URK EH 2UN IEWOHEIS
II.
Wij zouden, om een juist beeld van Urk en
zijn bewoners te kunnen geven, minstens enkele
dagen op het eiland moeten doorbrengen en ons
op de hoogte stellen van wat de historie, de
overlevering en oude archieven daarvan zeggen
en mededeel en. Want over dit eiland en zijn sym
pathieke bewoners is veel te vertellen. Er zijn
misschien menschen, die er onverschillig tegen
over staan en flegmatiek genoeg zijn om met
een schouderophalen de belangstelling af te we
ren, waarmede men op dit kleine eiland wordt
ontvangen. Wij echter zagen in die vriendelijke
ontvangst een uiting van hartelijke genegenheid
van mensch tot mensdh, aangeboren en onge
kunsteld geboden. "Wie even verder ziet, leidt
daaruit af de geestesgesteldheid en de wijze van
denken én voelen van die dappere blauwe zee
ridders, van het ras van Dorus Rijkers. Want
blauw is de zee, blauwi de kleeding, blauw 'het
oog het teeken van trouw. Dat hebben zij
allemaal met elkander 'gemeen.Alleen de klee
derdracht verschilt, en zoo verschillen ook wel
licht zeden en gewoonten, die zich regelen naar
den aard van de ligging Van hun land of hun
woonplaats, maar menschlievend zijn zij allen,
bescheiden én hoogst eenvoudig.
Doch laten wij met een 'vluohtigen blik
be' eiland trachten te overzi n Een oogenblik
hebben wij voor oogen onze landkaart. On
geveer in rechte lijn naar het Oosten ligt Urk.
Eén stipje op de kaart en op dit eiland bevinden
wij ons thans. Het is 81 H.A gtroot en telt 3158
zielen vkn welke 1675 mannen en 1481 vrou
wen. He zeevisscherij is de hoofdbron van net
bestaan, tengevolge waarvan oihjere bedrijven ont
stonden. Men vindt er ansjovis-zouterijen, een
haringrookerij, nettemtaanderijen, zeilmakerijen,
scheepswerven, smederijen, een machinefabriek en,
naar wij verder vernamen, ook een gnooten ijs
kelder.
Wij weten niet of deze gegevens onze lezers
interesseeren, maar wij meenen, dat zij er bij
hooren als een bijdrage tot meerdere kennis van
dit kleine, niet onbelangrijke eiland, dat als zelf
standige gemeente behoort tot de Provincie Nooni-
Holland.
Urk heeft vele eeuwen bestaan en is niet
altijd een zelfstandige gemeente geweest. Het
wisselde, meermalen van eigenaar; het zou in
1300 behoord hebben aan het graafschap Kuinre.
Een eeuw later kwam het in het bezit van zeke
ren Evert Zoetenbalch, Proost van Maastricht,
waarna het geslacht Van de.Werve het eigen
domsrecht verwierf, terwijl bok onze Hoofdstad
Amsterdam nog eigenaresse is geweest. Daarna
werd het aan Ide Provincie Noord-Holland toege
voegd.
Wij moeten aannemen, dat het, evenals zoovéle
kustplaatsen, grooter is geweest. Er moet, zoo
de overlevering wil, eenmaal een zilveren beker
zijn gevonden, afkomstig uit eèn kerk, die gv
staau heeft op het verzwolgen deel van dit lilu*
vium-eiland, dat hoogstwaarschijnlijk door aan
slibbing is ontstaan.
Mogen woeste orkanen, stormvloeden en vloed
golven de eeuwen 'door Hit eiland hebben ge
teisterd, thans is het daartegen uitstekend bevei
ligd. Breede steeinen glooiingen, gesteund door
eene borstwering van cement en bazalt, die ste
vig gestut en geschoord worden door zware stij
len, eveneens van steen, beschermen het eiland,
dat als een groote terp of rots uit zee zich ver
heft. Daarop volgt een dijk, eèn wandelweg te
vens, die het geheele eiland omringt. Een groote
weide scheidt den z.g. vTop" van Urk, door de
eilandbewoners „het" Top genoemd, van 'het dorp,
de bebouwde kom. Eenig vee zöc-ht er grazend
zijn voedsel opeen ander gedeelte van "deze z.g.
