11 BI. ZMl 13 li 1929 Liefde en Misdaad huldiging van iinnio-l De gebeurtenissen op Curajao Buitenlandsch Overzicht De Moord van Saint-Ouen. Het zoo afgezaagd en tot' den draad versie,tien gezegde: „Een orfgeluk ligt in, een klein hoekje", zou hier zekerlijk niet worden aangehaald, ware het niet, dat de huidige vergadering van den Volkenbondsraad in Madrid zich juist) vojrtiame- lijk met al deze „kleine hoekjes" bezig houdt, die in tegenstelling met den, berg, die een muis baarde, evenveel kLeine euvels vormen in het mo derne staten-complex, welke, in tal van landen een geest van gespannenheid, verbittering, agres sie enz. wakker houden, waardoor stroomen van onheil over de wereld kunnen, wordenj uitgestort, wanneer men het in wezeiï eenvoudige, doch in de practijk blijkbaar onvindbare, serum niet wenscht toe te passen en daarmede deze zieke plekken tot gezonde organen genezen. Bedoeld zijn de minderheden, die door het rap port van de Commissie van Drie in den Volken bondsraad aan de orde zijn gekomen. Dit rapport bevat en dit is zeer ernstig geen enkel con structief denkbeeld. In deze kwestie, die o.i. moei lijk naar ernst en beteekenisj overschat kan wor den (immers, deze steeds geringe minderheden vor men in iederen staat het element, dat zich tegen de bestaande orde keert, vormen in ieder volk een geest van vijandschap tegen het land, dat landgenooten „onderdrukt" en scheppen een steeds welkome aanleiding tot conflicten, wat de oorzaak van deze dan ook moge zijn, heeft het n.l. slechts een paar weinig om het) lijf hebbende tegemoet komingen aan de wenschen der nationale minder heden aanbevolen, doch verder God's' water over God's akkertjes laten vloeien. Natuurlijk en be grijpelijk is het bovendien, dat( dit rapport maar niet in een vloek en een zucht door den Volkep- bondsraad wordt goedgekeurd- Overleggen, van gedachten wisselen, bespreken, etc. zijn, 'niet voor niets woorden, die een zeer groote, zelfs over wegende plaats innemen in het1 vocabularium vai) politiek en pers. En tenslottq zijn daar dan ne^ altijd Duitschland en Canada, die) zich niet zon der hevig verweer met een kluitje in het riet zul len sturen. Canada n.l. had' door senator Dandfu- rand voorgesteld de wenschen dér minderheden in zooverre tegemoet te komen, dat hun alle inlichtingen verstrekt zouden worden, waarop) zij recht hadden, terwijl Duitschland bij monde van Schubert verklaard heeft het huidigi verslag niet als basis voor gedachtenwisseling te kunnen aan vaarden. „Den 'Pudels Kern" is: zal men eten minderheden toestaan hun grieven direct) bij een vaste nog op te richten, commissie in te dieinfen, of blijft de tegenwoordige procedure gehandhaafd, zcodat zij den Volkerenbond enkelj en alleen via (de regeeringen, waarover zij zich wenschen te be klagen, kunnen bereiken, waardoor in het gun stigste geval de grootste vertraging) ontsaat en iij het ongunstige de grieven den Raad niet eens be reiken. De groote moeilijkheid is,1 dat de tegen woordige wijze van behandeling vastgelegd/ 'is in de mirrderheidstractaten. Voor de minderheden .zijn echter de resulaten der Engelsche verkiezingen buitengewoon verblij dend, daar zij althans Chamberlain* die door zijn star conservatisme in den -Volkenbond' op meer pnuten wel 'dan niet een remmende "factor was, hebben vervangen door een minister uit de Labouipartij. FEUILLETON 32- XXXII. i Zoo Claude Grivot eenigen, spijt gevoelde, was iftet deze, dat hij op Veronica Sollier noig niet een tweede schot had gelost om haar dopdelijk het eeuwig zwijgen op te leggen, maar al te ongerust maakte hij zich niet. Dat schoit bij' den slaap 'van 't hoofd zou) wel haar dpod wezen, zonder