NIEUWE
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No. 140 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 53. DINSDAG 26 NOVEMBER 1929
38e Jaargangf 1
Uitgave: Firma J. H. KEIZER. Redacteur J. H. KEIZER. Bureel Koordscharweude.
StemmingsbeeldGroentenland
Ds. H. MEYER, t
LANGERIJKER COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprij s
per 3 maanden 1.15.
ADVERTENTIEN:
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent.
Maandag 25 November des jaars 1929 woei van
't niewe gebouw van de Langendijker Groenten-
Centrale de nationale driekleur. Aannemer en
architect droegen het gebouw over aan hun op
drachtgeefster (naar ik van terzijde tenminste
vernam), zoodat op bovengenoemden datum 't
gebouw officieel in gebruik is genomen.
Stel u voor, dat onze achterkleinkinderen eens
naar dezen datum benieuwd waren. Nu wordt dit
gebeuren vastgelegd, door de pers; ik weet, dat
van elk nummer van dit blad een exemplaar in
een archief wordt geborgen.
Onze nakomelingschap kan ten dezen opzichte
dus gerust zijn. Het bestuur van de L.G.O. heeft
gemeend de opening, of beter de ingebruikneming"
van "t gébouw zonder eenig vertoon te doen ge
schieden en dit „en familie" af te doen. Voor
zoover me bekend, is niemand buiten den engen
kring van het bestuur en buiten de personen, die
gewend zijn de bestuursvergaderingen mee te
maken, uitgenoodigd om van de overname van
het gebouw getuige te zijn. Zielfs geen persmus
kiet.
'tKomt natuurlijk niet in me op, eenige critiek
uit te oefenen. Bescheidenheid, 't edele persgilde
algemeen eigen, is daarvoor 't beste voorbehoed
middel; tegen even'tueele critiekneiging, bedoel j
ik. Integendeel, ieder weldenkende zal de beschik-
king des souvereinen bestuurs eerbiedigen. j
Vanuit 't bestuur wordt van de voorafgegane
bestuursvergadering alsmede van de gebouw-over-
name aan de pers wel een communiqué verstrekt.
'tLs me aangenaam en ten tweede zeer gemak
kelijk, naar dit te verschijnen communiqué te
verwijzen.
Vanmorgen had ik een kort onderhoud met
eenigen onzer exporteurs. De lip dezer heeren
wijze van spreken, ter hoogte van 't
toejtajjkè 't hadden over den
den afzei,.(van uien en Wortelen,
vandaag aWflaar met mijn werk, zei
„A."; 'twas nog vóór de veiling begon, om
kwart over achten; Maandags begint de veiling
om half negen.
'kHeb al den tijd, naar de St. Nioolaas-étalages
te gaan kijken, zei B.
Gelukkig, dat Se aanvoeren niet groot zijn,
sprak een derde, en er nog altijd ondernemings
lust onder de kooplui zit. Want 't beetje, dat
aangevoerd wordt, gaat lang niet naar 't buiten
land. '{Binnenland neemt wat, en de speculan
ten de rest.
'k Hoorde spreken van ongewenscht opzouten,
een in onze omgeving in dit verband veel gebe
zigde uitdrukking, die geen oommentaar behoeft.
De stemming was van morgen gedecideerd
down, op zijn Hollandsoh flauw, lusteloos, ge
drukt.
Nu is een dergelijke marktpositie voor stapel
producten in November, inzonderheid bij zacht
weer als nu, heelemaal geen onrustbarend ver
schijnsel. Immers is er met dit weer zelden om
dezen tijd van het jaar groote vraag naar'Langen
dijker producten.
De bouwers hebben 't in dit verband veel over
tuintjes, waaruit nog van alles te 'halen is, over
Diuitsche voorraden, die nog aanwezig zijn enz.
Zie hebben m.i. volkomen gelijk, de practijk van
jaren her heeft hen dit wel bijgebracht.
Nu leek het me niet van belang ontbloot, eens
te informeeren naar de vooruitzichten voor den
komenden winter; niemand zal willen ontkennen,
dat de voorraden met name in Duitschland op den
gang van zaken hier een grooten invloed uit
oefenen.
