NIEUWE
MOEDER EN MARTELARES
Electrificatii v. d. Laanwei?
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No 128 inters, telephoom 52 Donderdag 1 November 1928 |37e Jaargang
Uitgave: Firma I. H. KEIZER. Bedacteur H. KEIZER. Bureel Meordscharwoude.
Buitenlandsch Overzicht
FEUILLETON
LANGEDIJKER COURANT
Deze oourant verscihijiit
Dinsdag, Donderdag en Zaterüag
Abonnementsprijs
per 3 maanden f 1.15
Advertentiën van 15 regels 7i
cent, elke regel meer 15 cent.
Groote letters naar plaatsruimte
De tien jaren, die sinds den oorlog verloopen
zijn, zijn voor Duitschland ongetwijfeld harde
en moeilijke jaren geweest. Aanvankelijk scheen
het vrijwel onmogelijk, dat het zich binnen af-
zienbaren tijd herstellen zou van de slagen, die
het eens zoo machtige rijk tot op zijn grondvesoem
deed schudden.
Het had feitelijk ook na den vrede 'de halve
wereld tot vijand. En deze vijand liet niet alleen
zijn vijandschap duidelijk Voelen, maar ve,rborg
ook zijn hoop niet den overwonnene nog verder
naar beneden te kunnen drukken en het Duitsche
rijk in zijn samenstellende doelen weer op te
lossen. De toeleg is niet gelukt. Met niet ver
wachtte snelheid heeft Duitschland zich weten
te herstellen. En wanneer het thans zich gereed
maakt zijn volle souvereine rechten te herwin
nen, dan geeft juist de ondervonden vijandschap
en tegenwerking, het necht met bijzondere vol
doening op het werk der afgeloopien jaren, terug
te zien. De politiek van toenadering en verzoe
ning, die het, den feilen tegenstand der rechtsche
elementen ten Spijt, vooral de laatste jaren stieeds
bewuster gevoerd heeft, heeft haar verstandig
heid bewezen, nu een internationale commissie van
deskundigen gereed staat 'de laatste resten van den
oorlogstoestand op te ruimen. Die opruiming zal
ongetwijfeld nog een zw'aar iwierk blijken. En
de oude tegenwerking zal zich ook hierbij nog
wel doen voelen. Er zijn bovendien nog allerlei
factoren, die de regeling en consolidatie der Duit
sche schulden bemoeilijken.
Engeland en Frankrijk zitten zelf met schulden
aan Amerika, die ze met de Duitsche betalingen
moeten afdoen. Maar Frankrijk heeft g,eld noo-
dig om Amerika de achtergebleven. oorlogsvoor-
raden te betalen, en zal er dus zooveel mogelijk
toe meewerken de Duitsche schulden mobiel te
kunnen maken.
Daartoe is vaststelling van het juiste bedrag
een allereerste eisch.
En is men daarin eenmaal gelaagd, dan moet
ook de verdere regeling maar vlotten. Tegen de
ontruiming van het Duitsche gebied zal ook
daarna van Fransche zijde nog wel verzet ge
boden worden. Maar zoodra Duitschland aan z'ijn
verplichtingen van ontwapening en betaling der
vastgestelde oorlogsschuld voldaan heeft, vervalt
de rechtsgrond voor dat verzet en zal het dus
niet lang meer kunnen ge~handhaafd worden. En
zoo zal Duitschland eindelijk als vrije en souve
reine mogendheid zijn plaats onder de groote
wereldmogendheden weer kunnen innemen. Voor-
locpig zal die plaats zeker een uiterst bescbeideue
zijn. Duitschland beschikt over geen enkel machts
middel en ziet nog altijd de andere groote mo
gendheden, Rusland uitgezonderd', in een aan
eengesloten rij als tegenstanders tegenover zich.