wei- of hooilanden werd bemest, en toen wij het
eiland rondgingen en aan 'den Top wat rustten,
voelden wij even lie eenzaamheid over 'ons ko
men. Rondom ons nietB dan water, zoo ver het
oog reikt; gëen ander geluid dan dat van het
klotsen en breken der golven dp 'den steenen dam
en tegen den muur van graniet, waartegen het
water opzwalpt en bruisend terugvloeit. Elén cir-
kevlak van water, waarvan het eiland het mid
delpunt uitmaakt. Wij luisterden naar het
lied van de zee, die zich als 'een zilveren veld
rustig eu flikkerend voor ons uitstrekte. En wij
dachten aan de woorden van den dichter, die in
de rimpeling van "het water den valsch'en glim
lach van den booze zag. Hoe aanlokkelijk leek
zij ons toe, die zee, die zoo droef haar doodenliedj
Louise: „Als je toch van mij houd, waarom wil
je dan niet met mij trouwen?"
„Onmogelijk kind, ik 'zou je dertiende man ge-
KARAKTER
(door Mr. J. M. van Stipriaan LufsciusJ
Welgemanierdheid.
Welgemanierdheid is datgene, dat van eenen
weiwillenden en beleefden man een heer en van
een welwillende en beleefde vvrouw een dame
maakt. Welgemanierdheid is al datgene, waarmede
men, zonder dat dit bepaald door de beleefdheid
geëischt wordt, een ander aangenaam aandoet.
Slechtgemanierdheid is al datgene, waarmede men,
zonder bepaald onbeleefd te zijn, een ander on
aangenaam aandoet. Welgemanierdheid is de laat
ste streek met de schaaf, welke een beschaafd
mensch bij zijne opvoeding ontvangt. De goede
'manieren zijn niet overal dezelfde, maar in be
ginsel zijn zij dat wel.
Er zijn tientallen wijzen, waarop men welge
manierd, en honderdtallen wijzen, waarop men
kan zingen. Nu speelde zij mot ide lichte en
ranke vaartuigen, ter vischvangst uitgevaren. Die
zonbeschenen vlakte geleek een reusachtigen
spiegel, waarin het blauw azuur (wonderlijk weer
kaatste; kabbelend neuriede 'zij haar wiegelied
voor hen, die daar slapen in haar schoot. "Want
wild kan zij zijn, woest en onstuimig, wanneer
zij, kwaad gezind, haar prooi beloert, verrast en
venzwelgd. Dan 'beukt zij de kust met bulderend
geraas en. brute krachtdan zweept zij het vaar
tuig voort met ontembare drift en schijnt niet
eerder te luwen, dan nadat zij haar buit heeft
verzwolgen en de baren zich hebben geopend
om het offer te ontvangen, dat een graf vond in
de golven.
Zoo mijmeren wij even wanneer Jteij een blik
slaan over het spiegelgladde watervlak. Vóór ons
strekt een lange zandplaat in zee uit. Overspoeld
door 'de golven, blijft «en groot gedeelte bij laag
water droog en tot onze groote verrassing zien
wij op deze zandige jflek een groot aantal zeehon
den zich koesteren in de zon. Deze zandplaat heet
„de Staart" van "Urk, en wij vergelijken dit dilu
viale eiland met een reusachtigen'rog. Wij zien
Urk op z'n mooist. Wij houden 'den zeèkant en
langs het prikkeldraad bereiken wij de woning,
waarin wij enkele uren gastvrijheid vonden feu
genoten. "Bij onze aankomst waren twee Urksche
schoonen zoo -vriendelijk er ons te brengeln. Die
wisten den weg in haar (woonstede. Maar wie
meent op dit kleine eiland niet te kunnen ver
dwalen, vergist zich. Een doolhof van straten
en straatjes, gangen, stegen en slopjes heeft Urk.
Zoek daar den weg maar eens. 'Ja, men is er
en men blijft er, aan ontvluchten valt niet ta
denken, maar men heeft terdege z'n berekening
te maken langs welken weg men moet gaan om
aan een bepaald adres te komen. „Dat zit nog
niet zoo radig, m'neer," zei een wijdgebroekte
visseherman.
Maar wij hadden goeie en lieftallige ge
leidsters.
Zij hebben ons Urk laten zien, die kinderen
van de zee, die op prijs stelden en waardeerden
onze belangstelling en nieuwsgierigheid.
