P. A de Genestet
Vrijdagavond half acht vergaderde de Raad
van bovengenoemde gemeente ten raadhuize, onder
voorzitterschap van 'den Ed.Achtb. heer Jhr. A.
L. v. Spengler, burgemeester.
Secretaris is de heer J. Kunuen.
Aanwezig alle leden. 1
D'e voorz. opent de vergadering met een woord
van welkom, waarna de notulen der vorige ver
gadering onder dankzegging aan den samensteller
ongewijzigd worden goedgekeurd.
Ingekomen stukken en Mededeelingen
a. Van het Gemeentebestuur te Alkmaar mede-
deeling dat na gehouden aanbesteding voo rde ver
betering van den Twuijverweg het werk gegund is
aan de firma J. Dienaar en Zoon te Velsen.
b. Verslag over 1928 van den Vleeschkeu-
ringsdienst, kring Oudkarspel.
c. Van Ged. Staten goedkeuring van de be-
grooting 1929.
Naar aanleiding van punt a merkt de heer du
Burck op aan de hand van de gegevens der be
grooting, dat deze zeer afwijkt van de aanbeste-
ding.
De voorz. merkt op, dat het beter is, indien
dit gezegde wordt omgedraaid en wel dat de aan
besteding afwijkt van de begrooting. Op eene des
betreffende bemerking van den vorigen spreker,
deelt Z..EA. mede, dat onder de aannemings
som de kliiikerbestrating niet begrepen is, daar
de klinkers niet ten laste komen van den aanne
mer. B. en W. stellen voor de genoemde stukken
voo rkennisgeving aan te nemen,
aldus wordt besloten.
Vaststelling vermenigvuldigingscijfer
dienst 1929-'30.
Door B. en W- wordt voorgesteld het vermenig
vuldigingscijfer voor de Gemeentelijke Inkomsten-
beasting te bepalen op 1.1.
In de memorie van toelichting wordt gezegd
dat door den dienst 1927 een bedrag was geraamd
van f23000, en het cijfer bepaald op: 1.7. Het
ingekomen bedrag bedroeg f22346.07, voor 1928
was geraamd f22000, met een cijfer van 1.4 voor
1929 is geraamd f20.000. B. en W. achten zich
gelukkig, thans wederom tot een verlaging te
kunnen overgaan, aannemende dat het belastbaar
inkomen vermoedelijk niet belangrijk is gedaald.
De heer du Burck zegt, dat in de toelichtipg
geen enkele factor is genoemd of met, cijferDis
aangetoond, dat de voorgestelde verlaging ge
rechtvaardigd is. Spr. heeft uit de verslagen van
andere gemeenten gelezen, dat een en ander door
duidelijke uiteenzettingen en cijfers werd aange
toond, waardoor spr. ook hier eene uitvoeriger
memorie van toelichting had verwacht. Volgens
de gegevens is de opbrengst 1928-'29 f 27840. ter
wijl nog enkele posten in onderzoek zijn vanwege
de hiertegen uitgebrachte reclames, waardoor dit
bedrag vrijwel gerekend kan worden op f27000.
Overeenkomstig art. 9 der Rekenvoorschriften
moet een bedrag van f 14666 gebracht worden op
den dienst 1928 en het overschot op/ 1929, dus
moet het bedrag voor 1929 hiermede verminderd
worden. Het bedrag der Hoofd. Omslag 1929 is
geraamd op f20.0000. Voor 1929 zal dus noodig
zijn f11500, waardoor spr. tot een veel lager
cijfer en wel tot 0.6 komt. Echter is zulks niet
mogelijk, hetgeen spr. bekend is en acht daarom
0;9 ruim voldoende, hetgeen toch ook aan den
veiligen kant is.
Die inkomens, aldus spr. zijn grooter dan het-
vorige jaar, hiervan getuigt, hetgeen er aan de
Boerenleenbank omgaat. Ook heeft spr. verschil
lende stemmen gehoord, die klagen, dat er in
Zuidscharwoude ontzettend veel belasting moet
worden betaald en de Gem. Ink. belasting abnor
maal hoog is. Voorts wijst spr. op het feit, dat
de nieuwe bepaling op de finantieele verhouding
een voordeel is.
