14 sa Liefde en Misdaad De Moord van Saint-Ouen. Dit den Omtrek VAN HET WESTEREHONT BEEN NIEUWS Sets over den oorworm Plaatselijk üieuws OUDKARSPEL. Dinsdag 17 September a.s. wordt in deze ge meente weder gelegenheid gegeven tot vaccinatie en re-vaccinatie. Deze zal plaats hebben in het gymnastieklokaal van de o.l. school des namiddags om half vier (n.t.) precies. OUDKARSPEL. Gelijk met de subsidieverleening aan onze bloei ende voetbalvereeniging D.T.S. maakte het gemeen tebestuur de bepaling, dat het personeel van de O. L. School gedurende de schooltijden toegang tot het terrein zou hebben en buiten de schooltijden na overleg met den voorzitter of een der leden van het Bestuur der bovengenoemde vereeniging. Het Gemeentebestuur vroeg dit in verband met bepalin gen in de Lager onderwijswet in verband met de lichamelijke opvoeding en oefening der jeugd en het Bestuur der voetbalvereeniging juichte dit van harte toe, daar toch oefening der jongeren in het grootste belang is van hun club: liefde aankweeken voor het spel, leniging en sterking en oefening der spieren van hen, die later mede de vereeniging zullen schragen en de krachten helpen opvoeren tot grooteren bloei. Zoo ziet men dan af en toe in de morgenuren de jongens naar het aan allen bekende terrein trek ken en al zijn de spelmiddelen nog eenvoudig, er wordt gespeeld met lust en animo. Binnenkort zal dit evenwel nog veranderen, want het Personeel der school vroeg na voorgaand overleg met B. en W. een bedrag aan voor het aanschaffen van spel materiaal en een paar eenvoudige toestellen voor het gymnastiekonderwijs. En wij twijfelen niet of het Gemeentebestuur van Oudkarspel zal het be lang van het kind begrijpen en daarmede de wet uitvoerende, dit bedrag toestaan, zoodat binnen kort menig Gemeentebestuur uit den omtrek een voorbeeld zal kunnen nemen aan de groote voor uitstrevende houding van Ons Gemeentebestuur. ZUIDSCHARWOUDE. De heer D. Zeeman ving langs de straat in de buurt van het café de Geus een egel. Hij heeft 't diertje een onderdak verschaft en het den volgen den morgen naar de school te Zuidscharwoude ge bracht, waar het onderwijzend personeel, ongetwij feld bekend met het gevleugelde woord van den grooten opvoedkundige Pestalozzi: „als ge over een kalf spreekt, breng dan een kalf in school," diens opvoedkundige denkbeelden inzake het aanschou welijk onderwijs, in dit geval in toepassing zal brengen, daar een dergelijke gelegenheid zich maarzelden voordoet. Egels toch komen hier spo radisch voor. ZUIDSCHARWOUDE. Ons werd namens het R:I.O.B.-comité medegedeeld dat gedurende de Winkelweek een ballon wedstrijd organiseerde, dat van heinde en verre de kaartjes worden ontvangen, die aan de ballonnetjes waren bevestigd, welke dus op verschillende plaatsen zijn gedaald. De eerste, die blijkbaar een zeer voorspoe- digen luchtreis hadden gehad was gedaald (of het een noodlanding is geweest is ons niet bekend) een heel eind ten oosten van de Westkust van Fries land om 6 uur des middags, terwijl hij om 5 uur te Zuidscharwoude was opgestegen. Een minder ge lukkige reis had blijkbaar 't ballonnetje gehad dat reeds te Nieuwe Niedorp den moed liet zakken en door den heer D. Koomen liefderijk werd opgeno men. Een derde durfde blijkbaar den tocht over de Zuiderzee niet aan het hart zonk hem in de schoenen bij Haukes, haven te Wieringen, waar 't een onderdak kreeg op het woonschip A. B. 64. Overigens waagden een 37-tal de reis boven onze grootste binnenzee, de Zuiderzee, bereikten de kust niet alleen, doch zweefden verder landwaarts in. We noteerden adressen te om en bij Leeuwarden, waar ze waren neergestreken, te Melslaweer, en te Dokkum, te Garijf en Zwaag-westeinde, te Stavo ren en Buitenpost-Oosterlittens, Bakhuizen en te Weidam,, hadden mede de eer, ballonnetjes uit Z. scharwoude opgelaten, op hun