Het besproeien van Aardappelen In het „Land der Batavieren". dat hij ze al heerlijk had gewarmd. Ik wachtte mij er wel voor om hem te 'beleedigen door een weigering en trok de Sloffen onmiddellijk aan—-" I Na vele omzwervingen belandt de vreemdeling in Neerland s hoofdstad en na een naujwkeurige beschrijving van het stadhuis (ons tegenwoordig paleis) en een nog minutieuser overzicht van de beurs te hebben gegeveni, vertelt hij een en ander over de grachtenhuizen. De Hollandsche zindelijkheid wordt vervolgens in alle toonaarden bezongen. ..Zindelijkheid is den Hollander aangeboren- Men zal geen kamer binnen gaan, zonder eerst zijn voeten te vegen, men mag alleen maar op matten of loopers, nooit echter op den gewreven vloer loopen. Men spuwt in, een bak met zand of een kwispeldoor ..Wanneer de woning pas is schoongemaakt mag de heer des huizes niet binnenkomen, voor hij op den drempel van de voordeur zijn schoenen heeft verwisseld voor pantoffels. Staan zijn muilen niet klaar, dan draagt zijn vrouw hem' op den rug de gang en de kamers door naar het slaapvertrek, waar hij zijn schoenen uittrekt. Na dit grapje vertelt de negentiend' eeuwsche 'toerist, hoe het komt, dat de Hollanders zooveel zin voor het „schoone" hebben. „De buitengewone zindelijkheid is een nood zakelijkheid." zegt hij. „Men moet wel eeuwig ploeteren en boenen, wasschen en wrijven om ziekten te voorkomen, die aan het kille klimaat, de mist, het stilstaande water, de zeedampen en overstroomingen zijn te wijten. Het zuiverste me taal, het duurste zilveren of gouden galon verkleurt binnen de vier en twintig uur. Als de ruiten een wetklang niet gelapt worden, zijn ze bedekt met een dikken, goren aanslag. Tenslotte doet de Franschman een aanval op onze taal. ,,De taal, die de Hollanders spreken, is een bedorven Duitsch dialect doorspekt met Engelsche woorden. Men hoort veel Engelsch en Fransch spreken. Deze voorliefde voor vreemde talen ver hindert de Hollanders om hun eigen taal te ont wikkelen 'en te verrijken. Er bestaan dan ook slechts enkele goede letterkundige werken, die in het Hollandsch zijn uitgegeven. De beroemde schrijvers van honderd en tweehonderd jaren ge leden schreven uitsluitend in het Latijn Vondel, Hoofd en Breero danken u, welwillende Fran/oos! Land- en Tuinbouw In de ,,N. Langed. Courant" van Dinsdag; 5 Ju ni 'j.l. komt ia het „Stemmingsbeeld" een gedeelte voor, waarin gewezen wordt op de wenschelijkheid van het besproeien der aardappelen, ook de vroege met Bordeauxsche of Bourgondische pap (is Nor- maalpappoeder) tegen ,,de" aardappelziekte (Phy- tophthora infestans.)1 De schrijver van die rubriek wekt de plaatse lijke commissie van den plantenziektenkundigen dienst op in deze richting werkzaam te zijn. Het zat" hem ongetwijfeld aangenaam aandoen, wanneer hij bij dezen verneemt, dat ondergeteeken- den zie hongeveer 2 weken geleden over dezelfde kwestie in verbinding hebben gesteld met Wage- ningen. We waren er mee bekend, dat het in 1927 den aardappelhandelaren niet naar den vleeze is ge gaan. Eén der redenen daarvan is, dat ettelijke paftijen in bedorven toestand op de plaats van be stemming zijn gearriveerd. In goede conditie verzonden, slechts 5^6 dagen onderweg, en dan zoo'n bederf? vraagt men zich af. En onder gunstige of liever ongunstige omstan digheden kan dat. Die eenigszins bekend is met de reusachtige snelle vermenigvuldiging van de zwam die het loof en de knollen ziek maakt, begrijpt, dat in zoo'n korten tijd zoo'n groot bederf kan ontstaan En voor de handelaren, èn voor de bouwers is het van belang te trachten, dit kwaad tot een mi nimum