2 i 1929
Liefde en Misdaad
Rechtzaken
De Moord van Saint-Ouen.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 30 April.
UITSPRAKEN.
J. B. H., Alkmaar, vernieling, vrijgesproken.
P. V„ Noordscharwoude, hooger beroep, buren
gerucht, vrijgesproken.
A. J. M., huisvr. J. v. d. I., Helder, hooger
beroep art. A7, Drankwet f100 boete of 60 d.
J. J. M. Helder, als voren, 2 maal föO boete
of 2 maal 50 dagen.
C. A. B. Bergen, Hooger beroep, winkelslui
ting ontslag van rechtsvervolging.
LW. F. K. Bergen, als voren f3 boete of 3 dagen
VOOR D)EN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 29 April.
Weer 10 pop verdiend.
Op 15 April stond terecht de chauffeur Corne
lls B. te Westgraftdijk, wegens mishandeling van
de welgedane ega zijns voormaligen patroons, de
heer C. v. d. Oord, coféhouder en autobusonderne
mer aldaar. Het scheen toen, dat de chauffeur niet
present was, doch later bleek dat hij in den cor
ridor was blijven rondwandelen, terwijl in dc zaal
zijn zaakje in kleuren en geuren werd behandeld.
Kees kreeg toen bij verstek 25 pop boete aan
zijn manchester pantalon, doch daar hij met dit
vonnis absoluut geen genoegen nam, kwam hij in
verzet en werd de procedure nog eens "dunnetjes
overgedaan. Volgens de heer B. waren de dames
de aanvalsters en had hij verdedigende wijze, mej.
v. d. Oord met de hand in 't gelaat geraakt.
D:eze toelichting werd natuurlijk met de noo-
dige reserve aanvaardt, doch daar gedurende de
nieuwe behandeling wel duidelijk naar voren
kwam, dat ook de twee dames, mej. v. d. Oord
en haar werkster Alida, zich niet onbetuigd had
den gelaten en den toch al niet vriendelijk ge
stemden chauffeur uit zijn tent hadden gelokt,
was do. politierechter zoo loyaal de boete tot
f 15 4e verminderen.
Als mr. Muller echter gemeend had den chauf
feur daarmede een genoegen te doen, was hij die
plank leelijk mis aangezien dit onverzoenlijke
heerschap verklaarde, ook dit vonnis niet te aan
vaarden en de toezegging deed, in hooger beroep
te zullen gaan.
Het Leger des Heils zal zijn wankele schreden
leiden.
Een te Alkmaar wonend jongmensch, de 23-
jarige Jacob de B., thans pakhuisknecht bij een
handelaar in wijn en gedistilleerd, was voor kor
ten tijd bediende bij den brood en koekbakker
J. Eriks, welke dienstbetrekking echter ontijdig
werd verbroken op grond van het minder aange
name feit," dat Jacob zich aan verschillende ver
duisteringen, tot een gezamenlijk bedrag van f 36
had schuldig gemaakt. Hij ontving geld van de
broodafnemers, dat hij niet verantwoordde en
OF
„Nu, zoo groot zal 't wel niet zijn, maar juist
het onderzoek naar de fabriek heeft het oponthoud
veroorzaakt ,dat we ondervonden hebben van de
nieuwe Assurantie Maatschappij. Het zou evenwél al
te dwaas zijn, mijnheer Vernière, zoo we onsi daar
over gingen bezorgd maken. Op nieuwjaarsdag staat
hiernaast ook alles stil."
„Alles goed en wel, Prieur, maar te veel voor
zorg kan nooit kwaad .Schrijf aan de nieuwe As
surantie-maatschappij, dat de polissen Zaterdag
gereed moeten zijn en dat ik zelf naar Parijs zal
komen om ze te teekenen."
,~Goed, mijnheer, ik zal 't dadelijk doen.'
„Ik dank je, Prieur, dat is alles wat -ik (to |zeg
gen had .'Schik het zoo, dat je rekeningen Zater
dagavond zijn vastgesteld. Breng mij dan, met
ae fondsen in kas, de gedetailleerde balans over
het geheele jaar."
De heer Prieur boog even èn ging weer bezit
nemen van zijn plaats, gaande door de gang, 'die
de gemeenschap vormde tusschen zijn kantoor en
het algemeen kabinet van Richard Vernière.
