De G.A.M.I.T."te Alkmaar. IIQAMITAIKMAARJII IIIOjA-MI-TAlKMAAIllll Zeg tot U zelf <mW\ Ii!W' Jfj.CDv.OtVtAiöAW ARCHITECTEN Het Tentoonstellingsgebouw •openluciit- »ZITDLAAT<&EN» «PEUQOLA» 9GOOTE- »<STANDè" ^'ÊUVE "óLDöTu iiDE.,,AD.CniTECTE.M III anCPvAH OË.IJE.NDAM De plattegrond van de Tentoonstelling ]°ng als u, een laat uur om van huis te zijn. Mijn vriend hier houdt vzan haastig handelen en u was bijna door hem gedood. Zij antwoordde niet doch bleef hem met angst aanzien. Zij nvriendelijkheid was echter een ver rassing voor haar en zij zag, dat de uitdrukking van zijn gelaat niet zoo verschrikkelijk was. iWilt u mij uw naam zeggen en waar u Woont? vroeg hij niet onvriendelijk. Zijn manier va (inspreken gaf haar moed. 'Voortdurend haar oogen op hem gevestigd hou- iende, richtte zij zicph fier op, toen zij zeide: Mijn naam is Blanche de Gavrolles en ik woon op het kasteel van Grandpré. De andere Uhlaan antwoordde haar met oen Jjowen lach, terwijl hij in het Franseh uitriep, hij met een sterk Duitsch accent sprak: Alle duivels, de kleine heka heeft moed. Zet haar op mijn zadel, Hartmann, dan zal ik haar "aar het kamp terug brengen. Hartmann, zooals zijn metgezel hem noemde, Antwoordde met een boozen blik, en zich weer tot Blache wendende, zeide hij rustig: Maak u niet angstig, juffrouw, mijn vriend ls een onaangenaam uitziende kerel, maar hij ■aeent niet wat hij zegt. -Hij is een lafaard, antwoordde Blache, anders zou hij mijn armen 'Gaston niet, hebben lood geschoten. Bedoelt u ten hond. Was het dan de uwe? Ja, antwoordde zij, verblind door tra nen, terwijl zij naar het doode lichaam keek. Dp man op het paard lachtte weer. Dank den hemel, meisje, dat jij het niet was, maar dien hond, dien ik schoot, riep hij, Ziwijg, VVógel, zie je niet, dat het meisje verschrikt is. Ik ben niet verschrikt, zei het meisje, Ik ben. een, Fransche en ben niet bang voor. de vijanden van mijn land. Hartmann keek haar met een glimlach aan. Zijn oogen waren heel zacht en zijn manieren werden steeds vriendelijker. H|o(t spijt mij, juffrouw, dat dit gebeurd is, Ik verzeker u, wij Duitschers voeren geen oorlog tegen vrouwen en kinderen of stomme dieren. Heb je ouders, kleintje? Ik heb een vader, antwoordde Blache. Dan moet hij wel een zorgelooze vader zijn, toe te laten, dat je alleen in bosschen zwerft' in zulk een gevaarlijken tijd. H is met het leger naar het noorden. ij ant woordde Blache, om voor zijn vaderland te vechten. i Kom, Hartmann. zei de reeds te paard paard zittende Uhlaan, die ongeduldig was om verder te gaan. Hartmann maakte aanstalten zijn paard te bestijgen; vervólgens keek hij weer aarzelend naar Blache. -d- Neém "mijn raad aan en ga gauw naar huis, er zijn er meer van ons hier in de buurt, en er Het begon donkerder te worden want zware wolken kwamen van over de zee aangedreven. Zij herinnerde zich de vreemde waarschuwing van den officier, en, na nog een laatsten biik op den dooden hond te he boen geworpen, wilde wilde zij vlug naar het kasteel loopen, toen het geluid van een stem haar staande hield. O, u bent het juffrouw, gelukkig, dat ik u gevonden heb. ik heb het heele dorp aoor naar u gezocht; want, ziet u, er is verschrikkelijk nieuws, 'i'al van Uhlanen zijn hier. De Uhlanen, zei Blanche, Ja, Houzel, j ik weet het, want zij schoten dien armen Gaston dood. Terwijl zij sprak, keerde zij zich om en wees naar den dooden houd, die aan de voeten van den zoo even aangekomene lag. De man keek naar het die. Vervolgens keek hij naar zijn meesteres en een sombere glimlach speelde om zijn lippen. Ik zag ze, zeide hij. Ik kroop door het ginds, en zag ze voorbij gaan. Ze troffen hel, juffrouw Blanche, dat u hier waart, anders zou een van hen liggen, waar nu Gaston ligt. ik had mijn geweer al klaar om te schieten, en ik deed het niet, omdat ik aan u docht. Mjaar ik zal ze in mijn gedachten houden en dan zal u gewroken zijn. Het meisje huiverde. Goddank, dat ik hier was,, het zou te vreese- lijk zijn geweest. Wat is vreeselijk, juffrouw, de vijanden van ons land te doouen ue Chevalier, mijn meester, is heengegaan om liet te doen, waarom zou ik het dan niet doen? O, maar dat is wat anders, Houzel. Mijn vader vecht in een strijd waarbij de heide par tijen evenveel kans van winnen nebhen. liij zou geen vijand van achter een boom uooden. De man bloosde diep en keen naar beneden. Hij kon het niet zoo uiten, wat hij bedoelde, anders zou hij gezegd hebben: ik zorg voor mijn land, maar ik heb meer zorg voor u. Die mannen hebben u tranen doen scnreien, zij hebben uw hart met droefheid vervuld en daar om wilde ik ze als honden neerschieten. Ofschoon hij nog een jonge man was, was was hij