dien gezelligen avond?. Was $ie pianomuziek niet mooi van Mej. iTuineriburgMuijs? De trots van Pa en Moe was volkomen gerechtvaardigd. Maar evenmin als den dag naar de Jungfrau, Vergeten we den dag naar Kandersteg. Zie, die auto's daar klaar staan voor het hotel. Hoe schit teren de oogen van alle toeristen vol blijde vreug1- de. En wat gingen de hoera's hoog op toen de stoet zich in beweging zette. Een prachtiweg was het langs Tunnermeer en Kander. Ik waag hef niet deze route te beschrijven, ge_en woorden ver- omogen de schoonheid te malen. En die Blausee?! Kregen we hier niet den in druk van Paradijsschoonheid? 't Was in één woord overweldigend. Nog hooren we het gejudjdel der kinderen, wier zilveren stemmen wijding gaven aan deze wonderschoone omgeving. Ook die wandeling naar de Oeschinensee moet ik even memoreeren. 't Bergpaadje was wel wat stijl en het loopen werd zeer bemoeilijkt door de sneeuw. En dat mijnheer van der Meer met drie saltomortales en een sneeuwnat zitvlak de Oeschi nensee den rug toekeerde is wel een bewijs van den moeilijken tocht die gemaakt moest worden. En dat de heer Hoornweg boven aan den bergwand bleef hangen, omdat hij naar boven niet kon eo naar beneden niet wilde is alweer een bewijs van den toeristendurf en sportieve vaardigheid, die op dezen tocht vereischt werd. Maar was het niet 'mooi daarboven, het bevrozen watervlak midden in de bergen omgeven door steile rotsen? En was het niet wondergoedkoop, dat gesloten restaurant? Wat maakte de een na den ander zich op de zen tocht verdienstelijk. Die vriendelijke heer, die 'Juffr. Spaarenberg een eindweegs begeleidde en die later de polsen van een door uitputting neer zijgende dame met sneeuw bekoelde. En die an- „dere heer, die haar teruggeleidde naar Kandersteg zichzelf het genot van de Oeschinensee ontzeg- igend (tot welker bezoek hij toch geen kans zag;) die vindingrijke heer, die den verloren hoed van Juffr. B. vond en hem aan haar terugbezorgde. Mijnheer Maan, die zoo goed was het electrisch licht in de keuken uit te draaien, toen ihij geen kans zag om fleschjes bier of limonade te bemach tigen. Weer die vriendelijke heer, die de dametjes van 2 Februari en 26 Maart behouden beneden bracht. En dan niet te vergeten die behulpzame dames, die mijnheer van Deventer overeind hiel pen, toen deze languit in de sneeuw was getuimeld. I Waren dat niet 2 Februari en 21 Mei? Natuurlijk vergeten we van dezen tocht de au topech. Of was het wel pech', als we op die schitterende panorama's een oogenblik stilston den om de vergezichten in ons op te nemen of vast te leggen op de gevoelige plaat? En dan die tocht naar Lauterbrunnen. Het was de laatste morgen, maar mooi, onbeschrijfelijk Rijk werd hij beloond doorde autotocht terug waarbij de aemechtige wandelaars gelegenheid kre- gen om weer bij te komen en op ,te scheppen tegen de vele thuisblijvers over de mooie water vallen. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1928 | | pagina 1