De voorz. zegt ,dat de argumenten van den
hee rdu Burck absoluut onjuist zijn en- niets te
make nhebben met de vaststelling van het cijfer.
De rekeningsvoorschriften, aldus Z.E.A., geven
uitsluitend aan, op welke wijze de belasting ver
antwoord moet worden. De Raad heeft thans
alleen vast te stellen, op welke wijze het bedrag
van f 1000 binnen moet komen. De voorgestelde
wijziging is daardoor mogelijk, doordien het over
schot van f 2000 van "de vorigen dienst voor. den
dienst 1929 is aangewend om verlaging mogelijk
te maken. Dat het advies van B. en ,W„ onvolle
dig zo uzijn, moet spr. bestrijden, daar het slechts
een gewoon rekensommetje betreft. Door B. en W.
is niets anders verricht, hetgeen doo rden Raad
het vorig jaar aan dit college is opgedragen,
nml. stabilisatie van den Hoofd. Omslag.
Voorts merkt Z.A. op dat de gewijzigde wet
op de finantieele verhouding tusschen Rijk en
gemeente eerst in ,1931 in werking zal treden,
dus voor dit jaar en ook voor het volgend jaar
de vaststelling van het cijfer noodzakelijk maakt.
Indien deze wet echter een voordeel voor de ge
meente zal kunnen opleveren, waaraan Z.E.A.
niet twijfelt, zal de abnormale belasting verval
len. Ten opzichte van deze wet mag men niet
al te optimistisch gestemd zijn, en niet vergeten,
dat dan eveneens wel degelijk rekening gehouden
moet worden met de inkomens.
Spr. stelt de vraag aan den heer du Burck,
wat er practisch voo reen bedrag gerekend moet
worden voor f20.000? ZEA. zegt, dat 3/2 maal
f20.000 is. De verwachting is dat er wel kleine
meevallers zijn, doch is het zeer verleidelijk om
lager te gaan, waardoor het risico wordt, geloo-
pen, het volgend jaar weder hooger te, moeten
gaan. Z.E.A. wenscht tegen te spreken, dat in
Zuidscharwoude hooge belasting moet worden be
taald met een cijfer van 1.1.
De heer Groen zegt ,dat het vorig jaar op
een zelfde vergadering is gezegd, dat de gemeen-
terpkening 1927 met een voordeelig saldo zou
sluiten .Spr. vraagt of dit het geval is en wenscht
zulks tc weten in verband met de besprekingen.
De voorz. antwoordt, dat dit nog niet bekend
is, echter staat dit bedrag voor 1929 er buiten.
De heer Groen zegt, de vraag te hebben ge
steld, daar bij de vaststelling van het cijfer op
1.7 toch een batig saldo is verkregen van f8000,
zij het dan ook door andere factoren. Spr. meent,
thans ook dit te kunnen laten wegen en verklaart
tegenstander te zijn van belastingheffing, die
hooger dan strikt noodzakelijk is. De draagkracht
der ingezetenen is volgens spreker niet berekend
om reserves te vormen. Spr. kan in zooverre "mee
gaan met den heer du Burck,. dat' het niet te
rechtvaardigen is, dat een cijfer wordt geraamd
met het vermoeden, dat zulks een voordeeltje zou
kunnen opleveren.
Volgens de kohieren is spr. gebleken, dat van
de tuinbouwers een bedrag van f 9000 is gekomen,
hetgeen spr. erg 'is tegengevallen en meent! dat
dit thans niet lager zal zijn. Spr stelt daarom
voor liet cijfer te bepalen op 1.
Dte voorz. zegt dat een zeer groot gedeelte van
de Gem. Ink. Belasting door den Middenstand
wordt opgebracht, doch door geen tuinbouwers,
waarmede terdege rekening dient te worden ge
houden. Spr. acht het uit een voorzichtigheids
oogpunt beter het cijfer daarom op 1.1 te bepalen.
