P. A de Genestet Vrijdagavond half acht vergaderde de Raad van bovengenoemde gemeente ten raadhuize, onder voorzitterschap van 'den Ed.Achtb. heer Jhr. A. L. v. Spengler, burgemeester. Secretaris is de heer J. Kunuen. Aanwezig alle leden. 1 D'e voorz. opent de vergadering met een woord van welkom, waarna de notulen der vorige ver gadering onder dankzegging aan den samensteller ongewijzigd worden goedgekeurd. Ingekomen stukken en Mededeelingen a. Van het Gemeentebestuur te Alkmaar mede- deeling dat na gehouden aanbesteding voo rde ver betering van den Twuijverweg het werk gegund is aan de firma J. Dienaar en Zoon te Velsen. b. Verslag over 1928 van den Vleeschkeu- ringsdienst, kring Oudkarspel. c. Van Ged. Staten goedkeuring van de be- grooting 1929. Naar aanleiding van punt a merkt de heer du Burck op aan de hand van de gegevens der be grooting, dat deze zeer afwijkt van de aanbeste- ding. De voorz. merkt op, dat het beter is, indien dit gezegde wordt omgedraaid en wel dat de aan besteding afwijkt van de begrooting. Op eene des betreffende bemerking van den vorigen spreker, deelt Z..EA. mede, dat onder de aannemings som de kliiikerbestrating niet begrepen is, daar de klinkers niet ten laste komen van den aanne mer. B. en W. stellen voor de genoemde stukken voo rkennisgeving aan te nemen, aldus wordt besloten. Vaststelling vermenigvuldigingscijfer dienst 1929-'30. Door B. en W- wordt voorgesteld het vermenig vuldigingscijfer voor de Gemeentelijke Inkomsten- beasting te bepalen op 1.1. In de memorie van toelichting wordt gezegd dat door den dienst 1927 een bedrag was geraamd van f23000, en het cijfer bepaald op: 1.7. Het ingekomen bedrag bedroeg f22346.07, voor 1928 was geraamd f22000, met een cijfer van 1.4 voor 1929 is geraamd f20.000. B. en W. achten zich gelukkig, thans wederom tot een verlaging te kunnen overgaan, aannemende dat het belastbaar inkomen vermoedelijk niet belangrijk is gedaald. De heer du Burck zegt, dat in de toelichtipg geen enkele factor is genoemd of met, cijferDis aangetoond, dat de voorgestelde verlaging ge rechtvaardigd is. Spr. heeft uit de verslagen van andere gemeenten gelezen, dat een en ander door duidelijke uiteenzettingen en cijfers werd aange toond, waardoor spr. ook hier eene uitvoeriger memorie van toelichting had verwacht. Volgens de gegevens is de opbrengst 1928-'29 f 27840. ter wijl nog enkele posten in onderzoek zijn vanwege de hiertegen uitgebrachte reclames, waardoor dit bedrag vrijwel gerekend kan worden op f27000. Overeenkomstig art. 9 der Rekenvoorschriften moet een bedrag van f 14666 gebracht worden op den dienst 1928 en het overschot op/ 1929, dus moet het bedrag voor 1929 hiermede verminderd worden. Het bedrag der Hoofd. Omslag 1929 is geraamd op f20.0000. Voor 1929 zal dus noodig zijn f11500, waardoor spr. tot een veel lager cijfer en wel tot 0.6 komt. Echter is zulks niet mogelijk, hetgeen spr. bekend is en acht daarom 0;9 ruim voldoende, hetgeen toch ook aan den veiligen kant is. Die inkomens, aldus spr. zijn grooter dan het- vorige jaar, hiervan getuigt, hetgeen er aan de Boerenleenbank omgaat. Ook heeft spr. verschil lende stemmen gehoord, die klagen, dat er in Zuidscharwoude ontzettend veel belasting moet worden betaald en de Gem. Ink. belasting abnor maal hoog is. Voorts wijst spr. op het feit, dat de nieuwe bepaling op de finantieele verhouding een voordeel is. De voorz. zegt ,dat de argumenten van den hee rdu Burck absoluut onjuist zijn en- niets te make nhebben met de vaststelling van het cijfer. De rekeningsvoorschriften, aldus Z.E.A., geven uitsluitend aan, op welke wijze de belasting ver antwoord moet worden. De Raad heeft thans alleen vast te stellen, op welke wijze het bedrag van f 1000 binnen moet komen. De voorgestelde wijziging is daardoor mogelijk, doordien