Ill Mi - Mil 21 M 1929 Liefde en Misdaad Uit den Omtrek De Moerd van Saint-Ouen. Een modern sprookje ©Oi G§ Plaatselijk Nieuws UITSLAG PUBLIEKE VERKOOPINK TE OUD KARSPEL, gehouden door Johann W. C. Kroon, No taris te Zuidscharwoude, op Woensdag 18 Septem ber 1929 des avonds 7 uur (zomertijd) in het café „Het Huis de Brederode" te Oudkarspel, onder Oud karspel: 1,1 Een akker bouwland aan de Kortsloot (15), laatst in huur bij J. Pranger Cz. 2. Vijf perceelen bouwland In de Dergmeer, „de Vogel" (12. lO, 8, 6, 6) laatst i nhuur bij G. Gouds blom. 2a. 12 sn. Jn. van Hout Jz. voor f 66 per snees. 2b. 10 snees A. Scheltus voor f73 per snees. 2c. 8 snees dezelfde voor f71 per snees. 2d. 6 snees C. Huiberts voor f 60 per snees. 2e. 6 snees S. Ton voor f 56 per snees. 3. Drie akkers bouwland aan de Diepsmeerring sloot (18, 18 en 22) laatst in huur bij G. Gouds blom. 3a. 18 snees A. de Jong voor f 64 per snees. 3b. 18 snees K. Swager Pz. voor f 67 per snees. 3c. 22 snees A. de Jong voor f 62 per snees. 4. Twee dito aan de Diepsmeerringsloot „Bergen op Zoom (25 en 25) laatst in huur bij D. Rijkes en D. Quax. Opgehouden op f 66 per snees. 5. Twee dito „Hoefakker" (15 en 11) laatst in huur bij Wed. K. Bruin en G. Goudsblom. M. Borst Az. voor f 60 en f 62 per snees. Te aanvaarden Kerstmis aanstaande. Eigendom van den heer H. Hart Mz. HEERHUGOWAARD. INBRAAK. In den laatsten nacht van het derde-eeuw-feest te Heerhugowaard, heeft ten huize van den heer Overtoom, kassier van de Boerenleenbank alhier, een inbraak plaats gevonden, waarbij door de da ders met groote brutaliteit is opgetreden. Terwijl bijkans alle ingezetenen van deze ge meente het slotfeest van de 300-jarige herdenking van de droogmaking in alle vreugde vierden, heb ben vermoedelijk een drietal personen kans gezien om den inhoud van de brandkast ten huize van den heer Overtoom te bemachtigen, zonder dat tot nog toe eenig spoor van de daders gevonden is. En met welk een brutaliteit is opgetreden blijkt wanneer men weet, dat de heer Overtoom die ziek te bed lag evenals zijn vrouw, niets heeft gehoord dat de brandkast uit het kantoor is weggehaald en gedeponeerd op de z.g. „koestal" waar blijkbaar de kast is opengebroken en de inhoud (vermoedelijk ongeveer f3000) is medegenomen. Door een buurtbewoner is te ongeveer 1 uur des nachts licht in het kantoortje gezien waarbij een drietal personen zijn opgemerkt. Inmiddels ontboden politie uit Alkmaar met po litiehonden heeft terstond een onderzoek ingesteld doch tot op het oogenblik zonder resultaat. Het G.A.M.I.T.-Bestuur heeft besloten de ver- pleegden van de Diaconie en de Pius-stichting op j Donderdag a.s. na den middag vrij entrée te ge- j ven tot de tentoonstelling. De entréeprijzen zijn vastgesteld als volgt: le Zaterdag 50 cent. Werkdagen (met uitzondering van Woensdag 25 September) voor 5.30 uur f0.30, Zondagen, Woens dag en op andere uren als hierboven genoemd 50 cent. Alles met inbegrip van stedelijke belasting. Als premiën zijn vastgesteld: Voor de 3000ste bezoeker of bezoekster een rond vlucht boven Amsterdam. Voor de 5000ste bezoeker of bezoekster een vlucht Amsterdam-Rotterdam vice-versa. Voor de 10.000ste bezoeker of bezoekster een vlucht Amsterdam-Brussel vice-versa. Voor de 15000ste bezoeker of bezoekster een vlucht Amsterdam-Dusseldorf vice-versa. Voor de 20.000ste bezoeker of bezoekster een vlucht Amsterdam-Parijs