De Ziener ijjerzisihe Hof. Kamerkroniek Uit den Omtrek Wintertezingen te Broek op Langenrïijk. Den 14 Nov. 's avonds kwart voor zeven, trad voor liet comité voor wintexlezingen inde Xedcrl. Hervormde kerk te B. o. L. op, de Weleerw. heer Ds. Wagenaar van botterdam, die refe reerde over bovenstaand onderwerp. De vergadering werd bij monde van den spreker met gebed geopend, waarna gezongen werd Ps. 91:1. Onder de deugden in den bijbel neemt de trouw een eereplaats in. In 't dagelijksch leven houdt zij zieh bescheiden op" den achtergrond, en laat zich op niets voorstaan. Op 't zedelijk gebied vormt zij een hechten band, die vooral in 't huwelijk ,rust op vertrouwen. De onderlinge sa menleving vraagt trouw, wie zich "aan trouwbreuk schuldig maakt, vindt zijn straf in 't leven; de samenleving verweert zich tegen dezulken en teekent hen met 't merkteeken der schande. Voor de echte trouw daarentegen vlecht de menschelijke samenleving de lauwerkrans. Seldt dit voor 't natuurlijke leven,: in 't geeste lijke is het niet anders. God, vordert trouw, trouw aan Zijn wet en in het belijden van Zijn naam. God zelf is trouw en vordert trouw. In Gods Woord wordt de vermaning gedurig herhaald: weest getrouw. In den persoon van Daniël vinden we het beeld van den echten getrouwe, de trouw van Daniël vindt ook haar belooning. Die groote verzoeking in zijn tijd, de öntzaglijke bezwaren en zorgen, waarmede deze Godsman heeft te worstelen gehad, mogen ons wel prikke len tot geloof en trouw. Daniël heeft in zijn jonge jaren de ondergang van Jeruzalem, de Godsstad, meegemaakt. De herinnering aan dat ontzettend gebeuren is nooit vervaagd, die ge beurtenis heeft een diep spoor achtergelaten. Hij is weggesleept naar Babeljen daar, verre van zijn land, opgegroeid. Hoe zwaar „dit voor den geloovi- gen Israëliet is geweest, kunnen we nagaan uit sommige psalmen, die met recht de psalmen der ballingen kunnen worden genoemd. O, God, de heidenen zijn gekomen in'Uwe erfenis, zij hebben den tempel uwer heiligheid verontreinigd, zij heb ben Jeruzalem tot steenhoopen" gesteld. Zij heb ben de doode lichamen uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot- spijze gegeven, het vleesch Uwer gunstgenooten aan het gedierte des lands (Ps. 79). Die weeklacht'resoneerde in Da niel's ziel. Doch dit was nog 't ergste niet. Veel dieper trof het den geloovigen'Jood, dat de wederparlij ders brulden: Waar is de God, op wien ge bouw- det? Op 't roepen van Zijn volk had de Heere ge zwegen. Bij 't verwoesten van den tempel, de heilige plaats was niets gebeurd, ook niet toen 'tvolk des Heeren door de vijanden was geslacht. God was er, niet meer, scheen dood, Hij was on machtig, riepen de vijanden. Zoo rees bij velen twijfel in de ziel. Zo ude Heere 't alles weten? Zij, de vrome Joden klaagden: Mijn weg is voor den Heere verborgen, mijn recht gaat van mijn God voorbij. Ziedekin had voor de dwaasheid van Josia moeten boeten, die immers vele priesters door 't slechten der hoogten broodeloos had gemaakt. Men zag 't wel, want hierop doelt het Schrift woord; onze vaders hebben' onrijpe druiven ge geten, de tanden der kinderen zijn stomp gewor-. den. .Andere Joden hadden allen moed verloren.» Be Heere was verre van zijn volk en heeft het verlaten, meenden zij. Zij uiten hun vrees in de bange klacht: Hebt'ge Uw'volk 'in eeuwigheid verstooten Weer anderen zagen in den afval van en on trouw aan God de oorzaak van het ontzaglijke leed, Israël overkomen. Waar 't volk met den Heere niet had gerekend, had God het ook niet gespaard. Toch hoopten zij nog en baden, al was hun ziel van droefheid verscheurd, zij ge tuigden: 'k Eet asch als brood en mijn drank is met tranen gemengd. Maar toch leefde diep in hun ziel de hoop, want immers: God Was en is altijd dezelfde, dat ook de Heidenen Hem vreezen. Trots alle ellende baden zij nog om den vrede van Jeruzalem. Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij en weenden. Indien ik u vergete, o Je ruzalem, zoo vergete mijn rechterhand zichzelf. In hun herinnering en',voor hun besef bleef Jeru zalem 't geestelijk middelpunt. Zij baden met 't gezicht naar de heilige stad. In hun droomen zagen ze stad en tempel weer hersteld, 'Jeruzalem (dat geloofden ze zeker) zou herbouwd worden. In Babel offerden zij niet en bouwden ze geen altaren. Want ze geloofden, dat op Gods tijd het volk zoru wederkeeren naar de Heilige Stad. Daniël was een van deze geloovige Joden, die t heil van Sion verwachtte, 't Gericht Gods over stad en volk had hij aanvaard. Zijn geloof was tegen de ontzettende schokken bestand gebleken; Daniël had in 't vreemde land zijn bidvertrek met vensters tegen Jeruzalem. Ik hoop op Uw Woord, was Daniëls kracht. D,e jonge Daniël had Jeruzalem gekend en was nu in het Babel van Nebukadnezar, aan wiens hof hij als aanzienlijke vertegenwoordiger van het Joodsche volk geroepen was. De overwinnaar stélde er zijn roem in, dat de bloem v^n de over wonnen volken hem diende. Aan dat heidensche hof vond Daniël gelegenheid zijn zienersgave te toonen. Zijn groote wijsheid voerde hem tot, de hoogste en gewichtigste ambten. De verleiding had op hem geen vat, hij bleef trouw aan den Heere. De hovelingen begrepen hem niet, op hun spot reageerde hij niet. De spotters vraagden hem: Waar is uw God? Hun spot staalde den sman, die leefde uit 't geloof. Hij leerde te wachten op den Heere. De morgenstond van een nieuwen dag braak aan. j Aan den wand van 't koninklijk paleisJterwijl koning Belsazar met zijn hovelingen braste, werd door onzichtbare hand in vlammend schrift het „Meni, Meni Tekel, Upharsin", aangebracht. De Ziener kwam en verklaarde 't schriftBabel werd vernederd, een adelaar, Cores, overwon 'het Baby lonische rijk en 'hield zijn intocht in de wereld stad. Als ee^i schok ging dit alles door de Joden in ballingschap. De geloovigen riepen het elkan der toe: Zegt den steden van Juda, hier is uw God. i Babels vernedering werd Sions herstel. Nu schalde de vreugde hoog op, zelfs Jeruza- lem's puinhoopen en alle einden der aarde zullen God loven voor zoo ongedachte uitredding. Weg nu de droefheid, want het volk keerde uit de ballingschap naar het land der vaderen terug. De Ziener-hoveling echter was er niet bij. De nieuwe heerscher Darius, de opvolger van Cores, vroeg zijn 'diensten. Het rijk werd gereorgani seerd en in 120 landschappen ingedeeld, waarover satrapen werden aangesteld, die de landschappen hadden te besturen. Ten éinde echter' de afhanke lijkheid der satrapen te handhaven, en toezicht te houden op het financieel beheer dezer aange- stelden, opdat de koning niet te kort zou komen, werden een drietal vorsten benoemd, die groote bevoegdheden kregen. Alleen aan'Men koning wa ren deze drie hooge ministers rekenschap ver schuldigd. Van deze drie ministers was Daniël de derde. Hij bewees, 't vertrouwen van zijn vprst waardig te zijn, hij was een wijs Ten 'trouw regent. Zoo blonk hij in alles uit, dat de koning er over dacht, Daniël tot eerste minister te benoemen. Zoo- erkende de koning de zedelijke meerderheid van den Jood. Darius had derhalve een open oog voor de trouwe diensten va nüjn minister, wat heel wat zegt, vooral aan een hof, waar veel ge diend wordt om er beter van te worden. Nergens is meer baatzucht en oogendienst dan juist aan een hof. Koningen vergissen zich vaak. In de Staatkunde is veel ongeréchtigheid, leugen en bedrog. Van Daniël staat geschreven: Hij was getroifw geen vergrijp of misdaad was bij hem. Hij was een godsvruchtig man en daardoor stond hij sterk. Velen in hoogheid gezeten, missen in de ure der verzoeking, als de volksgunst zich tegen hen keert ,de kracht om pal te staan. Darius merkte het blijkbaar op,'dat. hij zich onder alle omstan digheden op dezen man "kon verlaten en begun stigde hem, trok zijn partij. Zoo kon 't wel niet anders, of zijn medeministers begonnen hem te haten. Hun jaloerschheid en bittere nijd werd op gewekt