gebied te mogen zien neerdalen. De meeste staakten den tocht bo ven Friesland, doch er waren er onder, die, blijk baar geinspireerd door meer internationale gevoe lens den groet gingen overbrengen van een groote schare Langedijkers spes patria naar onze Ooster buren en zelfs tot Denemarken doordrongen om kond te doen van de genoegens, die de Zuidschar- woudsche winkeliers, in vreedzamen kamp met die van Oudkarpel en Noordscharwoude de jeugd we- OF- 71.) Die laatste vraag overwoog Robert terwijl hij zich in een slapeloos doorgebrachten nacht op zijn legerstede om en om wentelde. „Ik ben er!" sprak hij eindelijk. „O'Brien moet mij niet alleen bevrijden van dat kind, maar ook van haar grootmoeder en dat doet hij stellig zoo ik de hem toegezegde som verdubbel en daarvoor heb ik het geld beschikbaar. Overigens lachte het leven hem wel toe, nu hij stond aan het hoofd van een prachtige fabriek, nu hij achting en eerbied genoot als nooit tevoren en een werkzaam bestaan leidde, dat hem aanstond. Als dat schrikbeeld van het schavot maar kon wor den weggevaagd. Robert Vernière, die besloten had, zoo suoedig mogelijk weder den man te gaan opzoeken die hem tijdens het feest der werklieden had toegefluisterd: „Ik waak" begaf zich reeds den volgenden dag naar het hem welbekende huis van de rue de la Victoire doch tot zijn groote verwondering moest hij aldaar vernemen, dat de woning geheel was ontruimd en dat de magnetisuer zich met zijn somnambule zon der eenig dienstpersoneel naar het buitenland had begeven. Niemand wist waarheen. Bij eenig nadenken verontrustte Robert Vernière zich niet al te zeer. O'Brien was, het sprak van zelf nog te Parijs. Hij zou zijn plan, om het helderzien de kind op te lichten, zeker eerstdaags volbrengen en ten einde de politie het spoor bijster te maken had hij dat vertrek naar het buitenland slechts voorgewend. En zoo was het ook inderdaad. De Iersche-Ameri- kaan, die heel goed de omstreken van Parijs kende, en de afgelegen stille hoekjes, waar hij zelf en Eva Mariani zich omopgemerkt zouden kunnen bewegen had in het park van Saint-Maur een gemeubileerd optrekje gehuurd, te midden van een grooten tuin alles heel goed beantwoordend aan het beoogde doel, dat hij zich had voorgesteld. Hoewel hij daar slechts enkele weken dacht te blijven had hij zonder morren een half jaar huur vooruitbetaald, zooals te Parijs veelal wordt ge- eischt Zoo goed als de beste acteur verstond O'Brien de kunst we hebben daarvan reeds een klein staal tje gezien om zich onherkenbaar te maken en dat niet alleen, wat het voorkomen, maar ook wat het stemgeluid betrof en daarbij kwam het hem uitmuntend te stade, dat hij zooveel talen kende, zoodat hij de landstaal nu eens met een Engelsch, dan weder met een Duitsch of Italiaansch accent ten te bezorgen. Een ervan deed zelfs een badplaats aan, want het poststempel vermeldde Borkum, dat volgens onze aardrijkskundige kennis een Pruisisch eiland is, tusschen Ooster- en Wester-Eems, groot 25 vierkante kilometer, dus ongeveer drie vierde deel van den Heerhugowaardpolder en dat volgens de (toen) laatste volkstelling precies 2114 inwoners telde. Het is een drukke badplaats. Nog zagen we afzenderskaarten uit Byldewyn Boy, uitSmusttune, uit Allyeng Oure in Denemarken en andere plaat sen, die in een Aardrijkskundig Woordenboek zeer precieusement zijn omschreven en straks der com missie, belast met de beoordeeling der vraag welke ervan de verste is, wellicht eenig werk en nog meer hoofdbrekens zullen kosten om met geografische juistheid de prijswinners zoo conqientieus mogelijk aan te wijzen. We vernemen dat dit a.s. Woensdag zal plaats vinden, juist na de Zuidscharwouder kermis, als wanneer men mag verwachten, dat de parate aardrijkskundige kennis her meest tot de verstandelijke beschikking is. Door het Bestuur der Federatie van