Oudejaarsavond
Raad Zuidscharwoude
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No. 154 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 52. DINSDAG 31 DECEMBER 1929
38e
Jaarling
Uitgave: Firma 1. H. KEIZER. Redacteur J. H. KEIZER. Bureel Noordscharwoude.
Een ietwat vaster Krabbel
l,UI. Ui IJK 1,11 I III li Uf
DEZfÈ COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprijs:
per 3 maanden 1.15.
ADVERTENTIEN
Van 5 regels 75 cent;
élke regel meer 15 cent.
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
Weer staan wij voor die wonderlijke uren de
laatsten van het jaar waarin de stem der vergan
kelijkheid sterker dan ooit tot ons spreekt; waar
in het leven ons, meer dan ooit, tot oogenblikken
van stilte noopt.
Zeker, de Oudejaarsavond is ook de avond van
vroolijkheid en gezelligheid, van warm huiselijk le
ven maar wie kan zich onttrekken aan den ster
ken indruk van, dit uur, dat ons in ons eigen hart
doet keeren, ons eigen leven en strijd leert be
zien? Op den laatsten avond van het jaar is er,
meer dan ooit, bij alle gerucht en vroolijkheid, de
stilte van de zelfbeheersching en van den wee
moed; de gedachte der vergankelijkheid grijpt ons,
en de stem der wereld schijnt een oogenblik te zwij
gen.
Wachter wat is er van den nacht?
En het oog ziet naar de gebeurtenissen in het af-
geloopen' jaar. In economisch opzicht is er zeker
weinig reden voor voldoening; een heftige crisis
ging ook over ons land, en zal ons in het nieuwe
jaar dwingen tot grootere krachtsinspanning, en
tot minder krachtverlies in onderlingen klassen
strijd. Meer dan ooit zullen wij bij onze staatshuis
houding tot ziunigheid en soberheid zijn genoopt;
ook ons Indië zal in de eerste jaren heel wat min
der baten afwerpen dan het in vorige jaren deed.
Een zuinig, sober beheer zal eveneens voor onze
gemeentèn geboden zijn, waar ook zij in de inkom
sten den terugslag der conjunctuur zullen ondervin
den. Maar op den Oudejaarsavond, het groote mo
ment der vergankelijkheid, beseffen wij vooral, dat
het nieuwe jaar weer al onze kracht en al onze
energie zal vorderen; de strijd om het bestaan
eischt zo oontzaglijk veel van 's menschen vermo
gen, en wij hebben ons geheele denken en doen
noodig om staande te blijven en voor ons en onze
kinderen een plaats in het leven te veroveren. On
gelukkig is echter de mensch, die bij de pakken
neerzit, wiens geest zich niet vermag te verheffen
boven de zorgen van eiken dag, die in die dagelij k-
sche dingen geheel verloren gaat. Hij moet er aan
herinnerd worden, dat al het heden toch verleden
wordt, en dat er hoogere dingen zijn, waaraan
het méér de moeite loont de aandacht te schenken.
Zoo dringt de Oudejaarsavond ons er toe, de kleine
beuzelingen des levens te laten voorbijgaan, ons er
boven te verheffen en toch met verantwoordelijk
heid tegenover het leven te staan.
Niet alleen de zakenmenschen, die het hoofd vol
zorgen hebben, maar ook de arbeiders, met hoofd
of hand, hebben het noodig dat hun gedachten eens
leen maar op den Oudejaarsavond. In deze laatste
bij andere dingen worden bepaald. Al is het dan al-
uren moeten wij ons niet bekommeren over al het
geen ons in den loop van het jaar geplaagd heeft;
moeten wij het tijdelijke eens van ons afschudden,
om door al het tijdelijke heen te schouwen in den
Tijd zelf, in de eeuwigheid, waarvan wij toch ook
een deel zijn. Geen lied, dat beter de aandacht ves
tigt op het onbestendige van dit aardsche leven,
dan het lied van stille berusting, dat reeds in onze
jonge jaren zoo'n diepen weemoedigen indruk maak
te op ons ontvankelijk kindergemoed, en dat ons
nog altijd opnieuw zoo verheven en opwekkend
in de ooren klinkt:
Uren, dagen, maanden jaren,
Vliegen als een schaduw heen.
En wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên.
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft,
•Al het heden wordt verleden,
Schoon 't ons toegerekend blijft.
ii.
In mijn vorig artikeltje meen ik te hebben
aangetoond, dat de heer Thomassen uit Bussum
zich heeft vergist, toen hij uit de Militaire
Spectator meende te kunnen bewijzen, dat de
Duitse he Generale Staf reeds in 1909 het plan
von Schliefen wijzigde, waardoor ons land buiten
den oorlog bleef.
Uit andere geschriften van Generaal Snijders
is evenmine enig bewijs bij te brengen, noch voor
't jaartal 1909, noch voor 't jaartal 1913.
De meening van de. genoemde militaire autori
teit over de waarde van de versterking van de
Nederlandsche weermacht is echter met groote
duidelijkheid te vinden in diens geschrift: „Die
Ontwapenings- en 'Weerloosheidspropaganda van
Prof. Dr. D|. v. Embden".
Uitvoerig zet de auteur uiteen, hoe de Gene
rale Staven der groote mogendheden zich bezig
houden met het afwegen der wederzijdsche strijd
machten en dan is het duidelijk, dat elke neu
trale weermacht haar beteekenis heeft. „Gene
raal von Schliefen (bladz. 46, 'k citeer hier Ge
neraal Snijders), die tot 1906 chef van den Ge-
neralen Staf van het 'Duitsche leger was," had in
zijn operatieplan op een doormarsch der Duitsche
legers door België en Nederland gerekend. Ojis
leger, destijds nietig en gebrekkig uitgerust, was
geen factor van zoodanige beteekenis, omi van een
schending van ons gebied terug te houden".
En iets verder: „In Nederland waren in 1901
de nieuwe leger- en landweer-wetten tot stand
gekomen welke een algeheele hervorming van
ons krijgswezen inleidden, zoodat toen in 1906
von Moltke optrad, die wetten gaandeweg door
werkten en onze weermacht in een toestand van
geleidelijke versterking en verbetering verkeer
de. Dit moet hem aanleiding gegeven hebben,
het operatieplan in dezen zin te wijzigen, dat de
doormarsch van het Duitsche leger door Neder-
landsch Limburg vermeden werd „om niet ook
Nederland te dwingen, zich aan de zijde der
vijanden te scharen".
Dit laatste zinnetje citeert Generaal Snijders
uit de gedenkschriften van von Moltke, die na
zijn dood (in 1916) zijn uitgegeven. Wel zou
deze wijziging groote strategische en technische
nadeelen voor de Duitsche legerleiding en troepen
ten gevolge hebben, (zie 'tboekje van Generaal
Snijders bid. 47) maar von Moltke meelde deze
te moeten aanvaarden, omdat hij voorzag, dat aan
de Duitsche rechtervleugel door een vijandelijk
Holland zboveel krachten zouden moeten worden
ontnomen, dat daardoor het leger te veel aan
„Schlagkraft" zou inboeten.
Uit het bovenstaande blijkt tweeërlei, ten eer
ste, dat Generaal Snijders geen enkel jaartal
noemt en zich niet uitspreekt over de kwestie,
wanneer de Duitsche Generale Staf zijn plan
wijzigde en ten tweede, dat die wijziging ver
band hield met de sterkte van het Nederland-
sche leger.
Inderdaad, de heer Thomassen kon mij geen
grooteren dienst bewijzen, dan zich op Generaal
Snijders te beroepen.
En wat is nu de beteekenis geweest van de
legerreorganisatie van Minister Cölijn in 1911
Met zekerheid is niet te zeggen, dat de eer
biediging van de Nederlandsche neutraliteit in
1914 door de Duitschers te danken is geweest aan
de Militiewet-Colijn en de door dezen destijds
doorgevoerde legerorganisatie.