idat zij tot haar bewustzijn terug keerde. „Ik* dank u, mijnheer Grivot," 'sprak Daniël Savanne „Houd u evenwel te mijner beschikking, want ik zal u nog wel noodig hebben, als| ik de andere getuigen heb gehoord." De meesterknecht verliet de) portiersloge, en de werkman, die gezegd had,) de justitie belangrijk^ mededeelingen te kunnen doen, werd '-voor die heeren gebracht- 1 'tWas de oude Sim'on Bidaud, de man met, zijn witten baard, en wat hij' te zeggen had,j was) inderdaad niet van belang ontbloot- Hij1 had, natuurlijk van zijn getrouwde, dochter naar Saint- Ouen terugkeerend, heel toevallig ontdekt, dat de karrenpoort tusschen de palissaden niet al» anders gesloten was, maar ap een kier stonde zonder dat er aan, de afsluitingen van boom en ketting eenig geweld was! gepleegd. Toen de man weg was, zocht men op 'f zwarte* bord in de portiersloge naar de sleutels van die afsluiting tusschen 'de palissaden- Ze waren er beiden, en evenals de! andere 'sleutels van per kament jes voorzien. Op het eene stond ..Hangslot sluitboot palissaden", op het andere „Hangtelop ketting palissaden". - Een inspecteur der politie, met teen agent naar dc bedoelde karrenpoort gezonden, keerde ha ver loop van eenige minuten terug om te rapppflteet' ren, dat de twee sleutels 'volkomen pasjepi op de 'zich daarbevindende hangsloten, dat 'de poort inderdaad op «en kier had gestaan en dat men uit de palissaden-rij ,een stuk hout verwijderd had om des te gemakkelijker bij 'de afsluitingen W kunnen komen- Welke gevolgtrekkingen vielen uit) dit een en ander op te maken? Dat 'de diefstal althans lang te voren was beraamd geworden, 'dat men met -nagemaakte sleutels moest zijn' binnengedrongen en dat derhalve de misdadigers of hunne mede- plichtigen moesten gezocht worden, bij het werk volk der fabriek zielve- 1 r,;u Toen kwam Magloire voor,, die zich natuurli k niet verwonderde, dat da rechter -van msfcructie DE „HER,TOO HENDRIK" UITGEVAREN. Men schrijft uit Nieuwediep aan het „Hdbld.": Groot was de belangstelling bij het vertrek van de „Hertog Hendrik". Was de menigte in verband met het voor velen minder geschikte uur niet zóó groot als bij het vertrek van de „Kortenaer"1, toeh vormde het publiek zoowel bij het schip als aan het havenhoofd en in de omgeving een com pacte massa; een beeld van meeleven van de bur gerij met de gebeurtenissen in de marine. Half elf. Een hoornsignaal klinkt. Het kondigt aan, dat de vice-admiraal zoo dadelijk aan boord zal komen voo rinspectie en om afscheid te nemen van de bemanning. Hij is hierbij vergezeld van den schout-bij-nacht, mr. J. O. Jager, chef van den Marinestaf, kolonel J. de Graaff, chef-staf, den hoofdofficier van den Ma" rinestoomvaartdienst 2e kl. H. A. Voetelink en luitenant ter zee le klas Hetterschy, adjudant van den admiraal. Na de gebruikelijke inspectie wordt alle hens voor den boeg gefloten en neemt vice-admiraal Quant afscheid van officieren en bemanning met de volgende toespraak: Rede admiraal Quant. i Alvorens u, commandant, order te geven uwe opdracht op te volgen eq u met den meesten spoed te begeven naar onze West-Indische wateren, wil ik u en alle opvarenden een goede reis en een t.z.t. behouden terugkomst in het vaderland toe- Ik ben overtuigd, dat u allen volkomen het ernstige van het oogenblik zult beseffen. Dit toch is mij duidelijk gebleken in de enkele span nende drukke dagen, die achter ons liggen, door de groote voortvarendheid en het zichtbare en* thousiasme, waarme gij allen hebt medegewerkt om dit vertrek zoo spoedig te doen plaats hebben. Particuliere belangen weken overal, terwijl het mij voldoende bekend is, dat voor verscheidenen onder u het