Deze schreef ijlings een brief en beelde den
bureauknecht, na den brief gedaan te hebben Lu
ee ncouvert en daarop 't adres te hebben ge
schreven.
„Jacques," sprak hij, ,,neem dadelijk de tram
cn breng dit aan de administratie der Noorder-
spoorweglijn aan den bureauchef voor 't mate
riaal t is een gedetailleerde inlichting, 'die hii
mij had gevraagd."
Toen Vernière, als gewoonlijk, weer druk zat
te werken kwam de portierster hem melden, dat
er iemand was om den patroon te spreken, iemand,
die er tijdens zijn afwezigheid oók al eens was
■geweest en toen, evenals nu, eigenlijk op een on
aangename manier was blijven aanhouden.
„Wat is 't voor een persoon, Veronica?
„Hij zegt, dat hij Adriaan Dietrich heet, mijn
heer, en representant is van 't huis Durier te
Genève."
„Ik sta met dat huis niet in veitnnding. Nu, dat
is minder ,ik wil den man wél te woord (staan."
Robert Vernière, want deze was 't, die zicb
onder een valschen naam had laten aandienen,
begaf zich weldra in de hein! aangeduide richting.
■Bil het oversteken van de binnenplaats, kreeg hij,
tusschen een kier van een der deuren, wederom
het gezicht te zien van Claude Grivott, die reeds
ten eigen bate in zijn zak stak.
Thans terecht staande, erkende hij de gepleegde
oneerlijkheden. Hij verdiende f 14 per week en
moest f 12.50 kostgeld betalen, zoodat hij moei
lijk rond kon komen, temeer niet, omdat hij zich
ook de luxe permiteërde er een meisje op na te
houden.
Besloten werd hem op advies van de reclassee-
ring te veroordeelen tot een voorwaardelijke straf
van 6 maanden met 3 proefjaren, "terwijl hij ge
durende dien proeftijd gesteld zal worden onder
toezicht van het I.eger des Heils.
Brutale aanranding van eer en goeden naam.
De boerenarbeider Arie Kwast te Burgerbrug
was op 24 Februari niet weinig "in zijn wiek ge
schoten, toen een kennisje, mej. Ali v. d. M. hem
mededeelde de weinig eervolle wijze, waarop ze
kere H. v. B„ 'n 23-jarige los arbeider, zich
over hem had uitgelaten.
Deze dorpsadonis'had haar niets meer of min
der verteld, dat A. een aan Hendrik toebehoorend
rijwielplaatje van zijn fiets had gestolen. Daar
Aris zich van geen kwaad was bewust, schroom
de hij niet van deze lasterpraat aangifte te doen
met gevolg, dat Hendrik, op wien volkomen het
spreekwoord, lang, dun en vooral lekker kon
worden toegepast, heden terecht stond.
De verdachte gaf echter direct toe, dat hij
nimmer een rijwielplaatje had gemist en dus Aris
valsch had beschuldigd. Hoe hij daartoe was ge
komen kon hij zelf niet verklaren,Hij was des
tijds erg in de war en zenuwachtig, omdat zijn
vrouw hem had verlaten. Eigenaardig is wel,
dat deze juffrouw een thuis heeft gevonden hij
de ouders van Aris K. Het zegt wel niets, maar
het geeft misschien wat te denken. Doch de ver
dachte ontkende pertinent, dat dit feit hem had
geïnspireerd tot lasterpraatjes. Aangezien echter
verdachte thans zijn valsche beschuldiging open
lijk herriep,' achtte de officier het bewijs niet ge
leverd en requireerde vrijspraak. Waartoe de
Politierechter, na den verdachte ernstig vermaand
te hebben, dan ook besloot.
Werkverschaffing voor de glazenmakers van
Enkhuizen.
Feitelijk mogen deze nijvere ingezetenen den
46-jarigen, door de natuur getonsuurden Tilbur-
genaar Joh. J. V., los arbeider te Enkhuizen,
wel dankbaar zijn, want als deze zich, gesterkt
doo reen stevig kwantum jandoedel en aanver
wante genotmiddelen, zich opmaakt om iets te
vermorselen, dan doet hij zulks grondig en goed.