vice-versa. Reiskosten Alkmaar-Amsterdam 2e klasse inbe grepen. VERLOTING CENTRAAL ZIEKENHUIS TE ALKMAAR. Afgehaald kunnne nog worden aan het adres Lan- gestraat 60 Alkmaar vóór 30 September a.s. de op de navolgende nummers gevallen en nog onafge haalde prijzen: GELE LOTEN van 25 cents: 312 696 923 943 1145 1212 1920 2012 2432 2642 2883 2985. GROENE LOTEN van 10 cents: 78 98 222 263 350 463 534 536 674 675 677 680 761 860 1053 1440 1486 1627 1760 1802 1843 1858 1965 2058 2066 2072 2240 2255 2300 2343 2504 2524 2554 2584 2664 2828 2830 OF Tante Denise kwam zich bij het tweetal voegen, het gesprek nam een wending, maar nog dienzelf den voormiddag schreef Mathilde Savanen een vrij langen brief aan haar vader. Wij verzoeken onze lezers ons wel te willen vol gen naar de rue de Verneuil, in het nagenoeg een voudig ingerichte vertrek, waar achter een met pa pieren bedekte lessenaar, de baron Wilh. Schwartz zijn dikken sigaar zat te rooken en zijn blonde baard te streelen. Op eenigen afstand staat in strakke houding van een saldaat op het rapport een ons welbekende fi guur in livrei, nl. de gewezen kamerdienaar van O'Brien, de Duitscher, die onverdiend, van den mag netiseur het grootste vertrouwen genoot. „Ik heb met aandacht je rapport gelezen," zeide de baron tegen hem, tusschen twee trekken aan zijn sigaar in, „maar ik moet nog enkele bijzon derheden weten van de dingen, waarvan jij getuige bent geweest. Weet je zeker, dat het Robert Ver- nière was, die dokter O'Brien kwam opzoeken?" „Ten overvloede las ik het nog op zijn kaartje, baron." „En die vrouw, die blinde vrouw, die de somna- bule kwam raadplegen?" „Was de gewezen portierster van de fabriek te Saint-Ouen." „En is na dat dubbele bezoek O'Brien zoo eens klaps besloten Parijs op stel en sprong te verla ten?" „Althans zei hij op den avond van dienzelfden dag ons allen den dienst op en waren wij den vol genden morgen uitbetaald en ontslagen." „Zonder dat jij, anders zoo'n sluwe vos, hebt kun nen nagaan of hij inderdaad vertrokken is en zoo ja, om welke reden?" „De reden zal wel geweest zijn, dat de dokter Eva Mariani elders zijn geluk heeft willen gaan be proeven. want hier gingen de zaken met den dag achteruit." A „Maar het kind, dat de blinde geleidde, dat in magnetischen slaap is gevallen, het helderziende kind, dat een moordenaar van Richard Vernière scheen aan te duiden, zou dat niet eenigen invloed op het plotseling vertrek van O'Brien hebben kun- (Overgenomen uit het „Handelsblad") VAN EEN KONINGIN EN HAAR VOLK. Es was eens neen er is nog e,n koningin, die zich de trouwste en meest toegewijde dienares van haar volk gevoelt en telkenjare, wanneer de vertegenwoordigers van het volk, uitverkoren om met haar de verantwoordelijkheid voor de wetge ving te dragen, voor het eerst bijeenkomen, wil zij in hun midden zijn. Dan neemt zij met haar hoogen gemaal en haar de bloeiende prinses, die haar eenmaal zal opvol gen, plaats in de gouden koets, die wordt getrokken door acht fiere, diep zwarte rossen, schoon getuigd in blinkende harnarchementen. Zoo rijdt zij naar de grafelijke zaal, waar de keur van haar volk zich heeft vergaard, om getuige te zijn van de mooi-tra- ditioneele plechtigheid. Langs heel den weg staat het volk in dichte hagen reeds uren van te voren te wachten om de koningin, den prins en de prin ses te zien voorbijrijden. Kanonschoten dreunen door de lucht, als de koets zich in