Diaconieën in de Classis Alkmaar is te Alkmaar een vergade ring gehouden .met vertegenwoordigers der diaco nieën uit genoemde classis ter bespreking van ont- werp-plannen met betrekking tot de oprichting van een tehuis voor oudélieden. Deze plannen zijn ontworpen door een indertijd benoemde commissie, bestaande uit de heeren ds. D. Eilerts de Haan, Ds. F. v. d. Kieboom, R. G. C. Schroder arts, Ds. J. Rooker, F. W. Roderwijn, D. Saai, architect en het Bestuur der Federatie. Aan alle kerkeraden of dia conieën in de classis zijn teekeningen met toelich ting en begrooting der exploitatie toegezonden. De stichtingskosten worden geraamd op f250000. 19 Diaconieën waren vertegenwoordigd. De plan nen werden met instemming begroet en uit de ver gadering werd warme sympathie en ingenomen heid met een en ander betuigd. De vergadering was van oordeel dat er werkelijke behoefte bestaat aan een centraal op modernen leest geschoeid Oudlie- dengesticht voor de classis Alkmaar. Zoowel valide als invalidè personen kunnen in dit tehuis plaat sing verkrijgen. De maatschappelijke toestanden, z<s>o oordeelde men zijn de laatste jaren zoo ver anderd wat betreft de eischen welke men stelt aan de verzorging van oudelieden, zoomede wat de krin gen betreft waaruit behoefte bestaat voor oudelie- denzorg, dat de bestaande diaconale oude Mannen en Vrouwengestichten langzamerhand uit den tijd geraken. Het benoodigd kapitaal moet door een obligatie- leening verkregen worden. Ook zal de gelegenheid opengesteld worden opdat particulieren mede aan deze leening kunnen deelnemen. Men hoopt ten zeerste van de 52 diaconieën in de classis, op gunsti ge voorwaarden deze leening te verkrijgen. Met het bestuur en de commissie was van de ver gadering van oordeel dat de onderhavige plannen op energieke wijze moeten worden aangepakt. Er werden geen bindened besluiten genomen, doch in de eerstvolgende vergadering stelt men zich voor de statuten te behandelen en een vereeni ging van diaconieën op te richten waarop de Ko ninklijke goedkeuring gevraagd zal worden. Het ligt in de bedoeling ook particulieren in de gele genheid te stellen als contribuant of donateur van de nieuw op te richten vereeniging toe te treden. De vorige week gaf men mij een boek ter lezing met bovenstaanden titel, met het verzoek er een re censie van te geven. Allereerst de opmerking, dat naar mijn meening een recensie voor het publiek niet zoo heel veel waarde heeft, het trekt er zich weinig of niets van aan. Bewijs? Het boek is afgekamd door het Frie- sche Dagblad, alsmede door het Gereformeerd Jon- veelbesproken, heftig bestreden, sterk geprezen werk werd besproken. Er waren acht personen, die allen, ondanks de recensies van de reeds genoemde bladen, het boek hadden gelezen. Zoo veel geeft men om boekbeoordeelingen. J.l. Dinstdag zat ik in den trein van Enkhuizen naar Hoorn. Een Duitscher zat met groote aandacht te lezen. Ik las de titel: „lm Westen nicht Neues." Het boek is reeds in tal van talen overgezet en is reeds bekroond met den Nobelprijs, naar men zegt. Ook in onze Christelijke kringen wordt er naar gegrepen. Het is dus wel de "moeite waard er heel in het kort en zeer voorzichtig iets van te zeggen. De schrijver teekent in het boek op zeer realis tische wijze de verschrikkingen van den oorlog aan het Westerfront, beschrijft de indrukken, ge- j waarwordingen van de soldaten in de vuurlinie, blootgesteld als ze waren aan honger, dorst, gas aanvallen, trommelvuur. Hij laat den lezer zien en meevoelen al het ontzettende, voor zoover dat mo gelijk is, van een handgemeen. Van een vechten om een granaattrechter, hij beschrijft het ontzet tend gebeuren van het doodsteken van een Fransch man door een Duitscher, hoe de eerste doodelijk getroffen wordt, sterft. De dader spreekt met den doode. Aangrijpend, afgrijzen vervult