De heer Groen merkt op, voor de jaren 1927-
'28 het cijfer te hoog is bepaald.
De voorz. zegt dat het cijfer zoodanig vastge
steld moet worden, «dat voorkomen wordt, dat
voor abnormale jaren, het cijfer te hoog zou
moeten worden opgevoerd.
Voorts wil ZEA. er aan toevoegen, indien de
Raad het cijfer zoo laag vaststelt er een fout
wordt gemaakt zooals eenige jaren dit het geval
geweest is. Spr. acht 1.1 ongekend laag.
De heer Zeeman zegt, zich. wel eenigszins. te
kunnen aansluiten bij den heer du Burck, wat
betreft het verstrekken van meerdere cijfers, zoo
ook de vermelding van "de opbrengst der Perso-
neele belastingen, welke volgens sprekers mee
ning, duizend gulden over zal hebben, hetgeen
ook wel in dit jaar het geval zal zijn en de
f2000 wel zal overschrijden. Die reserve, welke
gemaakt is, zal door eene verlaging, opgemaakt
worden, terwijl hij eveneens de meening is toege
daan, dat de inkomens minstens gbnomen dezelfde
zullen zijn.
De voorzitter zegt, dat de Personeele belas-,
ting er geheel buiten staat. j
De heer Zeeman zegt, dat wel te weden, doch
de centen komen toch binnen. Spreker meent, dat
het cijfer gerust op i kan worden vastgesteld
en niet bedrogen uitgekomen zal worden. Hetgeen
1930 zal brengen, dat is onzeker. Spreker geeft
den heer du Burck in overweging eensgezind mee
te gaan met 1, u-aar dit cijfer ietjs veiliger is. s
De voorzitter zegt, dat het een absolute ver
keerde opvatting is omtrent de opbrengst van
andere belastingen, thans moet er f 19.000 opge
bracht worden en indien het zuivere belang voor
de gemeente wordt beoogd, zal het vo'orgestielde
cijfer bepaald moeten worden.
Z.E.A merkt op, dat B. en W- tenslotte niet
meer weten, gezien het besluit van vorig jaar, wai>
de Raad hen opdraagt als het voorstel niet wordt
aangenomen. Eveneens is het een vterkeierde ge
dachte, als zou de bela'sting groot end® els door de'
tuinbouwers worden opgebracht. Eveneens zou het
den Raad niet meevallen als vandaag of morgen
een der hoogstaangeslagenen de gemeente zou ver-, i
laten, zooals al reeds eenige malen gebeurd is;
eene verhooging zou het gevolg moeten zijn.
De heer Dijkhuizen vraagt of het bedrag der
totale posten bij het totale bedrag is gevoegd, zoo
niet, dan Zou dit nog belangrijk hooger worden eo
kan het cijfer gevoegelijk op 0.9 vastgesteld worden.
Omtrentt 'tiet gevraagde wenscht spr. inlichtin
gen en steunt het voorstel-du Burck.
De voorzitter zegt, niet te weten, wat de heer
Dijkhuizen bedoelt, daar iemand, die een belasting-
bilejt ontvangt en hierop reclameert, toch betalen
<noct. f I
De heer Dijkhuizen merkt op, dat aangegeven
wordt, dat de verschillende reclames in behande
ling zijn en vraagt hiervan de beteekemis.
De voorzitter deelt mede, dat "loor de reclames
jen navordering van kwade posten kan ontstaan
en alzoo het bedrag der kwade posten aanzienlijk
verhoogd wordt, hetwelk tevens omvat de op
centen, personeele belasting en grondbelasting-
De heer Kramer steunt het voorstel-Groen, mede
«net bet vooruitzicht, dat de inkomens niet lager
zullen zijn als het vorige jaar. Het aanzienlijke
overschot zal eventueele schokken breken, terwijl,
voor 1929 eene kleine f5000 voor onvoorziene uit
gaven is uitgetrokken. Volgens spreker zal het niet'
nocdig zijn de overschotten aan te spreken, ge
zien de gunstige resultaten van het afgeloopen jaar.
