Het besproeien van Aardappelen
In het „Land der Batavieren".
dat hij ze al heerlijk had gewarmd. Ik wachtte
mij er wel voor om hem te 'beleedigen door een
weigering en trok de Sloffen onmiddellijk aan—-"
I Na vele omzwervingen belandt de vreemdeling
in Neerland s hoofdstad en na een naujwkeurige
beschrijving van het stadhuis (ons tegenwoordig
paleis) en een nog minutieuser overzicht van de
beurs te hebben gegeveni, vertelt hij een en ander
over de grachtenhuizen.
De Hollandsche zindelijkheid wordt vervolgens
in alle toonaarden bezongen.
..Zindelijkheid is den Hollander aangeboren-
Men zal geen kamer binnen gaan, zonder eerst
zijn voeten te vegen, men mag alleen maar op
matten of loopers, nooit echter op den gewreven
vloer loopen. Men spuwt in, een bak met zand of
een kwispeldoor
..Wanneer de woning pas is schoongemaakt mag
de heer des huizes niet binnenkomen, voor hij op
den drempel van de voordeur zijn schoenen heeft
verwisseld voor pantoffels. Staan zijn muilen niet
klaar, dan draagt zijn vrouw hem' op den rug de
gang en de kamers door naar het slaapvertrek,
waar hij zijn schoenen uittrekt.
Na dit grapje vertelt de negentiend' eeuwsche
'toerist, hoe het komt, dat de Hollanders zooveel
zin voor het „schoone" hebben.
„De buitengewone zindelijkheid is een nood
zakelijkheid." zegt hij. „Men moet wel eeuwig
ploeteren en boenen, wasschen en wrijven om
ziekten te voorkomen, die aan het kille klimaat,
de mist, het stilstaande water, de zeedampen en
overstroomingen zijn te wijten. Het zuiverste me
taal, het duurste zilveren of gouden galon verkleurt
binnen de vier en twintig uur. Als de ruiten een
wetklang niet gelapt worden, zijn ze bedekt met
een dikken, goren aanslag.
Tenslotte doet de Franschman een aanval op
onze taal.
,,De taal, die de Hollanders spreken, is een
bedorven Duitsch dialect doorspekt met Engelsche
woorden. Men hoort veel Engelsch en Fransch
spreken. Deze voorliefde voor vreemde talen ver
hindert de Hollanders om hun eigen taal te ont
wikkelen 'en te verrijken. Er bestaan dan ook
slechts enkele goede letterkundige werken, die in
het Hollandsch zijn uitgegeven. De beroemde
schrijvers van honderd en tweehonderd jaren ge
leden schreven uitsluitend in het Latijn
Vondel, Hoofd en Breero danken u, welwillende
Fran/oos!
Land- en Tuinbouw
In de ,,N. Langed. Courant" van Dinsdag; 5 Ju
ni 'j.l. komt ia het „Stemmingsbeeld" een gedeelte
voor, waarin gewezen wordt op de wenschelijkheid
van het besproeien der aardappelen, ook de vroege
met Bordeauxsche of Bourgondische pap (is Nor-
maalpappoeder) tegen ,,de" aardappelziekte (Phy-
tophthora infestans.)1
De schrijver van die rubriek wekt de plaatse
lijke commissie van den plantenziektenkundigen
dienst op in deze richting werkzaam te zijn.
Het zat" hem ongetwijfeld aangenaam aandoen,
wanneer hij bij dezen verneemt, dat ondergeteeken-
den zie hongeveer 2 weken geleden over dezelfde
kwestie in verbinding hebben gesteld met Wage-
ningen.
We waren er mee bekend, dat het in 1927 den
aardappelhandelaren niet naar den vleeze is ge
gaan. Eén der redenen daarvan is, dat ettelijke
paftijen in bedorven toestand op de plaats van be
stemming zijn gearriveerd.
In goede conditie verzonden, slechts 5^6
dagen onderweg, en dan zoo'n bederf? vraagt men
zich af.
En onder gunstige of liever ongunstige omstan
digheden kan dat. Die eenigszins bekend is met de
reusachtige snelle vermenigvuldiging van de zwam
die het loof en de knollen ziek maakt, begrijpt, dat
in zoo'n korten tijd zoo'n groot bederf kan ontstaan
En voor de handelaren, èn voor de bouwers is
het van belang te trachten, dit kwaad tot een mi
nimum terug te brengen.