toch eenige jaren ouder dan het meisje, en heel zijn leven was gewijd geweest aan de, bosschen van Grandpré. Zijn vader en grootvader waren al boschwachters geweest in dienst van de G .avrolles. Hij was een kerel met een knap uiterlijk en begiftigt met alle mannelijkheid, die bij het be roep van boschwachter behoort. Hij zou zijn keus gedaan ku nnenhebben uit de dorpsshoonheden, maar zijn hart wes geheel gewijd aan zijn jonge meesteres. Bijna van dat hij zich kon herinneren had hij voor haar gezorgd; want toen zij nog een heel klein meisje was en op vhaar ponny weg reed door het boseh was zij onder zijn hoede ge steld en de Chevalier had dan met een glimlach gezegd: Pas op haar, Houzel, ik zal kijken of je ze weer veilig en wel thuis brengt. (W.ordt vervolgd.) dat wat er ook moge gebeuren, Ik tegenoVél leven de houding eens overwinnaars zal aannemen. Van de kansen, die zich zullen voordoen zal ik partij trekken met alles wat in mij is, met een be slistheid, welke nimmer naar het verleden ziet, die geen nederlaag duldt. Alle bruggen zal ik achter mij verbranden die mij in verzoeking zouden kunnen brenge nterug te keeren zoodat, welke hinderpalen ik ook moge ont moeten of wat ook tegen mij moge zijn, geen mo gelijkheid zal bestaan terug te keeren. Voor de vervulling van mijn ambitie zal ik strij den met een hevigheid welke geen kamp geeft. Het verleden zal mij niet langer bezwaren. Ik wil met een schoone lei beginnen. Ik zal in mij den nieuwen mensch tot openbaring brengen, den hoo- geren mensch, met zijn nieuwe geestkracht, zijn nieuw l'evensinzicht. Onder de leiding van dezen hoogeren mensch, mijn eigen Ik, dat God in mij legde, en welks macht en mogelijkheid bijna onbe grensd zijn, wil ik werken. kon gevaar zijn. Het zou mij spijten, als u iets iets overkwam. Gindse in Duitschland heb ik een zuster, van wie ik veel hou. Hij steeg in den zaderl en met een knikje en een glimlach reed hij weg achter zijn metgezel aan. - Eenige minuten bleef Blanche staan, niet in staat te denken of te spreken. Alles was zoo plotseling gebeurd, dat zij den toestand zoo da- lijk niet kon omvatten, maar toen de waarheid langzaam tot haar doordrong, en zij zag, dat zij veilig was, begon zij zenuwachtig te snik ken. Zich over het doode lichaam van 'den hond buigende, trachtte zij eenige teekenen van leven ontdekken, maar die waren er niet. Hij was oogen- blikkelijk gedood. Haar hart was vol haat en verontwaardiging tegenover den moordenaar. Q, dacht ze, het zijjn inderdaad vreese- lijke menschen, die Duitschers. Zij dacht aan den aardigen, ernstigen man, die haar zoo vriendelijk had toegesproken en eerbiedig behandeld, en zij herinnerde zich zijn woorden, toen hij wegging. Daar gindsch in Duitschland heb ik een zuster", en dit herinnerde aan haar vaders woorden, voordat zij van elkaar gingffen, dat ook de vijanden medemenschen wa ren en geliefden hadden, die van hen hielden en hen betreurden, wanneer zij stierven. De ge- gedabht eaan haar vader deed haar tranen snel ler bloeien. Helaas, waar zou hij zwerven, wat deed hij dezen herfstnacht? Een goede les. De beroemde Engelsche chirurg Sharp kon het nooit verkroppen, ais men zijn hulp inriep bij een onbelangrijk geval. Hij kende geen grooter vijan den dan menschen, die bij de meest onbeduidende zoekte het ergste vreesden. Gelukkig voor hem be zat hij echter een sterk ontwikkeld gevoel voor hu mor. Een trek van zijn karakter die soms in sar casme overging. Op zekeren avond werd hij drin gend bij een bekende grootheid geroepen. De chi rurg haastte zich naar diens huis en constateerde dat de patient de huid van zijn voet geschaafd had De dokter trok een bedenkelijk gezient haaide zijn boekje te voorschijn krabbelde een heel lang re cept op en beval den kamerdienaar om zoo gauw hij kon naar den dichtstbijzijnden apotheek te draven. Hard loopen fluisterde hij den man in het oor, maar toch niet zoo zacht dat de patient het niet kon verstaan er valt geen seconde te verliezen. De patient die tijdens het onderzoek steeds bleeker was geworden, werd krijtwit. „Is het zoo erg? hijgde hij, bevend over al zijn leden. Sharp trok de schouders op. „Als hij niet voort maakt, vrees ik dat erOntzet vloog de patient overeind. „Als hij niet voortmaakt," herhaalde de chirurg, „vrees ik, dat het wondje al weer genezen is, voor het recept is klaargemaakt." I „Gisteren weigerde ik een arme vrouw een klei- i ne som gelds en ik kon er den geheelen nacht niet van slapen. Ik hoorde maar steeds haar stem, die er om vroeg. Het was verschrikkelijk." „Wat heb je toch een teeder gemoed. Wie was die vrouw?" „Mijn vrouw."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 5