„Haat m'neer me© naar den vuurtoren"?" En
zij brachten er ons, waar wij ontvangen werden
door den licht wachter Loosman.
Wat is vriendelijke voorkomendheid toch een
vah de beste eigenschappen, die een mensch kan
bezitten. De eenvoudige lichtWachter kent zijn
wereld. Beleefd, zonder ©enige aanmatiging,, be
groet hij ons en leidt ons binnen. Wij komen in
de machinekamer. Een electromotor drijft het
geheele mechanisme voor luchltidruk en toevoer
van. de „varoli'ne", die, eenmaal vergast, het licht
voor dein vuurtoren doet ontbranden. Weerkaatst
en versterkt door kristallen prisma's, in het mid
den waarvan de brandpunten samenkomen, ont
wikkelen deze een lichtsterkte van 400.000 kaar
sen. Alle hulpmiddelen zijn aanwezig om stag
natie ta voorkomen en bij eenig defect deze te
baat te kunnen nemen, opdat het draailieht
zal kunnen blijven functioneeren. Wij be
klimmen den '32 Meter hoogen toren langs eao
wenteltrap, tot wij boven aan "den koepèl komen
en op den omloop staan. Wij zijn vier kameren
gepasseerd en na het. licht te 'hebben 'zien bran
den en het geheele mechanisme te hebben zien
werken, waarbij het aan duidelijke verklarin
gen nieit ontbrak, 'werd onze aandacht nog ge
vestigd. op den misthoorn. Wanneer het licht niet
in staat is door den dikken nevel heen te drin
gen, dan laat deze misthoorn zijn dof gebrom
hooren en' klinkt zijn sombere stem waarschu
wend door den ether. Eien geluid, dat ver over
zee door den dikken mist heendringt en den
schipper maant tot voorzichtigheid.
Nog wordt er ons op gewezen, dat wanneer on
verhoopt het licht door de een of andere oorzaak
gedoofd mocht worden, het meehianisme zoo kan
worden ingesteld, idat de lichtWachter door een
claxon of electrische schel het waarsohuwings-
sein daarvan ontvangt.
En nu nog evetn het nauwe deurtje door, dat
toegang geeft tot den omloop. Hier kunnen wij
ons vermeien in den aanblik van het woftder
schoone en onvergetelijke panorama, dat zich voor
onze oogem ontrolt. Wij zien neer op het pittores
que dorp, op zijn twee torens, die van de kerk
en het raadhuis, op zijn huizen en huiejes, oj
zijn hoornen en grasvelden. Het geheele eiland
lijkt een groote speelgoeddoos. Aan den zeekant,
heel diep aan den horizon ziet mep, in nevelen
gehuld, als een donkere vlek Enkhuizen, de boe*
•chen van Ga as tori and en de Lemmer. Xan de
andere zijde heeft men met één blik het ge
heel© eiland voor zich en overzien. Als een ovalen
cirkel ligt het daar, bespeeld 'door de Zuiderzee,
die, zooals wij hebben geleerd, een gedeelte i»
slechtgemanierd kan zijn. Een voorbeeld van
goede manieren is, wachten met eten tótdat de
tafelgenooten bediend zijn. Voorbeelden van
slechte manieren zijn, spreken met vollen mond,
eten met open mond en op de ellebogen leunen
aan tafel. Aan tafel leert men de manieren kennen
Welgemanierdheid heeft niets te maken met ge
maaktheid, zij is geen schijn maar werkelijkheid.
^Welgemanierdheid is niet het meest belangrijke
maar wel het meest voorkomende deel van het
goede karakter.
„Zoo, je wil mij wijs maken, dat je de match
niet wilt afmaken, omdat je zoo bijgeloovig bent?
„Ik ben niet zoo erg bijgeloovig, maar ik zei je
toch, dat die vent hoefijzers in zijn handschoen
heeft.'
MANNEN VAN BETEEKENIS,
BRUTUS
Er zijn twee mannen van dien naam bekend in
de Rotneinsche Geschiedenis. De .eerste, Lucius
Junius Brutus, was de voornaamste der opstande
lingen tegen den laatsten koning van Rome, Tar-
vin de Noordzee, een inham vormepd in oms land.