terug te brengen. Wij dachten aan besproeien en wendden ons daarom tot den Dienst te Wageningen. Bij schrijven van 2 Juni j.l. werd ons mee gedeeld, dat door het besproeien der vroege aard appelen heel wat te 'bereiken zou zijn en dit te meer, nu het Kon. Meteorologisch Instituut te de Bildt waarschuwt, wanneer het weer zóódanig is weest, dat er kans bestaat op het uitbreken der ziekte. Menschen, die tegen de klosten opzien, kunnen daarop wachten. De allerbeste politiek1 is dit nu juist niet. De uit te geven bedragen moat men meer 'beschouwen als een premie voor een ver zekering tegen de ziekte. Vooral het vroeg bestrijden der ziekte is van groot belang. Edoch, het zal nog wel een tijdje duren, voor ieder deze meening huldigt. Binnen enkele dagen zal een nieuwe mededeeling No. 52 ,',De aardappelziekte" verschijnen, waarin het sproeien uitvoerig zal worden behandeld. In de aankondiging dezer mededeeling, zooals die altijd .in de bladen wordt geplaatst, zal ditmaal met klem worden gewezen op de woordeelen der be sproeiing. Aanbevelenswaardig zou het zijn, dit bericht in de veilingen en dergelijke plaatsen op te hangen. Voor de vroegste soorten is één keer besproeien wel voldoende, voor de later te rooden vroege aard appelen kan een 2e besproeiing noodig zijn. Met nadruk vestigen wij daarom' nu reeds de aandacht op de hierboven bedoelde publicatie. De Correspondenten v. d. Plantenziekten kundigen Dienst te Noordscharwoude: J. OOTJERS. L. MALDEKOTE. OMVANG EN ONTWIKKELING VAN DEN TUINBOUW. Met medewerking van de directie van den Landbouw heeft het Centraal Bureau der Veilin gen in Nederland een onderzoek ingesteld naar den tegenwoordigen omvang van het tuinbouw bedrijf. Sedert 1912 tooh heeft geen nauwkeurige tuinbouwtelling plaats gehad- Uit dat onderzoek, dat cijfers 'geeft over het jaar 1927 en waarvan de uitkomsten zijn gepu bliceerd in het eerste Jaarboek der veilingsorga nisatie, blijkt, dat in de af ge loopen lö'jaan de oppervlakte, be tee id met groenten en fruitge wassen met "bijna 40 pCt. is uitgebreid, namelijk van 46.863 op 65.520 ha. In Gelderland nam..die oppervlakte toe met V)907 ha;, in Noord-Holland met 4135, in Zpid-Holland met 1852, in Noord- Brabant met 1124, in 'Limburg met 3WO, in Gro- ningen-Drente met '132, in Friesland met 295, in Overijsel met 410, in Utrecht met 53 en in Zee- land 811 ha. Terwijl in 1912 nog slechts 1.898.915 M2. was bezet met groente- en vruchtenkfeassen en waren huizen, was die oppervlakte in 1927 reeds ge stegen tot ruim 10 millioen M2. of eene toene- min gvan meer dan 8 millioen M2. of ongeveer 425 pCt. Van deze geweldige toeneming komt ruim 6V2 millioen M2. voor rekening der pro vincie Zuid-Holland- De uitbreiding van ae groentecultuur onder z.g. plat glas heeft 75 pCt. bedragen, n.l. van 4.769.020 op 8 329.428 ha. Van die meerdere 3V2 millioen 'M2. plat glas cultuur kwam ruim 31/2 millioen M2. voor rekening der provincie Zuicl-Holland., en een half millioen M2. voor Noord-Holland. In GroningenDrente steeg de oppervlakte met 183.500 M2. en in Friesland' met 103.419 M2. Bijzonder groot 'is tenslotte de uitbreiding van de oppervlakte, bezet met druivenkassen. De met druivebkassen bezette 'oppervlakte, welke in 1912 873.989 M2. bedroeg, was in 1927 bijpa 4 mil lioen H.A. 