Met zekerheid kan men slechts dit zeggen, (en
zulks op grond van de gedenkschriften van von
Moltke zelf) dat deze Generaal na 1906 de over
tuiging gekregen heeft, dat Nederland niet in de
schending van zijn neutraliteit zou berusten en
dat deze overtuiging er toe heeft bijgedragen,
dat door de Duitschers in 1914 een omtrekkende
beweging gemaakt werd. En wat verder Minister
Colijn's politiek betreft, kan geconstateerd, dat
deze politiek in zooverre voor ons land een gun-
stigen invloed uitgeoefend heeft, dat ze in het
buitenland de overtuiging heeft versterkt, dat
wij ons niet bij aantasting van onze zelfstandig
heid zouden neerleggen en daardoor wijziging
of een gewijzigde uitvoering van de Duitsche
krijgsplannen voorkomen heeft.
Dezfe conclusie ligt volkomen in de lijn van
hri. betoog van 'Generaal Snijders.
Hiermede neem ik afscheid van mijn opponent
Thomassen.
De raad dezer gemeente vergaderde op Maandag
30 December. Afwezig de heer K. Dijkhuizen.
Na opening door den voorz., den E.A. Heer Jhr.
A. L. van Spengler, worden de notulen van de vori
ge vergadering, welke vooraf ter inzage waren ge
legd, zonder op- of aanmerkingen en met dank
aan den samensteller, goedgekeurd.
Mededeeling volgde, dat in de vergadering van
de Commissie van Beheer der Lichtbedrijven eenige
weken geleden was besloten de transportbaan te
laten herstellen.
Dat de reglementen, betrekking hebbende op de L.
bedrijven en haar beheer, eerstdaags gereed zou
den komen en aan belangstellende leden worden
uitgereikt.
Dat door diezelfde commissie het des nachts aan
wezig zijn van slechts 1 man voldoende veilig ge
acht wordt en zijn veiligheid, zooveel als dit mo
gelijk is, is verzekerd. Gevaar is bijna geheel uit
gesloten en het bedrijf is te klein om des nachts
meer dan 1 man dienst te laten doen.
De heer Zeeman vraagt naar aanleiding van het
medegedeelde betreffende de transportbaan of hier
van een raming is gemaakt.
De voorz. antwoordt, dat men eerst wilde trach
ten de herstellingen in eigen beheer te doen. Hier
van is de commissie teruggekomen en heeft men
een terzake kundige firma prijsopgave gevraagd.
De kosten zullen vermoedelijk niet hoog zijn.
De heer Bekker meende dat de directeur een ra
ming had gemaakt van f300 ad f400.
Ingekomen stukken.
De vóorz. achtte het gewenscht nog in het oude
jaar te vergaderen, om de gedane voorstellen enz.
nog zooveel mogelijk in dit jaar af te handelen.
Ingekomen was:
a. het proces-verbaal van kasopneming, waaruit
bleek dat was ontvangen totaal f 68771,GVh uitge
geven f 68251.91 alzoo een kassaldo van f 519.70V2.
b. dankbetuiging van den veldwachter voor zijn
salarisverhooging met f 200.
c. een dankbetuiging van de Noordh. Ver. Het
Witte Kruis voor de verleende subsidie ad 1.5 cent
per inwoner.
d. bericht van Ged. Staten betreffende de ont
vangst van de aanvulling van de politie-verorde-
ning.
e. van idem betreffende de goedkeuring van de
gemeentebegrooting.
f. dankbetuiging van de R.K. Leesbibliotheek
voor de toegekende subsidie voor het jaar 1930.
Alle voor kennisgeving aangenomen.
Bericht van de Commissie van Beheer der Licht
bedrijven, dat in haar vergadering van 4 December
na breedvoerige besprekingen is besloten om geen
dienstcommissie en geen georganiseerd overleg in
te voeren.