Door het cijfer op 1.1 te bepalen zal dus een
meerdere opbrengst van f 2000 verkregen worden^
hetwelk volgens spre"ker overbodig is.
Dn voorzitter zegt, dat er toch een speling
moet zijn, mede met het oog op het volgend jaar,
hetwelk ongunstig kan zijn en eeu aanmerkelijke
verhooging dan noodzakelijk is. Tevens wenscht
Z.E.A. er aan te herinneren, dat het volgepd
jaar de bijdragen van den Twuijverweg en Centraal
Ziekenhuis op het programma staan en oofc'de ka
nalisatieplannen in de lucht hangen. Door B. en *VV.
is steeds den veiligen we|g bewandeld en inidien
Ue Raad het cijfer toch fager wil stellen, dan is id.it
inconsequentie op hetgeen het vorig 'ja'ar 'be
oogd is. f
De heer du Burck meent, dat zijn bewering
gen .toch wei eenige grond van waarheid bevatten
volgens de gehouden besprekingen. Spreker zegt
bij de bestrijding van de memorie baar voreh te
hebben gebracht, wat door andere gemeenten is
gedaan, terwijl zulks is bestreden alsof dit niet het
geval was. Hiervoor wil spreker de couranten
verslagen niet voorlezen. Zou spreker echter een
verkeerde toelichting hebben gegeven, dan bevindt
spreker zich in goed gezelschap, daar de anidere
Raden toch ook wel verstand van deze zaiken zul
len hebben. Voorts bestrijdt' spreker hetgeen door
den voorzitter is gezegd aangaande het besluit-
van het vorig jaar en geeft een relaas van het!
verloop dier besprekingen, er bij opmerkende, dat
toen door den voorzitter met een overtuigd gezicht
werd gezegd, dat 'de nieuwe wet op de financieel»
verhouding een belangrijk voordeel zou opleveren.
Voor spreker speelt dit een groote rol, al zal de
tenuitvoerlegging eerst in 1931 plaats hebben.
Hiedoor is het overbodig reserves te kweeken, daar
eene aanzienlijke verlaging zal komen. Dat het be
drag, door de tuinbouwers opgebracht, niet hoo
ger is, is volgens spreker gelegen in het feit, dat
de tuinbouwers zeer slechte jaren hebben gehad.
Ondanks spreker niet overtuigd is, zal hij toch mee
gaan met het voorstel-Groen. Als kassier van 'de
Boerenleenbank weet spreker, wat er thans omgaat/
hetgeen ook wel aan w|eth. Kroon als kgjssier van'
de R.K- Boerenleenbank bekend zal zijn.
(Algemeen gelach.) 1
Weth.: Bekker: „Daar is abuis mee!"
De heer du Burck: „Daar wil ik met U wel
over debatt-eeren."' f
De voorzitter maant den heer du Burck door
|e gaan omtrent de bespreking van het cijfer.
De heer du Burck zegt zich te k,unnen vereeni
gen met het voorstel-Groen.
De voorzittter brengt 'het voorstel van B. co
VV. in stemming hetwelk verworpen wordt metj
1 stemmen tegen, voor stemden de beide wet/
houders. 1 1
Hierna wordt het voorstel'-Groen aangenomen'
«net 61 stem, tegen weth. Kroon- f
Vaststelling kohiier Hondenbelasting.
Vervolgens bieden B. en W. ter goedkeuring
aan het kohier der Hondenbelasting, dienst 1929;
ten bedrage van f 1611
Zonder hoofdelijke stemming wordt met alge-
meene stemmen tot goecfkeuring beslotjen.