Hoe staat het met den kooloogst in 't buiten
land? Deze vraag legde ik eenige handelaren
voor; met de bun eigen bereidwilligheid dienden
ze van antwoord. 'tViel me op, dat de diverse
antwoorden in grove trekken gelijkluidend waren.
'De Duitsche oogst van Deensche witte kool
moet zeer meegevallen zijn, en boven de meest
optimistische verwachting zijn uitgevallen. Som
mige buitenlandsche berichtgevers spraken' van
een recordoógst, dien niemand zelfs in September
nog had verwacht.
Hierop afgaande, zou men geneigd zijn tot
de niet zeer gewaagde voorspelling, dat we voor-
loopig op dure Denen nog nieti "hebben te rekenen.
Anders staat het met de gele kool, waarvan
er practiseh geen voorraad in ons hoofdafzetge
bied aanwezig moet zijn. Ten opzichte van dit ar
tikel dient echter opgemerkt, dat het afzetge
bied vrij beperkt te; buiten Duitschland wordt
gele kool bijna niet gevraagd. Em zelfs in
D'uitschland prefereert men op vele plaatsen de
groene savoyekool, (die Frankrijk in tamelijke
quantums importeert en ook in 't land zelf nog
al wordt geteeld) boven onze vaste gele kool.
't Neemt echter niet weg, dat de algemeene ver
wachting voor deze koolsoort gunstig is te noe
men.
't Zelfde geldt voor roode kool; de oogst van
deze koolsoort schijnt sterk nadeelig door droogte
en plantenziekten te zijn beinvloed. Reeds ver
wacht men, bij kouder weer, spoedig bestellingen
voor roode kool voor Duitsche en Ziwitsersche
rekening.
Alles bij elkaar genomen, lijkt 't vooruitzicht
dus niet zoo slecht.
Edoch er is een maar. ,,'tls altijd wat," luidde
't opschrift van de Zondagmorgen-overdenking
in 't Handelsblad van 24 dezer, dat geldt ook
hier.
Met belangstelling lees ik steeds de ambtelijke
rapporten van de Nederlandsche consuls in den
vreemde, speciaal in Duitschland gevestigd.
Die lectuur dezer stukken is nu niet bepaald
opwekkend, integendeel, de toon is de laatste
maanden al somberder geworden. De conjunctuur
schijnt al slechter te worden, 't leger werkloozen
steeds talrijker. InzonderheidaRet groote gebrek
aan geldmiddelen doet ei-
gevoelen.
Eirnstige zakenmenschen zien de toekomst dan
ook verre van rooskleurig in. Men begint er
aan te twijfelen of Duitschland op den duur de
milliarden-verplicbtingen wel ooit nakomen kan.
Of 't Duitsche volk genegen zal blijven, de enor
me lasten vrijwillig ta torsen. Hoewel we in deze
rubriek niet aan politiek doen, mag er wegens
het economisch belang wel eens op worden gewe
zen, dat de uitslagen van de jongste gemeente
raadsverkiezingen in Duitschland veel te denken
geven.
Ook ons Groentenland heeft bij dit alles zoo
groot belang. De geldschaarschte ginds veroor
zaakt den exporteur hier veel hoofdbrekens. De
risico's worden al grooter, wat natuurlijk den
prijs van 't goed drukt.
Al mogen we op grond van betrouwbare inlich-
tingen wel aannemen, dat er voor roode en gele
kool vraag zal komen, wat van Deensche kool
nog niet kan gezegd, toch is het lang niet zeker,
dat de uitkomfsten van 't winterseizoen zullen
beantwoorden aan veler nog al hooggespannen
verwachtingen. Fin wel als reeds opgemerkt
door de slechte economische toestanden bij
onzen grootsten afnemer.
Sprak ik de vorige week over de wenschelijk-
heid, de warenhuizen van de Provinciale Demon-
statie-bedrijven van verwarmingsinstallaties te
voorzien, thans verneem ik, dat na rijp beraad
is besloten, daartoe niet over te gaan.