u, als ge het leest. In het boek, met groot talent neergeschreven, komen zeer belangwekkende passages voor. Ik noem slechts de houding der géwonden in een R. K. ziekenhuis. Soms worden ook geestige trek ken in het boek aangetroffen, o.a. van den leeraar die soldaat moest worden en onder commando te staan komt van een zijner leerlingen. Het verlies aanmoreeie waarden wordt in enkele trekken op meesterlijke wijze weergegeven. Waar schijnlijk zullen de meesten op dit punt het boek veroordeelen, toch geloof ik niet, dat hier de schrij ver te laken is. Veeleer is hij in die teekening ui terst sober, de grofste uitspattingen zijn in het ge heel niet gereleveerd. De schrijver heeft stellig be doeld, de onzedelijke toestanden en de immoraliteit dé schaamteloosheid voor te stellen als oorlogsge volgen. Men behoeft er niet aan te twijfelen, of de schrijver is in de weregave dezer weerzinwekken de toestanden waar geweest. Hier ligt tevens al in opgesloten, dat het boek alleen voor volwassenen is geschreven. Men late het niet op tafel of in een open kast liggen. Het is geen boek voor kinderen. Of echter het absoluut afwijzend oordeel van de in den aanhef genoemde bladen kan worden onderschreven? Als reeds opgemerkt, ik maakte een vriendschap pelijke samenspreking mee over dit boek. 'k Ver keer in de gunstige conditie mijn voordeel te kun nen doen met het oordeel van anderen. Welnu, de schrijver Remarque uit in zijn boek een consientie- kreet. Na tien jaren roept hij de reeds bijna ver geten gruwelen de ingedommelde wereld toe: Dat ontzettende is tien jaren geleden geschied. Toen verbleekten de lijken op de slagvelden, in flarden werden de menschen gescheurd, tienduizenden lie ten hun leven, na inademing van gifgassen. Een schok ging weer door die wereld, zijn boek is een daad. Het wordt gelezen en laat het gelezen worden. Een godsdienstig boek is het niet. Remarque stelt in zijn boek met hooge literaire waarde (voor al in het Duitsch) het probleem van den oorlog. Op de samenkomst voornoemd was er een die op merkte: „Het boek heeft me tot nadenken ge bracht. Ik heb mij afgevraagd, doen wij christen- menschen wat we kunnen en moeten, om de gruwe lijkste gevolgen van twist, de oorlogen te voorko men? Zoo gezien is het boek nuttig, mits men met onderscheiding leest. Een andere vraag is, of de schrijver in zijn probleemstelling gerekend heeft met wat Bilderdijk eens noemde: „Op den bodem aller vragen, Ligt des werelds zonde schuld." Dat is het gemis in het boek. De groote zonde oorzaak is verzwegen, inet gezien, het zondegevolg op de meest schrille, echter niet overdreven manier Volgens die bladen is het een anti-militairistisch boek, dat geen fatsoenlijke vrouw leest, in geen huiskamer thuishoort, kortom het boek deugt niet. Deze week was ik in een vriendenkring waarin dit wist uit te spreken. Hij wist het verder zoo te schikken, dat hij de blinde en het kleinkind, telkens ergens anders, en telkens onder een andere vermomming te zien kreeg. Hij wachtte maar de gunstige gelegnheid af om zijn slag te slaan. Op zekeren morgen toen hij juist van plan was een biljet te nemen naar Saint-Ouen zag hij, tot zijn niet geringe bevreemding madameSollier en Martha, die uit Parijs gekome nwaren en het orgel voor zich uit duwden. Natuurlijk volgde hij het tweetal instede van naar Saint-Ouen te gaan. Hij was nu weer een botani cus die met zijn vergrootglas heel gewoon planten beschouwde, terwijl het tweetal voor deze of geene buitenplaats halt hield. Midden op den straatweg hield het tweetal op, niet om muziek te maken of te zingen maar om het wagentje, waarop Magloire's orgel stond te laten wenden. Ze brachten het orgel onder dak en gingen zelf door de achterdeur naar binnen terwijl de bota nicus van de voordeur gebruik maakte. „Wel zoo," sprak de juffrouw die achter het buf fet stond