bij 't zien van Daniël's voorspoed. Dat was voor hen niet- te dragen. Dianiël, notabene een Jood, zou boven hen staan? D'us spanden ze samen, den gehaten man [ten val te "brengen. Maar hoe ze ook zochten, ze vonden geen gelegenheid Daniël bij den koning aan te klagen. "Want hij diende den koning in de vreeze des Heeren en was in alles getrouw. Wat heerlijk getuigenis, zelfs de haters moesten tot hun ergernis zijn on kreukbare eerlijkheid erkennen. Dit échter deed hun gramschap nog. meer toe nemen. Ware karakter, grootheid was hen on- verdragelijk. Konden ze hem dus niet aanklagen wegens eenig vergrijp, zoo moesten zij andere middelen te baat nemen, om Daniël ten val te brengen. Waar het den naijverigen hovelingen niet ge lukte, iets tegen Daniël bij den koning aan te voeren, en zij toch zijn ondergang wenSchten, na men zij de toevlucht tot een laag middel. Zij kwamen op het listige plan, Daniël te stellen voor de zware keus, óf zijn godsdienst te verloo chenen, óf zoo hij dat niet kon, 'bij den koning in ongenade te vallen. Zij wisten wel, Wat Daniël 't zwaarst woog, en aldus erkenden zelfs zijn vijanden zijn zieleadel. Hoe velen verloochenen, T geen zij voorheen be leden, als 't gaat tusschen God en levenspositie. Dan laten velen God los; de wereld voelt het niet, en acht het niet de moeite waard, dezulken op de proef te stellen. Bij Daniël echter had men er de proefneming voor over. En zoo gingen de ministers tot den koning en kwamen met hun voorstel voor den dag. Dat voorstel was er op berekend 'skonings ijdelheid te streelen, van den vorst, die zich geen theocraat, maar zelf God voelde. Over leven en dood zijner onderdanen besliste deze maohtige heerscher naar welgevallen, wat tot gevolg had, dat hij met slaafsche vrees ge diend werd. En toch, hoe machtig ook, had de vorst soms weer bitter weinig te zeggen, wijl hij in de uitvoering zijner bevelen geheel van zijn knechten afhankelijk was. Die satrapen stelden voor, een koninklijke ordi- nanti uit te vaardigen, waarbij het' op straffe des doods verboden was gedurende dertig dagen aan God of mensch iets te verzoeken, met uitzonde ring van den koning. Was eenmaal zoo'n bevel door den koning bekrachtigd, dan was naar Per zisch recht herroeping niet mogelijk. De koning Darius viel in de voor hem gezette val. Een maand lang brandde voor zijn troon de wierook der wereld. De toeleg der satrapen was gelukt, de ordonnantie was gegeven. Natuurlijk bleef Daniël niet onkundig van de stappen zijner medebestuurders, hun toeleg heeft hij doorschouwd. Toch heeft hij niet geprotesteerd en nagelaten den koning dn te lichten, wat stellig als zwakheid ware uitgelegd. Hij, Daniël, liet zijn vijanden begaan, hij verdedigde zich niet. Hij wist, Gods macht is groot, moest hij als offer vallen, 't zou wezen tot Gods eer. Daniël is trouw in 's Heeren dienst. God is zijn licht, zijn levenskracht, voor wien zou hij vervaard zijn? Begeef mij niet en verlaat mij niet, o God mijns heils. Zoo bad Daniël. Gezongen werd Ps. 84:4 en 6. Daniël had in zijn bidvertrek open vensteren tegen Jeruzalem. Hoewel hij zetelde in .'t ge stoelte der eere, gevoelde hij zich toch balling, aan Jeruzalem voelde hij zich met hart en ziel verbonden. Als hij bad, keerde hij zich naar de heilige stad. Al hield hij de oogen ook gesloten, in den geest zag hij Jeruzalem, zooals het voor- keen was. Waarom vraagt menigeen zich af sloot Daniël de vensters niet. Hij wast toch, dat op hem geloerd werd en hij wist toch wat hem bij overtreding van het koninklijk gebod te wachten stond. Was Daniël wel vrij van zorge loosheid? Vrij van overmoed? Neen; in elk an der geval zou hij zich in de binnenkamer hebben teruggetrokken. Ware vroomheid dringt zich niet op. Jezus zelf zei: A.ls ge bidt, ga in de binnen kamer. Doch als het gaan in de binnenkamer den schijn zou wekken, als zou de bidder zich zijn God voor de menschen schamen, dan komt de zaak anders te staan. Dan geldt: Wie Mij belijden