URK EH 2UN IEWOHEIS II. Wij zouden, om een juist beeld van Urk en zijn bewoners te kunnen geven, minstens enkele dagen op het eiland moeten doorbrengen en ons op de hoogte stellen van wat de historie, de overlevering en oude archieven daarvan zeggen en mededeel en. Want over dit eiland en zijn sym pathieke bewoners is veel te vertellen. Er zijn misschien menschen, die er onverschillig tegen over staan en flegmatiek genoeg zijn om met een schouderophalen de belangstelling af te we ren, waarmede men op dit kleine eiland wordt ontvangen. Wij echter zagen in die vriendelijke ontvangst een uiting van hartelijke genegenheid van mensch tot mensdh, aangeboren en onge kunsteld geboden. "Wie even verder ziet, leidt daaruit af de geestesgesteldheid en de wijze van denken én voelen van die dappere blauwe zee ridders, van het ras van Dorus Rijkers. Want blauw is de zee, blauwi de kleeding, blauw 'het oog het teeken van trouw. Dat hebben zij allemaal met elkander 'gemeen.Alleen de klee derdracht verschilt, en zoo verschillen ook wel licht zeden en gewoonten, die zich regelen naar den aard van de ligging Van hun land of hun woonplaats, maar menschlievend zijn zij allen, bescheiden én hoogst eenvoudig. Doch laten wij met een 'vluohtigen blik be' eiland trachten te overzi n Een oogenblik hebben wij voor oogen onze landkaart. On geveer in rechte lijn naar het Oosten ligt Urk. Eén stipje op de kaart en op dit eiland bevinden wij ons thans. Het is 81 H.A gtroot en telt 3158 zielen vkn welke 1675 mannen en 1481 vrou wen. He zeevisscherij is de hoofdbron van net bestaan, tengevolge waarvan oihjere bedrijven ont stonden. Men vindt er ansjovis-zouterijen, een haringrookerij, nettemtaanderijen, zeilmakerijen, scheepswerven, smederijen, een machinefabriek en, naar wij verder vernamen, ook een gnooten ijs kelder. Wij weten niet of deze gegevens onze lezers interesseeren, maar wij meenen, dat zij er bij hooren als een bijdrage tot meerdere kennis van dit kleine, niet onbelangrijke eiland, dat als zelf standige gemeente behoort tot de Provincie Nooni- Holland. Urk heeft vele eeuwen bestaan en is niet altijd een zelfstandige gemeente geweest. Het wisselde, meermalen van eigenaar; het zou in 1300 behoord hebben aan het graafschap Kuinre. Een eeuw later kwam het in het bezit van zeke ren Evert Zoetenbalch, Proost van Maastricht, waarna het geslacht Van de.Werve het eigen domsrecht verwierf, terwijl bok onze Hoofdstad Amsterdam nog eigenaresse is geweest. Daarna werd het aan Ide Provincie Noord-Holland toege voegd. Wij moeten aannemen, dat het, evenals zoovéle kustplaatsen, grooter is geweest. Er moet, zoo de overlevering wil, eenmaal een zilveren beker zijn gevonden, afkomstig uit eèn kerk, die gv staau heeft op het verzwolgen deel van dit lilu* vium-eiland, dat hoogstwaarschijnlijk door aan slibbing is ontstaan. Mogen woeste orkanen, stormvloeden en vloed golven de eeuwen 'door Hit eiland hebben ge teisterd, thans is het daartegen uitstekend bevei ligd. Breede steeinen glooiingen, gesteund door eene borstwering van cement en bazalt, die ste vig gestut en geschoord worden door zware stij len, eveneens van steen, beschermen het eiland, dat als een groote terp of rots uit zee zich ver heft. Daarop volgt een dijk, eèn wandelweg te vens, die het geheele eiland omringt. Een groote weide scheidt den z.g. vTop" van Urk, door de eilandbewoners „het" Top genoemd, van 'het dorp, de bebouwde kom. Eenig vee zöc-ht er grazend zijn voedsel opeen ander gedeelte van "deze z.g. wei- of hooilanden werd bemest, en toen wij het eiland rondgingen en aan 'den Top wat