beweging zet, schitterend uitgedoschte lakeien in uniformen rijk met goud bestikt, houden de paarden bij den teu gel, de koets gaat veerend voorwaarts en achter de klaar kristallen ruiten ziet de menigte, de vrien delijk nijgende vorstin en haar statig groetenden gemaal, gezeten tegenover de prinses, wier jonge levendigheid merkbaar zich bedwingt als zij dankt voor het aanruischende gejuich der talrijke menig te. Hoogwaardigheidsbekleeders, hoog te paard, rij den naast de portieren van de mooie koets welker kristal en goud fonkelen en glanzen in de zonne stralen, die door het ietwat vermoeide loover der boomen in den mooien nazomer vallen op den stoet Voor de gouden koets rijdt een andere galaka ros, waarin de opperceremoniemeester in rijk ga- lacostuum, een fraaien met witte pluimen bezette steek op het hoofd, is gezeten, de handen steunend op een prachtigen, kleurrijken staf. En achter de karos der koninklijke familie volgt een stoet van ruiters op edele paarden, wier uniformen met gou den tressen en epauletten in praal wedijveren met die van de gouden koets. Zoo gaat de koningin naar het oude paleis, waar de uitverkorenen van het volk inmiddels bijeen zijn gekomen, naast en tegenover de troonzetels die op een met oude tapijten, in stil-gloeiende tinten be legde estrade zijn geplaatst. Daar ziet men oude wijze mannen, die soms bij na een halve eeuw hun krachten hebben toegewijd aan hun volk en hun vorstin en die haar dienen van raad in a 1de moeilijke reegeeringsvraagstuk- ken, onder den last der jaren en van hun verant woordelijk wekr soms gebukt en jongeren, om hun nen uitoefenen." Ik weet het niet, maar ik betwijfel het zeer, omdat het kind met haar blinde grootmoeder nog altijd te Saint-Ouen woont." Heel goed, je bent een trouwe dienaar, Hermann en" dat vergeten wij nietJe hebt een premie van belang ontvangen en de groote bankier Nathan Levy, ons zeer genegen, heeft u een nieuwe betrek king bezorgd, waarin ge ons nuttige diensten zult kunnen bewijzen. Vergeet niet, wat men u heeft aanbevolen." Men heeft mij bevolen en voortdurende surveil lance uit te oefenen bij een officier der Artillerie, waar ik dank zij mijn papieren als Elzasser, ben geplaatst geworden. Ik heb voor alle afsluitingen valsche sleutels. Ik moet de correspondentie lezen en afschrift nemen van alle stukken, die mij be langwekkend voorkomen." Zoo is het. Houd vooral ook het oog op de snip- permand, want daarin juist vindt men dikwijls ge schriften van de grootste waarde. Die Franschen zijn zoo lichtzinnig." Ik heb uit de snippermand al verscheidene van dié' verscheurde stukjes papier in een enveloppe meegebracht, baron." Goed geef hier. Ik zal ze nagaan. Ga nu maar héén, Hermann. Wacht hier heb je nog twee louis d'or extra. Vergeet niet, dat ik, als ik een bezoek kom afleggen bij je nieuwen meester een vreem deling voor je ben." Ik vergeet nooit iets, mynheer de baron. Een half uur daarop stond Wilhelm Schwartz den nieuwen eigenaar van de fabriek te Saint- Ouen te woord, die drie dagen had laten verloopen alvorens gehoor te geven aan de hem gedane op roeping van den attaché der Duitsche ambassade. Zonder op te staan, bijna zonder zijn sigaar uit den mond te nemen, bromde de baron bij wijze van welkomstgroet: „Ik had u al eerder verwacht, myn heer Vernière." „Hoezoo?" vroeg Robert, terwijl hij een stoel nam en ging zitten. Omdat ik u genoeg verstand toekende om