onverwachte vertrek wel heel onge legen moet zijn gekomen. De 'Marine is altijd, ook al is zij op de komende gebeurtenissen niet extra voorbereid, in zeer kor ten tijd voor haar taak gereed. Het vertrek van Hr. Ms. „Kortenaer"', dat voor haar even onverwacht en onvoorbereid was als voor u allen, reeds binnen 24 uur nadat de eerste, bijna onbegrijpelijke en zeker met veel ergernis en beschaming ontvangen berichten uit Curacao bij de regeering waren ingekomen, is een lichtpunt in onze tegenwoordige Marine-geschie denis. Het aandeel, dat het corps mariniers ook hierbij heeft gehad, mag met' trots vermeld worden. Als voorbeeld haal ik aan hoe verscheidene ma riniers juist waren aangewezen voor het betrek ken van de wacht voor het Paleis te Amsterdam en dat zij 24 uur later gepakt en gezakt uit den Hoek van Holland naar West-Indië vertrokken. Het feit, dat ook nu dit pantserschip, dat op Zondagavond nog te 'Amsterdam lag ter opluis tering van de feesten aldaar ter eere van het 50-jarig jubileum van de Koningin-Moeder, daar om eerst Maandagmorgen hierheen kon vertrek ken, thans reeds gedokt, vol victualie en kolen en met de matrozen die 3 dagen geleden nog aan boord Hr. Ms. „Jacob van Heemskerck" in het Engelsche Kanaal voeren, gereed is om hare eer volle opdracht te gaan vervullen, stemt tot groote vreugde. Voor de wijze, waarop gij allen daartoe hebt medegewerkt, betuig ik u mijn groote tevreden heid. Ook het aandeel, dat 's Rijks marinewerf in het gereedmaken heeft gehad, mag niet onvermeld blijven. Dat gij allen uw plicht zult doen als zulks van u zal worden gevraagd, staat bij mij zoo vast, dat ik zelfs op dit gewichtige moment het niet noodig acht daarop nog eens een afzonderlijk beroep te doen. Vol vertrouwen in de juiste vervulling van uw opdracht zie ik u vertrekken, omdat ik weet dat de eer va nde vlag, die van uw schip waait, on der alle omstandigheden en te allen tijde door u allen zal worden gehandhaafd. Het Nederlandsche volk volgt u met veel be langstelling. Het groote enthousiasme waaronder Hr. Ms. „Kortenaer" deze haven heeft verlaten en waarmede ook u nu weder uitgeleide wordt ge daan, moge u de verzekering geven dat aller oogen op u gevestigd zijn en blijven; opdat zoo spoedig mogelijk ,mede door uw verschijnen en uwe aanwezigheid in de wateren van onze "West- Indische bezittingen, de beleediging die daar aan onze vlag is aangedaan, onmiddellijk zal worden vergeten en hersteld. Persoonlijk mocht ik nog Maandag te Amster dam uit haar eigen mond hooren hoe de Konin gin het snelle gereedmaken en vertrek van haar schepen met belangstelling volgde en waardeerde. Ook bij haar leeft de overtuiging, dat bij u de Nederlandsche vlag veilig is, welke de gevolgen ook mogen zijn van den schandelijken en bescha- menden overval in Curacao. Ons nationaal gevoel is daardoor beleedigd, ook al geschiedde dit alles tenslotte door een z.g. on verantwoordelijke rooversbende Waardig, beleidvol, doch vastberaden zal hier moeten worden gehandeld. Uwe u door de regeering verstrekte instructie wijst u daarbij den te volgen weg. Uw aller taak moge daardoor een wellicht moei lijke worden, zij is in verband daarmede zoo eer vol dat de hier achterblijvende collega's u allen merkbaar benijden, nu u uw gewone oefeningen weer ziet omzetten in deze reëele maritieme op dracht, door deze onverwachte gebeurtenis, die wee reens duidelijk waarschuwt, dat een koloniale mogendheid niet ongestraft haa rmaritieme weer macht kan verminderen. Talrijk waren dezer dagen de verzoeken die bij mij inkwamen om als er iemand mocht, uitvallen zijn plaats aan boord van dit schip te mogen in nemen. Gelukkig kwam geen enkel