Leven op dit eiland ruim 3000 menschen, worit
op dat kleine plekje rotsgrond het volle mea-
schenleven geleefd in al zijn lieven en loven,
zijn lijden en strijden? Wij zullen 't u aanstonds
vertellen. Wij hebben het schitterend beeld, dat
Urk ons bood van die hoogte af, "dat de zee ons
tooverde, door zonneschittering beglanst en door
den ruischenden wind zacht beWogen, in. ons gehieu-
gen vastgelegd, en ons geestesoog staart nog daar
heen, waar wij geboeid werden 'door den aum-
blik van het schouwspel, dat de natuur ons Lood.
Wij dalen weder af om nog even te toeven is
de woning van den liehtwachter. Wij kunner
niet nalaten onzen dank te betuigen voor 'de wijze
waarop hij ons heeft rondgeleid en 'voorgelicht*
en wij geven hem de verzekering, dat wij vo)
lof zijn'over de uitnemende zorg, waarmede hij
alle machinerieën voor den lichttoren onderhoudt.
Toen wérden wij het dorp rondgeleid. Kerken
en pastorieën zijn wel onderhouden; vele huizen
onderscheiden zich niet van die in welvarende
gemeenten op 'het vaste land, waarop natuurlijk
het oude Urk een uitzondering maakt. De woning
van den Burgemeester, naast het raadhuis ge
legen, dat met zijn toren en uurwerk een goeden
indruk geeft, benevens de dokterswoning, zien er
modern en"'florissant uit. De 'drie hoofdstraten, de
Langestraat, do Torenstraat en als wij ons niet
vergissen de Wilhelminastraat, die van het Oos
ten naar het Westen loopen, en 'toegang geven
tot de vele ontelbare straten, een doolhof gelijk,
geven een welvarend aanzien.
Het was waschdag op Urk. Dat beteekent voor
den vreemdeling, dat hij rekening heeft te hou
den met 'de hondenden over en langs den weg, geen
straat uitgezonderd, gespannen drooglijnen, waar
aan de wasch te drogen wordt gehangen. De een*
buufvrouw helpt de andere om de lijnen te span
nen en weldra wapperen de roode, witte en blau
we kleed ingst uk kon over de straten in den fris-
schén wind, als een bonte draperie, die iets na
tionaals heeft. Dan ziet men wat de Urker bevol
king draagt onder „kraplap" en „milde", wat
de schoone sexe betreft en waarmede de man
feich kleedt onder zijn blauwe £baatje" en
„rOmp". ,,'s Lands wijs, 's lands eer."' - Want de
Urker bewaart zijh taal en zijn kleederdracht,
zijn zeden en gewoonten, maar ook zijn trouw
visschershart.
Aan nieuwsgierige blikken heeft 't ons niet
ontbroken en eenmaal werd het een der bewoon
sters wellicht te machtig ons met een enkelen,
groet te laten passeer en, want met ©en „de zaeken
gaon voruuit" hield zij gauw een babbeltje met
haar buurvrouw.
Wij hebben ook enkele bezoeken afgelegd en
overal werd ons een „kuoppie" gepresenteerd,
vriendelijk en gastvrij, doch waarvoor wij meer
malen hebben gemeend te moeten bedanken, om
te voorkomen, dat onze maag zich tot een koffie
plantage zou metamorphoseeren.
Dit kenmerkt het eiland wel in het' bijzonder,
dat de bevolking met, voor en tot elkaar leeft.
Het moge dan een zekere volksaard beteekenen
die niet geheel is vrij te pleiten van „babbel
zucht", maar laten wij niet te streng oordee-
len, want waar zouden zij het nieuws in hun
isolement en afgezonderd leven vandaan halen?'
Is men op het vasteland daar vrij van?
Maar wij waren nog niet uitgekeken. D'e Oós
ter- en Westerplanken van de haven moesten ook
worden bezichtigd. Wij' loopen zacht glooiend naar
beneden langs een garnalenkokerij en zien bak
ken vol levende „garnen", die den pot ingaan.
Zij worden bij emmers vol door mannen, vrou
wen en kinderen gekookt weggehaald, die de tien-
pootige schaaldieren pellen en daarmede 13 cent
per pond verdienen. Men kan er flug mede terecht
maar 5 pond op een dag is wel het maximum, dat
bereikt kan worden. Dat is 13 stuivers of 65
:c. verdienste.
