Kamerkroniek Nieuwstijdingen Jaarboek van het Centraal Bureau van de Veilingen in Nederland Land- en Tuinbouw De [Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Beelaerts van Blokland, heeft in de Eerste Ka mer de verschillende sprekers over de Belgische kwestie beantwoord en daarbij tevens nog eens een en ander gezegd over den stand der bespre kingen tusschen de Nederlandsche en Belgische regeeringen aangaande het nieuw verdrag. Het geen wel noodig was eri waarvan ik zoo vrij ben hier eens een en ander over te nemen. Reeds spoedig na den wereldoorlog bleek, dat het statuut van 1839, dat o.m. de verhouding tus schen Nederland en België bepaalt, niet óngewij- zigd kon blijven. De Belgische neutraliteit toch, door de mogendheden niet langer begeerd, werd opgeheven. Het spreekt vanzelf, dat Nederland niet anders kon doen, dan zich hierbij neer te leggen. Waarvan nochtans schijnbaar het gevolg, is geweest, dat België in een betere, Nederland ip een slechtere positie kwam te staan. Nederland beseft volkomen die gewijzigde ver houding. En tracht niets anders dan op grondslag daarvan tot een duurzame vriendschap met België te geraken. Evenwel is niet gebleken, dat België zijne toekomstige verhouding reeds van den aan vang af op gelijke wijze heeft gevoeld. Want reeds spoedig bleek, dat er krachten in België aanwezig waren, die het laken maar al te veel naar zich toe wilde halen. De bezwaren van Nederland tegen het ontwerp verdrag van 1927 gingen vooral tegen de wijze, waarop door België de onderhandelingen werden gevoerd. Bovendien tegen onderdeelen van het, ontwerp. Het belangrijkste Nederlandsche bezwaar was, dat België zich stelt op het standpunt van zgn. „revendications legitimes" rechtmatige terug- eischingen. Hetgeien wil zeggen, dat België geen welwillendheid van Nederland verlangt, Doch aanspraken maakt op hetgeen België rechtens toe komt, Wanneer, nu, zoo zei de Minister, en hij stuk daarbij een riem onder het hart van Prof. Savornin Lohman, wanneer België op het stand punt der „revendications legitimes" blijft staan, bestaat er weinig kans, dat tot overeenstemming zal worden gekomen. Van onderhandelingen is dan slechts weinig resultaat te verwachten. Het Nederlandsche juridische standpunt kon niet wor den gewijzigd. Een onderdeel van het verdrag is de Rijn-Schelde verbinding. De vraag dus om Antwerpen op de beste wijze met den Rijn te ver binden, de concurrentie met Rotterdam, de natuur lijke Rijnhaven, mogelijk te maken. In Genève heeft de Minister een onderhoud ge had met mr. Hijmans en daarbij is als mogelijk heid erkend de geschiktmaking van de kortste verbinding tusschen Schelde en Volkerak. Met het oog op vernietiging der Nederlandsche oestercul tuur en ansjovisvisscherij is gewezen op een ver binding naast het Kreekrak, waarbij de aanvaard baarheid van een dergelijk tracé werd erkend. In Januari maakte de Belgische regeering in een memorandum haar standpunt bekend. Later volgde er een tweede nota over het Hellegat, Op merkelijk was het, dat de Belgische regeering plotseling groote klachten had over het Hellegat,, terwijl vroeger van onvoldoendheid van dat vaar water nooit gerept was. Nochtans was het trace niet het. voornaamste. Te dien aanzien moet eenige vrijheid bestaan. Zoo is bijv. de Eemdraeht een zeer kronkelend watertje, alleen geschikt voor kleine scheepjes. Kan dus niet worden gebruikt Men moet een behoorlijke waterweg maken. Even wel is van groot belang, waar begin- en eindpunt hiervan zpllen komen te liggen. Nu de onderhan delingen niet ten einde gevoerd worden, kan de Minister niets anders doen dan de voortzetting voor te bereiden voor een nieuwe regeering. En daartoe dient dan in de eerste plaats de beanf woording der Belgische nota. In den Volkenbond is, bij de behandeling der kwestie van golflengte, het totaal van de op de wereld aanwezige radioontvangtoestellen geschat op 70 millioen. Zooals men ziel een respectabel aantal.. Voor Europa, mét uitzondering van Frankrijk, Spanje, België en Nederland, waarvan geen cijfers bekend waren, waren de cijfers