Als argumenten zijn o.m. aangevoerd, 'teene
jaar is het ander© niet ;~ïtalie heeft aan zijn kou-
degronds-tomatencultuur ook een strop gehad, en
zal wel wat geleerd hebben.
Ook is het de groote vraag of 1930 een zomer
-en nazomer zal brengen als '29.
'tls niet zoo eenvoudig, in dergelijke moei
lijke kwesties een beslissing Le nemen. Op 't eind
moet men kiezen.
Moge de keus de goede zijn geweest.
tijd weer terug, want het is Zijne. Fén maakt
daarop een uitzondering. Als Jezus Christus een
maal aan den geloovige gegeven is, dan wordt Hij
nooit meer aan den geloovige ontnomen, maar
blijft Hij een eeuwige gave. Die gave had ook
de overledene gekregen, en daarom mogen wij
j G^d danken.
j dis. HOEK van, Enkhuizen sprak een hartelijk
I w^ord als vriend. Spreker merkte op, dat een
en? dezelfde weg der zaligheid geopend is voor de
gefaieente en voor de dienaren des Woords, en dat
zij, ook niet anders 'kunnen zalig worden dan door
het bloed van Jezus Christus.
Ouderling KOKMEYER. van tKollum, waar de
ontslapene 12 jaren met veel zegen had mogen
arbeiden, dankte God voor het vele dat Hij in
Dé. Meyer aan Kollum gegeven had. Door zijn
arpeid was het Chr. onderwijs gaan bloeien, als
ook de gemeenten van Kollum zelf in het kerke
lijk leven.
Ds. VERWAAL van Alkmaar wees er op, ge
lijk de andere sprekers, dat ook het Bestuur
vaBi de Chr. Scholen Ds. Meyer missen zal. Hij
wfc de ijverige secretaris. Het was ook bij hem
nilt de eer van menschen, maar de eere Gods))
het Soli Deo Gloria. Spreker sprak woorden van
troost tot de treurende familie.
Op verzoek van Ds. Donner zong de gemeente
nog staande: „gelijk het gras is ons kortstondig
leven". Hij eindigde met gebed en dankzegging.
Daarna begaf de familie zich naar de consistorie-
kalmer, waar nog vele deputanten hun rouwbeklag
aan de weduwe en familie brachten.
Om half vier stond de familie met een 100
leerlingen van de school en een zeer groote me
nigte van belangstellenden uit de gemeente Alk-
maai- en omgeving om het graf. Ds. Donner las
hier de 12 Artikelen des Geloofs, liet de lieve
lingspsalm, Ps. 89:8 van Ds. Meyer zingen,
waarna de oudste zoon van de overledene, dhr.
Meyer, allen bedankte namens zijn moeder en
de familie voor de vele troostvolle woorden in
het kerkgebmiw^ g^sftryk^n
den^jndfiift*i^ een groote in hetj
^Tke^Kleven^e^gTO^W^ge zant 'van Christus
was weggebracht, verliet de schare den dooden-
akker. f
Buitenland
GEORGES CLEMENCAEU. t
ZATERDAGNACHT OVERLEDEN
alkmaar.
In de geheel gevulde Geref. Kerk alhier had
Maandagmiddag de gansche gemeente en vele
belangstellenden van buiten zich met de familie
geschaard om het stoffelijk overschot van den
ontslapen predikant Ds. H. Meyer.
Oim half twee liet Ds. DONNERi zingen Ps.
68:9a en 10b, ging voor in gebed en las 2 Cor.
110. Spreker wees ojo het groote verlies dat
door de familie, gemeente, classes en provincie
geleden was, en sprak woorden van troost uit
Gods Woord. Spreker wees er op dat we over
den doodenbaar konden zien stralen het licht
van Gods genade 'waar wij in ons midden wel
het gedorschte stroo hadden, dat straks naar
de laatste rustplaats zou gebracht worden. Maar
dat door Gods genade de tarwe in de hemelsche
schuur verzameld was. Ds. Meyer is uit de be
nedenkerk weggenomen, en opgenomen in de Bo
venkerk. Daarom mag de familie veel juichens-
stof genieten in dit tranendal.