zal voor de menschen, dien zal Ik be lijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is. Daniël ging daarom voort in zijn gewonen doen, voor 't open venster, juist nu. Had hij die gesloten, men had 't uitgelegd als vrees voor de leeuwenkuil. Zoo badt Daniël, terwijl zijn vijanden om zijn huis slopen. Hij bad, en vergat zijn belagers, hij sterkte zich in zijn God. Zoo overvielen ze hem en met groote blijdschap in 't hart gaan ze naar den koning ,maar passen wel op, hun voldoening niet te laten merken. Zij herinneren den vorst aan het gegeven bevel met "t onnoozelste gezicht en wendden brandenden ijver voor den koning en zijn eer voor. t Is een vast woord moet de koning erken nen. De naijverig satrapen .hebben gewonnen, Da niël, de Jood zeggen ze bidt driemaal per dag, waardoor hij de majesteit van den koning veracht. Darius was op 't hooren van deze woorden bedroefd, wat pleitte voor zijn hart, maar tevens zijn onmacht bewees. Zijn knechten overheersch- ten hem, en hij werd genoodzaakt zijn hoogge- achten Minister aan de haat zijner vijanden over te geven. Dat moest de vorst doen, die zich een God op aarde waande. Wat spotbeeld van ge zag. Darius eindigde met het bevel te geven, den onschuldige te dooden. Daar zat de koning op zijn troon ,de scepter in de hand, de fonkelende diadeem op 't hoofd, getooid in 't koninklijk purperen gewaad. Voor hem Daniël, tot den marteldood veroor deeld. Hoe rustig, hoe gelaten was hij, vertrou wend otp God. Hij hoorde 't vonnis aan, hij pleitte niet voor zich 'zelf, viel niet op de knieën, en vroeg geen genade. Wat verheven grootheid, de glans van den heerscher op den troon ver bleekt er bij. Had de koning het opgemerkt Waarschijnlijk wel. '„Uw God, dien gij aanbidt, verlosse U" is zijn laatste woord tot den veroordeelde, die daar op naar den kuil der leeuwen wordt gevoerd, naar beneden wordt geworpen'ten prooi der woes te .uitgehongerde dieren. De kuil werd weer toegesloten door een steen, 't koninklijk zegel er op gedaan en de vijanden konden juichen. Da niël onder den steen, voor goed van dien gehaten Jood verlost. De koning echter treurt om 'zijn dienaar, 's Nachts week de slaap van den ko ning. Geen haremvrouwen worden ter verstrooi ing geroepen, de tafel blijft onaangeroerd. De wereldveroveraar Darius, zit gevangen in het wep, door zijn dienaren gesponnen. Den geheelen nacht is de. koning met Daniël bezig. Hoe deze 't ondertusschen maakte? Voorbereid had hij zich tot den dood, hij had zich gesterkt in den Heere, en zijn ziel stil gezet tot God. Wonderbaar toen de uitgehongerde leeuwen zich al opmaakten om brullend hun prooi te verslinden, weken ze op eens verschrikt terug. Eien verblindend hemelsch licht dreef 't woeste gedierte terug. Zpo; stond Daniël in den kuil, terwijl, den leeuwenmuil werd toegesloten. De morgen brak aan. De koning kon het in zijn paleis niet uithouden en begaf zich naar den kuil waarin Daniël was neergelaten. Nog had hij hoop, wat bleek uit zijn uitroep: „O, Daniël, heeft uw God u gered Daaruit bleek, dat Darius geloofde in den God van Daniël. 'Wat zal er omgegaan zijn in 'skonings ziel, hoe zal hij verheugd zijn geweest, toen hij plots seling Daniëls stem uit de diepte vernam. „God heeft Zijn Eingel gezonden en de muil der leeuwen toegesloten." Een wenk van den koning en even later staat onbeschadigd de trouwe dienaar voor zijn ver heugden vorst. Daniël had 'in God geloofd en dat is het geheim zijner redding. TWEEDE KAMER. Algemeene Beschouwingen der begrooting. De algemeene beschouwingen over de begrooting zijn ten einde en daarmede ook de bespiegelingen aangaande de beteekenis der begrippen christelijk, zedelijk, enz. Ten einde het verwijt te ontgaan, dat de rechterzijde niet het recht had zich het monopolie der christelijkheid toe te kennen, vond Jhr. Ruys de Beerenbrouck het maar het beste het woord „christelijk' niet meer te gebruiken en te spreken van „beginselen", levende in de groe pen der