einde 1928 7.162.950. Duitschland alleen was in het, bezit, van 2.835.000 ontvangtoestellen. De natio nale radio-organisaties verheugen zich, zooals men ziet ,in een dermate groote belangstelling, dat ze welhaast als publieke diensten kunnen worden beschouwd. Eenerzijds door het groote aantal per sonen dat van hare diensten gebruik maakt, an derzijds door haar grooten invloed op de volks ontwikkeling. De Internationale Unie voor Radio sprak, den wensch uit, dat de verkeerscommissie van den Volkenbond middelen zal vinden, dat het ééne zendstation niet de uitzendingen van het an dere kan verhinderen. ONOPLETTENDHEID DE OjORZAAK. Gistermiddag kwam een chauffeur van de Eer- 'ste Leekster Auto Mij., met eqn leiege autlo1 van Groningen en passeerde te Oöstwoild, na signalen te hebbben gegeven, een wagen, beladen met stee- nen, die van de tegenovergestelde richting kwam. Achter op die wagen zaten een paar "jongens. Een er van ,het u-jarig zoontje van den heer J. Havinga, aldaar, sprong even vtoordat' de auto zou passeeren, .van den wagen en werd het volgend moment door de auto, die zeer kalm reqd, giegile- pen, zonder da,t de chauffeur dit kon verhinderen. Dr. Keijser, van Leek, verleende gleneeskundige hulp en raadde den jongen naar het Academisch iZekenhuis te vervoeren. De chauffeur van de E.' L. A. M., die had gewacht tot hij door den veld wachter van 'Oostwold was verhoord, bracht den deerlijk gewonden jongen naar het ziekenhuis, waar hij nog gisteravond is overleden. Den chauffeur treft niet den minsten schuld. r Uit het jaarverslag putten wij nog het vol gende Onze tuinbouwexport in 1928. Vast staat dat het voor de welvaart van ons land een levenskwestie is den export met alle mogelijke middelen te bevorderen. De Nederlandsche tuinbouw heeft in 1928 zijn deel daartoe krachtig bijgedragen. De totale waarde van onzen export in dat jaar bereikte namelijk het recordcijfer van: in 1927 beliep zij in 1926 in 1925 f 95.993.000.— - 77.237.000.— - 67.703.000.— - 83.227.000.— In vergelijking met 1927 nam de waarde van den groenten- en fruitexport in 1928 derhalve met ruim 24 pet. toe; in vergelijking met 1926 zelfs met ruim 41 pet. en in vergelijking met 1925 ech ter slechts met 15 pet. De totale waarde van alle in 1928 uit ons land uitgevoerde versche vruchten bedroeg f 10.972.000 tegenover f 10.331.000 in '27 en f8.054.000 in 1926. De totale waarde der in 1928 geëxporteerde vruchtenpulp heeft bedragen f6.650.000 tegen over f6.062.000 in 1927 en f5.601.000 in 1926. De totale waarde van alle in 1928 uitgevoer de versche groonten en vroege aardappelen beliep f 75.281.000, tegenover f58.189.000 in 1927 en f 51.290.000 in 1926. De totale exportwaarde der ingemaakte groen ten §teeg van f2.675.000 in 1927 tot f3.090.000 in 1928, terwijl zij f2.759.000 in 1926 beliep. Het. totale gewicht van alle in 1928 uitge voerde groenten en vruchten tezamen bedroeg 699.239.000 Kg. tegenover 867.313.000 Kg. in 1927 en 592.025.000 Kg. in L926. Uit deze cijfers, welke zijn ontleend aan de ge gevens van het Centraal Bureau voor de Statis tiek en waarvan de specificatie aan dit jaarboek is toegevoegd, blijkt wel heel duidelijk, van hoe veel belang onze tuinbouwexport voor de geheele Nederlandsche volkswelvaart mag genoemd wor den. Onze export naar Buitschland. Het jaar 1928 was het derde jaar, waarin onze tuinbouwexport naar Duitschland heeft plaats gehad onder de werking van het in December 1925 gesloten Nederlandsch-Duitsche handelsver drag. Ook thans heeft de druk der Duitsche in voerrechten zich op den export van de goedkoo- pere producten weer zwaar doen gevoelen. Duitschland immers heft niet, gelijk ons land, een percentage van de waarde, maar een vast be drag per gewicht. Zoo bedraagt bijv. het invoer recht op komkommers f 300 per wagon, onver schillig of het eerste dan wel derde soort betreft. Zoo bedraagt het invoerrecht op sla f 420 per wagon, onvérschillig of het kasproduct dan wel opengrondsartikel is. Op deze, wijze vormen de Duitsche invoerrech ten vaak een belasting van 100 pet. en meer der