'of een toeneming van 3.3 millioen M2., In Zuid-Holland ham de oppervlakte arui ven- kassen toe met 2.225.402 M2. en "in Noord-Hol land met '735.515 M2.' Bijenteelt en Fruitteelt Die twee behooren bij elkaar. De fruitteelt kan niet zonder de bijenteelt. Dat is lang niet altijd in gezien. Verscheidene Veluwsche imkers weten nog goed den tijd te herinneren, waarin ze bij de Betuiw*- sche kersenboeren moesten bedelen, hun korven in de boomgaarden te mogen zetten, ja, waarvoor ze zelfs nog wel geld toe moesten geven. Nu is het omgekeerd en gaan de boomgaaüdbezitters den boer op, om korven of kasten te bemachtigen. En daarvoor hebben zij dan wel graag iets over. Vanwaar die groote omkeer? We kunnen niet an ders antwoorden dan: door de theorie en de Hoogst interessant is het volgende, overgenomen uit het „Algemeen Handelsblad" dat zijn lezers zoo af en toe of bijna iederen dag vergast op belangrijke mededeelingen uit verleden tijd. Tusschen een burgerlijk wetboek en een ver sleten uitgave van Jacob Cats, onder een stapel sensatieropiannetjes en naast een werk over ont leedkunde lag, half verstopt, een onaanzienlijk, vergeeld boekje, dat het negende deel uitmaakte van de „Bibliothèque géographique et instructive des jeunes gens ou recueil de voyages intéressant, pour l'instruction et l'amusement de la jeunesse." De titel is lang, heel erg lang, maar de welmee- nende samenstellers van de negentiende eeuwsche aardrijkskunde-boekjes wilden blijkbaar duidelijk laten merken, waarom en voor wie zij reisverhalen hadden geschreven. In dat gele, negende deeltje nu weiden Duitsch- land en Nederland uitvoerig besproken. De Franscb man, die in 1805 ons land beschreef, heeft getracht om in vijf en zestig kleine bladzijden druks het jonge geslacht uit zijn tijd een overzicht te geven van de Nederlandsche geschiedenis, van handel en nijverheid, kunst en taal, natuur en steden, zeden en gewoonten van het volk benoorden den Moei*- dijk. Hij reisde onvermoeid van de eene plaats naar de andere;; bezocht Amsterdam, en Rotter-, dam, Alkmaar en „Saardam" Zaandém), den Briel Dordrecht, Geertruidenberg, Nijmegen en nog ve le andere belangrijke plaatsen. Reeds op de twee de bladzijde van zijn relaas strooit hij een zakvol complimentjes uit over het „land der Batavieren" zooals hij ons land bij voorkeur betitelt. Maar.... na de eerste loftuigingen begint ook de critiek „De pijnlijke orde en regelmaat, die heel het land kenmerken en de eentonige manieren van de bewoners worden op den duur vervelend," vindt de schrijver. „Steden en dorpen, kanalen en wegen lijken zoo precies op elkaar, dat men steeds het zelfde landschap denkt te zien. „Men verwijt den Hollander," aldus de schrij ver, „dat hij niet weet, hoe hij met het geld moet omgaan. Hij bewaart het alleen maar en pot het op. Wanneer men ten eten wordt gevraagd bij een Hollandsche familie, voorspellen de kostba- re meubelen in de eetkamer en het niet minder dure servies een heerlijk maal, maar bij den eer sten den besten Westfaalschen boer eet meo even lekker..... „De kooplui sluiten zich den ganschen dag in hun kantoor op. 'shZaterdagsavonds trekken de welgestelde lieden de stad uit naar hun buiten plaats of tuin, waar zij heel den Zondag blijven, zonder iets uit te voeren „De Hollanders zijn na de Russen het matigste volk van Europa. Met een vischschotel, aen stuk vleesch en wat groente zijn zelfs de meest ver wende lieden tevreden. De echtgenoote van den welgestelden Amsterdamschen koopman bezit geen enkel juweel behalve haar huiselijkheid en geen andere bijoux dan haar charmesDe mannen zijn te koel en te vlijtig om hartstochtelijk te zijn; de vrouwen zijn even onverschillig; de tot tra ditie geworden kuischheid van het volk is min der een deugd dan wel een natuurlijke karakter trek." Gelukkig vindt de geschiedschrijver het niet overbodig om ook iets goeds over ons te zeggen. „De echte Hollander is trotsch, eerlijk en ge voelig; hij is