in te zién, dat wij tezamen belangrijke dingen hadden te bespreken." „Dingen waarop ik waarschijnlijk niet zal ingaan baron." „Toch is u gekomen." „Ja, uit nieuwsgierigheid." Misschien omdat u je ernstig bedreigd gevoeldet Ik' Hoe komt u op dat denkbeeld baron? Ik zou wel eens willen weten, welk zwaard van Damo cles gij u verbeeldt, dat mij boven het hoofd hangt. Wilhelm Schwartz legde zijn sigaar neer op het aschbakje, zag den ander ernstig aan en antwoord- bijzondere talenten en kennis van regeeringszakerl uitverkoren. Hun statierokken zijn diep blauw van tint. Aan hun zijde hangt het ranke rapier. Zij ze telen tegenover de troonzetels. Vóór hen zitten de ministers, getooid, evenals de leden van den Raad van State met al de onderscheidingen hun om hun bijzondere verdiensten door de vorstin en andere staatshoofden geschonken. Het zwart van hun staotsierok lijkt dieper nog dan dat van anderen, zoo steekt het af bij het goud der stiksels, de blinkende ordesterren, de fel le kleuren der breede ordelinten, die enkelen van hen over de borst dragen en de smetteloos witte pantalons. Donkergroene staatsierokken onderscheiden de mannen, die moeten nagaan, of de gelden uit 's- Rijks schatkist voor het welzijn van het volk be stemd, wel goed worden verantwoord: de leden van de Rekenkamer. En de gekozenen des volks hebben voor de overgroote meerderheid ook hun mooiste gala aangetrokken, het mabtscostuum, tot het dra gen waarvan hun waardigheid als volksvertegen woordiger hun het recht geeft, of dat zij hadden gedargen, toen zij het voorrecht hadden de eerste dienaren van de Kroon te zijn. Een hooge priester met een diep paarsen mantel gehangen van de hooge schouders is te midden van hen, geleerden in zwartfluweelen toga's zijn er en men ziet Indi sche galacostuums met meer goud nog dan men in het land van de avondzon op de galagewaden der hoogste grootwaardigheidsbekleeders pleegt te vin den. Het stemmige gala van de gewone burgers maakt naast al die praal een armelijk-bescheiden indruk. En over dat alles het fonkelende licht van een zon welker stralen doorprachtig gekleurde ramen worden gebroken. Een feest van kleur en licht! Vooral in den hoek waar de zendboden van andere staatshoofden in hun galacostuum zijn gezeten en waar een felle vlek van zonlicht de kleuren levendiger nog doet opflonkeren en glanzen. En in de hooge, oude zaal de rustige stemming van afwachten. De leider der bijeenkomst, op een hoogen zetel achter de regeering en den Raad van State gezeten heeft de vrouwen en mannen aangewezen, wien 't eervolle voorrecht te beurt valt, de koningin, den prins en de prinses te begeleiden bij hun binnen komst. De Kamerheeren staan gereed zich bij de hooge deputaties te voegen. Buiten overstemt het gejuich der menigte het kanongebrom. Dan vult de krachtige stem van den opperceremoniemeester met zijn mooien staf de hooge stille ruimte met ge luid als hij de binnenkomst der koningin aankon digt. Allen zijn van hun plaatsen gerezen. Het ge juich daarbuiten is verstomd. Daar schrijdt in een gewaad van blauw goudbrocaat de vorstin binnen naast een rijzigen ouden generaal en achter haar de prins in admiraals-uniform geleid door een oud minister en de prinses, een toonbeeld der jeugd, met een ander lid der verwelkomingsdeputatie. De anderen volgen met de leden der hofhouding en van het militaire huis der koningin. De vorstelijke personen nemen