tot ons tweetal, is het vandaag weer uw tocht langs de Marne.?" „Ja zeker" antwoordde Martha, die nu precies hetzelfde deed, dat zij vroeger met Magloire had gedaan, „altijd des Zaterdags." „Blijf jullie hier vannacht logeeren?" vroeg de buffetjuffrouw weer. „Neen, we hebben gisteren te Vincennes over nacht, vannacht slapen wij weer te Saint-Ouen. We komen hier maar alleen het twaalfuurtje ge bruiken." Het was heel stil in de gelagkamer van die dorps herberg. In den eenen hoek zat ons tweetal te ont bijten en in den anderen hoek zat de botanicus, die het een en nadre gebruikte. De kleine Martha zag wel naar hem om maar het was een bepaalde onmogelijkheid in hem den mag netiseur van de rue de la Victoire te herkennen. Zij hielp haar grootmoeder op een voorbeeldige wijze. „Wat een kind," dacht O'Brien „wat een intelli gentie." Hij schraapte zich een paar maal de keel en vroeg toen met een bijzonder Engelsch accent, invallende op het pesprek dat aan het andere ta feltje werd gevoerd: „Heb ik goed gehoord mijn lief kind, woont u te Saint-Ouen? En komt u dan zoover met uw orgel om het dagelij ksch brood te verdienen?" T Het was Veronica, die het antwoord gaf. „Ja, ja, we dienen wel ver van huis te gaan, mijnheer. De menschen zijn overal heel goed en vrijgevig voor ons, maar wij moeten van onzen kant ook zorgen dat wij het hun niet te lastig maken en dat altijd onze komst met blijdschap wordt begroet. We gaan daarom nu eens deze, dan weder geene richting uit Wij komen nu niet rechtstreeks van Saint- Ouen. Eens in de week maken wij onze groote tour nee over Vincennes en komen dan per spoortrein hif,Eens in de week" herhaalde O'Brien. „Het is van yoor den vrede, dat begeerlijk goed voor huis gezin, burgerlijke en kerkelijke, "zoowel als Staats- en Statengemeenschap dient gewerkt te worden, offers te worden gebracht. Als Remarque's boek daartoe kan medewerken, heeft de schrijver een goed werk gedaan. Doen wij. wat we moeten doen? Remarque's boek dwingt tot nadenken. Het oorlogsprobleem is aan de orde gesteld, ook voor ons. Dat is ongetwijfeld een groote verdienste. Har de waarheden kan men het allerminst verdragen. Prof. Bavinch heeft in zijn boekje over de „Wel- sprekendheid het voorbeeld aangehaald van Mul- tatuli's werk „Max Havelaar". Dat boek is ook ver- guisd, overdreven genoemd, ontsproten (naar men zei) aan het brein van een niet ten volle toereken bare. Goed zegt Bavinch de kreet van Mul- tatuli: „De Javaan wordt uitgezogen, er gebeurt daag Zaterdag. Dus altijd Zaterdags niet waar? En als u te Saint-Maur overnacht, doet u dit dan altijd in deze herberg?" „Ja, het is hier stil, netjes en goedkoop, drie din gen die ons lijken. De Iersche-Amerikaan liet het plas cognac waar aan hij de lippen had gezet en dat hij afschuwelijk bocht vond, staan, haalde uit zijn beurs een glin sterend stuk goudgeld hield dat tusschen duim en vinger en bracht het aan de kleine Martha wel zorg dragend dat het kind er zich niet terstond van be machtigen kon. De kleine vestigde, toen O'Brien vlak bij haar stond, hare oogen op het goudstuk en daarbij ging haar, zeer merkbaar voor den magnetiseur, een eigenaardige huivering door de leden. Er kwam een glimlach om zijn mond. De genomen proef voldeed hem uitstekend. Het kind bleek weder vatbaar voor suggestie te zijn. „Dat is voor grootmoeder" sprak O'Brien „en tel kens als ik jullie weer ontmoet op mijn pad geef ik jou dit." Zo osprekend legde hij twee louis d'or in de kinderhand en verdween uit de herberg. Maar van al die bijzonderheden was Robert Ver nière niets bekend. Na zijn vruchtelooze tocht naar de rue de la Victoire ging hij zijn vriend, zijn me deplichtige, Glaude Grivot raadplegen om dezen te zeggen van welken kant het gevaar dreigde. Grivot vond dat het nog van veel grooter belang was de grootmoeder te doen verdwijnen