het over schot van f 2000 van "de vorigen dienst voor. den dienst 1929 is aangewend om verlaging mogelijk te maken. Dat het advies van B. en ,W„ onvolle dig zo uzijn, moet spr. bestrijden, daar het slechts een gewoon rekensommetje betreft. Door B. en W. is niets anders verricht, hetgeen doo rden Raad het vorig jaar aan dit college is opgedragen, nml. stabilisatie van den Hoofd. Omslag. Voorts merkt Z.A. op dat de gewijzigde wet op de finantieele verhouding tusschen Rijk en gemeente eerst in ,1931 in werking zal treden, dus voor dit jaar en ook voor het volgend jaar de vaststelling van het cijfer noodzakelijk maakt. Indien deze wet echter een voordeel voor de ge meente zal kunnen opleveren, waaraan Z.E.A. niet twijfelt, zal de abnormale belasting verval len. Ten opzichte van deze wet mag men niet al te optimistisch gestemd zijn, en niet vergeten, dat dan eveneens wel degelijk rekening gehouden moet worden met de inkomens. Spr. stelt de vraag aan den heer du Burck, wat er practisch voo reen bedrag gerekend moet worden voor f20.000? ZEA. zegt, dat 3/2 maal f20.000 is. De verwachting is dat er wel kleine meevallers zijn, doch is het zeer verleidelijk om lager te gaan, waardoor het risico wordt, geloo- pen, het volgend jaar weder hooger te, moeten gaan. Z.E.A. wenscht tegen te spreken, dat in Zuidscharwoude hooge belasting moet worden be taald met een cijfer van 1.1. De heer Groen zegt ,dat het vorig jaar op een zelfde vergadering is gezegd, dat de gemeen- terpkening 1927 met een voordeelig saldo zou sluiten .Spr. vraagt of dit het geval is en wenscht zulks tc weten in verband met de besprekingen. De voorz. antwoordt, dat dit nog niet bekend is, echter staat dit bedrag voor 1929 er buiten. De heer Groen zegt, de vraag te hebben ge steld, daar bij de vaststelling van het cijfer op 1.7 toch een batig saldo is verkregen van f8000, zij het dan ook door andere factoren. Spr. meent, thans ook dit te kunnen laten wegen en verklaart tegenstander te zijn van belastingheffing, die hooger dan strikt noodzakelijk is. De draagkracht der ingezetenen is volgens spreker niet berekend om reserves te vormen. Spr. kan in zooverre "mee gaan met den heer du Burck,. dat' het niet te rechtvaardigen is, dat een cijfer wordt geraamd met het vermoeden, dat zulks een voordeeltje zou kunnen opleveren. Volgens de kohieren is spr. gebleken, dat van de tuinbouwers een bedrag van f 9000 is gekomen, hetgeen spr. erg 'is tegengevallen en meent! dat dit thans niet lager zal zijn. Spr stelt daarom voor liet cijfer te bepalen op 1. Dte voorz. zegt dat een zeer groot gedeelte van de Gem. Ink. Belasting door den Middenstand wordt opgebracht, doch door geen tuinbouwers, waarmede terdege rekening dient te worden ge houden. Spr. acht het uit een voorzichtigheids oogpunt beter het cijfer daarom op 1.1 te bepalen. De heer Groen merkt op, voor de jaren 1927- '28 het cijfer te hoog is bepaald. De voorz. zegt dat het cijfer zoodanig vastge steld moet worden, «dat voorkomen wordt, dat voor abnormale jaren, het cijfer te hoog zou moeten worden opgevoerd. Voorts wil ZEA. er aan toevoegen, indien de Raad het cijfer zoo laag vaststelt er een fout wordt gemaakt zooals eenige jaren dit het geval geweest is. Spr. acht 1.1 ongekend laag. De heer Zeeman zegt, zich. wel eenigszins. te kunnen aansluiten bij den heer du Burck, wat betreft het verstrekken van meerdere cijfers, zoo ook de vermelding van "de opbrengst der Perso- neele belastingen, welke volgens sprekers mee ning, duizend gulden over zal hebben, hetgeen ook wel in dit jaar het geval zal zijn en de f2000 wel zal overschrijden. Die reserve, welke gemaakt is, zal door eene verlaging, opgemaakt worden, terwijl hij eveneens de meening is toege daan, dat de inkomens minstens gbnomen dezelfde zullen zijn. De voorzitter zegt, dat