Rondvraag. f 1
De heer Kramer acht het gewenscht, dat in
verband met het provinciale verkeersplan, waarbij
de verkeersweg AlkmaarSchagcn langs dep
Waarddijk zal worden geleid, de mogelijkheid on
der de 03gen wordt gezien, dat het Kerkepad tot
een rijweg wordt gemaakt. Tevens zal dit het*
Voordeel hebben, dat de gemeente, die thans hitj-
gebouwd is, een mooie gelegenheid is zich uit
te breiden, daar de Kerkweide spoedig langs dien
weg aan beide zijden bebouwd zou zijn. Een en
ander zal wel groote offers vragen, echter zou een
tiusdanigen verbindingsweg groot voordeel opleve
ren. Spreker betreurt het, dat de hoofdverkeers-
weg niet over Zuidscharwoude zal leiden.
De voorzitter zegt: een onderzoek tjoe. Z.E'JAJ
meent, dat binnenkort' heit definitieve plan van-
de Prov. Staten gereed zal zijn- Indien er djus
zekerheid is omtrent den aanleg, zullen B. en W.
zeker hun nut er mee doen.
De heer Zeeman zegt met belangstelling den
vorigen spreker te hebben aangehoord. Vooral waf
betreft het laatste, .onderschrijft spreker dit ten
volle, eveneens het uitbouwen en geefti spreker
in overweging om de aandacht te vestigen voor een
weg te projecteeren naar het Westen. Sprekfer
keurt het bouwen van woningen, zooals het tjhans
geschiedt, ten zeerste af en noemt dit onpractjisch!
en onbekookt, erop wijzende, wat in Koedijk en
met de Oosterstraat bereikt is, waar gelet «s op
een flinken weg. Spreker zegt, dat er vafli. de ge
meente zelf weinig initiatief uitgaat. Met een ver
bindingsweg in 't Weisten heieft spreker op 't oog?
de groote verkeersweg van Medemblik,Bergen,
verder gaandi door het Would.
De voorzitter merkt op, dat het plan van dep
heer Zeeman geheel afwijkt met dat van den heter
Kramer. j f 1
De heer Zeeman zegt groote moeilijkheden tie
zien met een eventueele doorbraak bij de Knrikie-
weide, hetgeen gepaard zal gaan met zeer groote
kosten. i
De voorzitter zegt van beide plannen uot.'a te
zullen nemen, echter moet niet vergeten wordjeln,
dat Zuidscharwoude nimmer idien groei zal bereiiJ
ken als Broek op Langendijk en Noordscharwoude,
'doordien in die gemeenten ide veilingen gelagen zijn'
De heer du Burck zegt, dat de wet voorschrijft^
dat in de maand April een beredeneerd verslag van
B. en W. ©ver den toestand van de gemeende moet
uitkomen. Echter heeft spreker tot heden hier
van niets gezien en vraagt de mogelijkheid' het
verslag over te leggen.
Dc voorzitter antwoordt, dat aan de wettelijke
termijn niet de hand wordt gehouden, doch binnen
kort zal het verschijnen. Het is eehtfjk' van zeer
weinig belang en zal het betreffende artikel 180 uit1
de wet geschrapt worden.
Niets meer aan de orde zijndle volgt sluiting.
Naast de Camera Obkscura van Hilderbrand als
prozawerk zijn de Genestet's gedichten wel de
bekendste en meest gelezene van het eerstj;
driekwart der vorige eeuw, ja, zelfs zóó bekend,
dat men ze wel genoemd heeft: den Bijbel der
twintigste eeuw.
Hoe het kwam, dat juist de gedichten van dezen
Uominé zoozeer de belangstelling der menschen
wekten en nog wekken, zullen we straks trach
ten te verklaren, na eerst een kórt- overzicht van
zijn leven te hebben gegeven. 1
Geboren in 1829 was de dichter reeds op jeug
digen leeftijd ouderloos. Hij werd eerst opgevoed
bij zijn com en voogd, den schilder Krusémap. Op
zijn 12I/2 jaar werd hij naar een kostschool 'te
'Barneveld gezonden en in 1847 deed hij te Zwolle
Staatsexamen. Na hiervoor geslaagd te zijn, werd
hij student te Amsterdam en in 1852 vertrok hij
vandaar als Remonstrantsch predikant naar 'Delft-
S'echts 8 jaar is hij daar geweest, maar in dien
korten tijd heelt hij in zijn gemeente flink ge
arbeid. Hij was een gezien predikant, zoodat de
kerk, om den toeloop der menigte te kunnen be
vatten, moest worden vergroot-
Na iden dood van zijn vrouw, Henriëtte de Bie-
sefait, met wie hij in 1852 gehuwd was en die
hij te Bloemendaal, waar hij in de pastorie van
z'n oom z'n vacantie's doorbracht, had leeren ken
nen. lei hij z'n ambt neer en begaf zich naar Am
sterdam. Reeds eerder had hij er over gedacht
ontslag te vragen, daar hij een zeer wankele gezond
heid had, maar bovengenoemd voorval besliste.