gemiddelde marktwaarde, waardoor de exportmo- gelijkheid naar Duitschland onder normale om standigheden aanzienlijk verminderd wordt. Ten gevolge van de aanhoudende droogte, welke ge- durend eden geheelen zomer van 1928 in Duitsch land heerschte, werd de oogst daar te lande voor een groot gedeelte vernietigd en was de Duitsche handel wel aangewezen op de producten uit het buitenland. De zeer hooge prijzen, die de Duit sche handel tengevolge van de zware invoerrech ten echter genoodzaakt is te vragen, belemmert de Duitsche consumenten meer dan het hoognoo- dige af te nemen. De totaio waarde van onzen tuinbou vexport uaar Duitschland beliep- in 1928 in 1927 in 1926 in 1925 f 55.388.000 - 43.718.000 - 36.410.000 - 53.359.000 In vergelijking met 1927 nam de waarde van onzen export naar Duitschland in 1928 derhalve met ruim 26 pet. toe; in vergelijking met, 192S nam zij zelfs met 52 pet. toe en in vergelijking met 1925 steeg zij met nog geen 4 pet. Hieruit blijkt wel heel duidelijk, welken in vloed de Duitsche invoerrechten op den export on zer producten uitoeefnen. Toch is de actie der Duitsche kweekersorganisa ties tot het verkrijgen van hoogere invoerrech ten niet verminderd. Zelfs heeft de Duitsche ,*L and bund" aan de regeering den eisch gesteld het Nederlandsch-Duitsche handelsverdrag zoo spoedig mogelijk op te zeggen, terwijl door den Duitschen Rijksdag een commissie van onderzoek werd ingesteld naar den tóestand van den Duit schen Land- en Tuinbouw en op de eerste vraag dezer commissie: „welke invoerartikelen bena- deelen de Duitsche productie doör den Bond van Duitsche tuinbouwers een lijst werd overgelegd, waarop alle producten met uitzondering van ci troenen voorkwamen! Ook in andere dan in landbouwkringen echter is het streven naar hoogere invoerrechten leven dig, in verband met de enorme oorlogsschulden,; die Duitschland te betalen heeft. Vanaf 1 Sep tember 1928 moet Duitschland jaarlijks 2500 mil lioen Mark aan de Commissie van Herstel afdra gen; 660 millioen daarvan als rente op de spoor- wegleening, 300 millioen als rente op de indus- trieleening, 290 millioen uit de transportbelas ting en de overige 1250 millioen uit invoerrechten en accijnzen. Vóór 1 September 1928 behoefde het „slechts" 500- millioen Mark uit de invoerrechten op te brengen, vanaf dien datum echter 750 mil- tioen Mark meer. Daar in 1928 bijna 58 pet. van de waarde van den totalen Nederlandschen groenten- en fruit export voor Duitsche rekening is geweest (in 1927 ruim 58 pet., in 1926 slechts 53 pet. en in 1925 ruim 84 pet.), blijkt wel heel duidelijk het groote belang, dat onze tuinbouw er bij heeft, dat de Duitsche oorlogsschulden eindelijk eens gestabiliseerd en verminderd worden. Onze export naar Engeland. Is onze export naar Duitschland derhalve de laatste drie jaren zoowel relatief als absoluut regelmatig toegenomen, onze export naar Enge* land daarentegen is in verhouding tot onzen totalen uitvoer regelmatig verminderd. De waarde van onzen tuinbouwexport naar Engeland bedroeg namelijk in: 1928: f28.588.000, d.i. 29v. d. totalen export; 1927: -25.085.000, 33o/0 1926: -24.493.000, 36o/0 1925: -23.659.000, 28<>/o 't O Niettegenstaande de waarde van onzen export naar Engeland in 1928 derhalve 5 (millioen gulden grooter is geweest dan in 1925, heeft Engeland slechts ongeveer hetzelfde percentage van onzen totalen export voor zijn rekening genomen. De ontwikkeling van onzen export naar Enge land heeft ook in 1928 meerdere malen moeilijk heden ondervonden. Op de actie der Engelsche kweekers om een invoerverbod van onze kruis bessen te verkrijgen werd reeds de aandacht ge vestigd, evenals op 'de maatregelen, door de En gelsche regeering genomen inzake wering van de kersenvlieg. Zeer sterk wordt door de Engelsche regeering het streven bevorderd, dat het Engelsche publiek bij voorkeur voortbrengselen van Eugelschen bo dem zal gebruiken; als voornaamsten maatregel daartoe moet worden genoemd de toepassing van de „Merchandise Marks Imported Produce Act 1926" (Merkenwet) op ingevoerde appelen en to maten. Bij