rechterzijde. En voor hem, die meende dat ook deze kwalificatie nog niet voldoende was om dat nu eenmaal de groepen van rechts bijna geen gemeenschappelijke beginselen hebben, diende nog, dat er ten opzichte van gezin, zorg voor groote ge zinnen, huwelijk, gezag en invloed van den gods dienst op het staatsbesef, ter rechterzijde minder uiteenloopende meeningen bestonden dan ter lin ker. De ijver, om het Nederlandsche volk wat betreft zedelijkheid op den rechten weg te brengen, was wel bijzonder groot van den staatk. geref. af gevaar- i digde Zandt. Deze laatste huldigt bijna katholieke I opvattingen en wenschte o.a. een verbod van alle i dancings, de dans zijnde „bestiaal' en „een zondig 1 vermaak." Zoo ver ging men ter rechter zijde ech ter niet, terwijl mevr. Italië van Embden meende, i dat het met de „onzedelijkheid" in Nederland nog al ging en van een intensief ingrijpen der regee- i ring niets moest hebben. Overigens was men het een enkele uitzondering daargelaten eens, dat een sterk zedelijkheidsbesef door geen enkele overheid van bovenaf kan worden opgelegd. Hoewel de koorden niet te sterk kunnen worden aangehaald, zal de regeering aan de Zondagsrust haar speciale aandacht wijden. De gepeprde rede van den heer Kersten die Im mers de anti-revolutionairen „vermblnking van 't geloof der vaderen" verweten had, werd beant woord door de a.r. afgevaardigde Colijn en Vls- scher en we vernamen, dat de anti-revolutionairen partij staat op den grondslag van Gods Woord Op i dien grondslag kunnen alle protestanten zich ver- eenigen. De anti-revolutionairen zijn het hierover eens, dat de overheid geen geweld heeft te gebrui- ken ten bate van een bepaald geloof en dat er geen j steun door de overheid kan worden verleend aan I een bepaalde kerk met uitsluiting van andere. Niet de anti-revolutionairen hebben art. 36 der Neder Geloofsbelijdenis verminkt; de staatk. geref, partij heeft een program, dat strijdt met dit artikel, im mers wil zij het bijzonder onderwijs voor alle rich- I tigen toelaten. De heer J. ter Laan (s.d.a.p.) heeft van zijn motie aangaande herziening van het bezoldigings besluit toch nog pleizier gehad, al werd ze verwor pen. Immers stemden alle katholieke afgevaardig den zonder uitzondering tegen. Nustond minister de Geer er wel beslist afwijzend tegenover, maar dat de heer Nolens zelfs dr. Möller had weten te be werken om tegen te stemmen, hadden weinig ver wacht. Het demonstreerde weer eens duidelijk hoe de heer Nolens de katholieke afgevaardigden aan een tgouwtje heeft. Minister de Geer heeft zooals uit het bovenstaan de reeds blijkt, niet zoo'n optimistischen kijk op den toestand van 's Rijks finantien. Va neen afschaf fing van de vleeschaccijns moest hij ook al niets hebben, terwijl het niet onmogelijk is, dat de ac- cijns op het gedistilleerd weer eenigermate zal wor den verhoogd. Overigens had hij er geen bezwaar te gen dat de „ongewilde" overschotten van vorige jaren ten deele voor cultureele doeleinden zullen worden aangewend. Het ziet er niet naar uit dat de Kamer het „on derhandelingstarief" zal aannemen, nog minder voelt zij voor een vechttarief", van christelijk-his- torische zijde werd ten minste de noodige, voor de verwerping van het project misschien wel benoo- digde critiek gehoord. Zoo besprak de heer Lovink (c.h.) de resultaten der economische conferentie te Geneve en meende, dat de perspectieven ten aan zien der economische ontwapening niet zoo ongun stig waren. 