voordat men een poging had gedaan haar het gezicht weer te geven dan het kleinkind, in welks helderziendheid hij. Claude Grivot, voor zijn persoon al ezer weinig gevaar zag. Maar hij oordeelde het goed, dat bei den verdwenen en hij wilde gaarne zijn aandeel betalen in de som, die O'Brien, als het doel bereikt was, moest worden ter hand gesteld. Gelijk wij weten was Daniel Savanne va nhet feest te Saint-Ouen tijdig huiswaarts gekeerd. Hij vond op zijn bureau een vrij lijvig pakket, hem toege zonden, blijkens het each te, door het departement van marine. „Nu zal ik tenminste iets naders vernemen om trent dien armen Gabriel" dacht hij. ,en opende 't pakket. Hij vond daarin een eigenhandig door den minister geschreven brief waarin deze hem zijn leedwezen betuigde met het geleden verlies en ver volgens hem kennis gaf, dat hij hierbij voegde een een uitvoerig verslag van den geneesheer, die den kapitein-luitenant gedurende zijn laatste ziekte be handeld had, benevens een gecacheteerd pakket, dat men had gevonden in den boedel van den over ledene en waarop alleen met Gabriels hand ge schreven stond: „Voor mijn broer en mijn zoon. Na mijn dood te openen.' Dat laatste pakket liet Daniel Savanne rusten, tot Henri zou zijn thuis gekomen. Lang behoefde daarop gelijk we weten, hij niet te wachten. Defa- milie Vernière en ook Henri Savanne verlieten vrij spoedig na hem het hotel van madame Aubin. Thuis gekomen kreeg Henri reeds dadelijk het gruwelijk onrecht in Indië" weerklonk en vond ook weerklank. Zoo zie ik nu ook (dank zij het meegevoelen van anderen) Remarque's boek: „Van het Westerfront geen nieuws.' a. T. Land- en Tuinbouw Dit insect is wel algemeen bekend, maar be halve, dat het zikch soms in vrij grooten getale in dahliablboemen bevindt, en dat het zich te goed doet aan rijpe perziken, pruimen en peren* weet men er in het algemeen niet veel van af., Toch zijn er gevallen bekend, waarin de oorwor men in groot aantal optreden en dan ook een een niet onaanzienlijke schade veroorzaken. Somsi komt zoo'n oorwormplaag voor zelfs in huizen en op waranda's. Daar het diertje algemeen be kend is, is het overbodig er eene beschrijving van te geven. Echter is niet algemeen bekend, dat het ook vier vleugels heeft, waarvan twee vliezige netjes onder de voorste twee liggen op gevouwen. Toch is nog nooit waargenomen, dat een oorworm van die vliegorganen gebruik maak te. Het wijfje legt 50 tot 60 eitjes op een hoopje in den grond onder aardkluiten of steenen en bewaakt ze angstvallig. Dreigt er gevaar, dan, brengt zij ze zélf naar een andere plaats. Zijn de jongen uitgekomen, dan verzorgt de moeder ze. Z,e yhoedt,' ze, zooals te kuikens door eeai; kloek gedaan worden. Dreigt er gevaar, dan vluchten ze onder de moeder. Wanneer de jonge oorworm viermaal verveld is, is ze volwassen. Soms komt men wel eens witte oorwormen te gen. Dat zijn jonge, pas vervelde exemplaren. xDe oorworm houdt van gezelligheid. Zelden zal men dan ook een enkele aantreffen. Het. is ook een nachtdiertje, dat 'savonds te voor-: schij ïükomt en overdag zich schuil houdt op een donkere plaats, niet te droog, bijv. onder aardkluiten en steenen, in muurspleten, in bloe men, in vruchten, waarin ze zich een holte gevre ten hebben. Het voedsel bestaat hooftzakelijk uit doode plantendeelen en algen, die bijv. het het groenworden van den grond in bloempotten veroorzaken. Maar ook levende plantendeelen spaart hij niet, meeldraden uit bloemen, de knop pen van chrysanten en dahlia's. Ook snoept hij van honing, wanneer hij de gelegenheid krijgt. De Duitscher Frank, vermeldt, dat de oorworm ook schadelijk zou zij nvoor de aardappels. In 1883 waren ze zoo talrijk op Helgoland, dat ze de aard appels geheel kaal vraten en dat in de planten kassen de bodem zwart zag van de daarop koi- oclende oorwormen. Ook in 1923 heeft men in Euitsehland in de omgeving van Kreuznach en Bingen de schade door de oorworm aae aardappels toegebracht, ondervonden. Ze begonnen met in de blaadjes kleine, ronde gaatjes te vreten. Wel dra zag men groótere en meer onregelmatige gaten. Ze werden steeds grooter en soms wer den zelfs de zijnerven opgevreten. Eindelijk wa ren de bladeren geheel gescelectoerd. 