14 sa
Liefde en Misdaad
De Moord van Saint-Ouen.
Dit den Omtrek
VAN HET WESTEREHONT
BEEN NIEUWS
Sets over den oorworm
Plaatselijk üieuws
OUDKARSPEL.
Dinsdag 17 September a.s. wordt in deze ge
meente weder gelegenheid gegeven tot vaccinatie
en re-vaccinatie. Deze zal plaats hebben in het
gymnastieklokaal van de o.l. school des namiddags
om half vier (n.t.) precies.
OUDKARSPEL.
Gelijk met de subsidieverleening aan onze bloei
ende voetbalvereeniging D.T.S. maakte het gemeen
tebestuur de bepaling, dat het personeel van de O.
L. School gedurende de schooltijden toegang tot
het terrein zou hebben en buiten de schooltijden
na overleg met den voorzitter of een der leden van
het Bestuur der bovengenoemde vereeniging. Het
Gemeentebestuur vroeg dit in verband met bepalin
gen in de Lager onderwijswet in verband met de
lichamelijke opvoeding en oefening der jeugd en
het Bestuur der voetbalvereeniging juichte dit van
harte toe, daar toch oefening der jongeren in het
grootste belang is van hun club: liefde aankweeken
voor het spel, leniging en sterking en oefening
der spieren van hen, die later mede de vereeniging
zullen schragen en de krachten helpen opvoeren
tot grooteren bloei.
Zoo ziet men dan af en toe in de morgenuren de
jongens naar het aan allen bekende terrein trek
ken en al zijn de spelmiddelen nog eenvoudig, er
wordt gespeeld met lust en animo. Binnenkort zal
dit evenwel nog veranderen, want het Personeel
der school vroeg na voorgaand overleg met B. en
W. een bedrag aan voor het aanschaffen van spel
materiaal en een paar eenvoudige toestellen voor
het gymnastiekonderwijs. En wij twijfelen niet of
het Gemeentebestuur van Oudkarspel zal het be
lang van het kind begrijpen en daarmede de wet
uitvoerende, dit bedrag toestaan, zoodat binnen
kort menig Gemeentebestuur uit den omtrek een
voorbeeld zal kunnen nemen aan de groote voor
uitstrevende houding van Ons Gemeentebestuur.
ZUIDSCHARWOUDE.
De heer D. Zeeman ving langs de straat in de
buurt van het café de Geus een egel. Hij heeft 't
diertje een onderdak verschaft en het den volgen
den morgen naar de school te Zuidscharwoude ge
bracht, waar het onderwijzend personeel, ongetwij
feld bekend met het gevleugelde woord van den
grooten opvoedkundige Pestalozzi: „als ge over een
kalf spreekt, breng dan een kalf in school," diens
opvoedkundige denkbeelden inzake het aanschou
welijk onderwijs, in dit geval in toepassing zal
brengen, daar een dergelijke gelegenheid zich
maarzelden voordoet. Egels toch komen hier spo
radisch voor.
ZUIDSCHARWOUDE.
Ons werd namens het R:I.O.B.-comité medegedeeld
dat gedurende de Winkelweek een ballon wedstrijd
organiseerde, dat van heinde en verre de kaartjes
worden ontvangen, die aan de ballonnetjes waren
bevestigd, welke dus op verschillende plaatsen zijn
gedaald. De eerste, die blijkbaar een zeer voorspoe-
digen luchtreis hadden gehad was gedaald (of het
een noodlanding is geweest is ons niet bekend) een
heel eind ten oosten van de Westkust van Fries
land om 6 uur des middags, terwijl hij om 5 uur
te Zuidscharwoude was opgestegen. Een minder ge
lukkige reis had blijkbaar 't ballonnetje gehad dat
reeds te Nieuwe Niedorp den moed liet zakken en
door den heer D. Koomen liefderijk werd opgeno
men. Een derde durfde blijkbaar den tocht over
de Zuiderzee niet aan het hart zonk hem in de
schoenen bij Haukes, haven te Wieringen, waar 't
een onderdak kreeg op het woonschip A. B. 64.