6 De door de Nederlandsche delegatie in de jongste Volkenbondsvergadering aangenomen houding spe ciaal door de heeren Loudon en Limburg vond wei nig instemming bij de heeren Vliegen (s.d.a.p) en Marchant (v.d.) Er was van Nederlandsche zijde geen activiteit uitgegaan. Nederland was achter de delegaties der groote naties aangeloopen, welke ten aanzien der ontwapening nog maar steeds het „na U" huldi gen. En was de Nederlandsche houdin gten aan zien der ontwapening nog te rechtvaardigen, vol gens den heer Marchant was ze dit zeker niet ten opzichte van de besprekingen om te komen tot een internationale rechtsorde. Hier was activiteit geboden geweest. Overignes stond ook de regee ring zeer sceptisch tegenover de bereikte resul taten inzake ontwapening. Ten aanzien van België is de regeering tot tege moetkoming in zeer ruime mate bereid (volgens velen misschien wel te ruime mate) al kunnen de Belgische wenschen niet alle worden ingewilligd. Door den heer Vliegen werd er op aangedrongen, dat men thans maar eens open kaart moest spelen Geklaagd werd over de tegenwerking van het Duitsche rijk inzake den invoer van steenkolen, on danks het feit, dat toen Duitschland in benarde om standigheden verkerde, door Nederland zoo'n groot crêdiet was verstrekt. Betreurd werd ook de Engel- sche houding ten aanzien van het vliegverkeer naar Nederland naar Indië en terwijl Engeland straks bij de totstandkoming van een Britsch-Indisch-Au- stralische luchtlijn toch ook bij Nederland zal moe ten aankloppen. Ook over de bedrijfsraden heeft de regeering een en ander gezegd. Wat ze zeide was vaag en we dienen maar af tewachten met welke projecten ze voor den dag komt. OUTSIDER. HDERiHUGOiWAARDi. Dinsdagavond vergaderde de afdeeling der Hol- landsche M. v. Landbouw. In deze vergadering werd door^ den heer Drost van Kwadijk behan deld het ontwerp Pachtwet. Had men gehoopt op een flinke opkomst met het oog op deze be handeling, hierin werd het bestuur ten zeerste te leurgesteld. Op zeer onderhoudende wijze werd het onderwerp door 'den spreker behandeld. De meening omtrent de wetsontwerpen, geuit door verschillende vooraanstaande personen, werden door spr .weergegeven, de hoofdeischen der ont werpen aan een nadere beschouwing onderwor pen. Uit verschillende aanhalingen uit dagblad en vakbladartikelen bleek wel, dat algemeen wordt erkend, dat er misstanden bestaan, welke zooveel mogelijk dienen te worden opgeheven, dat echter het pachtvraagstuk door een wet niet tot een oplossing te brengen is, dat de ingedien de ontwerpen beschouwd moeten worden als een eerste stap in de goede richting; tekort aan gronden en sterke concurrentie ten gevolge der sterk toenemende bevolking zijn met een wet niet weg te cijferen. Niettemin kunnen de ont werpen tot eenige verbetering leiden, waarom aanvaarding gewenscht geacht moet worden, zoo mogelijk na gunstige wijzigingen. Het gesprokene ga faanleiding tot vragen en opmerkingen, waar uit een geanimeerde discussie ontstond. De woorden van dank door den Yoorz. tot den spreker gericht, waren naar den geest der verga dering ,de aanwezigen hebben een helderder in zicht verkregen betreffende het pachtvraagstuk. Bij de verdere behandeling der agenda gaf de ingekomen verordening der gemeente met betrek king tot het verbod van verbouw van eenige aardappelsoorten aanleiding tot de uitspraak, dat vóór dit besluit toch wel het gevoelen der tuin bouworganisaties gehoord had mogen worden. Gezien de geringe belangstelling werd besloten voor dezen winter maar geen keuze te doen uit de lijst van sprekers door het H.B. inge zonden. Met betrekking tot de circulaire der Eriesche exportslaéhterij aangaande afzet van vee, werd besloten zich door den vertegenwoor- tiger nader te doen inlichten. Besloten werd de afdeeling op de buitenge wone algemeene vergadering der Maatschappij 27 dezer te Amsterdam te houden, door twee doden te doen vertegenwoordigen. Gekozen wer den hiervoor de heeren Mi. Spaan en P. Blauw. Na eenige discussie werd vrij mandaat verleend. Voor het nazien der rekening werden aangewe zen de heeren Corbout en'P. Beers Pz. Hierna werd de vergadering door den voorzit ter gesloten. HEERHUGOWAARD. Zondag a.s. zal door onze gymnastiek-vereeni- ging „T.A.V.Ej.N.U." haar tienjarig bestaan wor den gevierd door het houden var) een wedstrijd, waaraan een groot aantal'vereenigingen zal deel nemen. ii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1929 | | pagina 3