Maar deze bizondere positie blijkt ook haar
voordcelen te hebben. Want daaraan dankt
Duitschland ongetwijfeld zijn tegenwoordige in
vloed in China, die zich in de benoeming van
kolonel Bauer en andere Duitsche officieren tot
instructeurs van het Chineesche leger geopenbaard
heeft. Duitschland heeft al zijn concessies en trac-
tateu met China moeten opgevfen en is daarom
niet, als andere mogendheden, met het nieuwe
streven der Chineezen naar vrijmaking van hun
land in botsing gekomen. Het kan ook niet ver
dacht worden van imperialistische neigingen.
Daardoor heeft het van den aanvang van de nati
onalistische beweging af, een gfcneel bizondere
positie in China ingenomen en zich in de vrieni-
scnap van het nieuwe China mogen verheugen.
Nu dit nieuwe China een nieuw leger gaat orga-
niseeren naar Europeeschen kant, is het dus be
grijpelijk, dat ze daarbij de hulp der Duitschers,
die als militairen en organisateurs bovendien een
buitengewonen naam hebben, inroepen. Kolonel
Bauer, Ludandorff's rechterhand tijdens den oor-
leg, gaat er met een staf van officieren heen.
Het moet den Euitschen invloed in China zeer
aanzienlijk vergrooten en daarmee Duitschland
voor den toestand in het Verre Dosten en den Stli-
len Oceaan een nieuwe beteekenis geven. Die be-
teekenis en daarmee Duitschland's invloed in de
wereld moeten 'groeien naarmate de Duitschers
er in slagen China militair en oeconomisch te
organiseeren.
De nationalistische beweging heeft China wak
ker geschud. En er is idaar thans een nieuwe
toestand zich aan het ontwikkelen, dien niet en
kel China's internationale positie in politiek en
oeconomisch opzicht op een nieuwe basis zal
plaatsen, maar ook voor een toestand Ier wereld
en de bestaande machtsverhoudingen grooter be
teekenis moet krijgen.
i China is een werelddeel op zichzelf. En goed
i georganiseerd met .dit land een macht vertegen
woordigen, die alle andere machten in de seha-
duw stelt. Met di evolledige organisatie zullen
natuurlijk tientallen jaren gemoeid zijn. Maar
Japan's ontwikkeling heeft getoond, hoe snel een
Mongoolsche Aziatische staat zidh tot een moderne
macht, ontwikkelen kan. En de eerste vruchten
dezer ontwikkeling zullen voor Duitschland zijn.
Het krijgt thans in China een voorsprong die het,
wanneer het daarvan verstandig gebruik weet te
makeu, in Oost-Azië een positie moet verzekeren,
aanvankelijk vooral op oeconomisch, maar langza-
1 merhand ook op politiek terrein, waardoor de
bescheiden plaats, die het thans weer onder de
I groote mogendheden gaat innemen, tot een der
I belangrijkste en machtigste wordt in de interna
tionale samenleving.
m> - n
,,Neen, met een zeer jong meisje, van hoog
stens twintig of twCe en twiintig jaar - zij is
een naaistertje voor 't modemagazijn van madame
Augustiue, waar al mijn toiletten gemaakt wor
den."
„En hoe heet zij?"
„'Lucie. Kent u haar misschien?"
„Neen, Idfrt geloof ik ten minste niet. "Waar
woont die Lucie
„Op de Bourbonkade, nummer negen.
„Zoo," .dacht Etiemie Castel, „het liefje van
Edmond Labron heet ook Lucie en woont «Ven-
eens op de Bourbonkade." En overluid antwoordlij
hij: „O men vindt zoo vaak menscben, die op
ekander gelijken. U wou dus het portreit van
deze grootte? Nu, ik denk, dat we met vijf of
zes zittingen wei volstaan zullen. U kunt den
tijd daarvoor zelf bepaleu, ik ben steeds ter uwer
beschikking."