Zoo was hij dan op 27 Maart uit zijn sas ge
raakt wegens de minder prettige manier, waarop
hij werd behandeld in het café en volkslogement
van den heer Hollebeek en hij gaf uiting aan zijn
ontstemming, door de deur in elkander te trap
pen en niet minder dan 16 ruiten te vernielen.
Voorts ontzag hij zich niet, de kleine huishoud
ster van den caféhouder,' mej. Pommerie, 'n he
vige kaakslag toe te dienen.
De heer V., aan wiens heidendaden we ai meer
malen onze journalistieke krachten in de rubriek
rechtszaken moesten wijden, stond heden terecht
en verrestte ons niet weinig met de heuchelijke
mededeeling dat hij geheelonthouderis ge
worden. Overigens verontschuldigde hij zijn min
der zachtaardig optreden door de omstandigheid,
dat juffrouw P. hem zijn afgevallen pet niet had
willen teruggeven. Het gemis van dit nuttige
hoofddeksel had zijn zenuwen totaal in de war
gebracht. Overigens was hij heden zóó van goeden
wille, dat men, geheel onder den indruk en ver
vuld van meer vreugde over dezen eenen bekeer
den zondaar, dan over 99 rechtvaardige Enkhui-
zers, die geen bekeuring noodig hebben, besloot
de verdere behandeling der zaak uit te stellen tot
28 October en, af te wachten of de verdachte,
hernieuwd in den geest,.getuigenis van zijn stand
vastigheid zal geven, door de aangerichte schade
aan den heer Hollebeek te voldoen. De watjekou
die hij in zijn overspanning aan de huishoudster
gaf ,zal hem dan misschien niet te zwaar worden
aangerekend.
Deze klant was bij den Tapper niet getapt.
De heer A. v. Til, caféhouder te Helder, smaak
te op 9 Maart het dubieuze genoegen in zijn loca-
liteit een bezoeker te zien verschijnen, met name
Hendrik Jan B., wiens hielen hij liever zag dan
zijn teenen, wat hij dan ook zoo vrij was, gezegden
heer B. kenbaar te maken en zijn verzoek tot
heengaan onderstreepte, door uit wijze voorzorg,
wij kennen onze Pappenheimers niet waar? 'n
verdedigingsmiddel in den vorm van een stoel-
riem ter hand te nemen.
Desalniettemin en desniettegenstaande, bleek
ook deze maatregel niet voldoende, zoodat de
hevig gedesillussioneerde heer B. op tamelijk
hardhandige wijze zijn groote vuist in aanraking
bracht met des kasteleins welgevormd aangelaat,
voor welk ontoelaatbaar feit hem heden f 25 boete
of 25 dagen werd opgelegd.
Het is niet alles goud wat er blinkt!
Het variabele leven van den caféhouder is
niet altijd rozegeur en maneschijn. Dat onder-
vond op 17 Maartook de heer Hendrik Schreurs
j te Helder, toen hij visite kreeg van den gediplo
meerden Haringtrekker Jan B., en zich alras een
i zeer geanimeerde discussie ontspon over het
vraagstuk of de heer B. genegen was de fl.70
aan gepofte consumptie te voldoen. Deze kwestie
kreeg voor den heer Schreurs geen bevredigende
oplossing, daar de Haringtrekker afrekende met
zijn geparfumeerde vuist en den heer Schreurs
een zoo hevigen opstopper toediende, dat hij bloe
dend in het gelaat werd verwond en den lust
miste het debat verder voort te zetten. Jan B.
is reeds eenige malen veroordeeld en krijgt nu een
nieuwe rekening van mevrouw Justitia ad f25,
bij niet tijdige voldoening te vervangen door 25
dagen hechtenis.
Die teelt van oorvijgen wordt hier niet
aangemoedigd.
De 38-jarige landbouwer Cornelis Maria de B.
te Spanbroek maakte zich op 20 Maart nogal boos
op baldadige rekels, die zich aan baldadigheden
schuldig hadden gemaakt en stortte de fiolen van
zijn toorn uit op het hoofd van den 12-jarigen
Hendrik Sloots, die ongelukkigerwijze in zijn
met ongeduld zijn komst had verbeid. Robert liep
door de gang, die geleidde naar het kantoor van
den industrieel.