rustten, voelden wij even lie eenzaamheid over 'ons ko men. Rondom ons nietB dan water, zoo ver het oog reikt; gëen ander geluid dan dat van het klotsen en breken der golven dp 'den steenen dam en tegen den muur van graniet, waartegen het water opzwalpt en bruisend terugvloeit. Elén cir- kevlak van water, waarvan het eiland het mid delpunt uitmaakt. Wij luisterden naar het lied van de zee, die zich als 'een zilveren veld rustig eu flikkerend voor ons uitstrekte. En wij dachten aan de woorden van den dichter, die in de rimpeling van "het water den valsch'en glim lach van den booze zag. Hoe aanlokkelijk leek zij ons toe, die zee, die zoo droef haar doodenliedj Louise: „Als je toch van mij houd, waarom wil je dan niet met mij trouwen?" „Onmogelijk kind, ik 'zou je dertiende man ge- KARAKTER (door Mr. J. M. van Stipriaan LufsciusJ Welgemanierdheid. Welgemanierdheid is datgene, dat van eenen weiwillenden en beleefden man een heer en van een welwillende en beleefde vvrouw een dame maakt. Welgemanierdheid is al datgene, waarmede men, zonder dat dit bepaald door de beleefdheid geëischt wordt, een ander aangenaam aandoet. Slechtgemanierdheid is al datgene, waarmede men, zonder bepaald onbeleefd te zijn, een ander on aangenaam aandoet. Welgemanierdheid is de laat ste streek met de schaaf, welke een beschaafd mensch bij zijne opvoeding ontvangt. De goede 'manieren zijn niet overal dezelfde, maar in be ginsel zijn zij dat wel. Er zijn tientallen wijzen, waarop men welge manierd, en honderdtallen wijzen, waarop men kan zingen. Nu speelde zij mot ide lichte en ranke vaartuigen, ter vischvangst uitgevaren. Die zonbeschenen vlakte geleek een reusachtigen spiegel, waarin het blauw azuur (wonderlijk weer kaatste; kabbelend neuriede 'zij haar wiegelied voor hen, die daar slapen in haar schoot. "Want wild kan zij zijn, woest en onstuimig, wanneer zij, kwaad gezind, haar prooi beloert, verrast en venzwelgd. Dan 'beukt zij de kust met bulderend geraas en. brute krachtdan zweept zij het vaar tuig voort met ontembare drift en schijnt niet eerder te luwen, dan nadat zij haar buit heeft verzwolgen en de baren zich hebben geopend om het offer te ontvangen, dat een graf vond in de golven. Zoo mijmeren wij even wanneer Jteij een blik slaan over het spiegelgladde watervlak. Vóór ons strekt een lange zandplaat in zee uit. Overspoeld door 'de golven, blijft «en groot gedeelte bij laag water droog en tot onze groote verrassing zien wij op deze zandige jflek een groot aantal zeehon den zich koesteren in de zon. Deze zandplaat heet „de Staart" van "Urk, en wij vergelijken dit dilu viale eiland met een reusachtigen'rog. Wij zien Urk op z'n mooist. Wij houden 'den zeèkant en langs het prikkeldraad bereiken wij de woning, waarin wij enkele uren gastvrijheid vonden feu genoten. "Bij onze aankomst waren twee Urksche schoonen zoo -vriendelijk er ons te brengeln. Die wisten den weg in haar (woonstede. Maar wie meent op dit kleine eiland niet te kunnen ver dwalen, vergist zich. Een doolhof van straten en straatjes, gangen, stegen en slopjes heeft Urk. Zoek daar den weg maar eens. 