„Uitmuntend!" riep Marie. „Dan zouden wij
denkelijk reeds overmorgen kunnen beginnen. Als
u 't goed vindt, kan ik hier tegen twee uur zijn,
maar nu moet ik u verlaten, want ik houd u
Evenals ons zal het den aandachtigen lezer
van ons blad niet zijn ontgaan, 'dat bij het ge
meentebestuur van Heerhugowaard plan bestaat
de Laanweg te electrificeeren. De stoot daartoe
heeft gegeven een adres van ie bewoners van j
dien weg aan den gemeenteraad om daartoe over
te gaan. Dat dit verzoek billijk is zal een ieder,
ook het gemeentebestuur van Heerhugowaard,met
ons beamen. Reeds veel te lang is deze .drukke
verkeersweg, twelke de verbiuding vormt met het
station Noordscharwoude, van licht verstoken ge
weest. Nu heeft men daar wel is waar een eigen-
aardigen toestand. De weg ligt in de gemeente
Heerhugowaard; va.naf de Spoorstraat komende,
behooren'de bewoners aan de rechterzijde tot de
gemeente Heerhugowaard, aan de linkerzijde ge-
deeltelijk tot de gemeenten Oudkarspel en Ha-
renkarspel. Deze omstandigheid zal wel oorzaak j
zijn, dat de verlichting van dien weg ook een
punt van bespreking heeft uitgemaakt in den
gemeenteraad van Harenkarspel. Deze bespre- j
king hebben wij echter gemist in de laatste ver-
slagen van den gemeenteraad van Ou'dkarspel, j
eveneens toch belanghebbende bij een goede ver-
lichting van dien weg.
Waar wij echter de laatste weken hierom-
trent niets meer vernamen en deze zaak ons
belangrijk genoeg voorkomt om te beproeven
(Herover meerdere meledeelingen te kunnen doen, j
hebben wij ons persoonlijk om inlichtingen ge-
wend tot den burgemeester van Ouldkar^pel, die,
op onze vraag of Z.FjA over deze zaak ons
nadere mededeelingen wilde en kon verstrekken,
daartoe gaarne zich bereid verklaarde. Inder-
daad, zoo ze et de burgemeester, is het waar, j
dat over deze zaak in den raad van dleze ge
meente nog niet is gespróken, omdat, zooals ik
nog gelegenheid had bij de begrootingsdebatten
op te merken, het onderwerp voor behandeling
nog niet rijp is en Üe raai hiervan dan nog
niets bemerkt. Echter zonder uit de school te
^klappen, kan ik u gerust mede.leelen, dat B. eu
W. dezer gemeente met hun collega's in Heer- j
hugowaard hebben geconfereerd en dat óns col
lege, na afloop van het onderhoud, de meening
was toegedaan, da't een basis tot samenlwei'king
was gevonden.
Het gemeentebestuur van Heerhugowaard vond
het niet meer dan billijk, dat in de kosten van
verlichting van den Laanweg 'de gemeenten Oud
karspel en 'Harenkarspel, wier ingezetenen even
eens aan dien weg Wonen, een bijdrage verleen
den, een meening, waarmede wij volkomen accoord
kunnen gaan, en vrelke zeker ook gedeeld zal
worden door den gemeenteraad, omdat de inge
zetenen aan dien weg evenveel recht hebben op
verlichting, dan zij, die in de bebouwde kom
wonen en aan den Oosterdijk. B. en W verklaar
den zich dus volkomen Rereid den gemeenteraad!
voor te stellen in de kosten der verlichting een
jaarlijksche bijdrage te verleenen.
Bij de bepaling van de hoegrootheid der bij
drage gingen wij van het standpunt uit, dat de
gemeente Heerhugowaard, tot welker gebied de
weg behoort, is aangewezen, zoo goed als dit
in andere gedeelten der gemeente geschiedt, dien
weg te electrificeeren en dat het billijk geacht
mag wórden, dat do gemeenten, welker ingezete
nen daarbij belang hebben, in 'de verlichting,
dus in de exploitatie,, let u op dit woord, een
bijdrage verleenen. Wij hadden deze bijdrage ge-
maar op bij uw werk."
„Tn 't minst niet. Ik ben veel te blijde, dat ik
eens een weinig praten en rusten kan! Blijf nog
wat!"
„Als ik u niet stoor..
„Ik had het 11 vroeger al eens willen vragen.,
juffrouw Armand, hoe bevalt het u, eene Ameri-
kaansche, hier te Parijs?"