hun troonzetels in, achter hen en aan weerszijden van de estrade scharen zich de leden van het gevolg der vorstin en dan weerklinkt in de hooge,, statige zaal de stem, die men heel het volk zou willen laten hoo- ren, de mooie klankrijke stem der hooge vrouw, die haar ootmoed verklankt en uitdrukking geeft aan haar diep gevoel van verantwoordelijkheid jegens haar God en haar volk. De vorstin leest een rede voor, die getuigt van de voornemens harer minis ters. Met mooie intonatie en een uitspraak, die ge tuigt van eerbied voor de taal van haar volk, leest de koningin de rede ten einde. De jonge prinses in haar schuldeloos-wit gewaad, met het blauwe grootkruislint, luistert even scherp mede als de oude minister van Staat, die het hoofd voorover nijgt om geen woord te missen van wat de .koningin zegt. Alles luistert met de grootste aandacht naar de rede. Dan als het laatste woord verklonken is en de vorstin de face a main laat zakken, die 2ij bij het lezen gebruikte, valt een diepe stilte in. Kort duurt zij slechts. Geestdriftig huldebetoon vult de hooge zaal met gerucht en daarbuiten ver diept zich de spanning der afwachting. Het duurt nog even, dan roffelen de trommels, een vaandel nijgt: de koningin verlaat de oude Rid derzaal, neemt hoofsch buigend afscheid van de deputatie, die haar uitgeleide deed, het volkslied weerklinkt en het wegruischend gejuich, dat nog heel ver hoorbaar is, begeleidt de vorstin, haar ge maal en haar bloeiend jeugdige dochter op den terugweg naar het Paleis. Dat is het moderne sprookje van de opening der Staten-Generaal in Den Haag op den derden Dins dag in September. Pluimveeteelt WANNEER DE GROOTSTE WINST? de toen met berekende langzaamheid: „Ik heb u vroeger niet gekend, mijnheer, toen gij te Berlijn werkzaam waart aan het informatiebu reau van onzen grooten staf, en dat spijt me zeer, want ik heb daardoor het voorrecht gemist om, zooals uwe superieuren, uw verdienste te kunnen constateeren, uw ijver, uw toewijding aan onze be langen en uw haat tegen Frankrijk Robert, die op zijn laatste woorden een ruwen uit val had verwacht, zag wel een weinig vreemd op en herhaalde op vragenden toon: „Mijn haat tegen Frankrijk? U vergist je baron. Frankrijk is mijn vaderland." „Maar als u den landverrader speelt ten bate van Pruisen, dan moet je toch, dunkt me, ook wel re denen hebben om uw geboortegrond te haten. Ge zijt indertijd te Berlijn vrijwillig tot ons gekomen Men heeft uw diensten aanvaard en er zich wel bij bevondenDat daarin later eenige wijziging is ontstaan zult ge wel aan u zelf hebben te wijten gehad, niet waar." „Op mijn woord baron, ik weet niet, waartoe die redeneering dient. Ik weet zelf natuurlijk het best, wat ik geweest ben en wat ik nu ben. Dat behoeft u mij niet te herinneren. U moet andere redenen gehad hebben met uw verzoek aan mij om tot u te komenWat zijn die redenen?Spreek ronduit, ik zal het ook doen. Al die diplomatische wendingen kunnen wij achterwege laten." „Die man vermoedt niet, dat ik hem in myn macht heb," dacht Wilhelm Schwartz. „Deed hij dat wel, dan zou hij hier niet dien toon aanslaan." En toen overluid: „Mag ik u een paar vragen doen, mijn waarde heer Vernière? Ja? Welnu dan: Zet u de zaken van uw vermoorden broeder te Saint- Ouen op dezelfde wijze voort? Hebt u de contrac ten, door Richard Vernière met de Fransche depar tementen van Marine en Oorlog gesloten, weder vernieuwd?" „Ik