deze wet is namelijk bepaald, dat, in dien bij een onderzoek door een permanente com missie de wenschelijkheid blijkt, producten van buitenlandschen oorsprong op een bepaalde wijze te merken met den naam van het land van her komst, om zoodoende het Engelsche publiek in de gelegenheid te stellen het als zoodanig te onder kennen en derhalve van zijn voorkeur voor het Engelsche product te doen blijken, de Minister van Landbouw daaromtrent voorschriften kan geven. Dergelijke voorschriften werden in 1928 voor appelen uitgevaardigd en voor tomaten aan gevraagd. Aangezien door toepassing van deze wet blijken moet ,van welk land de aangeboden artikelen afkomstig zijn, zal de aanduiding een reclame voor dat land vormen, indien de producten aan alle eisehen voldoen, doch als afschrikwekkend voorbeeld gelden, indien de producten in eenig opzicht te wenschen overlaten. Hieruit volgt, dat het voor onzen tuinbouw export naar Engeland van het allergrootste be lang is, dat hij meer dan tot nu toe, plaats heeft volgens de regelen, door het U.C.B. gesteld. Niet alleen door de Duitsche kweekers, ook van de zijde der Engelsche kweekers wordt regelma tig propaganda gevoerd voor het instellen van hooge invoerrechten op tuinbouwpreoducten uit Nederland. De val in den tomatenprijs, welke in j Augustus 1928 plaats vond, was voor hen aanlei- j ding om deze actie met hernieuwde kracht te voeren. Er werd door hen op gewezen, dat in de beide maanden Augustus en September meer dan 20 millioen Kg. tomaten uit Nederland op de Eoigelsche markten waren geworpen, waardoor dez eahsoluut- werden overvoerd en de Engelsche kweekers zeer groote schade leden. ZUURHEIDSGRAAD VAN DEN BODEM. In de latere ajren is door wetenschappelijke personen meer en meer de aandacht gevestigd op den zuurheidsgraad van den grand, of, zoo els men dit ook uitdrukt, op den kalktoestand. Het is gebleken, dat de oogsten bij een lager kalk toestand of bij een hoogen zuurheidsgraad zeer sterk verminderen. I Dit kan <_ns niet verwonderen, als| wij bedenken, dat verschillende bacterie-werkingen in den bodem, waardoor plantenvoedende stoffen moeten ontstaan, in een zuren grond niet of zeer sle,cht kijitnen. plaats hebben. Het opnemen van voe'dsel doör de planten in een zuren grond wioiidt bovendien in boogie mate belemmerd, terwijl ook de omzettin gen van organische stoffen (stalmest, stroo, bla den en dergelijke)' tot humus slecht verkopen, Stsarbij het ontstaan van zure "humus, een schade lijke stof, niet is buitengesloten. Er zijn enkele kenteekenen, waardoor men kan weten, of de grond zuur is. Vooreerst noemen wij onkruiden, die op een zuren bodem1 beter groeien dat de cult uurgewassen: zuring, boterbloem, ka mille, paardenstaart (unjer), bies, enz. Waar die in groot aantal voorkomen, kan men bijna met zekerheid de zuurheid aannemep. Verder merken wij op, dat op zure gronden de bladen der bieten in den regel geel blijven, alsof zij ontkleurd zijn, dat de korrels der granen niet tot volledige ontwikkeling komen, terwijl de bevruchting b.v. van 'haver slecht verloopt en e'e ledige witte graanpakjek ontstaan. •De zuurheid kan ontstaan dioor onvoldoende ont watering, door gebrek aan kalk en door het veel vuldig gebruik maken van zure meststoffen als superfosfaat en vooral zwavelzure ammoniak. Duitschland is h e t land van de Zw. ammoniak, vooral gedurende en na den oorlog. D"r. Ramm, BLAUW" BIJ AARDAPPELEN. De 's-Gravenhaagsche Federatie van Vereeni- gingen van grapt- en kleinhandelaren in aardap pelen, groenten en fruit, heeft onlangs aan de Piers een mededeeling verzonden, getiteld: „Het afval óf blauw der aardappelen"- Deze federatie doet het voorkomen, alsof „blauw" en „afval" hetzelfde is. Onder afval ver staat men echter alle aardappelen of gedeelten daarvan, die door ziekte of een ander gebrek voor de consumptie ongeschikt zijn geworden. „Blauw" is echter geen ziekte, ofschoon de aardappelen die het verschijnsel vertonnen, niet geconsumeerd worden. Genoemde federatie, blijkbaar onbekend metd e oorzaken van „blauw" onder de schil, heeft