De heer Zeeman. Mijnheer de voorz., het doet mij
leed dat de gascommissie over dergelijke zaken zoo
licht heen gaat. Het schrijven zegt dat in haar
vergadering van 4 December na breedvoerige be
sprekingen is besloten geen georganiseerd uverleg
in te voeren. Maar aan de hand van die breedvoe
rige besprekingen vind ik het antwoord wei wat
heel kort. Ik vind het povertjes op een zoo belang
rijke zaak, zonder eenige argumentatie, zoo te E.nt-
woorden. Ik krijg den indruK dat de commissie, in
dien tenminste de besprekingen zoo uitvoerig zijn
geweest, zich er af tracht te maken door -e«n
antwoord te sturen en daarmede basta. Toch be
treur ik dit, want zoo blijven we als raden zange
wezen om technische zaken, als loonregelingen,
enz. te bekrachtigen, terwijl we gewoonUjK :,is
van zaken missen. Er is tegenwoordig haast geen
Overheidsbedrijf van eenige beteekenis dat zonder
georganiseerd overleg floreert. Wanneer een parti
culier zul keen bedrijf heeft, dan kan ik mij inden
ken dat hij geen commissie van georganiseerd over
leg verlangd, omdat het een deel van het beheer
aantast, maar hier moet in de eerste plaats reke
ning worden gehouden met het overheidsbelang,
en dat is heel iets anders. Een lid van den raad
kan zich nooit zoo in het bedrijf inwerken als een
commissie van georganiseerd overleg dat kan doen.
Juist op deze gronden komen er in vele plaatsen
commissies van georganiseerd overleg. Waarom hier
niet. Ze zitten hier in de commissie nog vast in een
star conservatisme en kunnen de dingen niet zien
zooals ze groeien. Nu is er bij de arbeiders een ze
kere schroom om voor hun rechten op te komen.
Zij zien in het georganiseerd overleg hun belang,
•maar ook met het oog op het bedrijf achten zij
het van veel waarde. Er zijn altijd dingen die be
sproken moeten worden en dat kan zoo. Wanneer
wij er nu afwijzend tegenover staan, dan zijn we
er nog niet af.
Ik betreur derhalve den uitslag. In naburige ge
meenten wordt beweerd, dat het bedrijf er niet rijp
voor is, maar dat is nietwaar. Het is hier zeer goed
mogelijk zelfs.
De heer du Burck. Ik zal hier niet zulk een uitvoe
rig pleidooi houden, omdat het reeds bij de be
grooting is behanudeld, maar bepaal mij bij het
antwoord van de commissie. Eerlijk gezegd vind ik
dit niet zoo'n vreemd antwoord. Het was mij al
bijzonder meegevallen, dat het voorstel destijds 'n
meerderheid verkreeg wat op mij den indruk maak
te dat van een onverwachte zijde democratische ge
voelens kwamen.
Niet verwondert heeft heta mij, dat de gascom
missie, die over het algemeen bestaat uit conserva
tieve leden, het heeft verworpen. Die commissie
geeft niet weer de meening van de raden. Toch ben
ik teleurgesteld, dat de commissie het met algemee-
ne stemmen heeft verworpen. Waar hier toch com
missieleden zijn, die voor het voorstel hebben ge
stemd, verbaast het mij, dat zij daar hebben te
gengestemd. hetgeen natuurlijk mogelijk is, omdat
de besprekingen daar een ander inzicht gaven. Ik
hoop dat er in de gascommissie spoedig eens wat
democratisch bloed komt, dat zal ook de arbeiders
zeer ten goede komen.
Hierna wordt het cshrijven voor kennisgeving
aangenomen.
Ingekomen is een schrijven der vereen, ter be
hartiging der maatschappelijke belangen van Ze
nuw- en zielszieken, met het verzoek om toe te tre
den als lid met een minimum-contributie van f50.
B. en W. stellen voor dit schrijven aan te houden
tot de volgende begrooting, waartoe wordt besloten
De heer Zeeman merkt op, dat er nogal uitvoeri
ge bijlagen behooren tot voormeld schrijven en had
spr. geen gelegenheid kunnen vinden die heele-
maal door te werken. Gaarne zag hij dat die bij
lagen konden circuleeren bij de leden.
De voorz. antwoordt dat dit al eens meer is ge
daan, maar het is zelfs gebeurd dat een stuk wat
in het archief thuis behoorde, is weggeraakt. Z.E.
A. wil echter gaarne de bedoelde bescheiden gerui-
men tijd ter inzage leggen, dan kan men zoo nu
en dan eens een gedeelte inzien.
De heer Zeeman verzocht dan een dubbel exem
plaar va nelke bijlage aan te vragen, dan is er geen
vrees voor verloren gaan.
De voorz. zegt dit toe.