zie niet in, baron, waarom ik u die beide vragen niet openhartig met „ja" zou beantwoorden. Wat ik u daar zeg, is voor trouwens niemand een geheim." „Uitstekend. U doet wat u hebt gecontracteerd mijn waarde heer. U moet steeds de nschijn aan nemen voor Frankrijk te werken op uw geschut gieterij, maar in waarheid doet ge het voor Duitsch land, wat u enorme voordeelen zal verschaffen, zoo wat drie millioen francs ineens...... Ziedaar wat wij u willen opleggen, zonder de minste diplomatie Ik speel open kaart met uWelke som vraagt gij op uw beurt om onze dienaar te zijn? Hoeveel moet men u aanbieden opdat Robert Ver nière, de groote industrieel van Saint-Ouen weder voor Pruisen worde, wat de berooide Robert Ver- Wanneer trekken we de grootste winst, bij groote of bij kleine koppels? Over deze vraag wordt in de Bedrijfspluimveehou der geschreven en deze vraag doet zich ook tel kens voor in de praktijk. Kleine kippenhouders in de „stad" hoort men vaak zeggen: Voor je voordeel hoef je je kippen niet te houden, maar het geeft wat leven in de brouwerij. Inderdaad is dat vaak het geval, maar dan moet dat toch worden toegeschreven aan on- oordelkundige voedering of aan verkeerde huisves ting. Of wat te zeggen van de stadskippenhouder, die zijn beestjes peper te slikken gaf. Want, daar werden ze warm van zie je, en een warme kip legt meer, dan een die niet warm te. Ja, dat is te be grijpen, niet waar? Dit is historisch. In het algemeen kan men zeggen dat een kop peltje van 6 tot 12 kippen de meeste winst op levert. De risico's zijn daar ook veel kleiner dan bij groote koppels. Ze worden met een groot deel gevoerd met wat van de tafel afvalt en gebrek aan groen behoeft men voor die enkele dieren nooit te hebben. Daar staat tegenover dat men het kip penvoer met kleine hoeveelheden tegelijk moet koo pen en dus den hoogsten prijs daarvoor betaalt. Extra werk vragen ze overigens niet en bij doelma tige huisvesting heeft men goedkoope eieren. Het minst voordeelig is het hquden van 25 tot 75 hennen. Alle voordeelen, die we hierboven noemden vervallen dan en de nadeelen komen in de sterk ste mate naar voren. Daar komt bij, dat men voor zoo'n aantal hennen een behoorlijken uitloop moet hebben. Tusschen die beiden in staan de groote legbedrij ven. Wanneer die goed gedreven worden dan mag op grond van serieuse boekhoudingen worden ge zegd, dat per dier en per jaar een bruto winst van 6 gulden gemaakt wordt. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er 6 gulden zuiver winst overblijft. Dit is slechts de winst die overblijft wanneer van de prijs der eieren, de prijs van het voer wordt af getrokken. Maar dan komen nog de afschrijvingen, rente van bedrijfs- en stichtingskapitaal, verlich ting, timmeramn, metselaar, enz. enz. Er blijkt ook al weer uit, dat men op een goed gedreven hoen derpark waarop een f 2.50 winst per dier mag gere kend worden. En dan heeft men natuurlyk van verschillende voordeelen geprofiteerd, die zich voor al om één punt rangschikken, nl. het goedkoopere voer, hetzij men dit per contract van een fabriek betrekt, dan wel zelf mengt. Slechts groote koppels hoenders zullen en dan al leen nog onder gunstige omstandigheden gehouden een eenigszins behoorlijk bestaan aan hun eige naar in het vooruitzicht stellen. S. Wetenswaardigheden WEET GIJ?? dat het op het eiland Zuid-Beverland langen tijd gewoonte is gebleven, dat een