de Personeele belas-, ting er geheel buiten staat. j De heer Zeeman zegt, dat wel te weden, doch de centen komen toch binnen. Spreker meent, dat het cijfer gerust op i kan worden vastgesteld en niet bedrogen uitgekomen zal worden. Hetgeen 1930 zal brengen, dat is onzeker. Spreker geeft den heer du Burck in overweging eensgezind mee te gaan met 1, u-aar dit cijfer ietjs veiliger is. s De voorzitter zegt, dat het een absolute ver keerde opvatting is omtrent de opbrengst van andere belastingen, thans moet er f 19.000 opge bracht worden en indien het zuivere belang voor de gemeente wordt beoogd, zal het vo'orgestielde cijfer bepaald moeten worden. Z.E.A merkt op, dat B. en W- tenslotte niet meer weten, gezien het besluit van vorig jaar, wai> de Raad hen opdraagt als het voorstel niet wordt aangenomen. Eveneens is het een vterkeierde ge dachte, als zou de bela'sting groot end® els door de' tuinbouwers worden opgebracht. Eveneens zou het den Raad niet meevallen als vandaag of morgen een der hoogstaangeslagenen de gemeente zou ver-, i laten, zooals al reeds eenige malen gebeurd is; eene verhooging zou het gevolg moeten zijn. De heer Dijkhuizen vraagt of het bedrag der totale posten bij het totale bedrag is gevoegd, zoo niet, dan Zou dit nog belangrijk hooger worden eo kan het cijfer gevoegelijk op 0.9 vastgesteld worden. Omtrentt 'tiet gevraagde wenscht spr. inlichtin gen en steunt het voorstel-du Burck. De voorzitter zegt, niet te weten, wat de heer Dijkhuizen bedoelt, daar iemand, die een belasting- bilejt ontvangt en hierop reclameert, toch betalen <noct. f I De heer Dijkhuizen merkt op, dat aangegeven wordt, dat de verschillende reclames in behande ling zijn en vraagt hiervan de beteekemis. De voorzitter deelt mede, dat "loor de reclames jen navordering van kwade posten kan ontstaan en alzoo het bedrag der kwade posten aanzienlijk verhoogd wordt, hetwelk tevens omvat de op centen, personeele belasting en grondbelasting- De heer Kramer steunt het voorstel-Groen, mede «net bet vooruitzicht, dat de inkomens niet lager zullen zijn als het vorige jaar. Het aanzienlijke overschot zal eventueele schokken breken, terwijl, voor 1929 eene kleine f5000 voor onvoorziene uit gaven is uitgetrokken. Volgens spreker zal het niet' nocdig zijn de overschotten aan te spreken, ge zien de gunstige resultaten van het afgeloopen jaar. Door het cijfer op 1.1 te bepalen zal dus een meerdere opbrengst van f 2000 verkregen worden^ hetwelk volgens spre"ker overbodig is. Dn voorzitter zegt, dat er toch een speling moet zijn, mede met het oog op het volgend jaar, hetwelk ongunstig kan zijn en eeu aanmerkelijke verhooging dan noodzakelijk is. Tevens wenscht Z.E.A. er aan te herinneren, dat het volgepd jaar de bijdragen van den Twuijverweg en Centraal Ziekenhuis op het programma staan en oofc'de ka nalisatieplannen in de lucht hangen. Door B. en *VV. is steeds den veiligen we|g bewandeld en inidien Ue Raad het cijfer toch fager wil stellen, dan is id.it inconsequentie op hetgeen het vorig 'ja'ar 'be oogd is. f De heer du Burck meent, dat zijn bewering gen .toch wei eenige grond van waarheid bevatten volgens de gehouden besprekingen. Spreker zegt bij de bestrijding van de memorie baar voreh te hebben gebracht, wat door andere gemeenten is gedaan, terwijl zulks is bestreden alsof dit niet het geval was. Hiervoor wil spreker de couranten verslagen niet voorlezen. Zou spreker echter een verkeerde toelichting hebben gegeven, dan bevindt spreker zich in goed gezelschap, daar de anidere Raden toch ook wel verstand van deze zaiken zul len hebben. Voorts bestrijdt' spreker hetgeen door den voorzitter is gezegd aangaande het besluit- van het vorig jaar en geeft een relaas van het! verloop dier besprekingen, er bij opmerkende, dat toen door den voorzitter met een