Overigens waagden een 37-tal de reis boven onze
grootste binnenzee, de Zuiderzee, bereikten de kust
niet alleen, doch zweefden verder landwaarts in.
We noteerden adressen te om en bij Leeuwarden,
waar ze waren neergestreken, te Melslaweer, en te
Dokkum, te Garijf en Zwaag-westeinde, te Stavo
ren en Buitenpost-Oosterlittens, Bakhuizen en te
Weidam,, hadden mede de eer, ballonnetjes uit Z.
scharwoude opgelaten, op hun gebied te mogen
zien neerdalen. De meeste staakten den tocht bo
ven Friesland, doch er waren er onder, die, blijk
baar geinspireerd door meer internationale gevoe
lens den groet gingen overbrengen van een groote
schare Langedijkers spes patria naar onze Ooster
buren en zelfs tot Denemarken doordrongen om
kond te doen van de genoegens, die de Zuidschar-
woudsche winkeliers, in vreedzamen kamp met die
van Oudkarpel en Noordscharwoude de jeugd we-
OF-
71.)
Die laatste vraag overwoog Robert terwijl hij
zich in een slapeloos doorgebrachten nacht op zijn
legerstede om en om wentelde.
„Ik ben er!" sprak hij eindelijk. „O'Brien moet mij
niet alleen bevrijden van dat kind, maar ook van
haar grootmoeder en dat doet hij stellig zoo ik de
hem toegezegde som verdubbel en daarvoor heb ik
het geld beschikbaar.
Overigens lachte het leven hem wel toe, nu hij
stond aan het hoofd van een prachtige fabriek, nu
hij achting en eerbied genoot als nooit tevoren en
een werkzaam bestaan leidde, dat hem aanstond.
Als dat schrikbeeld van het schavot maar kon wor
den weggevaagd.
Robert Vernière, die besloten had, zoo suoedig
mogelijk weder den man te gaan opzoeken die hem
tijdens het feest der werklieden had toegefluisterd:
„Ik waak" begaf zich reeds den volgenden dag naar
het hem welbekende huis van de rue de la Victoire
doch tot zijn groote verwondering moest hij aldaar
vernemen, dat de woning geheel was ontruimd en
dat de magnetisuer zich met zijn somnambule zon
der eenig dienstpersoneel naar het buitenland had
begeven. Niemand wist waarheen.
Bij eenig nadenken verontrustte Robert Vernière
zich niet al te zeer. O'Brien was, het sprak van zelf
nog te Parijs. Hij zou zijn plan, om het helderzien
de kind op te lichten, zeker eerstdaags volbrengen
en ten einde de politie het spoor bijster te maken
had hij dat vertrek naar het buitenland slechts
voorgewend.
En zoo was het ook inderdaad. De Iersche-Ameri-
kaan, die heel goed de omstreken van Parijs kende,
en de afgelegen stille hoekjes, waar hij zelf en Eva
Mariani zich omopgemerkt zouden kunnen bewegen
had in het park van Saint-Maur een gemeubileerd
optrekje gehuurd, te midden van een grooten tuin
alles heel goed beantwoordend aan het beoogde
doel, dat hij zich had voorgesteld.