Om z'n krachten weer terug te krijgen, begaf hij
zich naar Velp. Maar inplaats van vooruit, ging
hij hl meer achteruit. Hij heeft Amsterdam nietf
weer gezien, doch is in i860 te Delft- gestorven.
Daar werd hij ook begraven. E,n op zijn grafsteen
beitelde men de woorden, die als motto prijken
boven het „Haantje van den toren", die ook zijjn
eigen levensmotto meer en 'meer waren geworden:
Fiat volunta Üw 'wil geschiede. r
Hoe komt heb nu, en hier herhalen 'we de vraag,
die we. boven reeds stelden, dat De Genestet's
gedichten door zoovelen zijn gelezen en worden
gekend? Er waren in 'dien tijd zoovele donrihÓ'-s,
die verzen .schreven, ook B-eets schreef er. E^i
toch die allen zijn grootendeets vergeten, maar
De Genestet niet. f
Het schijnt- ons toe, dat hierop maar een enke]
antwoord i.sDoor zijn waarheid. Want- De Go,-
nestet geeft zich in zijn gedichten, zooals hij was:
hij is geen dominé met toga en wiftte betf, zooals
Beets en Ten Kate zoo vaak, neen, zijn dichteln
is eenvoudig zeggen wat hij denkt. Maar ooki wat
hij voelt. Lees maar zijn eerste bundel, de „Eter-
ste Gedicht-en". In de voorrede zegt de dichtipr:
„Ziedaar een boeksken vol inkonsequenties em vol
waajheid." En even. later: „Gij ontvangt hier
vaerzen en vaersjens, geschreven ondfer dien inldruck
van 't o ogenblik en de omgevingen den levenis
om mijzclven H ollandsch te leeren die de vruch -
ten zijn van min of meer gewichtige nqv.olutteflj
in hart en leven." I
Wanneer we nu in vogelvlucht dit. bundeltje
doorneuzen, dan zullen wij zien, dat al die dipgehj,
die hij opnoemt, er in vertegenwoordigd zijn.
In de eerste plaatts dan de verzen ondfer dfen
indruk van het oogenblik of door 's levens om
standigheden ontstaan. We vinden daar „Aan: een
lid der Commissie tot afneming van het weleer
beruchte Staatsexamen." -
Uit de drie kleine coupletjes, die vlaki onldfcr
den titel staan afgedrukt, kunnen we gemakkelijk-
de gemoedsstemming van den examinandus aflei
den, immers, hoe wreed de martelingen idjeer Spaan-
sche inquisitie ook waren- t
„Helscher foltring, wreeder schroeven
Gaan die Heeren straks beproeven
Op mijn sidderende huid."
(Die Heeren ziin de leden dier examen-commis
sie.); t
En hoe is dat examen, afgeloopen? In zijn zneuw-
achtigheid wierp de G. de inktpot over z'n half
voltooid werk. Eén der -examinatoren, die zijn ver
warring zag, nam hem fcnee naar den tuin, eji
begon daar, al wandelende, met hem te praten.
Toen de G. zei. dat hij nu wel weer kalm was 'en
naar binnen kon gaan om zijn. werk: af te maken,
was het antwoord, dat hij wat dezen examinator
betrof, niet weer behoefte be gaan werken, want
'dat voor zijn vakken het examen reeds bevre
digend was afgeloopen. 1 -
Van dien man nu luidt het. ih bovemge/nioemd
lied: j
„Uw blik was noordstar voor mijn ziel.