in deze het publiek niet juist ingelicht. Onjuist i9 o. m., tlat het blauw speciaal bij de smakelijkste en bloemrijkste aardappelen opttreedt, dat elke stoot bij aardappelen blauw tengevolge zou heb ben, of dat deze kwaal veroorzaakt zou worden door te vroeg oogsten. Het van verschillende zijden ingesteld onder zoek heeft aangetoond, dat vooral bij aardappe len, wélke geteeld waren o(p gronden, die niet vol- Onder-tSaatssecretaris "bij het Pruisische Ministerie van Landbouw, zegit omtrent net gebruik van dezen mest o.m.: i i „Het is niet verstandig, dunkt mij, eerst onge zonde toestanden te verwekken van den grond en dan het geneesmiddel toe te passenDkarom zag ik veel liever, dat men er mede ophield te veel zwavelzure ammoniak op den grond toe te passen." „Waar dient het toe, op de vélden zoo groote hoeveelheden zwavelzure ammoniak uit te strooien, dat de grond er ziek van wordt en men daarna verplicht wordt hem te genezen door het gebruik van kalk. Dat is wel een gansch nuttelooze geld verspilling." f i „Het is bewezen, dat door deze handelwijze (het gebruik maken van zure meststoffen) verzuring van den grond wordt verwekt, welke een huiten- gewone vermindering der opbrengsten ten gevolge heeft Onlangs uitgevoerde onderzoekingen bewij zen, dat de zwavelzure ammoniak' de groote schul dige is." Tot zoover Dr. Ramm. I De nmmoiakzeuten kunnen alleen gebruikt wor den op beslist rijke kalkhoudende gronden. Het Opzettelijk toedienen van kalk kan zijn nut hebben 'doch is niet altijd om andere redenen toe te passen. Wij denken hier aan het optreden van aardappel- schurft en vlaschbrand na kalkbemesting. Grondonderzoek op zuurheidsgraad zal In vele gevallen gewenscht zijn. Men vervoege zich hier- voor bij het Rijkslandbouw-Proefstation te Gronin- gen. r ff Een veiligheidsmaatregel is gebruik te maken van Chilisalpeter als stikstofmest, vooral op die gronden, welke twijfelachtig zijn. Bovendien be reikt men door deze stof, dat kalk, die anders niet ter beschikking der planten komt, dan vrij wordt gemaakt. Een ander voordeel is, dat het in CKili- salpeter aanwezige jodium, volgens onderzoekingen van den laatsten tijd, een gunstige invloed heeft op den oogst. doende van kali meststoffen waren voorzien, het blauw in ernstige mate vertoonden. Het stooten der aardappelen kan het verschijnsel doen toe nemen, doch is in geen geval de oorzaak. De Planteziektenkundige Dienst te Wageningen publiceert hieromtrent het volgende: In 1927 is een onderzoek ingesteld naar aard appelen, afkomstig van een proefveld te Hedel (op klei), ten einde na te gaan in hoeverre ver schillende aardappelsoorten gevoelig zijn voor blauw. De aardappelen waren afkomstig ❖an per- ceelen, die 1000 K.G. Patentkali per H.A. hadden ontvangen en van perceelem aonder kalimest. Van elk perceel werd de 4e rij vhn den gneppel <tó OiC'gst afzonderlijk gewogen, terwijl 2 x 50 aard appels te Wageningen zijn onderzocht op blauw. Direct na het eerste onderzoek werden de over blijvende aardappelen een weinig geschud door ze 5 pnaaf achtereen in ee kist pl-m. 20 c.M. 0|m- haog te gooien. Na een week had het tweede on derzoek plaats. Dr. Cortwijn Botjes zegt, dat niet het kali- geörek als zoodanig de oorzaak is van „blauw", maar dat door toediening van kali bij vatbare soor ten het euvel kan worden tegen gegaan. Het resultaat van dit onderzoek is geweest: Soort en Eigenheimer, 'Paul Kruger, Roode Ster, Triumph, Bravo, Thorbccke, Zeeuwschê BI. Kampioen-, bemesting. geen kali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. geerikali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. geen kali 1000 Kg. pat.kali pat.kali pat.kali pat.kali pat.kali pat.kali pat.kali pat.kali üpbr. in f ie snijding, 2e snijding. K.G blauw, niet blauw, blauw, niet blauw 4 16 34 13 37 *sV2 1 49. 2 48 18 4 25 25 32 12 5 45 2 48 .4 24 26 36 •4 101/2 1 49 4 46 3' >9 31 20 30 •-0V2 2 48 9 4i 3V2 29 21 36 14 I I 0 5° 2 48; 31/2 6 44 12 38 9V2' 0 50 8 42 7 1 49 3 471 11 0 50 0 5o 3 3 47 2 48 9V2 2 48 0 5r°

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 4