Hoewel hij daar slechts enkele weken dacht te
blijven had hij zonder morren een half jaar huur
vooruitbetaald, zooals te Parijs veelal wordt ge-
eischt
Zoo goed als de beste acteur verstond O'Brien de
kunst we hebben daarvan reeds een klein staal
tje gezien om zich onherkenbaar te maken en
dat niet alleen, wat het voorkomen, maar ook wat
het stemgeluid betrof en daarbij kwam het hem
uitmuntend te stade, dat hij zooveel talen kende,
zoodat hij de landstaal nu eens met een Engelsch,
dan weder met een Duitsch of Italiaansch accent
ten te bezorgen. Een ervan deed zelfs een badplaats
aan, want het poststempel vermeldde Borkum, dat
volgens onze aardrijkskundige kennis een Pruisisch
eiland is, tusschen Ooster- en Wester-Eems, groot
25 vierkante kilometer, dus ongeveer drie vierde
deel van den Heerhugowaardpolder en dat volgens
de (toen) laatste volkstelling precies 2114 inwoners
telde. Het is een drukke badplaats. Nog zagen we
afzenderskaarten uit Byldewyn Boy, uitSmusttune,
uit Allyeng Oure in Denemarken en andere plaat
sen, die in een Aardrijkskundig Woordenboek zeer
precieusement zijn omschreven en straks der com
missie, belast met de beoordeeling der vraag welke
ervan de verste is, wellicht eenig werk en nog meer
hoofdbrekens zullen kosten om met geografische
juistheid de prijswinners zoo conqientieus mogelijk
aan te wijzen. We vernemen dat dit a.s. Woensdag
zal plaats vinden, juist na de Zuidscharwouder
kermis, als wanneer men mag verwachten, dat de
parate aardrijkskundige kennis her meest tot de
verstandelijke beschikking is.
Door het Bestuur der Federatie van Diaconieën
in de Classis Alkmaar is te Alkmaar een vergade
ring gehouden .met vertegenwoordigers der diaco
nieën uit genoemde classis ter bespreking van ont-
werp-plannen met betrekking tot de oprichting
van een tehuis voor oudélieden. Deze plannen zijn
ontworpen door een indertijd benoemde commissie,
bestaande uit de heeren ds. D. Eilerts de Haan, Ds.
F. v. d. Kieboom, R. G. C. Schroder arts, Ds. J.
Rooker, F. W. Roderwijn, D. Saai, architect en het
Bestuur der Federatie. Aan alle kerkeraden of dia
conieën in de classis zijn teekeningen met toelich
ting en begrooting der exploitatie toegezonden. De
stichtingskosten worden geraamd op f250000.
19 Diaconieën waren vertegenwoordigd. De plan
nen werden met instemming begroet en uit de ver
gadering werd warme sympathie en ingenomen
heid met een en ander betuigd. De vergadering was
van oordeel dat er werkelijke behoefte bestaat aan
een centraal op modernen leest geschoeid Oudlie-
dengesticht voor de classis Alkmaar. Zoowel valide
als invalidè personen kunnen in dit tehuis plaat
sing verkrijgen. De maatschappelijke toestanden,
z<s>o oordeelde men zijn de laatste jaren zoo ver
anderd wat betreft de eischen welke men stelt aan
de verzorging van oudelieden, zoomede wat de krin
gen betreft waaruit behoefte bestaat voor oudelie-
denzorg, dat de bestaande diaconale oude Mannen
en Vrouwengestichten langzamerhand uit den tijd
geraken.
Het benoodigd kapitaal moet door een obligatie-
leening verkregen worden. Ook zal de gelegenheid
opengesteld worden opdat particulieren mede aan
deze leening kunnen deelnemen. Men hoopt ten
zeerste van de 52 diaconieën in de classis, op gunsti
ge voorwaarden deze leening te verkrijgen.
Met het bestuur en de commissie was van de ver
gadering van oordeel dat de onderhavige plannen
op energieke wijze moeten worden aangepakt.
Er werden geen bindened besluiten genomen,
doch in de eerstvolgende vergadering stelt men
zich voor de statuten te behandelen en een vereeni
ging van diaconieën op te richten waarop de Ko
ninklijke goedkeuring gevraagd zal worden. Het
ligt in de bedoeling ook particulieren in de gele
genheid te stellen als contribuant of donateur van
de nieuw op te richten vereeniging toe te treden.
De vorige week gaf men mij een boek ter lezing
met bovenstaanden titel, met het verzoek er een re
censie van te geven.