vrijer het meisje van zijn keuze door middel van een koek van zijn verlangens blijk gaf? en dat dit voor de niet-spraakzame jongelui een zeer geschikt middel was, om naar de hand van 'n Zeeuwsche schoone te dingen? en dat in de Vereenigde Staten jaarlijks ongeveer 40 millioen ton ijs wordt vervaardigd? en dat in 1928 ongeveer 15 pet. der Amerikaan- sche ruwstaalproductie gebruikt werd door de au tomobielindustrie? en dat er ongeveer 600 planten zijn, welke als voedsel dienen? en dat hiervan ongeveer 290 eetbare vruchten dragen en men 120 eet als groente? en dat het geweten gelijk heeft, omdat het spreekt als het geen gelijk heeft? BS ga Als men zoo nu en dan des morgens slechts een H H weinig Purol even tusschen de handen wrijft, dan W wordt dit bij het uitstrijken door het haar onmid- detlijk daarin opgenomen; en het gevolg hiervan is dat Uw 1 haar mooier en dikker wordt en bovendien na het kammen I den geheelen dag keurig blijft zitten. nière eertijds te Parijs is geweest?" „Men hoeft mij niets aan te bieden. Ik weiger alles." „Pas op, mijnheer, wij kunnen u vernietigen." „Ik zou wel eens willen weten op welke wijze. Het Pruisische gouvernement zal nooit de dom heid begaan van te beweren, dat ik een spion ben geweest in Pruisische soldij, want zoodoende zou het zichzelf tegenover Frankrijk en tegenover de geheele wereld veel te veel compromitteren." „Alsaf er geen andere wegen en middelen be stonden om u in het verderf te stortenIk had u willen sparen, maar u dwingt mij zelf tot uitersten over te gaan. Ik moet u dus herinneren mijnheer, wat u zelf schijnt vergeten te zijn, nl. dat je sedert dire maanden een weg bewandelt die uitloopt op het schavotDe Fransche justitie is onbekend met den naam van Richard Vernière's moordenaarWij zouden haar dien naam kun nen opgevenDan zal de Fransche justitie den broeder van den vermoorden Richard afvragen wat hij onder den naam van Frits Leymann se dert den 28sten December te Parijs heeft gedaan? Zij zal hem vooral vragen hoe het komt dat het cachet, dat hij droeg aan zijn horlogeketting op den avond van de misdaad te Saint-Ouen is terug gevonden in de saamgenepen hand van Veronica Sollier, een cachet met de letters H. N., afkomstig uit de nagelaten kleinoodiën van den gaarf Henriot de Nayle, den eersten echtgenoot van uw tegen woordige vrouw." Bij die vrij lange toespraak was Robert zoo bleek als een doek geworden. Zijn eerste gedachte was, dat O'Brien hem had verraden, maar dadelijk ook zag hij daarvan zelf al het ongerijmde in. O'Brien die zijn ontslag had gekregen als dienaar bij de Duitsche ambassade, was het veel voordeeliger met hem op goeden voet te blijven. „Neemt ge ons voorstel aan, ja ofneen'" vroeg Schwartz. „Doet ge het wel, het zal u niet ontbre ken aan steun, doet ge het niet, dan klaag ik u aan als den misdadiger van Saint-Ouen." „Aanklagen kan men zelfs den onschuldigste, mijnheer, men dient ook bewijzen te hebben voor zijn aanklacht, zijn beschuldigingen. Ik neem uw voorstel niet aan, baron. Gesteld dat men mij het gebeurde van Saint-Ouen kon bewijzen, wat aan twijfel onderhevig is, ik ben wel degelijk in staat uw gouvernement een klad aan te wrijven, die door alle Europeesche Staten een rilling van verontwaar diging zal doen ontstaan. Ik heb een mensch ver moord goed maar gij hebt wel gepoogd het een geheele natie te doen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 5