Een badkampioen die zicli liet senaken. (Life). H.iM- de Koningin Moeder is Woensdag per speciale Batavierboot van Botter Jam naar Enge land vertrokken, teneinde een biezoek te brengen aan de Ned. schilaei^jententioonstiellinig'' te Londen. H M. aan boord bij het vertrek uit! de Maasstad. Vrouw: Zeg lieverd, blijf even hangen tot ik die bloemen .ge plukt heb." (I ondon Opinion), Heer (die een kinderwagen komt uitzoeken): „Maar waarom dat stuur rad en .die toeter?" Winkeljuffrouw: „Het is het beste als zij er zoo vroeg mogelijk aan Het te Zandvoort gestrand-de stoomschip Heinrich Podeus wordt getracht iweder vlot te brengen. Daartoe wordt een geul gegraven en men hoopt het schip bij springtij vlot te sleepen. „Zie hem eens!" riep de waardin. „Als hij hier als een dolle hond kwam te sterven, zou er niets aan hem verbeurd zijn, dan had hij zijn ver diende loon." „Neen,, neen, die man mag hier zoo niet stjer- j ven,,( riep een der agenten. „Hij motet leven om j voor de rechtbank hetgeen hij hier bekend heeft, te hefhalen. Een dokter dadelijk -e|en dokter. „Er woont een dokter hier vlak naast, zei de waardin. „Lizette, ga spoeidig eens dokter Ri chard roepen, spoedig!" De dienstmaagd vloog weg. Jean Soliva kronkelde zich als een slang langs den vloer en'bonsde telkens met zijn hoofd tegen den grond, terwijl het schuim hem op deu mond stond. Ieder huiverde om bij hem te komen. Daar keerde Lizette met don doktjer terug. Deze naderde Jean Soliva, en nadat hij den booswicht in 't gezicht had gezien, riep hij uit: „Is hij 't?" „Kent u dien kerel, dokter?" vroeg een der agenten. „Ik behoor 'tot :1e veiligheidspolitie,, mijnheer, 't Is een slechte kerel!" „Zou u denken, dat hij stervende is .,0 neen, er bestaat geen gevaar."Hij heeft een voudig gedronken van den zoogenoemden waar heidsdrank uit Canada, waarvan de uitwerkingen mij zeer goed bekend zijn. Over enkele minuten is de crisis voorbij en zal hij gemakkelijk genoeg te vervoeren zijn. 'Geheeskundigje hulp is hier onnoodig. Ik heb dus verder niets te doen." Dokter Richard groette en ging heen. Terwijl hij den glazen want) voorbij liep. werd hij idoor Amanda herkend, die in zichzelf zei: „De dokter van Bois-ie-Roi." Gelijk d« geneesheer voorspeld had, was de cri sis spoedig af geloop-en en gevolgd door eene al- geheele verdooving, en diepe slaap. Als een dooie lag Soliva op den grond uitgestrekt. Een der agenten haalde een huurrijtuig, waarin de booswicht door een paar behulpzame handen werd neergelegd. Daarop zei de andere agent tot de waardin: ,Ge zult getuigenis hebben af te leggen omtrent al hetgeen hier is voorgevallen. Men heeft on;lér uw lak de politie bij de uitoefening van lia£& plicht openlijk weerstand geboden en dat is eeti ernstig vergrijp.' De agenten reden met Soliva weg. Zooira zij verdwenen waren, spoedde Lizettie zich naar Amanda's schuilhoek en vond dien verlaten. Amanda had onder de algemeene verwarring een goed heenkomen gevonden en als betaling voa r't geen haar verstrekt was een vijf-frankstuk op de tafel gelegd- Zij verkeerde in grooten angst voor de gevolgen van Soliva's arrestatie. Men zou zijn woning doorzoeken en het papier vinden, wat de gewaande baron de Reisz van de modiste te Joigny had gekocht. Zij sloop daarom zoo spoedig mogelijk ongemerkt weg, nam een huur rijtuig en reed naar de rue d'Assas om in ide eerste plaats den schilder met de gewichtige voorvallen van de Bakkersherberg in kennis te stellen. Amanda, vond Etienne Gastel niet thuis maar slechts twee bedienden, lie biezig iwaren.de groote schilderij te pakken, welke den volgenden dag met "het paardje uit bout en papier vervaardigd- ten huize van George Daxier moest bezorgd wor den. Zij liet haar kaartje achter, reed naar huis en vonrl daar tot hare teleurstelling noch Rudolf Ducemin, noch eenig bericht van hem. Men wist haa raileen te vertellen, dat hij weg was gegaan met