Allereerst de opmerking, dat naar mijn meening
een recensie voor het publiek niet zoo heel veel
waarde heeft, het trekt er zich weinig of niets van
aan. Bewijs? Het boek is afgekamd door het Frie-
sche Dagblad, alsmede door het Gereformeerd Jon-
veelbesproken, heftig bestreden, sterk geprezen
werk werd besproken. Er waren acht personen, die
allen, ondanks de recensies van de reeds genoemde
bladen, het boek hadden gelezen.
Zoo veel geeft men om boekbeoordeelingen. J.l.
Dinstdag zat ik in den trein van Enkhuizen naar
Hoorn. Een Duitscher zat met groote aandacht te
lezen. Ik las de titel: „lm Westen nicht Neues."
Het boek is reeds in tal van talen overgezet en
is reeds bekroond met den Nobelprijs, naar men
zegt. Ook in onze Christelijke kringen wordt er naar
gegrepen. Het is dus wel de "moeite waard er heel
in het kort en zeer voorzichtig iets van te zeggen.
De schrijver teekent in het boek op zeer realis
tische wijze de verschrikkingen van den oorlog
aan het Westerfront, beschrijft de indrukken, ge-
j waarwordingen van de soldaten in de vuurlinie,
blootgesteld als ze waren aan honger, dorst, gas
aanvallen, trommelvuur. Hij laat den lezer zien en
meevoelen al het ontzettende, voor zoover dat mo
gelijk is, van een handgemeen. Van een vechten
om een granaattrechter, hij beschrijft het ontzet
tend gebeuren van het doodsteken van een Fransch
man door een Duitscher, hoe de eerste doodelijk
getroffen wordt, sterft. De dader spreekt met den
doode. Aangrijpend, afgrijzen vervult u, als ge het
leest.
In het boek, met groot talent neergeschreven,
komen zeer belangwekkende passages voor. Ik
noem slechts de houding der géwonden in een
R. K. ziekenhuis. Soms worden ook geestige trek
ken in het boek aangetroffen, o.a. van den leeraar
die soldaat moest worden en onder commando te
staan komt van een zijner leerlingen.
Het verlies aanmoreeie waarden wordt in enkele
trekken op meesterlijke wijze weergegeven. Waar
schijnlijk zullen de meesten op dit punt het boek
veroordeelen, toch geloof ik niet, dat hier de schrij
ver te laken is. Veeleer is hij in die teekening ui
terst sober, de grofste uitspattingen zijn in het ge
heel niet gereleveerd. De schrijver heeft stellig be
doeld, de onzedelijke toestanden en de immoraliteit
dé schaamteloosheid voor te stellen als oorlogsge
volgen. Men behoeft er niet aan te twijfelen, of de
schrijver is in de weregave dezer weerzinwekken
de toestanden waar geweest.
Hier ligt tevens al in opgesloten, dat het boek
alleen voor volwassenen is geschreven. Men late
het niet op tafel of in een open kast liggen. Het is
geen boek voor kinderen. Of echter het absoluut
afwijzend oordeel van de in den aanhef genoemde
bladen kan worden onderschreven?
Als reeds opgemerkt, ik maakte een vriendschap
pelijke samenspreking mee over dit boek. 'k Ver
keer in de gunstige conditie mijn voordeel te kun
nen doen met het oordeel van anderen. Welnu, de
schrijver Remarque uit in zijn boek een consientie-
kreet. Na tien jaren roept hij de reeds bijna ver
geten gruwelen de ingedommelde wereld toe: Dat
ontzettende is tien jaren geleden geschied. Toen
verbleekten de lijken op de slagvelden, in flarden
werden de menschen gescheurd, tienduizenden lie
ten hun leven, na inademing van gifgassen. Een
schok ging weer door die wereld, zijn boek is een
daad. Het wordt gelezen en laat het gelezen
worden.
Een godsdienstig boek is het niet. Remarque
stelt in zijn boek met hooge literaire waarde (voor
al in het Duitsch) het probleem van den oorlog.