„Heel goed, maar ik had mij do stad altijd le
vendiger en luidruchtiger voorgesteld, en dik
wijls betrap ik mij zelf op den wensch, om den
schoonen hemel en de rijke natuur van mijn land'
weder te zien. U weet, niet |w&ax, dat ik te Neiw-
York geboren ben?"
„Maar uw vader is toch geen Amerikaan?"
„Neen, hij i« eeu Eranschman uit Bourgondië.
Mijn grootvader James -Mortimer, had spoedig
zijn talenten erkend, heeft hem tot zijn compag
non gemaakt en 'hem, om de kroon op het werk
te zetten, ihjn eenige dochter Emilie tot vrouw
gegeven. O, grootpapa was ook iemand, .die veel
aa,n uitvindingen deed, evenals mijn vader. Mijn
vader heeft o.a. eene verbeterde naaimachine,
de silencieuse, en een guilloeheermachine uitge
vonden."
„Een guilloeheermachine?" herhaalde hij.
'„Ja, een meesterwerk moet dat geweest zijn,
waarmede millioenen verdiend werden."
„Is mijnheer Armand la,ng in Amerika ge
wcesx?" 1
jRuim twee en twintig jaar, hij is m 1861 te
New York aangekomen."
„Hij moet veel gewerkt hebben, om ïn dien
tijd zoo rijk te worden. Overigens heb ik wel
eens gehoorl, dat voor uitvinders Amerika liet
land van belofte is. Wie weet of u ook niet nog
eens naar Amerika terug keert!"
„O, nooit."
„Dat kunt ge, dunkt me, niet inet zooveel
zekerheid zeggen. Gesteld nu eens, dat u met een
Amerikaan in het huwelijk tradt..
„Neen., ik..."
„Ha zoo, u geeft aan de Eranschen de voor
keur," zei de schilder lachend. „Ja, dat is waar
ook, onlangs heb ik u bij uw vader den "wensch
heoren uitspreken, dat hij 'mijnheer Edmond La
bron tot zijn compagnon zou maken. Is hij daar
toe nog besloten?"
Marie kreeg een hoog roode kleur. „Ik ^geloof
wel," zei ze, „dat mijn vader hem ieen voorstel
in dien geest moet hebben gedaan, doch dat mijn
heer Labron aarzelde, daarop in te gaan."
„Hoe is 't mogelijk? Zulk een schitterend voor-
stel. O, u moest mij eens vertellen juffrouw Ar-
mand, hoe hij zoo dom heeft kunnen handelen."
I Marie vertelde niets, maar stond zuchtend op.
Etienne 'Castel begon iets te vermoeden. „Gaat
u nu reeds weg," vroeg hij.
„Ja, ik moet naar huis. Als u mijn vader
spreekt, mijnheer Castel, verraad hem dan niets
van onze verrassing. Overmorgen zal ik zorg dra
gen op mijn tijd hier te zijn."
dacht op 1/4 deel der kosten, terwijl het gemeen
tebestuur van Heerhugowaard de bijdrage ge
steld wilde zien pp 1/3 deel, onder het motief 3
gemeenten hebben belang ,bij de verlichting, dus
elk maar 1/3 gedeelte. Ter wille van het belang
van onze ingezetenen «ga opdat de weg nog vóór
den komenden winter .verlicht zou zijn, besloten
wij met dit voorstel accoord te gaan in de ver'
wachting, dat ide raad zich hiermede wel zou
kunnen vereenigen. Zooals ik u zei, deze geest
ademde de besprekingen in de, op het gemeente
huis vau Heerhugowaard gehouden conferentie.