Kompas op d' oceaan;
Een vuurbaak der verdoolde kiel
Bij 't bruisend golvenplaan.
'kWas haast in d' eigen drift! gestikt.
Uw hand hield mij omhoog!
Uw vriendschap heeft mij meer verkwikt
Dan watertoog bij toog." 1
Een ander gelegenheidsgedicht is „Morgen is
mijn dichter jarig", gewijd aan Van Lennep-, dejn
bekenden romanschrijver en ouderen tijdgenoot van
De G. En hoe viert hij zijn „dichter".
Achtereenvolgens zien we de bekendste figuren
uit Van L.'s werk naar voren treden: Jacoba van
Beieren, Helding, tante Jet, Henrietta (die drie
laatste, uit Ferdinand Huigel), Madry uit de roos
van Dekema, evenals Reinoud en Deodaat, Brinis
uit „Voorouders", Catherijne en hofnar Floor, beide
pit „Eduard van Gelre", één zijner legenden. Een
gelegenheidsgedicht, maar dan één, dat- zeer grim
mig afsteekt bij de vele, die in dien tijd zijb ge
maakt. Als laatste lied van dit soort noemen we.
nog „Uit het Studentenleven", waarvan vooral het'
eerste opvalt door zijn eigenaardig rijm.
Anderen schreef hij, om zichzelven H ollandsch
te leeren, en zelf soemt hij' als voorgeteld en:
„Spreekwoordjens" en „Epikurisch feestgezang".
Het laatste kunnen we bij beide groepiem heel gei-
voegelijk indeelen. 't Is een onmogjeilijkhieid en
niet alleen bij de G. om verzen precies in
hokjes te stoppen, want dat Inkt nooit'. Altijd
zijn er, die meer dan in één vakje passen.
„De vruchten van min of meer gewichtige revD|-
lutiën in hart of leven." Daar is „Uit mijn Dag
boek", waarin hij gedenkt enkele blijde dagfeta,
waarin alle twijfel en donkerheid verre van h'ëm
was, dagen, waarin hij rustig buiten kon rond
dwalen, waar de uatuur hem sprak van 'God:
ieder blaadje ruischt,
als d' Evangeliebladen
van Gods belofte en liefdetrouw
voor imijn verdoolde voet
strooit God zijn woord, zijn troost I
is bloemen op mijn paden." 1
Als tweede voorbeeld van deze gropp noemen
we nog: „Stem des Harten". Tevens zien w» hier
als ietjs van de waarheid, die de G'. zoozeer k(en-
merkt. In één der coupletten toch heet het/:
Zocht ik een troost, een God,
een leven voor mijn harte
En alles riep: „Vergaan, vergaan!"
De Delftsche dominé heeft! den twijfel giekend,
en die maar niet verzwegen, doch ze optenlijk uit
gesproken. Gevaarlijk, zal iemand wellicht zeggen-
Zeker, ge hebt gelijk, het' is gevaarlijk om1 zoo z'n
twijfel uit te spreken, maar het i-s Jeerlijk-
Het toont ons den m-ensch de Q., zooals hij was
ten voeten uit. Hij noemt niet alleen htet; mooie
en goede o.p, doch laat ook de minder qnoic*ia
kant van zijn karakter zien.
Verderop spreekt hij dien twijfel nog duidelijker
uit (we zullen daar nog op terug komen()). Maar
na dien twijfel gewaagd hij ook van de rust-, ld/0
hij gevonden heeft en 'van den vrecfe-, die de
zijne werd:
„En thans? een koelte Gods,
een adem van zijn vrede f
Ruischt door mijn twijflend hoofd
en heelt mijn zonde smart." r 1
E11 even later al heel duidelijk: j
„Mijn arme ziel kreeg rust,
een rust van God gegeven,
Ofschoon mijn jonkheid Hem vergat." 1