bescheiden maar openhartig. Hij is een man van zijn woord en zal den kleinen dienst hem bewezen, nooit vergeten. „Wie in Holland reist, doet verstandig om zijp voorliefde voor luxe en mooie kleeren te onder drukken," raadt de Franschman een bladzij ver der. „Wie zich met gefriseerde haren in het pu bliek vertoont, wordt onbarmhartig uitgelachen en Wie zijn hoed onder zijn arm draagt of een para- plui gebruikt, jouwt men op straat na." Om te laten zien, welke simpele zielen er in het land van molens en kanalen wonen, verhaalt de schrijver een voorval, dat hem in Katendrecht (dat hij „Kattendrecht" noemt*) overkwam. „Toén mijn gastheer zag, hoe koud ik het had" aldus de Franschman, „trok hij zijn pantoffels uit en bood ze mij aan met de goedige opmerking, Toen zij weder in den tuin kwam, waren Etienne Castei en de pastoor Felix Langier over het voor gevallene in gesprek. „Gij" beiden hadt het over die arme moeder en haar kind, nietwaar?" vroeg Clarisse. „Ja, mevrouw," antwoordde de schilder. „We zouden gaarne weten aan welke omstandigheid het is toe te schrijven, dat die ongelukkige vrouw, die half dood van honger en vermoeienis voor het hek van de pastorie moest nedervallen." „Waarschijnlijk het bekende oude lied en leed" meende de geestelijke. „O, het getal van bedrogen meisjes en vrou wen, die door haar man verlaten werden en die met een of meer kinderen den strijd om het be staan moeten voeren, dat getal is nog altijd he laas, onrustbarend groot," hernam Etienne. „Het zou me niets verwonderen, als we hier eveneens met een dergelijk geval te doen hadden." „Die vrouw is niet uit deze omgeving," merk te Clarisse aan. „Haar uitputting bewijst reeds op zichzelve ,c}at zij een zeer langen weg moet hebben afgelegd." „En haar geheele voorkomen, waarop het ver driet zijn stempel heeft gedrukt, bewijst tevens, dat zij zeer veel moet geleden hebben," voegde de pastoor erbij. „Een gezicht vol uitdrukking," riep de schil der. „Ik moet het eens trachten te schetsen." „Wat denkt ge voor haar te doen, broeder?" vroeg mevrouw Darier. „Wat we voor alle armen doen, zuster, die bij ons zich aanmelden. Ze laten uitrusten, ze een ondersteuning in geld geven en ze dan in Godsnaam ..Zoudt ge haar niet het een en ander vragen?" stelde Etienne voor. „Haar uitvragen? Waarom?' „Om iets naders van haar te vernemen. Die vrouw heeft iets onrustigs en gejaagds in al wat ze doet of zegt. Wie weet welke dingen zij op helf geweten heeft." „Goed, ik zal haar uithooren, maar ik doe dat meer bepaald als een leering voor u, Etienne. Hoe onrustig en gejaagd die vrouw zich ook mag voordoen, zoo geloof ik toch, dat ze wel heel arm en ongelukkig moet zijn, maar overigens iemand, die zich al zeer weinig te verwijten heeft. Dat is een brave vrouw, geloof me en uit de antwoorden die zij mij geeft, zal het ook wel blijken, dat ik goed geoordeeld heb." Hiermede sloot het gesprek over Johanna For tier. De pastoor opende zijn getijboek en begon te lezen. Etienne nam weder palet en penseelen ter hand doch legde weldra een en ander ter zijde, om een stuk krijt te nemen en in zijn teekenboek een schets te ontwerpen van 'de mooie, jonge vrouw piet de lijdende uitdrukking van haar gelaat. Nogmaals weerklonk de bel van het tuinhek en de postbode kwam den achtertuin inloopen met een brief en een nieuwsblad voo rmijnheer den pastoor. <De pastoor opende het eerst den brief, dien hij spoedig genoeg doorgeloopen. had, daar de in houd slechts weinig belangrijks voor hem ber vatte. Hierop ontdeed hij het nieuwsblad van zijp kruisband en begon het al gewoonlijk met aan dacht te lezen. Op de tweede