Eenigen tijd 'daarna bereikte ons college een brief
van het gemeentebestuur van H., houdende me-
deieeling, dat was besloten, dat onze gemeente
niet alleen 1/3 gedeelte had bij te dragen in de
exploitatiekosten, maar ook haar aandeel moest
leveren in de aanlegkosten. Dat wij bij lezing
dezer voorwaarden, waarover in de conferentie
met geen enkel woord was gesproken, verwonderd
opkeken, zult u wel begrijpen. Natuurlijk hebben
wij bericht, dat wij ons met hun zienswijze niet
kunnen vereenigen, omdat naar onze meening de
gemeente H. behoort te zorgen voor de electrifi-
catie van haar wegen, zooals zij dat ook doet in
andere .doelen harer gemeente. Zooals u welJ
licht hebt bemerkt uit het raadsverslag van Ha
renkarspel, kan dit college met het voorstel van
H\, hoewel op andere gronden, zioh ook niet
vereenigen.
Daarna deelde het gemeentebestuur van H.
ons mede, dat het ,fen raad dier gemeente geen
voorstel tot electrificatie van den Laanweg kan
doen, indien .door de belanghebbende gemeenten
met haar kandeel in de kosten van aanleg bij
dragen. Zoo daartegen dus overwegend bezwaar
mocht bestaan,' San uit het .ie vrees, dat voorloo-
pig de Verlichting onuitgevoerd zal blijven.
U begrijpt wel, dat wij het zéér zouden betreu-
ren, wanneer de verlichting niet zou doorgaan,
waarom wij nog een poging hebben gewaagd.
Nogmaals hebben wij ons schriftelijk tot het ge-
i meentebestuur van H. gewend en nog eens aange
drongen op een nadere bespreking met de geza
menlijke colleges, omdat wij van meening zijn,
dat, al mocht dan momenteel een geschil zijn ge-
1 rezen, geschillen zijn er om opgelost te worden
en zoo dit goede voornemen bij de ooileges der
belanghebbende gemeenten voorzit, het niet an.
ders kan of een oplossing wordt gevonden. Deze
nadere conferentie heeft tot heden nog niet plaats
gevonden, doch de oorzaak hiervan moet gezocht
worden in het zoo droevig verscheiden van den
burgemeester van Harenkarspel. Wellicht, dat
zoodra een opvolger is benoemd, wij' door het
college van H. tot een nadere bespreking zullen
worden uitgenoodigd.
Ziedaar, de loop dor geschiedenis. Het verheugt
mij, dat U mij door uw vraag in de gelegenheid
hebt gesteld deze zaak, welke voor de bewoners
aldaar van groot belang is, nader te belichten.
Hieruit blijkt, dat wij niet stil zitten. Wij zul
len dan ook alle pogingen in het werk stellen
om tot een geweuschte oplossing te geraken,
doch natuurlijk moeten wij daarbij niet uit het
oog verliezen, dat door ons niet verder wordt
gegaan dan de billijkheid gebiedt.
Toen de schilder weder alleen voor zijn schil
derij zat, mompelde hij: ,43ie sprekende gelijke
nis tusscheu Johanna en Lucie is tocih vreemd!
E-n Lucie is eene vondeling is twee en twintig
jaar oud."
XL VI.
j Als Jean Soli va eens een taak op zich genomen
had, zette hij zich dadelijk aan het werk. Rieels
den volgenden dag was hij op weg naar Joigny,
waar hij tegen tien uur aankwam,
i „Makkelijk zal dat zaakje niet zijn," dacht do
ooswicht. ,,'tls het zoeken van een naald in een
hooiberg. Als men evenwel halmpje voor halmpje
op zij legt, vindt men ten laatste toch, wat men
hebben moet. Ik moet teginnen met mij wat te
versterken, want ik heb eqn honger als een wolf."
Jean Soliva ging in den eersten den besten ho
tel-omnibus, dien hij op het plein vond en werd
daarmede gebracht naar een 'logement, gelegen in
't midden der vriendelijke, kleine stad', die aan de
eene zijde schilderachtig tegen een heuvelenrij
leunt, terwijl zij aan die andere 'zijde door het
heldere water der Yornne besproeid werd.
Hij nam een kamer, reinigde zich en liet inmid
dels een uitmuntend ontbijt gereed zetten.
„Wat heb ik te doen?" dacht hij. „Do min
opzoeken, als dat mensch nog bestaat?"