Namens den kerkeraad van Alkmaar sprak
br. D'. KIERT de gevoelens uit der gemeente. In
dezen stoeren arbeider in Gods koninkrijk vond
de gemeente een krachtigen leider, die met vaste
hand haar steeds leidde in de rijkdom van de
Verbondsgedachte. Die gemeente was zeer ge
schokt, toen zij het droeve bericht van het over
lijden van haar geliefden leeraar vernam, en
dankte God voor den velen zielenarbeid, dien
God en dezen predikant aan Alkmaar gegeven
had. i
Ds. BOUMA van Dirkshorn sprak namens de
predikanten en kerken der klassis Alkmaar
schetste hoe de jonge collega's in Ds. IMeyer een
vaderlijken vriend mochten bezitten, wiens heen
gaan zij ten zeerste betreurden.
Ds. SCHOUTEN van Amsterdam wees op de
groote beteekenisvolle plaats die DS. Meyer 16
jaar in iie provincie in mocht nemen. Spreker
zei, de gemeente van Alkmaar, de classis, de pro
vincie, de familie heeft hem van den Heere in
leenbruik gekregen, en de Heere die geeft die
neemt alles wat Hij gegeven heeft, ook op Zijn
In den nacht van Zaterdag op Zondag is Frank-
rijk's groot estaatsman Georges Clemencaeu op 88-
jarigen leeftijd overleden. Om 2.15 's nachts werd
deze tijding bekend gemaakt. De overledene ligt op
zijn stervenssponde uitgestrekt zoo luidde het be
richt en is omringd door zijn bloedverwanten. Op
het gelaat van den ontslapene, waarvan de juk
beenderen sterk naar voren staan, teekenen de door
stane pijnen zich duidelijk in de diepe rimpels af.
Zijn snor lijkt nog witter door de bleekheid van
zijn gelaat. De aflegging van het stoffelijk over
schot geschiedde door zijn huisknecht, zijn chauf
feur en zuster Theonneste.
Toen de zieke Zaterdagmiddag nog een half uur
bij kennis was, heeft hij zijn vriend en executeur-
testamentair, Pietri, zijn laatsten wil te kennen
gegeven. Hij wilde geen nationale begrafenis en
verlangde bijzetting in het graf van zijn vader in de
Vendée. Evenals dit bij zijn vader geschiedde, moet
de kist van Clemenceau rechtop in het graf worden
geplaatst.
In de rue Franklin, waar de woning van den
staatsman is gelegen, was Zaterdag het verkeer
gestremd. Onder de talrijke personen die naar den
toestand van den zieke informeerden, bevond zich
ook Alfred Dreyfus, die op zoo energieke wijze door
Clemenceau tijdens het beruchte proces werd ver
dedigd. ODok Poincaré liet van zijn ziekbed in
lichtingen omtrent den toestand vragen.
Een der bezoekers vertelde dat op de schrijfta
fel van Clemenceau nog het handschrift van zijn
laatste boek ligt, waaraan hij tot twee dagen voor
zijn ziekte heeft gewerkt.
Mgr. de la Valette Monbrun, voorzitter van de
vereeniging „Vrienden van Pascal" heeft Zaterdag
zijn vriend nog een bezoek gebracht. De prelaat
maakte, toen hij bij den stervende was toegelaten,
een zegenend gebaar, boog diep voor hem en on
derhield zich vervolgens op gedempten toon met
den zoon van Clemenceau.
Bij zijn vertrek verklaarde mgr. de la Valette aan
de journalisten: In tegenwoordigheid van den groo
ten Franschman denkt men niet aan diens anti-
J te heeft mij zoo juist verteld, aldus de prelaat, dat
j een van de laatste woorden van Clemenceau was:
i „Ik belet u niet voor mij te bidden zuster." In deze
korte verklaring klonk in het geheel geen sarcasme
zoo besloot de prelaat, maar veeleer diep respect en
zekere bewondering voor den aard van de taak der
zuster, die hem zoo bewonderenswaardig verzorgt.