Op de samenkomst voornoemd was er een die op
merkte: „Het boek heeft me tot nadenken ge
bracht. Ik heb mij afgevraagd, doen wij christen-
menschen wat we kunnen en moeten, om de gruwe
lijkste gevolgen van twist, de oorlogen te voorko
men? Zoo gezien is het boek nuttig, mits men met
onderscheiding leest. Een andere vraag is, of de
schrijver in zijn probleemstelling gerekend heeft
met wat Bilderdijk eens noemde:
„Op den bodem aller vragen,
Ligt des werelds zonde schuld."
Dat is het gemis in het boek. De groote zonde
oorzaak is verzwegen, inet gezien, het zondegevolg
op de meest schrille, echter niet overdreven manier
Volgens die bladen is het een anti-militairistisch
boek, dat geen fatsoenlijke vrouw leest, in geen
huiskamer thuishoort, kortom het boek deugt niet.
Deze week was ik in een vriendenkring waarin dit
wist uit te spreken.
Hij wist het verder zoo te schikken, dat hij de
blinde en het kleinkind, telkens ergens anders, en
telkens onder een andere vermomming te zien
kreeg. Hij wachtte maar de gunstige gelegnheid af
om zijn slag te slaan.
Op zekeren morgen toen hij juist van plan was
een biljet te nemen naar Saint-Ouen zag hij, tot
zijn niet geringe bevreemding madameSollier en
Martha, die uit Parijs gekome nwaren en het orgel
voor zich uit duwden.
Natuurlijk volgde hij het tweetal instede van naar
Saint-Ouen te gaan. Hij was nu weer een botani
cus die met zijn vergrootglas heel gewoon planten
beschouwde, terwijl het tweetal voor deze of geene
buitenplaats halt hield.
Midden op den straatweg hield het tweetal op,
niet om muziek te maken of te zingen maar om het
wagentje, waarop Magloire's orgel stond te laten
wenden.
Ze brachten het orgel onder dak en gingen zelf
door de achterdeur naar binnen terwijl de bota
nicus van de voordeur gebruik maakte.
„Wel zoo," sprak de juffrouw die achter het buf
fet stond tot ons tweetal, is het vandaag weer
uw tocht langs de Marne.?"
„Ja zeker" antwoordde Martha, die nu precies
hetzelfde deed, dat zij vroeger met Magloire had
gedaan, „altijd des Zaterdags."
„Blijf jullie hier vannacht logeeren?" vroeg de
buffetjuffrouw weer.
„Neen, we hebben gisteren te Vincennes over
nacht, vannacht slapen wij weer te Saint-Ouen.
We komen hier maar alleen het twaalfuurtje ge
bruiken."
Het was heel stil in de gelagkamer van die dorps
herberg. In den eenen hoek zat ons tweetal te ont
bijten en in den anderen hoek zat de botanicus,
die het een en nadre gebruikte.
De kleine Martha zag wel naar hem om maar het
was een bepaalde onmogelijkheid in hem den mag
netiseur van de rue de la Victoire te herkennen.
Zij hielp haar grootmoeder op een voorbeeldige
wijze.
„Wat een kind," dacht O'Brien „wat een intelli
gentie." Hij schraapte zich een paar maal de keel
en vroeg toen met een bijzonder Engelsch accent,
invallende op het pesprek dat aan het andere ta
feltje werd gevoerd: „Heb ik goed gehoord mijn
lief kind, woont u te Saint-Ouen? En komt u dan
zoover met uw orgel om het dagelij ksch brood te
verdienen?" T
Het was Veronica, die het antwoord gaf. „Ja, ja,
we dienen wel ver van huis te gaan, mijnheer. De
menschen zijn overal heel goed en vrijgevig voor
ons, maar wij moeten van onzen kant ook zorgen
dat wij het hun niet te lastig maken en dat altijd
onze komst met blijdschap wordt begroet. We gaan
daarom nu eens deze, dan weder geene richting
uit Wij komen nu niet rechtstreeks van Saint-
Ouen. Eens in de week maken wij onze groote tour
nee over Vincennes en komen dan per spoortrein
hif,Eens in de week" herhaalde O'Brien. „Het is van
yoor den vrede, dat begeerlijk goed voor huis
gezin, burgerlijke en kerkelijke, "zoowel als Staats-
en Statengemeenschap dient gewerkt te worden,
offers te worden gebracht. Als Remarque's boek
daartoe kan medewerken, heeft de schrijver een
goed werk gedaan.