Met de Ooster- en Westerplanken, wordt de
Oost- en Westkant van de haven bedoeld, aan de
uiteinden waarvan een groen en een rood licht de
binnenkomende schepen 's avonds den weg 'moeten
wijzen. Even den toren beklimmen, op w,eiken
men een blik kan werpen op de geheele vloot,
die 's nachts uitvaart en 's avonds weder de haven
binnenzeilt of -stoomt. 'Want, evenals overstl, ver
dringt ook hier de motor zoo langzamerhand het
zeil. Maar hoogst interessant is de aanblik op
de haven, wanneer tientallen botters daar een vei.
lige schuilplaats hebben gevonden. Het is één
„mastbosch" geworden en de vïsschers zijn druk
bezig hun drijvende woning met haar inventaris
ce inspecteereu en te herstellen. En langs de
haven is het een lossen èn laden van'allerlei goe-
deren, is er een algemeene bedrijvigheid te ba
speuren, die het „zorgen voor morgen" voor het
quinius Superbus. Hij' grondvestte ,de Republiek.
Meer bekend is Marcus Junius Brutu9, de tijd
genoot van Julius Caesar. .Hij werd geboren in
V86 voor Chr. De eerzucht van Caesar, die openlijk
/toonde, dat hij naar de grootste macht streefde,
was hem een doorn in het oog. Aangespoord door
de verwijten van zijn vrienden, zette hij met een
Cassius een samenzwering op touw tegen Caesar,
die voor zijn vader doorging en hem altijd be
schermd had. In den Senaat werd Caesar aangeval
len en met dolksteken doorboord. Hij verdedigde
zich niet, maar bedekte het hoofd met zijn mantel
\en riep uit „T'i quoque fili mi" (En gij ook, mijn
zoon)j. Brutus nam de vlucht en werd achtervolgd
sloor Antonius en Octavianus (de latere Augus
tus.)' In de vlakten van Philippi werd hij versla-
Igen. Hij trok zich van het slagveld terug en met
de oogen op den helderen sterrenhemel geslagen
'riep hij uit „O, deugd, gij zijt slechts een woord"
Daarna wierp hij zich in het zwaard dat een
zijner vrienden hem toestak. (42 v. Chr.)f
KORT EN BONDIG.
De neiging om te volharden, om krachtig vol
te houden, ondanks hindernissen ontmoediging en
schijnt are onmogelijkheden dat is het wat in
alle dingen den sterken geest van den zwakken
onderscheidt.
Overweeg de meenipg van anderen, maar laat
U er niet door heen en weer slingeren.
Men moet vertrouwen hebben in zichzelf en in
wat men tracht te bereiken.
geheele eiland beteekent. Wamt nu reeds worden
de magazijnen en pakhuizen gevuld met winter
voorraden. Men kan er zich wellicht ©en denfcJ
beeld van vormen, wat dit beteekent, wanneer,
zooals in den vorigen winter, de Zuiderzee ligt
dichtgevroren, de booten niet meer varen, ae
bevolking van de buitenwereld is afgesneden en
dank zij de moderne techniek vliegtuigen
moeten worden gerequineerd, die aanstonds komen
aanroïlken, landen op het reeds genoemde wei
land en hun kostbare laling levensmiddelen los
sen, die eenigszins zal kunnen voorzien in de
noodtgste behoeften. Voorts brengen zij de post
mede, die in 'gewone gevallen met de Urksche
boot wordt verzonden.
De N.V. Eerste Urker Stoomboot-Maatschappij
„Urks Belang"", onderhoudt de communicatie met
het vaste land. Zij vaart vaiil Enkhuizen naar
Urk, van Urk naar Kampen visa versa.
Al het mogelijke wordt door deze Stoomboot-
onderneming gedaan het vreemdelingenverkeer te
bevorderen. O.a. geeft rij, gedurende 'de zomer
maanden reductie op haar pesronentarief, dat
fl.bedraagt voor een enkele reis. Tweemaal
per dag onderhoudt zij dezen dienst, met uitneJ
mend ingerichte booten, welker kajuiten wiaarlijk
nog eenig comfort bieden.