Wij dachten aan besproeien en wendden ons
daarom tot den Dienst te Wageningen.
Bij schrijven van 2 Juni j.l. werd ons mee
gedeeld, dat door het besproeien der vroege aard
appelen heel wat te 'bereiken zou zijn en dit te
meer, nu het Kon. Meteorologisch Instituut te de
Bildt waarschuwt, wanneer het weer zóódanig is
weest, dat er kans bestaat op het uitbreken der
ziekte.
Menschen, die tegen de klosten opzien, kunnen
daarop wachten. De allerbeste politiek1 is dit nu
juist niet. De uit te geven bedragen moat men
meer 'beschouwen als een premie voor een ver
zekering tegen de ziekte.
Vooral het vroeg bestrijden der ziekte is van
groot belang. Edoch, het zal nog wel een tijdje
duren, voor ieder deze meening huldigt.
Binnen enkele dagen zal een nieuwe mededeeling
No. 52 ,',De aardappelziekte" verschijnen, waarin
het sproeien uitvoerig zal worden behandeld. In de
aankondiging dezer mededeeling, zooals die altijd
.in de bladen wordt geplaatst, zal ditmaal met
klem worden gewezen op de woordeelen der be
sproeiing.
Aanbevelenswaardig zou het zijn, dit bericht in
de veilingen en dergelijke plaatsen op te hangen.
Voor de vroegste soorten is één keer besproeien
wel voldoende, voor de later te rooden vroege aard
appelen kan een 2e besproeiing noodig zijn.
Met nadruk vestigen wij daarom' nu reeds de
aandacht op de hierboven bedoelde publicatie.
De Correspondenten v. d. Plantenziekten
kundigen Dienst te Noordscharwoude:
J. OOTJERS.
L. MALDEKOTE.
OMVANG EN ONTWIKKELING VAN
DEN TUINBOUW.
Met medewerking van de directie van den
Landbouw heeft het Centraal Bureau der Veilin
gen in Nederland een onderzoek ingesteld naar
den tegenwoordigen omvang van het tuinbouw
bedrijf. Sedert 1912 tooh heeft geen nauwkeurige
tuinbouwtelling plaats gehad-
Uit dat onderzoek, dat cijfers 'geeft over het
jaar 1927 en waarvan de uitkomsten zijn gepu
bliceerd in het eerste Jaarboek der veilingsorga
nisatie, blijkt, dat in de af ge loopen lö'jaan
de oppervlakte, be tee id met groenten en fruitge
wassen met "bijna 40 pCt. is uitgebreid, namelijk
van 46.863 op 65.520 ha. In Gelderland nam..die
oppervlakte toe met V)907 ha;, in Noord-Holland
met 4135, in Zpid-Holland met 1852, in Noord-
Brabant met 1124, in 'Limburg met 3WO, in Gro-
ningen-Drente met '132, in Friesland met 295, in
Overijsel met 410, in Utrecht met 53 en in Zee-
land 811 ha.
Terwijl in 1912 nog slechts 1.898.915 M2. was
bezet met groente- en vruchtenkfeassen en waren
huizen, was die oppervlakte in 1927 reeds ge
stegen tot ruim 10 millioen M2. of eene toene-
min gvan meer dan 8 millioen M2. of ongeveer
425 pCt. Van deze geweldige toeneming komt
ruim 6V2 millioen M2. voor rekening der pro
vincie Zuid-Holland- De uitbreiding van ae
groentecultuur onder z.g. plat glas heeft 75 pCt.
bedragen, n.l. van 4.769.020 op 8 329.428 ha. Van
die meerdere 3V2 millioen 'M2. plat glas cultuur
kwam ruim 31/2 millioen M2. voor rekening der
provincie Zuicl-Holland., en een half millioen M2.
voor Noord-Holland. In GroningenDrente steeg
de oppervlakte met 183.500 M2. en in Friesland'
met 103.419 M2.
Bijzonder groot 'is tenslotte de uitbreiding van
de oppervlakte, bezet met druivenkassen. De met
druivebkassen bezette 'oppervlakte, welke in 1912
873.989 M2. bedroeg, was in 1927 bijpa 4 mil
lioen H.A. 'of een toeneming van 3.3 millioen M2.,
In Zuid-Holland ham de oppervlakte arui ven-
kassen toe met 2.225.402 M2. en "in Noord-Hol
land met '735.515 M2.'