„Wat ik nu moet gaan doen," dacht hij, ii«
ernstig genoeg. Laat ik dus kalm en vOoral laat
ik dus verstandig te werk gaan."
Richard Vernière werd zoot bleek als een doek
en merkbaar zwol de toornader op zijn voorhoofd,
toen hij zag, wie in waarheid de bezoeker was, die
de voorzichtigheid had gehad van onmiddellijk de
'kantoordeur achter zich dicht te doen.
„F'card! O, Richard'l Mijn broerl"
„Ik ben je broer niet meer. Ga weg, ongeluk
kige! Ga weg van mijn kantoor, dat je geen kans
mg te betreden dan door het opgeven van een
.zvalschen naam. Ga weg!"
Roibert Vernière ging evenwel niet weg, maar
zeide op den toon der diepst qontroering„Ri
chard, dus zal de haat, die je mij toedraagt, nooit
Ontwapend zijn? Zult ge mij dan eeuwig blijveng
vervólgen met uw toorn?"
„Spreek niet van haat of toorn Robert! Hoe
gewettigd ze ook zoudefi zijn, ik heb niets dan
minachting voior je over! Ik ken je niet, ik fvil'
je niet meer kennen
„Richard, ik ben tofch je broer!"
„Ja, tot een schande voor onzen naam! Welke
eerloosheid heb je nu weer in 't hoofd' oml jjie (hier
tegenover mij zoo te komen vernederen?"
„Ik heb behoefte aan uw steun, Richard, ik
heb je raaa noodig."
„Om hem toch niet op te volgen. Hoeveel goe
den raad heb ik je vroeger jaren al niet aam je
verspild?" y
„Ik was toen nog zoo jong."
„Tien jaar geleden, toen je mij voor 't laatst
om raaa hebt gevraagd, was je niet jong meer.
Evenmin als je toen mijn raad hebt opgevolgd,
70iu je 't nu doen. Welken steun heb je nu tweer
noodig? In jou mond heeft steun maar één be-
teekenis: geld! Je kolmt mij natuurlijk geld vragen."
„Neen, werk!"
„Ik geloof er geen woord van. Toen. vader en
•moeder waren gestorven, lieten zij aan elk: van
ons honderd-tachtig-duizend francs da. 't Was
het begin van een fortuin, dat door ernstigen
arbeid kon vertiendubbeld worden. We waren bei
den jong, toegerust met de noodige kennis, jij nog
meer dan ik, omdat je veel vlugger waart van 'be
grip. Ik stelde u een associatie voor. „Laten wij
vereenigd blijven," sprak ik, „laten we elkander
liefhebben als toen we nog aankomende jongens
waren en het huis van de gebroeders Richard en
Robert Vernière zal binnen enkele jaren een zaak
wezen van den eersten rang!" Dat heb je botweg
geweigerd. Jij wildet, zooals het heette, van je leven
genieten en schandelijk heb je alles verkwist. Toen
ik mij alleen had gevestigd en mijn zaak tolt
groei en bloei wist te brengen, werd je arm, 'dood
arm. Het geld, dat u ontbrak, hebt ge gezocht
bij de misdaad en d'e zoon van hem, die zijn
heele leven de eer en de braafheid zelve was (ge
weest, werd een falsaris, een prooi voor het tucht
huis of de galeien!"
„Spaar me, Richard, spaar me!"
„Waarom? Vaarom zou ik jou nog sparen? Heb
jij mij de schande bespaard van den naam ,<lien
ik draag, te onteeren, van mij de bitterste dingen
aan te doen? Ik heb je gered^ vooral ook pm
vader, wiens eerlijken naam, terwijl hij lag "In het
graf, ik niet door het slijk wilde zien gesleurd.