't Geraamte raamte van het blad was alleen nog over. Ovzer dag yraren de onwelkome gasten niet te zien, maar krabde men onder de stoelen den grond wat weg, dan zag men de „gaffeltangen", zoo. als ze in den Achterhoek van Gelderland eigen aardig de oorwormen noemen, ee ngoed heen komen zoeken. 'sNachts en 'sAvonds waren zo met hun schadelijk werk bezig. En nu de bestrijding. Wie er last van heeft, legge proppen houtwol, bundeltjes stroo, hooi, mos, holle vlierstokken, bamboestokken en der gelijke tusschen de planten, of hange die tusschen, de takken* der leiboomen van perziken, peren of: pruiwen. Alle voorwerpen, waarin de oorwormen zich overdag verschuilen kunnen dienen. Be vatten ze. inderdaad overdag de diertjes, dan ver brandt men ze. verzoek van zijn oom,, of hij even op diens bureua wilde komen. Daniel Savanne deelde zijn neef mede, wat hij te weten was gekomen uit het geneeskundig rapport, dat zijn vader blijkbaar het einde had voelen nade ren en aan eenhartziekte moest bezweken zijn. De droefenis van Gabriels zoon nam nog toe, toen hij vernomen had, dat hij zelfs nooit de troost uaa juioou uaui qum paq opoop oa siapcA sufiz do ueiojqos aq ua uappiq aq uba uaqqaq noz „zeemansgraf" gevonden. Daniel en Henri waren al even ongeduldig om den inhoud te leeren kennen van het door den ma rine-officier zelf toegelakte en van zegel voorziene pakket. Bovenop lagen twee brieven, een voor Ga briels broeder, de ander voor zijn zoon. De eerste bleek van dezen inhoud te zijn: „Mijn waarde Daniel, wat ook de dokter zeggen moge, ik voel, ik weet het, dat mijn einde nadert, en dat ik u, mijn lieve jongen en mijn dierbaar land nooit meer zal terugzien. Mijn voorgevoel had mij niet misleid. Ik bezwijk aan een hartkwaal en heb niet den dood eens krijgsmans, wat mij liever ware geweest. Je hebt mijn zoon Henri opgevoed, Daniel, alsof het een eigen zoon van u ware geweest, beter mis schien, dan ik het zelf zou hebben gedaan daardoor blijf ik u erkentelijk tot mijn laatste oogenbblik. Vergeef mij, broeder, die nooit voor mij geheimen hebt gehad, dat ik zelf een groot geheim bezat voor u, dat ik u zelf met den dood voor oogen niet durf openbaren. Ik ben zoo bang uw achting te zullen verliezen, zelfs als ik zal hebben opgehouden te bestaan. Zoo gij langs anderen weg het geheim mocht lee ren kennen, beoordeel mij dan niet tehard en ver leen mij uw vergiffenis zooals anderen voor u dat reeds hebben gedaan. Ziedaar de laatste bede van uw stervenden broeder. Je zult bij de hier ingesloten papieren ook mijn kruis vinden van het Legioen van Eer, bewaar dat voor Henri, mijn zoon. Geef het hem op den dag, waarop hij door eigen verdienste van het Gouver nement het recht zal hebben verkregen om het te dragen. Ik laat voor Henri een ooi fortuin na, meer dan een millioen, onder berusting van mijn notaris, dien ge kent en die zooals je weet, steeds mijn vriend is geweest. Ik weet dat Henri Aline Vernière liefheeft en ik hoop, dat zij hem van haar kant eveneens bemint ik zegen beider liefde. In de hierbij gevoegde stukken zult ge ook een brief vinden voor mijn vriend Richard Vernière die ik ben er zeker van aan de verbintenis van Henri met Aline zijn volle goedkeuring zal hechten. Druk mijn zoon de hand, kus Aline en Mathilde voor mij ik omhels u allen in gedachten. De zee zal mijn lichaam ontvangenDenk soms aan mij.. Vaarwel mijn goed broer, vaarwel.. Gabriel Savanne." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 3