Bijenteelt en Fruitteelt
Die twee behooren bij elkaar. De fruitteelt kan
niet zonder de bijenteelt. Dat is lang niet altijd in
gezien. Verscheidene Veluwsche imkers weten nog
goed den tijd te herinneren, waarin ze bij de Betuiw*-
sche kersenboeren moesten bedelen, hun korven
in de boomgaarden te mogen zetten, ja, waarvoor
ze zelfs nog wel geld toe moesten geven. Nu is
het omgekeerd en gaan de boomgaaüdbezitters
den boer op, om korven of kasten te bemachtigen.
En daarvoor hebben zij dan wel graag iets over.
Vanwaar die groote omkeer? We kunnen niet an
ders antwoorden dan: door de theorie en de
Hoogst interessant is het volgende, overgenomen
uit het „Algemeen Handelsblad" dat zijn lezers
zoo af en toe of bijna iederen dag vergast op
belangrijke mededeelingen uit verleden tijd.
Tusschen een burgerlijk wetboek en een ver
sleten uitgave van Jacob Cats, onder een stapel
sensatieropiannetjes en naast een werk over ont
leedkunde lag, half verstopt, een onaanzienlijk,
vergeeld boekje, dat het negende deel uitmaakte
van de „Bibliothèque géographique et instructive
des jeunes gens ou recueil de voyages intéressant,
pour l'instruction et l'amusement de la jeunesse."
De titel is lang, heel erg lang, maar de welmee-
nende samenstellers van de negentiende eeuwsche
aardrijkskunde-boekjes wilden blijkbaar duidelijk
laten merken, waarom en voor wie zij reisverhalen
hadden geschreven.
In dat gele, negende deeltje nu weiden Duitsch-
land en Nederland uitvoerig besproken. De Franscb
man, die in 1805 ons land beschreef, heeft getracht
om in vijf en zestig kleine bladzijden druks het
jonge geslacht uit zijn tijd een overzicht te geven
van de Nederlandsche geschiedenis, van handel en
nijverheid, kunst en taal, natuur en steden, zeden
en gewoonten van het volk benoorden den Moei*-
dijk. Hij reisde onvermoeid van de eene plaats
naar de andere;; bezocht Amsterdam, en Rotter-,
dam, Alkmaar en „Saardam" Zaandém), den Briel
Dordrecht, Geertruidenberg, Nijmegen en nog ve
le andere belangrijke plaatsen. Reeds op de twee
de bladzijde van zijn relaas strooit hij een zakvol
complimentjes uit over het „land der Batavieren"
zooals hij ons land bij voorkeur betitelt.
Maar.... na de eerste loftuigingen begint ook
de critiek
„De pijnlijke orde en regelmaat, die heel het
land kenmerken en de eentonige manieren van de
bewoners worden op den duur vervelend," vindt
de schrijver. „Steden en dorpen, kanalen en wegen
lijken zoo precies op elkaar, dat men steeds het
zelfde landschap denkt te zien.
„Men verwijt den Hollander," aldus de schrij
ver, „dat hij niet weet, hoe hij met het geld moet
omgaan. Hij bewaart het alleen maar en pot het
op. Wanneer men ten eten wordt gevraagd bij
een Hollandsche familie, voorspellen de kostba-
re meubelen in de eetkamer en het niet minder
dure servies een heerlijk maal, maar bij den eer
sten den besten Westfaalschen boer eet meo
even lekker.....
„De kooplui sluiten zich den ganschen dag in
hun kantoor op. 'shZaterdagsavonds trekken de
welgestelde lieden de stad uit naar hun buiten
plaats of tuin, waar zij heel den Zondag blijven,
zonder iets uit te voeren
„De Hollanders zijn na de Russen het matigste
volk van Europa. Met een vischschotel, aen stuk
vleesch en wat groente zijn zelfs de meest ver
wende lieden tevreden. De echtgenoote van den
welgestelden Amsterdamschen koopman bezit geen
enkel juweel behalve haar huiselijkheid en geen
andere bijoux dan haar charmesDe mannen
zijn te koel en te vlijtig om hartstochtelijk te zijn;
de vrouwen zijn even onverschillig; de tot tra
ditie geworden kuischheid van het volk is min
der een deugd dan wel een natuurlijke karakter
trek."