Des avonds waren wij' op visite gevraagd bij
een Urksche familie. Koffie en koek waren de
tractatie en enkele buurvrouwen ca kennissen
kwamen even over loopen om mét ons kennis ta
maken. Onder gezplligen kout verliep de avond
en toen wij om half twlaalf hotelwaarts gingen,
vergezelde de heer des huizes ons, die 't er niet
op begrepen had, dat een heldere ster vóór de
maan schitterde. „De dienstknecht hoort achter
dén meester, m'neer; het mag een enkelen keer
goed gaan, maar in den regel volgt er slecht weer
op." Doch dit keer zegevierde de lankmoedigheid1.
Een heerlijke sterrenhemel welfde over land
en zee als een flonkerend koepeldak en wij dach
ten aan de dichtregelen
Hoe meer, hoe meer uw glanzen stijgen
Hoe liever, liever wij u krijgen.
Wie Urk wil zien, moet er even den tijd voor
nemen. Dat kan nu eenmaal niet in den tijd
van een paar uur. Men zou ér ongetwijfeld on
voldaan en onbevredigd van daan gaan en z'n
reiskosten beklagen. Neen, men moet er 'n nachtje
blijven.
Onmiddellijk tegenover den steiger, waar de
boot' meert, vindt ge uw 'hotel. „Hotel van Wou
denberg", met groote letters aangegeven. Ge zet
u neer onder de veranda in een der gemakkelijks
stoeltjes en 'ge wordt aanstonds bediend. Ge be
stelt diner, logies en ontbijt en wij' komen later
uw oordeel vragen of wij overdrijven, wanneer
wij zeggen, dat dit h.otel, zoowiel iwat de consump
tie als de 'bediening 'betreft, niet behoeft onder
te doen voor een gewoon hotel in de stad. Het
eten is er subliem, daar weet men een menu sa
men te stellen; de kamers zijn er frisch, gezellig
ingericht; de bedden zijn er „kraakzindelijk",
en onder het ruischen van de zee slaapt ge
hoe nofemt men dat ook weer „vijf kwartier
in een uur". 'Eea wekker hebt ge niet noodig,
de Urksche boot vertrekt 's morgens 'half acht!
en fluit u wel Wakker. Ge luiert nog Watge ziet
door de tulen gordijnen naar de bedrijvigheid
langs de haven, die uw aandacht nog eenigen tijd
gevangen houdt. Uw 'belangstelling is reeds toe
genomen voor dit kleine eiland, dat inderdaad aan
de eischen van een verwenden reiziger kan vol
doen. Ge hebt het electrisoh lidht 's avonds uit
geknipt en ge verfrischt u 'smorgietns met het
water uit de Waterleiding. UW ontbijt staat reedB
gereed, waaraan niets ontbreekt. Het zien reeds
der spijzen doet u toetasten. D'e zeeluoht maakt
„hongerig". Een heerlijke morgenwandeling naar
„het Top" verfrischt 'hart en geest. Het lachende
landschap ligt voor u. 'Ge verlaat het hotel na nog
even de vriendelijke en zorgzame gastvrouw uw
tevredenheid te hebben betuigd op haar vraag
,,of 't m'neer bevallen is?"
Ja, waarlijk! Urk is een bezoek overwaard.
Het afscheid was gul en hartelijk. Als steeds
veel belangstelling bij het Vertrek van de boot.
,Wij hadden vrienden gemaakt, die ons uitgeleide
deden én ons toewuifden. Langzaam doezelde het
eiland weg. Ue trouwe boot bracht ons Weer naar
het vasteland. Een laatste blik nog wierpen wij
naar dit kleine stukje wereld, welker bewoners
wij Gods besten zegen en een voordeelige visch
vangst toewenschen. 1
Een uitstapje naar Urk bevelen wij een ieder
aan.
N.-Sch. Bept. 1928.
'Men. moet zeggen „ik kan het." Men moet op
zichzelf wedden en dan ook alles doen om het te
winner.
Wanneer sommige effectenhandelaren tot u zeg
gen „u kunt er heusch geen kwaad mee," bedoe
len zij gewoonlijk „wij kunnen er heusch geen
kwaad mee, als u maar dik surplus heeft."
Weinig jonge menschen, die in hun auto of op
hun motorfiets de „maximumsnelheid" overschrij
den, overschrijden de maximumsnelheid op den'
weg naar promotie.
Mijnheer A: „Dit was mijnheer Janssen, is het
■niet? Is het niet een vriend van je vrouw?"
Mijnheer B: „Ik weet het niet, ik heb sinds
vanmorgen mijn vrouw niet meer gezien."
(Passing Show.}