onnoodig ver zoek van u binnen om te mogen achterblijven. Alles getuigde van een goeden geest, de mooie historie onzer „Marine" waardig. Moge God verhoeden, dat u ooit genoodzaakt zult zijn met gebruik der wapenen de eer der vlag 'hoog te moeten houden ,doch wanneer zulks van u gevraagd zal worden, doet dan uw plicht 'te genover „Koningin en en Vaderland". Laat ons deze op dit gewichtige oogenblik nog even in herinnering gebrachte hij in onzei indiensttreding gegeven belofte bezegelen door 'n driewerf hoezee voor haar, aan wie wij trouw blijven tot in den dood. Leve de Koningin! Een spontaan driewerf hoera van de bemanning is hierop het antwoord. Tijdens de toespraak cirkelden verschillende vliegtuigen van de Marinevliegdiensten boven het schip. Eerst komen een drietal watervliegtuigen in V-formatie. Zij worden gevolgd door een vijftal van de Kooy, welk eescadrille nu eens in onberis- pelijken V.-vorm, dan weer gezamenlijk in een rechte lijn over schip en belangstellenden vliegt en ee noogenblik daarn aals 't ware uiteenspat. Het is voor ons 'in Den Helder niets nieuws, maar toch wekt het steeds weer bewondering. Intusschen heeft de admiraal de „Hertog Hen drik" verlaten; de laatste verbindingen met den wal worden verbroken en vijf minuten voor elf verlaat het schip statig de" haven. De bemanning staat langs de verschansing geschaard; het Stede lijk Muziekkorps, dat bij ontstentenis van de staf- muziek, zijn diensten had aangeboden, welk aanbod dankbaar aanvaard was staat aan de haven opgesteld en doet schip en bemanning uit geleide. Het „Wilhelmus" klinkt juist als het schip ter hoogte van de batterij Wierhoofd is gekomen. Daarna gaat van den wal een spontaan hoera op, dat van boord wordt beantwoord. Nog een vroo- lijk stukje muziek en da nis de „Hertog Hendrik"' reeds buiten het havenhoofd. Dte reis naar de West is begonnen. Talloozen volgen het schip nog langs den dijk.... EEN TELEGRAM VAN DjE KONINGIN AAN DlE BEMANNING VAN D|E „HERTOG HENDRIK". De koningin heeft het volgende telegram aan de opvarenden van Hr. M!s. „Hertog Hendrik"! hem liet roepen, daar hij met Claude Grivot iet eerst bij den brand was geweest- Hij way reeds besloten ;m tot nader orde niet te spreu ken van het kleinood, dat hij gevonden had in Veronica's hand. Ook niet van het kluwen garen met het belangrijke papier, t 1 Waarom wilde hij van die dingen tegenover de rechterlijke macht een geheim maken? Hij had daarvoor zijn niet omgegnomde redenen- Ep^keLö uren geleden slechts had Veronica tot heni ge zegd: „Ik heb Martha's vader gevonden, maar ik kan u zijn naam niet) zeggenHet fortuih- van zijn kleindochter is ónder berusting van ,eep. rijken industrieel, wiens naami ik u even-eens ver zwijgen moet- Het kluwen; garen, dat Martha u geven zal, als m ijeenig onheil overkomen mlocht, zal u den man leeren kennen, die dat fortuin; beheert, daar hij 'ti ontvangstbewijs heeft getee- kend." - i Wat al duisternissenl (En, hoe vreeselijk waren niet de sombere voorgevoelens der arme Vero nica bewaarheid geworden - Maar hij, Magloire, had) Veronica gezworen al die dingen geheim te zullen houden, welke betrek king hadden op het kind Zou hij nu niet, al» hij den rechter ging verklaren, wat "hij 'wist, den eed breken, dien hij had gedaan? Kortom, Magloire redeneerde aldus: „Als Vero nica sterft, zal ik zien, wat) mij' te doen staalt) maar nu nog de kan-s bestaat, dat zij blijft] leven, acht ik zwijgen plicht, ook omtrent) dat diing van die horlogeketting - -Had ik den rechter onder vier oogen, ik zpu misschien w,el spre ken van dat versiersel, maar al» daaraan te vepl ruchtbaarheid wordt gegeven, zou; die 'ruchtbaar heid juist een beletsel kunnen worden om den moordenaar uit te vinden-", XXXIII- Groot was de verantwoordelijkheid, die Magloire docr zijn stilzwijgen op zich nam; tpch was het niets anders dan zijn groote genegenheid voor Veronica en voor de kleine Martha, waard|oor ten dieD opzichte zijni heesle gedragslijn geregeld werd. i Toen de oude Simon! heenging ,trad Magere de portiersdoge binnen- - i „Ge zijt oud-soldaat, nietwaar?"