overtuigd gezicht werd gezegd, dat 'de nieuwe wet op de financieel» verhouding een belangrijk voordeel zou opleveren. Voor spreker speelt dit een groote rol, al zal de tenuitvoerlegging eerst in 1931 plaats hebben. Hiedoor is het overbodig reserves te kweeken, daar eene aanzienlijke verlaging zal komen. Dat het be drag, door de tuinbouwers opgebracht, niet hoo ger is, is volgens spreker gelegen in het feit, dat de tuinbouwers zeer slechte jaren hebben gehad. Ondanks spreker niet overtuigd is, zal hij toch mee gaan met het voorstel-Groen. Als kassier van 'de Boerenleenbank weet spreker, wat er thans omgaat/ hetgeen ook wel aan w|eth. Kroon als kgjssier van' de R.K- Boerenleenbank bekend zal zijn. (Algemeen gelach.) 1 Weth.: Bekker: „Daar is abuis mee!" De heer du Burck: „Daar wil ik met U wel over debatt-eeren."' f De voorzitter maant den heer du Burck door |e gaan omtrent de bespreking van het cijfer. De heer du Burck zegt zich te k,unnen vereeni gen met het voorstel-Groen. De voorzittter brengt 'het voorstel van B. co VV. in stemming hetwelk verworpen wordt metj 1 stemmen tegen, voor stemden de beide wet/ houders. 1 1 Hierna wordt het voorstel'-Groen aangenomen' «net 61 stem, tegen weth. Kroon- f Vaststelling kohiier Hondenbelasting. Vervolgens bieden B. en W. ter goedkeuring aan het kohier der Hondenbelasting, dienst 1929; ten bedrage van f 1611 Zonder hoofdelijke stemming wordt met alge- meene stemmen tot goecfkeuring beslotjen. Rondvraag. f 1 De heer Kramer acht het gewenscht, dat in verband met het provinciale verkeersplan, waarbij de verkeersweg AlkmaarSchagcn langs dep Waarddijk zal worden geleid, de mogelijkheid on der de 03gen wordt gezien, dat het Kerkepad tot een rijweg wordt gemaakt. Tevens zal dit het* Voordeel hebben, dat de gemeente, die thans hitj- gebouwd is, een mooie gelegenheid is zich uit te breiden, daar de Kerkweide spoedig langs dien weg aan beide zijden bebouwd zou zijn. Een en ander zal wel groote offers vragen, echter zou een tiusdanigen verbindingsweg groot voordeel opleve ren. Spreker betreurt het, dat de hoofdverkeers- weg niet over Zuidscharwoude zal leiden. De voorzitter zegt: een onderzoek tjoe. Z.E'JAJ meent, dat binnenkort' heit definitieve plan van- de Prov. Staten gereed zal zijn- Indien er djus zekerheid is omtrent den aanleg, zullen B. en W. zeker hun nut er mee doen. De heer Zeeman zegt met belangstelling den vorigen spreker te hebben aangehoord. Vooral waf betreft het laatste, .onderschrijft spreker dit ten volle, eveneens het uitbouwen en geefti spreker in overweging om de aandacht te vestigen voor een weg te projecteeren naar het Westen. Sprekfer keurt het bouwen van woningen, zooals het tjhans geschiedt, ten zeerste af en noemt dit onpractjisch! en onbekookt, erop wijzende, wat in Koedijk en met de Oosterstraat bereikt is, waar gelet «s op een flinken weg. Spreker zegt, dat er vafli. de ge meente zelf weinig initiatief uitgaat. Met een ver bindingsweg in 't Weisten heieft spreker op 't oog? de groote verkeersweg van Medemblik,Bergen, verder gaandi door het Would. De voorzitter merkt op, dat het plan van dep heer Zeeman geheel afwijkt met dat van den heter Kramer. j f 1 De heer Zeeman zegt groote moeilijkheden tie zien met een eventueele doorbraak bij de Knrikie- weide, hetgeen gepaard zal gaan met zeer groote kosten. i De voorzitter zegt van beide plannen uot.'a te zullen nemen, echter moet niet vergeten wordjeln, dat Zuidscharwoude nimmer idien groei zal bereiiJ ken als Broek op Langendijk en Noordscharwoude, 'doordien in die gemeenten ide veilingen gelagen zijn' De heer du Burck zegt, dat de wet voorschrijft^ dat in de maand April een beredeneerd verslag van B. en W. ©ver den toestand van de gemeende moet uitkomen. Echter heeft spreker tot heden hier van niets gezien en vraagt