In verband met desbetreffende geruchten deelt
het Havas-bureau mede het verzoek te hebben ont-
vangen nadrukkelijk te verklaren dat geen priester
j naar de ziekenkamer van Clemenceau is geleid.
DRAlSiflA-vANVALKEMBURG'S
•iLEvER
LEEUWARDEN
Clemenceau werd 28 September 1841 te Mouil-
leron en Pareds geboren. Zijn vader was daar ge
neesheer. Toen George 10 jaar oud was, zag hij,
i dat zijn vader, die bekend stond als een verstokt
republikein, door de gendarmes werd gearresteerd.
Het was na de coup d'état van Louis Napoleon, den
lateren keizer Napoleon III, in December 1851. De
jongen, woest, schreeuwde, „ik zal je wreken."
waarop de vader rustig antwoordde: „ga werken."
Dit antwoord kenmerkte den vader, die als een sar-
cast bekend stond, een sarcasme, dat zijn oudste
zoon van hem heeft geërfd. Hij kon snijdend sar
castisch zijn. Zijn woord was vaak een geweldig
wapen. Ook Georges zou geneesheer worden. Zoo
was het altijd geweest in zijn geslacht. Hij kwam
op het lyceum in Nancy waar hij tot 1858 bleef.
Toen trok hij naar Parijs waar hij in het Quartier
Latin Emile Zola en Jules Meline, den thans reeds
geruime ntijd otnslapen staatsman ontmoette.
Hij werd al spoedig journalist. De studenten had
den een klein blaadje dat „Travail" heette en Cle
menceau schreef daarin reeds felle artikelen. Bij
het negende nummer, gedateerd 2 Maart 1862, werd
de uitgave gestaakt, want drie redacteuren van het
blad, de heeren Carré, Clemenceau en Taciles wa
ren eenige dagen tevoren gearresteerd. Waarom,
was niet bekend, maar dat is zeker, dat Clemenceau
die het voortdurend met de censuur met „dame
Anastatie" aan den stok had, toen voor het eerst
met de „dame" kennis maakte.
Maar het verblijf in de gevangenis had hem den
weg gewezen, of wil men liever, werd hem tot een
aansporing om een polemist te worden. Tal van
bladen werden door hem opgericht, die overigens
slechts een kortstondig bestaan hadden.
In 1865 promoveerde hij tot dokter in de medicij
nen met het proefschrift: „De la generation des
éléments anatomiques."
Toen hij geeneesheer was, kwam hij tot de ontdek
king, dat de keizerlijke politie hem, den zoon van
den verstokten republikein, wat al te veel aan
dacht schonk. Dat kon hij niet goed verdragen,
ging eerst naar Engeland, toen naar Amerika, waar
hij vier jaren verbleef onderwijs gevende in de Fran
sche litteratuur. Hij trouwde met de Amerikaan-
sche Miss Clarisse Plummers.
Even voor den Fransch-Duitschen oorlog keer
de dokter Clemenceau naar zijn vaderland terug
en begon praktijk uit te oefenen op Montmartre.
Niet lang daarna brak de oorlog uit, toen kwam Se
dan, de gevangenneming van Napoleon, en de dag
van den vierden September, toen de republiek uit
geroepen werd en spoedig daarna benoemde het
„Gouvernement de la Defense nationale" hem tot
maire van Montmartre. L
Weldra w^gaSugekozen tojffiid vaAA^Nation
ie vergaderinJ3H^tijdens dén'oorlogee BojsJ
haar zittingerr*fflëld- Be?e -vergade.
slissen -over den afstand van Elzas-Lotharingen,"
waarop de Duitschers aanspraak maakten.
Met 546 tegen 107 stemmen gaf zij de vredes-
onderhandelaars het recht de twee provincies aan
Duitschland af te staan. Onder de tegenstemmers
was ook Georges Clemenceau. Hij was de laatst le
vende van hen, die hun goedkeuring onthielden
aan een afstand van dit grondgebied. Hij was het
ook, die met de andere 36 afgevaardigden van de
linkerzijde een brief richtte tot de afgevaardigden
van Elzas-Lotharingen, die nu door de annexatie
van beide provincies geen leden konden zijn van
de Fransche volksvertegenwoordiging.