* begon Daniël Savanne, op wiens Magloire's eerlijk en goedhartig uiterlijk niet naliet een aangenamen ïhtfruk te, maken „Ja, mijnheer, van 'tf vierde regiment Marine- infanterie, op Toulon gewond... Tegenwoordig straatmuzikant of orgelman, al' naar u mij noe men wilt't Was vrijwel het eenige, waarmede ik kans zag een eerlijk broodje te verdienen, toer; ik mijn rechterarm was| kwijtgeraakt De maire van Saint-Ouen, die om Savanne's stoel was heen geloopen, fluisterde den rechter toe: „De eerlijkste en braafste kerel, die er leeft. H5j' vindt hoe arm ook, altijd de gelegenheid om men- schen, die 't nog armer hebben, ter zijde te staan.'1' „Men behoeft hem maar aan te zien om waf sympathie voor hem te gevoelen," fluisterde Daniël Savanne terug. En daarop overluid tot- Magloire, zeer welwillend: „Jtf waart het eerst in de brandende fabriek, nietwaar, mijn vriend? Vertel mij eens, hoe hef kwam, dat ge u op dat vrij gevorderd uur van den avond nog in 't restaurant van madame Aubin bevondt?" j Magloire verhaalde in korte woorden het een en ander van de uitnoodiging der eigenares van het restaurant, zijn eigen bezoek aan 'Veronica en cte kleine Martha, zijn terugkeer naar 't restau rant in beider gezelschap, het verloop van dien avond en eindelijk al hetgeen Claude Grivot reeds had meegedeeld. De twee verklaringen kwamen natuurlijk vrij wel overeen. i 'V „Om hoe laat," vroeg de rechter weer, hebben Veronica en haar kleindochter met u de por tiersloge verlaen?" „Twintig minuten over lessen, daar madame Aubin ons omj half zeven aan tafel verwachtte." „Kent gij de portierster al geruimen tijd?" „Wel van aanzien, mijnheer, maar bevriend zijn we eerst geraakt op den 28sten December." „Hoe kwam dat zoo?" „Grootmoeder en 't kleine meisje hadden heel veel te lijden en toen betoonde ik za 'wat sym- pathie." „Ja, ja. nu weet ik alles. Mijn ueef, Henri Sa vanne, heeft mij' de geschiedenis verteld, waarop jij nu zoo bescheiden zinspeelt." i „Nu, dat was een heel droevige geschiedenis, mijnheer!Moeder Sollier, heel onverwachts hef kind vindend van hare dochter Germaine en ook de arme Germaine zelve, die slechts oen paar Uren van te voren gestorven was op eèn boven-' kamertje van het; hotel'-garni „En jij," viel de maire van Saint-Ouen hem, in de rede, „jij, Magloire, zoudt er kunnen bijvoegen, als je bescheidenheid je dat niat verbood, dat ge u in die droevige omstandigheden, als altijd, vol edelmoedigheid en vof toewijding hebt betoond." v De brave jongen kreeg een kleuri als bloed en zeide, dat wat hij had kunnen doen, niet van dien aard was om zooveel ophef van te maken. Hij zelf had zich toen het meest verheugd, dat dp kleine Martha in haar grootmoeder zulk een lief derijke verzorgster had gevonden. ,,'t Is, geloof ik, niet bekend," zeide Daniël Sa- vanne, „wie de vader is van de kleine Martha?' „Neen, dat is met bekend." antwoordde de op- gelman zonder de minste aarzeling. „En wie zal zich nu, als de grootmoeder sterft, wat zeer waarschijnlijk is, over het verlaten kind ontfermen?" t „Ik, mijnhecrl" zeide Magloirei vol eenvoud. „Nu, dat is alweer een mooi bewijs van je edel karaktei, mijn vriend. Maar we zijn nog zoo( ver Bij uw vertrek naar Curagao wensch ik com mandant, officieren en bemanning een voorspoe dige reis toe in de overtuiging dat het hooghou den van de eer onze rvlag ten volle aan u is toe vertrouwd. w.g. 