de mogelijkheid' het verslag over te leggen. Dc voorzitter antwoordt, dat aan de wettelijke termijn niet de hand wordt gehouden, doch binnen kort zal het verschijnen. Het is eehtfjk' van zeer weinig belang en zal het betreffende artikel 180 uit1 de wet geschrapt worden. Niets meer aan de orde zijndle volgt sluiting. Naast de Camera Obkscura van Hilderbrand als prozawerk zijn de Genestet's gedichten wel de bekendste en meest gelezene van het eerstj; driekwart der vorige eeuw, ja, zelfs zóó bekend, dat men ze wel genoemd heeft: den Bijbel der twintigste eeuw. Hoe het kwam, dat juist de gedichten van dezen Uominé zoozeer de belangstelling der menschen wekten en nog wekken, zullen we straks trach ten te verklaren, na eerst een kórt- overzicht van zijn leven te hebben gegeven. 1 Geboren in 1829 was de dichter reeds op jeug digen leeftijd ouderloos. Hij werd eerst opgevoed bij zijn com en voogd, den schilder Krusémap. Op zijn 12I/2 jaar werd hij naar een kostschool 'te 'Barneveld gezonden en in 1847 deed hij te Zwolle Staatsexamen. Na hiervoor geslaagd te zijn, werd hij student te Amsterdam en in 1852 vertrok hij vandaar als Remonstrantsch predikant naar 'Delft- S'echts 8 jaar is hij daar geweest, maar in dien korten tijd heelt hij in zijn gemeente flink ge arbeid. Hij was een gezien predikant, zoodat de kerk, om den toeloop der menigte te kunnen be vatten, moest worden vergroot- Na iden dood van zijn vrouw, Henriëtte de Bie- sefait, met wie hij in 1852 gehuwd was en die hij te Bloemendaal, waar hij in de pastorie van z'n oom z'n vacantie's doorbracht, had leeren ken nen. lei hij z'n ambt neer en begaf zich naar Am sterdam. Reeds eerder had hij er over gedacht ontslag te vragen, daar hij een zeer wankele gezond heid had, maar bovengenoemd voorval besliste. Om z'n krachten weer terug te krijgen, begaf hij zich naar Velp. Maar inplaats van vooruit, ging hij hl meer achteruit. Hij heeft Amsterdam nietf weer gezien, doch is in i860 te Delft- gestorven. Daar werd hij ook begraven. E,n op zijn grafsteen beitelde men de woorden, die als motto prijken boven het „Haantje van den toren", die ook zijjn eigen levensmotto meer en 'meer waren geworden: Fiat volunta Üw 'wil geschiede. r Hoe komt heb nu, en hier herhalen 'we de vraag, die we. boven reeds stelden, dat De Genestet's gedichten door zoovelen zijn gelezen en worden gekend? Er waren in 'dien tijd zoovele donrihÓ'-s, die verzen .schreven, ook B-eets schreef er. E^i toch die allen zijn grootendeets vergeten, maar De Genestet niet. f Het schijnt- ons toe, dat hierop maar een enke] antwoord i.sDoor zijn waarheid. Want- De Go,- nestet geeft zich in zijn gedichten, zooals hij was: hij is geen dominé met toga en wiftte betf, zooals Beets en Ten Kate zoo vaak, neen, zijn dichteln is eenvoudig zeggen wat hij denkt. Maar ooki wat hij voelt. Lees maar zijn eerste bundel, de „Eter- ste Gedicht-en". In de voorrede zegt de dichtipr: „Ziedaar een boeksken vol inkonsequenties em vol waajheid." En even. later: „Gij ontvangt hier vaerzen en vaersjens, geschreven ondfer dien inldruck van 't o ogenblik en de omgevingen den levenis om mijzclven H ollandsch te leeren die de vruch - ten zijn van min of meer gewichtige nqv.olutteflj in hart en leven." I Wanneer we nu in vogelvlucht dit. bundeltje doorneuzen, dan zullen wij zien, dat al die dipgehj, die hij opnoemt, er in vertegenwoordigd zijn. In de eerste plaatts dan de verzen ondfer dfen indruk van het oogenblik of door 's levens om standigheden ontstaan. We vinden daar „Aan: een lid der Commissie tot afneming van het weleer beruchte Staatsexamen." - Uit de drie kleine coupletjes, die vlaki onldfcr den titel staan afgedrukt, kunnen we gemakkelijk- de gemoedsstemming van den examinandus aflei den, immers, hoe wreed de martelingen idjeer Spaan- sche