Gelukkig vindt de geschiedschrijver het niet
overbodig om ook iets goeds over ons te zeggen.
„De echte Hollander is trotsch, eerlijk en ge
voelig; hij is bescheiden maar openhartig. Hij is
een man van zijn woord en zal den kleinen dienst
hem bewezen, nooit vergeten.
„Wie in Holland reist, doet verstandig om zijp
voorliefde voor luxe en mooie kleeren te onder
drukken," raadt de Franschman een bladzij ver
der. „Wie zich met gefriseerde haren in het pu
bliek vertoont, wordt onbarmhartig uitgelachen en
Wie zijn hoed onder zijn arm draagt of een para-
plui gebruikt, jouwt men op straat na."
Om te laten zien, welke simpele zielen er in
het land van molens en kanalen wonen, verhaalt
de schrijver een voorval, dat hem in Katendrecht
(dat hij „Kattendrecht" noemt*) overkwam.
„Toén mijn gastheer zag, hoe koud ik het had"
aldus de Franschman, „trok hij zijn pantoffels uit
en bood ze mij aan met de goedige opmerking,
Toen zij weder in den tuin kwam, waren Etienne
Castei en de pastoor Felix Langier over het voor
gevallene in gesprek.
„Gij" beiden hadt het over die arme moeder en
haar kind, nietwaar?" vroeg Clarisse.
„Ja, mevrouw," antwoordde de schilder. „We
zouden gaarne weten aan welke omstandigheid het
is toe te schrijven, dat die ongelukkige vrouw, die
half dood van honger en vermoeienis voor het hek
van de pastorie moest nedervallen."
„Waarschijnlijk het bekende oude lied en leed"
meende de geestelijke.
„O, het getal van bedrogen meisjes en vrou
wen, die door haar man verlaten werden en die
met een of meer kinderen den strijd om het be
staan moeten voeren, dat getal is nog altijd he
laas, onrustbarend groot," hernam Etienne. „Het
zou me niets verwonderen, als we hier eveneens
met een dergelijk geval te doen hadden."
„Die vrouw is niet uit deze omgeving," merk
te Clarisse aan. „Haar uitputting bewijst reeds op
zichzelve ,c}at zij een zeer langen weg moet hebben
afgelegd."
„En haar geheele voorkomen, waarop het ver
driet zijn stempel heeft gedrukt, bewijst tevens,
dat zij zeer veel moet geleden hebben," voegde
de pastoor erbij.
„Een gezicht vol uitdrukking," riep de schil
der. „Ik moet het eens trachten te schetsen."
„Wat denkt ge voor haar te doen, broeder?"
vroeg mevrouw Darier.
„Wat we voor alle armen doen, zuster, die bij
ons zich aanmelden. Ze laten uitrusten, ze een
ondersteuning in geld geven en ze dan in Godsnaam
..Zoudt ge haar niet het een en ander vragen?"
stelde Etienne voor.
„Haar uitvragen? Waarom?'
„Om iets naders van haar te vernemen. Die
vrouw heeft iets onrustigs en gejaagds in al wat
ze doet of zegt. Wie weet welke dingen zij op helf
geweten heeft."
„Goed, ik zal haar uithooren, maar ik doe
dat meer bepaald als een leering voor u, Etienne.
Hoe onrustig en gejaagd die vrouw zich ook mag
voordoen, zoo geloof ik toch, dat ze wel heel arm
en ongelukkig moet zijn, maar overigens iemand,
die zich al zeer weinig te verwijten heeft. Dat is
een brave vrouw, geloof me en uit de antwoorden
die zij mij geeft, zal het ook wel blijken, dat ik
goed geoordeeld heb."
Hiermede sloot het gesprek over Johanna For
tier.
De pastoor opende zijn getijboek en begon te
lezen.
Etienne nam weder palet en penseelen ter hand
doch legde weldra een en ander ter zijde, om een
stuk krijt te nemen en in zijn teekenboek een
schets te ontwerpen van 'de mooie, jonge vrouw
piet de lijdende uitdrukking van haar gelaat.
Nogmaals weerklonk de bel van het tuinhek
en de postbode kwam den achtertuin inloopen
met een brief en een nieuwsblad voo rmijnheer den
pastoor.