bladzijde bleef zijn (oog rusten op een lang artikel, dat tot opschrift had: „Een driedubbele misdaad." Hoe verder hij met lezen kwam, des te ernstiger werd de uitdruk king van zijn gelaat en plotseling slaakte hij on willekeurig een kreet, die Etienne verbaasd naar hem deed omzien. „Het schijnt dat u daar iets leest, wat u zeer treft," meende de schilder. „Ja, dat doet het werkelijk, Etienne. Het is iets zeer belangwekkends, ook voor u. Het is vreemd en ontzettend." „Waarover hebt ge het?" vroeg mevrouw Da rier. die op dit oogenblik zich bij de heeren kwam voegen. ..Kom maar hier," riep de pastoor, met iets geheimzinnigs in zijn houding. „Ga zitten, dan zaj ik u wat voorlezen." Min of meer fluisterend las de pastoor daarop het volgende: „In den gepasseerden nacht is te Alfortville een 'driedubbele misdaad gepleegd, een misdaad, die lang beraamd en met vreeselijke koelbloedigheid, volbracht moet zijn. De omvangrijke fabriek vap den heer Julius Labron op de vlakte van Alfort ville, heeft opgehouden te bestaan. Een brand, door een kwaadwillige hand ontstoken, heeft alles vernieitgd en de ingenieur zelf, die des nachts on verwachts thuis kwam, werd door de brandsticht ster vermoord, terwijl hij haar overviel, bij het plunderen van zijn kas. Brandstichting, moord en diefstal dus. En de ingenieur is helaas niet het fcenige slachtoffer. De opzichter der fabriek, Ernst. praktijk geleerd, weten de fruittelers, dat de al lerbeste vruchtzetting plaats heeft bij kruisbestui ving. Daaronder verstaan we dan, dat het stuif meel van de eene bloem komt op den stempel van de andere bloem. Het liefst hebben we daarbij nog dat de twee bloemen 'op verschillende boomen groeien. Anders zou een mislukking nog wel eens mogelijk zijn, omdat er verschillende van onze fruitboomen ongevoelig zijn voor eigen of soort eigen stuifmeel. We noemen ze zelfs steriel. Die zelfsteriliteit kan groote nadeelen met zich mee brengen. Zoo heeft men enkele jaren geleden er in Zuid Limburg ernstig over gedacht, de kersen- boomer. maar te'rooien, omdat de opbrengst zoo gering was, dat het de moeite niet loonde ze te plukken. Men kweekte daar algemeen de soort Abessc. de Mouland. Deze soort bloeide elk jaar buitengewoon rijk, maar vruchtzetting vond niet plaats, totdat een hoofd eener school te Eijsden een keer een tak afsneed van een anderen kersenboom', van de soort Basterd dikke en die uitklopte boven de bloeiende Abesse de Mouland. En ziet, het was of er getooverd was, want aan de zijde, waar het stuifmeel van, de Basterd dikke op de stempels was gekomen, werd de boom rijk bevrucht. Van toen aan heeft men aan opruimen der boomen niet meer gedacht-, maar is men zich meer en meer op de bijenteelt gaan toeleggen, waardoor Eisiden thans een der belangrijkste veilingen van kersen is. Niet alleen bij kersen hebben we die zelfsterili teit, maar ze komen ook voor bij verschillende soor ten pruimen, appels en peren. Elke eigenaar van een boomgaard, zal dan ook verstandig doen deze tak van zijn bedrijf niet te verwaarloozen, maar eer: of meer bijenkassen in zijn boomgaard plaatsen. Dat zal hem allereerst een groofen oogst aan fruit geven. Maar ook zal hij, indien het weer een beetje mee wil werken, nog een aardige hoeveelheid ho ning kunnen winnen. Ik vernam dezer dagein nog van een kennis, die ondanks het slechte weer, het ♦origc jaar ruim zestig pond honing uit 3 kasten haalde. En tenslotte heeft de bijenhouder het ge not van zijn bijen. Wie eenmaal imker is, wil van zijn bijen geen afstand doen, zoodat zelfs bijen kasten op de daken van de huizen in de steden ge vonden kunnen