'Ja, men is er en men blijft er, aan ontvluchten valt niet ta denken, maar men heeft terdege z'n berekening te maken langs welken weg men moet gaan om aan een bepaald adres te komen. „Dat zit nog niet zoo radig, m'neer," zei een wijdgebroekte visseherman. Maar wij hadden goeie en lieftallige ge leidsters. Zij hebben ons Urk laten zien, die kinderen van de zee, die op prijs stelden en waardeerden onze belangstelling en nieuwsgierigheid. „Haat m'neer me© naar den vuurtoren"?" En zij brachten er ons, waar wij ontvangen werden door den licht wachter Loosman. Wat is vriendelijke voorkomendheid toch een vah de beste eigenschappen, die een mensch kan bezitten. De eenvoudige lichtWachter kent zijn wereld. Beleefd, zonder ©enige aanmatiging,, be groet hij ons en leidt ons binnen. Wij komen in de machinekamer. Een electromotor drijft het geheele mechanisme voor luchltidruk en toevoer van. de „varoli'ne", die, eenmaal vergast, het licht voor dein vuurtoren doet ontbranden. Weerkaatst en versterkt door kristallen prisma's, in het mid den waarvan de brandpunten samenkomen, ont wikkelen deze een lichtsterkte van 400.000 kaar sen. Alle hulpmiddelen zijn aanwezig om stag natie ta voorkomen en bij eenig defect deze te baat te kunnen nemen, opdat het draailieht zal kunnen blijven functioneeren. Wij be klimmen den '32 Meter hoogen toren langs eao wenteltrap, tot wij boven aan "den koepèl komen en op den omloop staan. Wij zijn vier kameren gepasseerd en na het. licht te 'hebben 'zien bran den en het geheele mechanisme te hebben zien werken, waarbij het aan duidelijke verklarin gen nieit ontbrak, 'werd onze aandacht nog ge vestigd. op den misthoorn. Wanneer het licht niet in staat is door den dikken nevel heen te drin gen, dan laat deze misthoorn zijn dof gebrom hooren en' klinkt zijn sombere stem waarschu wend door den ether. Eien geluid, dat ver over zee door den dikken mist heendringt en den schipper maant tot voorzichtigheid. Nog wordt er ons op gewezen, dat wanneer on verhoopt het licht door de een of andere oorzaak gedoofd mocht worden, het meehianisme zoo kan worden ingesteld, idat de lichtWachter door een claxon of electrische schel het waarsohuwings- sein daarvan ontvangt. En nu nog evetn het nauwe deurtje door, dat toegang geeft tot den omloop. Hier kunnen wij ons vermeien in den aanblik van het woftder schoone en onvergetelijke panorama, dat zich voor onze oogem ontrolt. Wij zien neer op het pittores que dorp, op zijn twee torens, die van de kerk en het raadhuis, op zijn huizen en huiejes, oj zijn hoornen en grasvelden. Het geheele eiland lijkt een groote speelgoeddoos. Aan den zeekant, heel diep aan den horizon ziet mep, in nevelen gehuld, als een donkere vlek Enkhuizen, de boe* •chen van Ga as tori and en de Lemmer. Xan de andere zijde heeft men met één blik het ge heel© eiland voor zich en overzien. Als een ovalen cirkel ligt het daar, bespeeld 'door de Zuiderzee, die, zooals wij hebben geleerd, een gedeelte i» slechtgemanierd kan zijn. Een voorbeeld van goede manieren is, wachten met eten tótdat de tafelgenooten bediend zijn. Voorbeelden van slechte manieren zijn, spreken met vollen mond, eten met open mond en op de ellebogen leunen aan tafel. Aan tafel leert men de manieren kennen Welgemanierdheid heeft niets te maken met ge maaktheid, zij is geen schijn maar werkelijkheid. ^Welgemanierdheid is niet het meest belangrijke maar wel het meest voorkomende deel van het goede karakter. „Zoo, je wil mij wijs maken, dat je de match niet wilt afmaken, omdat je zoo bijgeloovig bent? „Ik ben niet zoo erg bijgeloovig, maar ik zei je toch, dat die vent hoefijzers in zijn handschoen heeft.' MANNEN VAN BETEEKENIS, BRUTUS Er zijn twee mannen van dien naam bekend in de Rotneinsche Geschiedenis. De .eerste, Lucius Junius Brutus, was de voornaamste der opstande lingen tegen den laatsten koning van Rome, Tar- vin de Noordzee, een inham vormepd in oms land. Leven op dit eiland ruim 3000 menschen, worit op dat kleine plekje rotsgrond het volle mea- schenleven geleefd in al zijn lieven en loven, zijn lijden en strijden? Wij