'WH-HELMINA. DANKBETUIGING VAN DE koningin-moeder. Aan de Amsterdamsche burgerij. De burgemeester kwijt zich van een hoogst aangenamen plicht, door ter kennis van de bur gerij van Amsterdam te brengen het volgende telegram, dat de burgemeester van de koningin moeder heeft ontvangen. Soestdijk, 13 Juni 1929. „Diep getroffen door de indrukwekkende, waar lijk grootsche hulde, mij dezer dagen door Am sterdams ingezetenen gebracht, voel ik mij gedron gen ,u mijnheer de burgemeester, te verzoeken, daarvoor mijn hartgrondigen dank aan de burgerij der hoofdstad over te brengen. De dagen van 812 Juni, in haar midden doorgebracht, zullen voor mij onvergeetlijk zijn. Met innige dankbaar heid, zal ik steeds de tallooze bewijzen der trou we liefde en gehechtheid van Amsterdams bur gerij herdenken. Mógen alle wenschen, die ik voo rhet welzijn van Amsterdam koester in ver vulling gaan."' niet. De weduwe Sollier kan, zoo zij tot bewustzijn komt, nog wel andere beschikkingen maken, niet waar? Je hebt mij, evenals de meesterknecht Gri vot, gezegd, dat het kind, toen jelui voor de ge sloten poort stond, om hulp riep weet gij soms, of zij iets gezien of gehoord heeft?" „Ik heb 't haar niét gevraagd, mijnheer, maar dat is nog wel te doen. De kleine Martha is op 't oogenblik bij madame Aubin." „Wees dan zoo goed haar morgen hier te bren gen. Hebt gij zelf pok nog iets bij) je verklaring te voegen?" 1 „Ik geloof, dat ik alles heb gezegd, waf ik wist, mijnheer." i „Goed. Blijf evenwel hier, misschien heb ik u straks nog iets te vragen.", Zonder de portiersloge te verlaten trok Magloirp zich terug. De politie-inspecteur, die na de sleutels van de karrepoort te hebben teruggebracht) en zijne be vinding te hebben meegedeeld, zich opnieuw had verwijderd, keerde terug met Let bericht, dat het gebeurde niet -twee, maar drie menschenoffers had geëischt, daar 't nu gebleken was, dat de stalknecht der fabriek in de Vlammen was omgekomen. „Hoe. weet gij dat?" vroeg Daniël Savanne. „Alle werklieden zeggen het, mijnheer." „Ze kunnen zich vergissen, zoodra daartoe de mógelijkheid bestaat, zullen wij.een plaatselijk on derzoek instellen." En na een blik o|p Veronica's klok te hebben geslagen: ,,'t Is nu zes uur,, heeS ren, over anderhalf uur wordt hejt pas dagIk verlaat de fabriek niet, maar de heenen, die elders iets te doen hebben, behoeven mij geen gezelschap te blijven houden. Ik dank mijnheer den maire van Saint-Ouen voor zijn! goede inlichtingen, ik verzoek mijnheer dtrt politie-commissaris zijn pro ces-verbaal op te maken en 't mij hier tegen acht uur te willen bezorgen, doch alvorens heen te gaan zijn politie-agenten ernstig op het hart te drukken de omgeviftg der verbrande fabriek wel'te blijven surveilleerenHet werkvolk, dat nog in de fa briek mocht aanwezig zijn, Berthaut" Berthauf was de politie-inspecteur kan nü wel naar huis gaan." In de portiersloge bevonden zich weldra geen andere personen dan de procureur der Republiek, Daniël Savanne, de chef der veiligheids-politle en dokter Bordet, welke laatste, gedurende het gerechtelijk verhoor, bij het lijk van Richard Vpr- nière zijn visum repertum had opgemaakt. „Hoor eens, dokter," sprak de rechter van in structie, „ik zal zekter een gedeelte, van den dag Lier doorbrengen, zoudt u nu zoo beleefd wil len zijn, om, als u je onvermijdelijke geneer kundige visities hebt gedaan, u weder hier tp mijner beschikking te stellen?" „Tot uw orders, mijnheerl" zeide Bordet en ook hij trok zich terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 3