Doen wij. wat we moeten doen?
Remarque's boek dwingt tot nadenken.
Het oorlogsprobleem is aan de orde gesteld, ook
voor ons.
Dat is ongetwijfeld een groote verdienste. Har
de waarheden kan men het allerminst verdragen.
Prof. Bavinch heeft in zijn boekje over de „Wel-
sprekendheid het voorbeeld aangehaald van Mul-
tatuli's werk „Max Havelaar". Dat boek is ook ver-
guisd, overdreven genoemd, ontsproten (naar men
zei) aan het brein van een niet ten volle toereken
bare. Goed zegt Bavinch de kreet van Mul-
tatuli: „De Javaan wordt uitgezogen, er gebeurt
daag Zaterdag. Dus altijd Zaterdags niet waar? En
als u te Saint-Maur overnacht, doet u dit dan altijd
in deze herberg?"
„Ja, het is hier stil, netjes en goedkoop, drie din
gen die ons lijken.
De Iersche-Amerikaan liet het plas cognac waar
aan hij de lippen had gezet en dat hij afschuwelijk
bocht vond, staan, haalde uit zijn beurs een glin
sterend stuk goudgeld hield dat tusschen duim en
vinger en bracht het aan de kleine Martha wel zorg
dragend dat het kind er zich niet terstond van be
machtigen kon.
De kleine vestigde, toen O'Brien vlak bij haar
stond, hare oogen op het goudstuk en daarbij ging
haar, zeer merkbaar voor den magnetiseur, een
eigenaardige huivering door de leden. Er kwam een
glimlach om zijn mond. De genomen proef voldeed
hem uitstekend. Het kind bleek weder vatbaar voor
suggestie te zijn.
„Dat is voor grootmoeder" sprak O'Brien „en tel
kens als ik jullie weer ontmoet op mijn pad geef ik
jou dit." Zo osprekend legde hij twee louis d'or in
de kinderhand en verdween uit de herberg.
Maar van al die bijzonderheden was Robert Ver
nière niets bekend. Na zijn vruchtelooze tocht naar
de rue de la Victoire ging hij zijn vriend, zijn me
deplichtige, Glaude Grivot raadplegen om dezen te
zeggen van welken kant het gevaar dreigde. Grivot
vond dat het nog van veel grooter belang was de
grootmoeder te doen verdwijnen voordat men een
poging had gedaan haar het gezicht weer te geven
dan het kleinkind, in welks helderziendheid hij.
Claude Grivot, voor zijn persoon al ezer weinig
gevaar zag. Maar hij oordeelde het goed, dat bei
den verdwenen en hij wilde gaarne zijn aandeel
betalen in de som, die O'Brien, als het doel bereikt
was, moest worden ter hand gesteld.
Gelijk wij weten was Daniel Savanne va nhet feest
te Saint-Ouen tijdig huiswaarts gekeerd. Hij vond
op zijn bureau een vrij lijvig pakket, hem toege
zonden, blijkens het each te, door het departement
van marine.
„Nu zal ik tenminste iets naders vernemen om
trent dien armen Gabriel" dacht hij. ,en opende 't
pakket. Hij vond daarin een eigenhandig door den
minister geschreven brief waarin deze hem zijn
leedwezen betuigde met het geleden verlies en ver
volgens hem kennis gaf, dat hij hierbij voegde een
een uitvoerig verslag van den geneesheer, die den
kapitein-luitenant gedurende zijn laatste ziekte be
handeld had, benevens een gecacheteerd pakket,
dat men had gevonden in den boedel van den over
ledene en waarop alleen met Gabriels hand ge
schreven stond:
„Voor mijn broer en mijn zoon. Na mijn dood te
openen.'