zullen 't u aanstonds vertellen. Wij hebben het schitterend beeld, dat Urk ons bood van die hoogte af, "dat de zee ons tooverde, door zonneschittering beglanst en door den ruischenden wind zacht beWogen, in. ons gehieu- gen vastgelegd, en ons geestesoog staart nog daar heen, waar wij geboeid werden 'door den aum- blik van het schouwspel, dat de natuur ons Lood. Wij dalen weder af om nog even te toeven is de woning van den liehtwachter. Wij kunner niet nalaten onzen dank te betuigen voor 'de wijze waarop hij ons heeft rondgeleid en 'voorgelicht* en wij geven hem de verzekering, dat wij vo) lof zijn'over de uitnemende zorg, waarmede hij alle machinerieën voor den lichttoren onderhoudt. Toen wérden wij het dorp rondgeleid. Kerken en pastorieën zijn wel onderhouden; vele huizen onderscheiden zich niet van die in welvarende gemeenten op 'het vaste land, waarop natuurlijk het oude Urk een uitzondering maakt. De woning van den Burgemeester, naast het raadhuis ge legen, dat met zijn toren en uurwerk een goeden indruk geeft, benevens de dokterswoning, zien er modern en"'florissant uit. De 'drie hoofdstraten, de Langestraat, do Torenstraat en als wij ons niet vergissen de Wilhelminastraat, die van het Oos ten naar het Westen loopen, en 'toegang geven tot de vele ontelbare straten, een doolhof gelijk, geven een welvarend aanzien. Het was waschdag op Urk. Dat beteekent voor den vreemdeling, dat hij rekening heeft te hou den met 'de hondenden over en langs den weg, geen straat uitgezonderd, gespannen drooglijnen, waar aan de wasch te drogen wordt gehangen. De een* buufvrouw helpt de andere om de lijnen te span nen en weldra wapperen de roode, witte en blau we kleed ingst uk kon over de straten in den fris- schén wind, als een bonte draperie, die iets na tionaals heeft. Dan ziet men wat de Urker bevol king draagt onder „kraplap" en „milde", wat de schoone sexe betreft en waarmede de man feich kleedt onder zijn blauwe £baatje" en „rOmp". ,,'s Lands wijs, 's lands eer."' - Want de Urker bewaart zijh taal en zijn kleederdracht, zijn zeden en gewoonten, maar ook zijn trouw visschershart. Aan nieuwsgierige blikken heeft 't ons niet ontbroken en eenmaal werd het een der bewoon sters wellicht te machtig ons met een enkelen, groet te laten passeer en, want met ©en „de zaeken gaon voruuit" hield zij gauw een babbeltje met haar buurvrouw. Wij hebben ook enkele bezoeken afgelegd en overal werd ons een „kuoppie" gepresenteerd, vriendelijk en gastvrij, doch waarvoor wij meer malen hebben gemeend te moeten bedanken, om te voorkomen, dat onze maag zich tot een koffie plantage zou metamorphoseeren. Dit kenmerkt het eiland wel in het' bijzonder, dat de bevolking met, voor en tot elkaar leeft. Het moge dan een zekere volksaard beteekenen die niet geheel is vrij te pleiten van „babbel zucht", maar laten wij niet te streng oordee- len, want waar zouden zij het nieuws in hun isolement en afgezonderd leven vandaan halen?' Is men op het vasteland daar vrij van? Maar wij waren nog niet uitgekeken. D'e Oós ter- en Westerplanken van de haven moesten ook worden bezichtigd. Wij' loopen zacht glooiend naar beneden langs een garnalenkokerij en zien bak ken vol levende „garnen", die den pot ingaan. Zij worden bij emmers vol door mannen, vrou wen en kinderen gekookt weggehaald, die de tien- pootige schaaldieren pellen en daarmede 13 cent per pond verdienen. Men kan er flug mede terecht maar 5 pond op een dag is wel het maximum, dat bereikt kan worden. Dat is 13 stuivers of 65 :c. verdienste. Met de Ooster- en Westerplanken, wordt de Oost- en Westkant van de haven bedoeld, aan de uiteinden waarvan een groen en een rood licht de binnenkomende schepen 's avonds den weg 'moeten wijzen. Even den toren beklimmen, op w,eiken men een blik kan werpen op de geheele vloot, die 's nachts uitvaart en 's avonds weder de haven binnenzeilt of -stoomt. 