Clemenceau heeft later vaak verklaard, dat hij
het tragisch moment in het parlement nooit' heeft
vergeten. Tot den wereldoorlog toe was in hem het
verlangen te herstellen wat toen van Frankrijk Werd
losgebroken. Het spoorde hem aan, tijdens den we-
reldstrijd, toen het scheen, dat Frankrijk, en met
Frankrijk zijn geallieerden, den nederlaag zouden
lijden, zich aan het hoofd te plaatsen van hen, die
a tors et a travers den oorlog wilden doorzetten en
die in woord en geschrift opwekte om niet te ver
sagen.
Twintig jaar lang is Clemenceau lid van de Ka
mer geweest. Daar krijgt hij den naam van „tom-
beur de ministeries." Den 26en Januari 1882 was
hij het, die Gambetta ten val bracht. Juli 1882 at-
taqeerde hij het ministerie-De Freyecenet, om zijn
Egyptische politiek, waardoor Engeland de macht
krijgt over het Nijlland en hij brengt het ministerie
ten val. Op den 30en Maart 1885 ontketent hij zulk
een storm in de Kamer, dat Jules Ferry, verplicht
was om door middel van een ladder over een muur
te vluchten. In Januari 1886 brengt hij Freyecenet
opnieuw ten val. Den 18en Mei 1887 slaat hij het
ministerie-Gobet neer en in December 1887 weet
hij de Kamer te bewegen, een besluit te nemen,
waardoor president Jules Grevy gedwongen werd,
zijn ambt neer te leggen. Het was bekend gewor
den dat de schoonzoon van Grevy die bij hem in
het paleis d'Elysee woonde, handel dreef in onder
scheidingen. Merkwaardig en typeerend voor zijn
karakter blijft zijn strijd tegen de regeeringen.
Wenschte hij zelf de regeeringsmacht? Neen. Hij
dankte er jaren lang voor. Regeeren ging hem niet
goed af. Hij was meer strijder. Zoo moet men hem
tenslotte ook zien; toen hij, op het meest critieke
moment van den wereldoorlog, minister-president
werd en minister van oorlog. De strijd tegen den vij
and, die scheen te overwinnen, lokte hem aan.
strijd ook tegen de defaitisten, tegen hen, die wan
hoopten aan d overwinning.
Toen hij November 1917 geroepen werd een nieuw
ministerie te vormen was de toestand inderdaad
ernstig. De opstootjes, die sinds Mei in sommige
regimenten hadden plaats gehad, waren nog niet
onderdrukt. De geallieerde legers vochten met groo
ten moed, maar daar was geen overeenstemming
geen eensgezindheid in de bevelvoering. Die een
heid gelukte hem. Hij wist Lloyd George, de Ame
rikanen te overtuigen, dat de bevelvoering in eén
hand moest komen en Foch werd aangewezen.
Zoo leidde hij als zes en zeventigjarige man den
oorlog Hij was overal, aan het front, in de Kamer.
Vanaf 18 Juli 1918 is het pleit beslist. Foch houdt
niet meer op het Duitsche front te beuken. Bij de
vredesonderhandelingen is hij de woordvoerder v.
Frankrijk, is hij de leider van de zittingen in het
paleis van Versailles waar den vijand den wil van
den overwinnaar werd voorgeschreven.
Hij was niet zachtzinnig voor de Duitsche afge
vaardigden en de vredesonderhandelaren. Hij her
innerde 'Zich het tragisch moment van 1871 in de
Kamer te Bordeaux.
Men noemde hem „de vader van de overwinnig"
en men huldigde hem overal. Maar ook ontkwam
hij niet aan den laster, waaraan ieder politiek man
in Frankrijk bloot staat.
Meermalen is de eigenaardige kop van Clemenceau
beschreven. We lazen eens van hem, dat hij een
gelaatsmasker had van een Samoerai, met den hoe
kigen kop als door een steenhouwer uit een harde