inquisitie ook waren- t „Helscher foltring, wreeder schroeven Gaan die Heeren straks beproeven Op mijn sidderende huid." (Die Heeren ziin de leden dier examen-commis sie.); t En hoe is dat examen, afgeloopen? In zijn zneuw- achtigheid wierp de G. de inktpot over z'n half voltooid werk. Eén der -examinatoren, die zijn ver warring zag, nam hem fcnee naar den tuin, eji begon daar, al wandelende, met hem te praten. Toen de G. zei. dat hij nu wel weer kalm was 'en naar binnen kon gaan om zijn. werk: af te maken, was het antwoord, dat hij wat dezen examinator betrof, niet weer behoefte be gaan werken, want 'dat voor zijn vakken het examen reeds bevre digend was afgeloopen. 1 - Van dien man nu luidt het. ih bovemge/nioemd lied: j „Uw blik was noordstar voor mijn ziel. Kompas op d' oceaan; Een vuurbaak der verdoolde kiel Bij 't bruisend golvenplaan. 'kWas haast in d' eigen drift! gestikt. Uw hand hield mij omhoog! Uw vriendschap heeft mij meer verkwikt Dan watertoog bij toog." 1 Een ander gelegenheidsgedicht is „Morgen is mijn dichter jarig", gewijd aan Van Lennep-, dejn bekenden romanschrijver en ouderen tijdgenoot van De G. En hoe viert hij zijn „dichter". Achtereenvolgens zien we de bekendste figuren uit Van L.'s werk naar voren treden: Jacoba van Beieren, Helding, tante Jet, Henrietta (die drie laatste, uit Ferdinand Huigel), Madry uit de roos van Dekema, evenals Reinoud en Deodaat, Brinis uit „Voorouders", Catherijne en hofnar Floor, beide pit „Eduard van Gelre", één zijner legenden. Een gelegenheidsgedicht, maar dan één, dat- zeer grim mig afsteekt bij de vele, die in dien tijd zijb ge maakt. Als laatste lied van dit soort noemen we. nog „Uit het Studentenleven", waarvan vooral het' eerste opvalt door zijn eigenaardig rijm. Anderen schreef hij, om zichzelven H ollandsch te leeren, en zelf soemt hij' als voorgeteld en: „Spreekwoordjens" en „Epikurisch feestgezang". Het laatste kunnen we bij beide groepiem heel gei- voegelijk indeelen. 't Is een onmogjeilijkhieid en niet alleen bij de G. om verzen precies in hokjes te stoppen, want dat Inkt nooit'. Altijd zijn er, die meer dan in één vakje passen. „De vruchten van min of meer gewichtige revD|- lutiën in hart of leven." Daar is „Uit mijn Dag boek", waarin hij gedenkt enkele blijde dagfeta, waarin alle twijfel en donkerheid verre van h'ëm was, dagen, waarin hij rustig buiten kon rond dwalen, waar de uatuur hem sprak van 'God: ieder blaadje ruischt, als d' Evangeliebladen van Gods belofte en liefdetrouw voor imijn verdoolde voet strooit God zijn woord, zijn troost I is bloemen op mijn paden." 1 Als tweede voorbeeld van deze gropp noemen we nog: „Stem des Harten". Tevens zien w» hier als ietjs van de waarheid, die de G'. zoozeer k(en- merkt. In één der coupletten toch heet het/: Zocht ik een troost, een God, een leven voor mijn harte En alles riep: „Vergaan, vergaan!" De Delftsche dominé heeft! den twijfel giekend, en die maar niet verzwegen, doch ze optenlijk uit gesproken. Gevaarlijk, zal iemand wellicht zeggen- Zeker, ge hebt gelijk, het' is gevaarlijk om1 zoo z'n twijfel uit te spreken, maar het i-s Jeerlijk- Het toont ons den m-ensch de Q., zooals hij was ten voeten uit. Hij noemt niet alleen htet; mooie en goede o.p, doch laat ook de minder qnoic*ia kant van zijn karakter zien. Verderop spreekt hij dien twijfel nog duidelijker uit (we zullen daar nog op terug komen()). Maar na dien twijfel gewaagd hij ook van de rust-, ld/0 hij gevonden heeft en 'van den vrecfe-, die de zijne werd: „En thans? een koelte Gods, een adem van zijn vrede f Ruischt door mijn twijflend hoofd en heelt mijn zonde smart." r 1 E11 even later al heel duidelijk: j „Mijn arme ziel kreeg rust, een rust van God gegeven, Ofschoon mijn jonkheid Hem vergat." 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 2