'Want, evenals overstl, ver dringt ook hier de motor zoo langzamerhand het zeil. Maar hoogst interessant is de aanblik op de haven, wanneer tientallen botters daar een vei. lige schuilplaats hebben gevonden. Het is één „mastbosch" geworden en de vïsschers zijn druk bezig hun drijvende woning met haar inventaris ce inspecteereu en te herstellen. En langs de haven is het een lossen èn laden van'allerlei goe- deren, is er een algemeene bedrijvigheid te ba speuren, die het „zorgen voor morgen" voor het quinius Superbus. Hij' grondvestte ,de Republiek. Meer bekend is Marcus Junius Brutu9, de tijd genoot van Julius Caesar. .Hij werd geboren in V86 voor Chr. De eerzucht van Caesar, die openlijk /toonde, dat hij naar de grootste macht streefde, was hem een doorn in het oog. Aangespoord door de verwijten van zijn vrienden, zette hij met een Cassius een samenzwering op touw tegen Caesar, die voor zijn vader doorging en hem altijd be schermd had. In den Senaat werd Caesar aangeval len en met dolksteken doorboord. Hij verdedigde zich niet, maar bedekte het hoofd met zijn mantel \en riep uit „T'i quoque fili mi" (En gij ook, mijn zoon)j. Brutus nam de vlucht en werd achtervolgd sloor Antonius en Octavianus (de latere Augus tus.)' In de vlakten van Philippi werd hij versla- Igen. Hij trok zich van het slagveld terug en met de oogen op den helderen sterrenhemel geslagen 'riep hij uit „O, deugd, gij zijt slechts een woord" Daarna wierp hij zich in het zwaard dat een zijner vrienden hem toestak. (42 v. Chr.)f KORT EN BONDIG. De neiging om te volharden, om krachtig vol te houden, ondanks hindernissen ontmoediging en schijnt are onmogelijkheden dat is het wat in alle dingen den sterken geest van den zwakken onderscheidt. Overweeg de meenipg van anderen, maar laat U er niet door heen en weer slingeren. Men moet vertrouwen hebben in zichzelf en in wat men tracht te bereiken. geheele eiland beteekent. Wamt nu reeds worden de magazijnen en pakhuizen gevuld met winter voorraden. Men kan er zich wellicht ©en denfcJ beeld van vormen, wat dit beteekent, wanneer, zooals in den vorigen winter, de Zuiderzee ligt dichtgevroren, de booten niet meer varen, ae bevolking van de buitenwereld is afgesneden en dank zij de moderne techniek vliegtuigen moeten worden gerequineerd, die aanstonds komen aanroïlken, landen op het reeds genoemde wei land en hun kostbare laling levensmiddelen los sen, die eenigszins zal kunnen voorzien in de noodtgste behoeften. Voorts brengen zij de post mede, die in 'gewone gevallen met de Urksche boot wordt verzonden. De N.V. Eerste Urker Stoomboot-Maatschappij „Urks Belang"", onderhoudt de communicatie met het vaste land. Zij vaart vaiil Enkhuizen naar Urk, van Urk naar Kampen visa versa. Al het mogelijke wordt door deze Stoomboot- onderneming gedaan het vreemdelingenverkeer te bevorderen. O.a. geeft rij, gedurende 'de zomer maanden reductie op haar pesronentarief, dat fl.bedraagt voor een enkele reis. Tweemaal per dag onderhoudt zij dezen dienst, met uitneJ mend ingerichte booten, welker kajuiten wiaarlijk nog eenig comfort bieden. Des avonds waren wij' op visite gevraagd bij een Urksche familie. Koffie en koek waren de tractatie en enkele buurvrouwen ca kennissen kwamen even over loopen om mét ons kennis ta maken. Onder gezplligen kout verliep de