Dat laatste pakket liet Daniel Savanne rusten,
tot Henri zou zijn thuis gekomen. Lang behoefde
daarop gelijk we weten, hij niet te wachten. Defa-
milie Vernière en ook Henri Savanne verlieten vrij
spoedig na hem het hotel van madame Aubin.
Thuis gekomen kreeg Henri reeds dadelijk het
gruwelijk onrecht in Indië" weerklonk en vond ook
weerklank.
Zoo zie ik nu ook (dank zij het meegevoelen van
anderen) Remarque's boek: „Van het Westerfront
geen nieuws.' a. T.
Land- en Tuinbouw
Dit insect is wel algemeen bekend, maar be
halve, dat het zikch soms in vrij grooten getale
in dahliablboemen bevindt, en dat het zich te
goed doet aan rijpe perziken, pruimen en peren*
weet men er in het algemeen niet veel van af.,
Toch zijn er gevallen bekend, waarin de oorwor
men in groot aantal optreden en dan ook een
een niet onaanzienlijke schade veroorzaken. Somsi
komt zoo'n oorwormplaag voor zelfs in huizen
en op waranda's. Daar het diertje algemeen be
kend is, is het overbodig er eene beschrijving
van te geven. Echter is niet algemeen bekend,
dat het ook vier vleugels heeft, waarvan twee
vliezige netjes onder de voorste twee liggen op
gevouwen. Toch is nog nooit waargenomen, dat
een oorworm van die vliegorganen gebruik maak
te. Het wijfje legt 50 tot 60 eitjes op een hoopje
in den grond onder aardkluiten of steenen en
bewaakt ze angstvallig. Dreigt er gevaar, dan,
brengt zij ze zélf naar een andere plaats. Zijn
de jongen uitgekomen, dan verzorgt de moeder
ze. Z,e yhoedt,' ze, zooals te kuikens door eeai;
kloek gedaan worden. Dreigt er gevaar, dan
vluchten ze onder de moeder. Wanneer de jonge
oorworm viermaal verveld is, is ze volwassen.
Soms komt men wel eens witte oorwormen te
gen. Dat zijn jonge, pas vervelde exemplaren.
xDe oorworm houdt van gezelligheid. Zelden
zal men dan ook een enkele aantreffen. Het.
is ook een nachtdiertje, dat 'savonds te voor-:
schij ïükomt en overdag zich schuil houdt op
een donkere plaats, niet te droog, bijv. onder
aardkluiten en steenen, in muurspleten, in bloe
men, in vruchten, waarin ze zich een holte gevre
ten hebben. Het voedsel bestaat hooftzakelijk
uit doode plantendeelen en algen, die bijv. het
het groenworden van den grond in bloempotten
veroorzaken. Maar ook levende plantendeelen
spaart hij niet, meeldraden uit bloemen, de knop
pen van chrysanten en dahlia's. Ook snoept hij
van honing, wanneer hij de gelegenheid krijgt. De
Duitscher Frank, vermeldt, dat de oorworm ook
schadelijk zou zij nvoor de aardappels. In 1883
waren ze zoo talrijk op Helgoland, dat ze de aard
appels geheel kaal vraten en dat in de planten
kassen de bodem zwart zag van de daarop koi-
oclende oorwormen. Ook in 1923 heeft men in
Euitsehland in de omgeving van Kreuznach en
Bingen de schade door de oorworm aae aardappels
toegebracht, ondervonden. Ze begonnen met in
de blaadjes kleine, ronde gaatjes te vreten. Wel
dra zag men groótere en meer onregelmatige
gaten. Ze werden steeds grooter en soms wer
den zelfs de zijnerven opgevreten. Eindelijk wa
ren de bladeren geheel gescelectoerd. 't Geraamte
raamte van het blad was alleen nog over. Ovzer
dag yraren de onwelkome gasten niet te zien,
maar krabde men onder de stoelen den grond
wat weg, dan zag men de „gaffeltangen", zoo.
als ze in den Achterhoek van Gelderland eigen
aardig de oorwormen noemen, ee ngoed heen
komen zoeken. 'sNachts en 'sAvonds waren zo
met hun schadelijk werk bezig.