Ik heb de menschen, die jij bedrogen en opgelicht
had, schadeloos gesteld en gezorgd, dat de deur
van de gevangenis, toon je reeds in voorloopig ar-
►est zat, weer voor jou geopend werd. En nu kom
je met gehuichelde tranen in je stem mijl nog vra
gen om je te sparen? Op mijn woord, dat Ss de
onbeschaamdheid al te ver gedreven. Ik heb duur
genoeg het recht gekocht om je toe te Spreken,
zcioals ik het doe. Toen je van zo onabij' rie ga
leien had gezien, scheen je werkelijk eenig begrijp
te hebben gekregen van de afschuweelijkheid van
je misdaadJe hebt althans mij oon vergiffe
nis gevraagd en mijn raad ingewonnen Ik onthield
je noch net een noch het ander. „Misschien is
hij nog op te heffen," dacht ik. Ep ik spoorde je
aan een omgeving te vertaten, die voor jóu aï (te
gevaarlijk was. In den vreemde moest je door
gezetten arbeid het verlorene weer goed maken
en met jo uuitgebreide werkkundige kennis, met
je kennis van vreemde talen er bij, zoiu je dat
gemakkelijk genoeg zijn gevallen. Ik gaf je vijf-en-
twintig-duizend francs, bracht je naar de spoor
en nam een biljet voor je naar Petersburg. Jewaart
toen de erkentelijkheid ,de nederigheid zelve. Maar
je bedroogt mij opnieuw. 'Je ging niet 'door tot
Rusland ,maar alleen tót DuLtschland, om daar de
geheimen ,dfe je omtrent onze nieuwe bewapening
had weten machtig te worden, aan onze vijanden
te verknopen. Dat is de laagste en lafste mis
daad, die er ooit is gepleegd! Een erkende moor
denaar is in mijn oogen minder eerloos ''dan de
schurk, die zijn eigen vaderland durft verraden
en verkoopen." t r
„Dat heb ik niet gedaan, Richard ,dat heb ik
niet gedaan!" riep Robert uit, opspringend van
den stoel, waarin hij, machteloos naar het scheen,
was neergezonken.
„Heet mij niets te liegen, Robert! Ik weet het
maar al te goed. Ik kendo je eerLoosheid nog niet,
toen je nu tien jaar geleden weer tot mij (kwam
onder 't voorwendsel mijn raad in te winnen. Je
wildet, zooals je zei, een vrouw trouwen, wier
huwelijksgift jou in staat zou stellen oin- fortuin te
maken. Die vrouw, de weduwe van een geanexeer-
den Franschman, zelve oen Francoise, behoorde tot
handen liep. Hij onthaalde het bolwangige knaap
je op een flinke collectie oorvijgen, met het min
der prettige, resultaat, dat hij er zelf ook leelijk
tusschen raakte en nu terecht moest staan wegens
mishandeling.
Het bleek, dat ons braaf boertje, op wien ove
rigens niets te zeggen viel, in zijn drift wel wat
te voorbarig was geweest, daar hij de verdenkin
gen, die hij omtrent Hendrik koesterde, van ver
nieling en brandstichting, geenszins kon bewij
zen. Dit werd hem dan ook minzaam aangetoond
door den Politierechter, alvorens hij tot 10 gulden
boete of 10 dagen werd veroordeeld.
Een kastelein naar ik wis gis, die lang niet
mis is.
De heer Dirk de B., caféhouder te de Rijp
is een robuste knaap, 'n mannetjesputter, die hoe
wel hij het vrije gebruik van zijn rechterhand on
de voorvinger van zijn linkerhand mist, toch nog
kracht genoeg heeft om eiken tegenstander res
pect in te boezemen. Hij stond heden terecht om
dat hij een arbeider, die naar zijn zeggen, bij zijn
afwezigheid wel voor f 1.80 borrels zonder beta
ling had weggewerkt, moris had geleerd. De for-
sche man zeide in zijn verdediging, 'dat hij een
zaak had overgenomen, waarin zijn voorganger
bang was voor zulke klanten. Hij was dit niet en
wist de orde in zijn localiteit te handhaven. Hij
gaf toe driftig van aard, doch ontkende een wil
deman te zijn, zooals een van de omtrent hem
ingewonnen inlichtingen te, kennen gaf. Verdachte
verzocht liever informaties in te winnen bii den
burgemeester, overtuigd als hij was, dat deze
goed zouden zijn. Blijkbaar maakte zijn oratio
pro domo indruk, daar hij slechts tot f 10 boete
of 10 dagen werd veroordeeld.
VOOR D|EN KANTONRECHTER.
Zitting van Vrijdag 26 April.