avond en toen wij om half twlaalf hotelwaarts gingen, vergezelde de heer des huizes ons, die 't er niet op begrepen had, dat een heldere ster vóór de maan schitterde. „De dienstknecht hoort achter dén meester, m'neer; het mag een enkelen keer goed gaan, maar in den regel volgt er slecht weer op." Doch dit keer zegevierde de lankmoedigheid1. Een heerlijke sterrenhemel welfde over land en zee als een flonkerend koepeldak en wij dach ten aan de dichtregelen Hoe meer, hoe meer uw glanzen stijgen Hoe liever, liever wij u krijgen. Wie Urk wil zien, moet er even den tijd voor nemen. Dat kan nu eenmaal niet in den tijd van een paar uur. Men zou ér ongetwijfeld on voldaan en onbevredigd van daan gaan en z'n reiskosten beklagen. Neen, men moet er 'n nachtje blijven. Onmiddellijk tegenover den steiger, waar de boot' meert, vindt ge uw 'hotel. „Hotel van Wou denberg", met groote letters aangegeven. Ge zet u neer onder de veranda in een der gemakkelijks stoeltjes en 'ge wordt aanstonds bediend. Ge be stelt diner, logies en ontbijt en wij' komen later uw oordeel vragen of wij overdrijven, wanneer wij zeggen, dat dit h.otel, zoowiel iwat de consump tie als de 'bediening 'betreft, niet behoeft onder te doen voor een gewoon hotel in de stad. Het eten is er subliem, daar weet men een menu sa men te stellen; de kamers zijn er frisch, gezellig ingericht; de bedden zijn er „kraakzindelijk", en onder het ruischen van de zee slaapt ge hoe nofemt men dat ook weer „vijf kwartier in een uur". 'Eea wekker hebt ge niet noodig, de Urksche boot vertrekt 's morgens 'half acht! en fluit u wel Wakker. Ge luiert nog Watge ziet door de tulen gordijnen naar de bedrijvigheid langs de haven, die uw aandacht nog eenigen tijd gevangen houdt. Uw 'belangstelling is reeds toe genomen voor dit kleine eiland, dat inderdaad aan de eischen van een verwenden reiziger kan vol doen. Ge hebt het electrisoh lidht 's avonds uit geknipt en ge verfrischt u 'smorgietns met het water uit de Waterleiding. UW ontbijt staat reedB gereed, waaraan niets ontbreekt. Het zien reeds der spijzen doet u toetasten. D'e zeeluoht maakt „hongerig". Een heerlijke morgenwandeling naar „het Top" verfrischt 'hart en geest. Het lachende landschap ligt voor u. 'Ge verlaat het hotel na nog even de vriendelijke en zorgzame gastvrouw uw tevredenheid te hebben betuigd op haar vraag ,,of 't m'neer bevallen is?" Ja, waarlijk! Urk is een bezoek overwaard. Het afscheid was gul en hartelijk. Als steeds veel belangstelling bij het Vertrek van de boot. ,Wij hadden vrienden gemaakt, die ons uitgeleide deden én ons toewuifden. Langzaam doezelde het eiland weg. Ue trouwe boot bracht ons Weer naar het vasteland. Een laatste blik nog wierpen wij naar dit kleine stukje wereld, welker bewoners wij Gods besten zegen en een voordeelige visch vangst toewenschen. 1 Een uitstapje naar Urk bevelen wij een ieder aan. N.-Sch. Bept. 1928. 'Men. moet zeggen „ik kan het." Men moet op zichzelf wedden en dan ook alles doen om het te winner. Wanneer sommige effectenhandelaren tot u zeg gen „u kunt er heusch geen kwaad mee," bedoe len zij gewoonlijk „wij kunnen er heusch geen kwaad mee, als u maar dik surplus heeft." Weinig jonge menschen, die in hun auto of op hun motorfiets de „maximumsnelheid" overschrij den, overschrijden de maximumsnelheid op den' weg naar promotie. Mijnheer A: „Dit was mijnheer Janssen, is het ■niet? Is het niet een vriend van je vrouw?" Mijnheer B: „Ik weet het niet, ik heb sinds vanmorgen mijn vrouw niet meer gezien." (Passing Show.}

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1928 | | pagina 5