En nu de bestrijding. Wie er last van heeft,
legge proppen houtwol, bundeltjes stroo, hooi,
mos, holle vlierstokken, bamboestokken en der
gelijke tusschen de planten, of hange die tusschen,
de takken* der leiboomen van perziken, peren of:
pruiwen. Alle voorwerpen, waarin de oorwormen
zich overdag verschuilen kunnen dienen. Be
vatten ze. inderdaad overdag de diertjes, dan ver
brandt men ze.
verzoek van zijn oom,, of hij even op diens bureua
wilde komen.
Daniel Savanne deelde zijn neef mede, wat hij te
weten was gekomen uit het geneeskundig rapport,
dat zijn vader blijkbaar het einde had voelen nade
ren en aan eenhartziekte moest bezweken zijn.
De droefenis van Gabriels zoon nam nog toe,
toen hij vernomen had, dat hij zelfs nooit de troost
uaa juioou uaui qum paq opoop oa siapcA
sufiz do ueiojqos aq ua uappiq aq uba uaqqaq noz
„zeemansgraf" gevonden.
Daniel en Henri waren al even ongeduldig om
den inhoud te leeren kennen van het door den ma
rine-officier zelf toegelakte en van zegel voorziene
pakket. Bovenop lagen twee brieven, een voor Ga
briels broeder, de ander voor zijn zoon. De eerste
bleek van dezen inhoud te zijn:
„Mijn waarde Daniel, wat ook de dokter zeggen
moge, ik voel, ik weet het, dat mijn einde nadert,
en dat ik u, mijn lieve jongen en mijn dierbaar
land nooit meer zal terugzien. Mijn voorgevoel had
mij niet misleid. Ik bezwijk aan een hartkwaal en
heb niet den dood eens krijgsmans, wat mij liever
ware geweest.
Je hebt mijn zoon Henri opgevoed, Daniel, alsof
het een eigen zoon van u ware geweest, beter mis
schien, dan ik het zelf zou hebben gedaan daardoor
blijf ik u erkentelijk tot mijn laatste oogenbblik.
Vergeef mij, broeder, die nooit voor mij geheimen
hebt gehad, dat ik zelf een groot geheim bezat voor
u, dat ik u zelf met den dood voor oogen niet durf
openbaren. Ik ben zoo bang uw achting te zullen
verliezen, zelfs als ik zal hebben opgehouden te
bestaan.
Zoo gij langs anderen weg het geheim mocht lee
ren kennen, beoordeel mij dan niet tehard en ver
leen mij uw vergiffenis zooals anderen voor u dat
reeds hebben gedaan. Ziedaar de laatste bede van
uw stervenden broeder.
Je zult bij de hier ingesloten papieren ook mijn
kruis vinden van het Legioen van Eer, bewaar dat
voor Henri, mijn zoon. Geef het hem op den dag,
waarop hij door eigen verdienste van het Gouver
nement het recht zal hebben verkregen om het te
dragen.
Ik laat voor Henri een ooi fortuin na, meer dan
een millioen, onder berusting van mijn notaris,
dien ge kent en die zooals je weet, steeds mijn
vriend is geweest.
Ik weet dat Henri Aline Vernière liefheeft en ik
hoop, dat zij hem van haar kant eveneens bemint
ik zegen beider liefde.
In de hierbij gevoegde stukken zult ge ook een
brief vinden voor mijn vriend Richard Vernière die
ik ben er zeker van aan de verbintenis van Henri
met Aline zijn volle goedkeuring zal hechten.
Druk mijn zoon de hand, kus Aline en Mathilde
voor mij ik omhels u allen in gedachten.
De zee zal mijn lichaam ontvangenDenk
soms aan mij.. Vaarwel mijn goed broer, vaarwel..
Gabriel Savanne."
(Wordt vervolgd.)