<De pastoor opende het eerst den brief, dien hij
spoedig genoeg doorgeloopen. had, daar de in
houd slechts weinig belangrijks voor hem ber
vatte. Hierop ontdeed hij het nieuwsblad van zijp
kruisband en begon het al gewoonlijk met aan
dacht te lezen. Op de tweede bladzijde bleef zijn
(oog rusten op een lang artikel, dat tot opschrift
had: „Een driedubbele misdaad." Hoe verder hij
met lezen kwam, des te ernstiger werd de uitdruk
king van zijn gelaat en plotseling slaakte hij on
willekeurig een kreet, die Etienne verbaasd naar
hem deed omzien.
„Het schijnt dat u daar iets leest, wat u zeer
treft," meende de schilder.
„Ja, dat doet het werkelijk, Etienne. Het is
iets zeer belangwekkends, ook voor u. Het is
vreemd en ontzettend."
„Waarover hebt ge het?" vroeg mevrouw Da
rier. die op dit oogenblik zich bij de heeren kwam
voegen.
..Kom maar hier," riep de pastoor, met iets
geheimzinnigs in zijn houding. „Ga zitten, dan zaj
ik u wat voorlezen."
Min of meer fluisterend las de pastoor daarop
het volgende:
„In den gepasseerden nacht is te Alfortville een
'driedubbele misdaad gepleegd, een misdaad, die
lang beraamd en met vreeselijke koelbloedigheid,
volbracht moet zijn. De omvangrijke fabriek vap
den heer Julius Labron op de vlakte van Alfort
ville, heeft opgehouden te bestaan. Een brand,
door een kwaadwillige hand ontstoken, heeft alles
vernieitgd en de ingenieur zelf, die des nachts on
verwachts thuis kwam, werd door de brandsticht
ster vermoord, terwijl hij haar overviel, bij het
plunderen van zijn kas. Brandstichting, moord en
diefstal dus. En de ingenieur is helaas niet het
fcenige slachtoffer. De opzichter der fabriek, Ernst.
praktijk geleerd, weten de fruittelers, dat de al
lerbeste vruchtzetting plaats heeft bij kruisbestui
ving. Daaronder verstaan we dan, dat het stuif
meel van de eene bloem komt op den stempel van
de andere bloem. Het liefst hebben we daarbij nog
dat de twee bloemen 'op verschillende boomen
groeien. Anders zou een mislukking nog wel eens
mogelijk zijn, omdat er verschillende van onze
fruitboomen ongevoelig zijn voor eigen of soort
eigen stuifmeel. We noemen ze zelfs steriel. Die
zelfsteriliteit kan groote nadeelen met zich mee
brengen. Zoo heeft men enkele jaren geleden er
in Zuid Limburg ernstig over gedacht, de kersen-
boomer. maar te'rooien, omdat de opbrengst zoo
gering was, dat het de moeite niet loonde ze te
plukken. Men kweekte daar algemeen de soort
Abessc. de Mouland. Deze soort bloeide elk jaar
buitengewoon rijk, maar vruchtzetting vond niet
plaats, totdat een hoofd eener school te Eijsden een
keer een tak afsneed van een anderen kersenboom',
van de soort Basterd dikke en die uitklopte boven
de bloeiende Abesse de Mouland. En ziet, het
was of er getooverd was, want aan de zijde, waar
het stuifmeel van, de Basterd dikke op de stempels
was gekomen, werd de boom rijk bevrucht. Van
toen aan heeft men aan opruimen der boomen
niet meer gedacht-, maar is men zich meer en meer
op de bijenteelt gaan toeleggen, waardoor Eisiden
thans een der belangrijkste veilingen van kersen
is. Niet alleen bij kersen hebben we die zelfsterili
teit, maar ze komen ook voor bij verschillende soor
ten pruimen, appels en peren. Elke eigenaar van
een boomgaard, zal dan ook verstandig doen deze
tak van zijn bedrijf niet te verwaarloozen, maar
eer: of meer bijenkassen in zijn boomgaard plaatsen.