worden, waarvan de eigenaars een maal buiten wonende hun imkerbedrijf niet heb ben laten varen. Het is dan ook een zeer interessant volkje. En ze gade te slaan brengt oogenblikken van verheugenis. Maar voor den fruitkweeker zal 'de bij toch allereerst een nut-dier en geen sport- diertje blijven. Het nut dat het doet is dan ook niet gering. Hoe de varkensmesterij meer loonend te maken? Op deze vraag hébben de Drentsche landbou wers een antwoord gegeven door over te gaan tot de stichting van een N. O. Exportslachterij voor Drente. Al lang hingen er in Drente en ook in Gelderland plannen in de lucht om tot de oprich ting ervan te geraken. In Gelderland echter is daartegen nog al geageerd door enkele export sla gers te Oss. Op het oogenblik hoort men er daar niet veel meer over. Blijkbaar wil men daar trach ten een goed antwoord te geven door. er een ratio- peele mesting toe te passen, daar men er pas tot tot de stichting van een veevoederbedrijf gekomen is. Wellicht za 1de waarheid in dezen aan beide zijden liggen, en zal zoowel het een als het andere gedaan worden om uit de impasse te geraken. In Gelderland is men van een coop, slachterij echter eenigszins huiverig, omdat men er vroeger geen beste ervaringen heeft opgedaan. Toch zal dan de slachterij, die te Assen gebouwd zal worden, niet de eenige coöperatieve zijn. Oc(k te Akkrum (Fr.}' bestaat er reeds verscheidene jaren een. Her doel van dej Drentsche slachterij zal zijn het slach ten en verwerken van varkens en ander vee ea de afzet der verkregen producten. Maar ook zal men het verhandelen van levende varkens ter hand ne men. Het kapitaal is verdeeld in aandeelen van f500 en van f 10.De houders van de laatste soort zijn verplicht, op boete van f25.— geduren de ten minste drie jaren al hun varkens, welke voor verwerking geschikt zijn, aan de N. O. te leveren en wel minstens per aandeel en per jaar 5 stuks, die geschikt zijn voor de bereiding van bacon. Reeds gaveni zich 2000 landbouwers op, die hun medewerking wilden verleenen. Wanneer deze zaak flink aangepakt wordt, en ieder zijn mede werking verleent, moet dit slagen. Garaud is gevallen als een offer van zijn toewijding en moed. Hij vond den dood in de vlammen, toen, 'hij voor zijn patroon de kas poogde te redden. De (fabriek werd des nachts door een vrouw, Johan na Fortier geheeten, bewaakt. Alles toont aan, dat die vrouw de driedubbele misdaad moet heb ben volbracht, om zich te wreken op mijnheer La- bron, die haar een paar dagen van tevoren den dienst had opgezegd. De nietswaardige nam met haar kind de vlucht, toen ze de fabriek, die mei .behulp van petroleum in brand was gestoken, aan de vlammen had prijs gegeven. Door politie en justitie zijn de noodige maatregelen genomen om te beletten dat de schuldige zich door de vlucht zou kunnen redden. Haar signalement is naar alle gendarmerie-brigades getelegrafeerd en luidt als volgt: Zes en twintig jaar, gropt, goed'.gepropor tioneerd, lang, lichtblond haar, regelmatige ge laatstrekken, donkerblauwe oogen, bleek gezicht met een besliste uitdrukking. Johanna Fortier is dooi- een knaapje van ruim' drie jaar vergezeld." Clarisse Darier en Etienne Castei hadden met stijgende onrust het voorlezen van dit bericht ge volgd. Toen de pastoor had uitgelezen, riep mevrouw Darier: v „Maar dat is trek voor trek het portret van de vrouw, die door ons weid opgenomen. „Dat jon getje van drie en een half jaar. Die angst ert die uitputting. Geen twijfel, zij is wel degelijk de on gelukkige, die het tooneel harer misdaden ont vloden is." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1928 | | pagina 8