Minder aromatische lentegeuren
De veehouder Cornelis L. te Schermerhorn, had
in die gemeente een stukje grond gehuurd, spe
ciaal bestemd tot het etaleeren van stalmest,
welke expositie, daar de openlucht-showroom aan
den openbaren weg was gelegen, een ver van ver
rukkelijk luchtje verspreidde.
Boer Kees had dan ook vanwege de politie be
reids eenige waarschuwingen om dezen steen des
i aanstoots op te ruimen, ontvangen, doch daaraan
i niet de noodige aandacht geschonken, met gevolg
j dat de brave agrariër heden terecht stond wegens
overtreding der desbetreffende gemeenteverorde-
1 ning.
De overtreder gaf het feit geredelijk toe, ook
dat' bedoelde mestopslag niet aan het onschuldig
oog was onttrokken door een schutting van min
stens 2 meter hoogte, doch voerde ter zijner ver
ontschuldiging van, dat hij geen andere plek be
schikbaar had en dat het overal in Schermerhorn
zoo werd gedaan.
De kantonrechter sprak dan ook de veronder
stelling uit, dat er dan wel meer liefhebbers in
zijn handen zouden vallen en veroordeelde ver
dachte tot betaling van f 7 boete subsidiair 7 da
gen hechtenis.
een achtenswaardige familie ,die hare bezittingen
had in het Pruisisch geworden Lotharingen. Zij
had een zoonLichtgeloovig als tk was, ver
beeldde ik mij werkelijk, dat de ernst des levens'ein
delijk vat op u gehad had en ik raadde (U fean
mevrouw de weduwe de Nayle te trouwen. Het
huwelijk werd voltrokken en het stelde jou in de
gelegenheid de hand te leggen op een rijke: huwe-
lijksgitf. Wat is er gebleven van dat geld?"
„Met ongelukkige speculaties, die ik stellig dacht
dat goed waren
„Lieg toch niet zoo Al 't geld is verdobbeld
en verkwist in vier jaren tijds Toen Ik flat
te weten kwam, hoorde ik tevens, dat er in onze
familie niet allo»n iemanld was, die valsche wis
sels had gemaakt, maar dat dezelfde falsa,ris ook
jaren achtereen, tegen Frankrijk, een spion was
geweest in Pruisische soldij!"
„Dat is gelogen!"
„Zwijg, zwijg toch! Ik weet, wat ik weet, met
onArnstootelVfke waarheid."
„Neen, neen, ik wil niet zwijgen!" Robert viel
in zijn laag komediespel zelfs zijn broer te voet
cn strekte smêekend de handen naar hem uit. „Ik
ben een slechte kere.l geweest, een lafaard, een
verkwister, een eerlooze, ik zal heet niet ontken
nen, maar in 's hemels naam, Richard, beschuldig
mij nooit van landverraad! Behalve dat eene, be
ken ik al mijn misdaden en doe dat inet (het (diep
ste berouw." r
„Vijftien jaar geleden had je ook al zoo'n diep
berouw. Tien jaar geleden opnieuwJe tegen
woordig berouw is evenmin oprecht als destijds."
„Bij 't graf van o-nze moeder zeg ik je, 'dat ik
de waarheid zeg!"
Richard trilde er van en Robert verbeelddee zich,
dat hij eindelijk de gevoelige snaar had getroffen
in het hart van Richard.
„Sta op," sprak deze iets bedaarder. „Ga daar
weer zitten en zeg me wat jie hier kwam doen,
donder 'mfj' te misleiden, want net zou vruchtelooze
moeite zijn. Welk doel had je met "je overkomst
naar Parijs?"
„Ik zal heel oprecht zijn, Richard: Ik ben vol
komen geruïneerd, zonder werk, zonder middel van
bestaan.
„Je vrouw bezit toch nog fortuin?"
„Ja, van haar eerste man, doch dat staat vast
op haar zoon, op Philippe. Ik kan niet aan het
kapitaal komen; zij wil 't niet hebben.''
„Heel verstandig! Zij mag, als moeder, niet an
ders handelen!"
„Richard ,ik ben niet jong meer. Langzamer
hand komt de oude dag en ik verzeker je, Idat ik
met den leettïjd ook verstandig ben geworden."
„Zoo had je twintig jaar geleden al moeten
spreken." f