Dat zal hem allereerst een groofen oogst aan fruit
geven. Maar ook zal hij, indien het weer een beetje
mee wil werken, nog een aardige hoeveelheid ho
ning kunnen winnen. Ik vernam dezer dagein nog
van een kennis, die ondanks het slechte weer, het
♦origc jaar ruim zestig pond honing uit 3 kasten
haalde. En tenslotte heeft de bijenhouder het ge
not van zijn bijen. Wie eenmaal imker is, wil van
zijn bijen geen afstand doen, zoodat zelfs bijen
kasten op de daken van de huizen in de steden ge
vonden kunnen worden, waarvan de eigenaars een
maal buiten wonende hun imkerbedrijf niet heb
ben laten varen. Het is dan ook een zeer interessant
volkje. En ze gade te slaan brengt oogenblikken
van verheugenis. Maar voor den fruitkweeker zal
'de bij toch allereerst een nut-dier en geen sport-
diertje blijven. Het nut dat het doet is dan ook
niet gering.
Hoe de varkensmesterij meer loonend te maken?
Op deze vraag hébben de Drentsche landbou
wers een antwoord gegeven door over te gaan tot
de stichting van een N. O. Exportslachterij voor
Drente. Al lang hingen er in Drente en ook in
Gelderland plannen in de lucht om tot de oprich
ting ervan te geraken. In Gelderland echter is
daartegen nog al geageerd door enkele export sla
gers te Oss. Op het oogenblik hoort men er daar
niet veel meer over. Blijkbaar wil men daar trach
ten een goed antwoord te geven door. er een ratio-
peele mesting toe te passen, daar men er pas tot
tot de stichting van een veevoederbedrijf gekomen
is. Wellicht za 1de waarheid in dezen aan beide
zijden liggen, en zal zoowel het een als het andere
gedaan worden om uit de impasse te geraken. In
Gelderland is men van een coop, slachterij echter
eenigszins huiverig, omdat men er vroeger geen
beste ervaringen heeft opgedaan. Toch zal dan
de slachterij, die te Assen gebouwd zal worden,
niet de eenige coöperatieve zijn. Oc(k te Akkrum
(Fr.}' bestaat er reeds verscheidene jaren een. Her
doel van dej Drentsche slachterij zal zijn het slach
ten en verwerken van varkens en ander vee ea de
afzet der verkregen producten. Maar ook zal men
het verhandelen van levende varkens ter hand ne
men. Het kapitaal is verdeeld in aandeelen van
f500 en van f 10.De houders van de laatste
soort zijn verplicht, op boete van f25.— geduren
de ten minste drie jaren al hun varkens, welke
voor verwerking geschikt zijn, aan de N. O. te
leveren en wel minstens per aandeel en per jaar
5 stuks, die geschikt zijn voor de bereiding van
bacon. Reeds gaveni zich 2000 landbouwers op, die
hun medewerking wilden verleenen. Wanneer deze
zaak flink aangepakt wordt, en ieder zijn mede
werking verleent, moet dit slagen.
Garaud is gevallen als een offer van zijn toewijding
en moed. Hij vond den dood in de vlammen, toen,
'hij voor zijn patroon de kas poogde te redden. De
(fabriek werd des nachts door een vrouw, Johan
na Fortier geheeten, bewaakt. Alles toont aan,
dat die vrouw de driedubbele misdaad moet heb
ben volbracht, om zich te wreken op mijnheer La-
bron, die haar een paar dagen van tevoren den
dienst had opgezegd. De nietswaardige nam met
haar kind de vlucht, toen ze de fabriek, die mei
.behulp van petroleum in brand was gestoken, aan
de vlammen had prijs gegeven. Door politie en
justitie zijn de noodige maatregelen genomen om
te beletten dat de schuldige zich door de vlucht
zou kunnen redden. Haar signalement is naar alle
gendarmerie-brigades getelegrafeerd en luidt als
volgt: Zes en twintig jaar, gropt, goed'.gepropor
tioneerd, lang, lichtblond haar, regelmatige ge
laatstrekken, donkerblauwe oogen, bleek gezicht
met een besliste uitdrukking. Johanna Fortier is
dooi- een knaapje van ruim' drie jaar vergezeld."
Clarisse Darier en Etienne Castei hadden met
stijgende onrust het voorlezen van dit bericht ge
volgd.
Toen de pastoor had uitgelezen, riep mevrouw
Darier:
v „Maar dat is trek voor trek het portret van de
vrouw, die door ons weid opgenomen. „Dat jon
getje van drie en een half jaar. Die angst ert die
uitputting. Geen twijfel, zij is wel degelijk de on
gelukkige, die het tooneel harer misdaden ont
vloden is."
Wordt vervolgd.