denzelflden heer, die .dien vorigen dag zijn kaartje had afgegeven. "Wat schoot Amanda anders over dan te wach ten, zoo mogelijk geduldig te wachten, tot gij iets omtrent den schilder óf Ducemin vernemen zou? Haar wachten werd beloond. Om zevfn uur bracht een dienstman haar een met potloii geschreven briefje van :den volgenden inhoud:! „Maak u niet bezorgd om mij. Ik kom waar schijnlijk niet voor vannacht thuis. We houden Paul Armand in 't o.og. Hij zal ons, zonder dat hij 't zelf weet, naar de woning van Jean Solwa geleiden;. Als ik maar eerst bij den schurk be'i zal ik :1e papieren, die ons aangaan, hem wcI weten te ontrukken. Rudolf."! Amanda kon natuurlijk dien nacht geen oog dicht doen. Zij wachtte en wachtte van uur tot LIV. Keeren wij thans terug naar "het restaurant van dc place, du Havre en naar het afzonderlijk ver trek, waar 'Paul Armand, Edmond Labron en Etienne Ciastel het middagmaal gebruikten. Om half Uegen stond de inillionair van tafel Op en herinnerde de anderen aan zijn samenkomst. Het drietal verwijderde zich. In de groote zaal beneden zag de schilder Rudolf Ducemin, die met alle aandacht in een nieuwsblad scheen te zitten lezen. Hunne blik ken ontmoetten elkander en Rudolf Dncemin nam een klein pakje, dat naast hem lag, onder dien arm en volgde de drie andere hoeren. Paul Armand nam afscheid van zijn dischge- nooten. Zoodra zij alleen waren verliet Ducemin het restauranf en volgde den fabrikant. „Hebt ge dien jongen man wel gezien, die achter Paul Armand het restaurant verliet?" vroeg de schilder aan P.dmond Labron. „Welnu, dat zelfde jongmensch zal mij morgen ochtend' misschien den waren naam van «ws vaders moor denaar weten te noemen. Moer kan ik u voor h oogenblik niet zeggen, anders zou ik allicht een hoop bij u doen ontwaken, die ten slotte toch nog beschaamd kon worden. Maar één ding is er wat ik u tnu reeds durf mee doelen„Niets staat u in den weg om'Lucie Portier te blijven liefhebben, en oir. met haar te trouwen." et groote Moogen staande Edmond Labron den schilder aan. „Ts dat waar?" riep hij uit. „Op mijn woord!" Zij betraden nog een koffiehuis1. 'tWas elf uur toen zij uiteen gingen, Etienne Gastel om naar huis te gaan en Rudolf Duoeniin te wachtten, Edmond om te droomen van zijn geluk. (Wordt vervolgd). Binnenland DE STIJGENDE BATE DER SCHATKIST DIT INVOERRECHTEN. Naast bezuinigingsmaatregelen hier en daar is de verbetering van dent oestand van 's lands fi nanciën in de laatste jaren vooral te danken aan de sterk gestegen opbrengst der belastingen, waar van enkele bestaande trouwens werden verhoogd en nieuwe ingevoerd. De totale druk van alle Rijksbelastingen, aldus de Centrale Commissie der i Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, is nog zwaarder dan in 1924, niettegen- staande de belastingverlaging van de laatste jaren. Wel zeer sprekend is de verhooging van de opbrengst der „invoerrechten" onder Minister Co- lijn in het algemeen van 5 op 8 pCt. verhoogd, t De opbrengst voor 1924 was rond f35.765.000; voor 1929 wordt die geraamd op niet minder dan l 1' 62.000.000. Minister Colijn was destijds dan ook wel zeer aan den bescheiden kant, toen hij op een bate van 12 a ij; Imillioen gulden rekende als 'gevolg van zijn. voorstel tot tariefsverhooging. i Intusschen zitten we met de verhoogde rechten en voor verlaging voelt de tegenwoordige Regee ring blijkbaar niets. Zij meent, dat een verlaging 1 der invoerrechten reeds hierom niet in aanmer- king komen kan, wijl het bedrijfsleven riiet ge- diend is bij voortdurende elkaar snel opvolgende j wijzigingen van het tarief. Hier hebben wij één van j (de grootste bezwaren tegen tariefsverhooging. Men komt er betrekkelijk zoo gemakkelijk aan, dat heb- ben wij hier te lande ook gezien bij de nietfwe j Tariefwet-C olijn, maar men komt er niet zoo ge- j makkelijk af.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 6