Van de vereeniging van burgemeesters en secre
tarissen in de kantons Hoorn, Purmerend, Alkmaar
en Schagen is een verzoek ingekomen om adhaesie
te betuigen op een verzoek aan de Kroon, om gelij
ke klassificatie van alle gemeenten om zoodoende
een gelijke salarieering te krijgen voor het onder
wijzend personeel in de steden en op het platte
land. Met den toestand zooals die n uis, trekken
de beste leerkrachten naar de steden, die de beste
salarissen uitbetalen.
B. en W. stellen voor om dit adres voor kennis
geving aan te nemen daar zij van meening zijn,
dat dergelijke verzoeken op den weg liggen van de
vereeniging van Ned. Gemeenten.
De heer Zeeman. Uit de besprekingen in andere ra
den heeft men argumenten naar voren gebracht,
die mij troffen. De eene beweert dat het leven in
een stad goedkooper, de ander meent van duurder
is. De waarheid ligt misschien in het midden. Een
feit is dat men vaker van een lagere naar een hoo
gere klasse trekt, dan omgekeerd. Het lijkt mij toe
dat de beste krachten niet op het platteland blij
ven. Menschen met goede capaciteiten trekken naar
de groote plaatsen en het platteland kan fluiten.
Heft men de klassificatie op, dan heeft men kans
de betere krachten voor het platteland te behou
den.
In het algemeen ben ik er voor, dat dergelijke
zaken door de ver. van Ned. Gem. worden behan
deld, maar in dit geval ben ik er wel voor om ad
haesie te betuigen, want door dit stuk voor ken
nisgeving aan te nemen, vestigt men den indruk
dat het platteland er geen interesse voor heeft.
De voorz. meent dat het toch het beste is, om,
waar steeds zulke gevallen door de ver. van Ned.
Gem. worden behandeld, de raad niet van dezen
gedragslijn moet afwijken. Bovendien al zou men
in de stad minder verdienen dan op het platteland
DRAïSiMvANVALKEriBURG'S-
LEEUWARDEN-
dan trekt men vaak door de gemakken, die de
stad toch steeds voor heeft, daar heen.
De heer du Burck. Ik ben vierkant voor adhaesie-
betuiging. Het standpunt dat het op den weg der
ver. van Ned: Gem. ligt, leg ik terzijde. De kwestie
op zichzelf is belangrijk genoeg. Ik wilde zelfs in al
le gevallen gelijkstelling, ook voor burgemeesters,
secretarissen enz. Wanneer een ambtenaar naar
een andere plaats uitziet, let hij vooral op het sala
ris, de meesten hebben vrouw en kinderen, dus
moet gewoonlijk het platteland het loodje leggen.
Bovendien hebben ,de plattelandsonderwijzers een
zwaardere taak dan hun stadscollega'S' In de stad
heeft een onderwijzer, één klas met ten hoogste 36
leerlingen. Op het platteland heeft één leerkracht
dikwijls 3, en soms zelfs 6 klassen, hetwelk een
zeer vermoeiend werk is. Eigenlijk mochten dergelij
ke leerkrachten dus nog wel hooger gesalarieerd
worden. Zijn wij dan niet verplicht om dit verzoek
te steunen?
De heer Kramer, ik kan ook niet met het voor
stel van B. en W. meegaan. Het is voor het onder
wijs van zeer veel belang en daarom wil ik wel
adhaesie betuigen om een gelijke regeling te krij
gen en den achterstand weg te nemen. z
Ik ben het met den heer Zeeman eens, om door
goede salarissen de goede krachten hier te houden
en waar u mijnheer de voorz. zegt, dat de stads-
voordeelen ook trekken ben ik er juist sterk voor.
De heer Groen onderstreept de gedachten des
vorigen sprekers om de achterstelling uit den weg
te ruimen .Spr. vindt het niet noodig dat dit ver
schoven wordt naar de ver. van Ned. Gem.
Hierna wordt het voorstel van B. en W. in stem
ming gebracht en met de beide wethouders voor,
verworpen.
Er zal dus wel adhaesie worden betuigd.
Regeling jaarwedden Burgemeesters, Secret;
sen en ontvangers.
Door de Urov. Staten is een nieuwe regeling vast
gesteld. Waar deze gemeente in de 2e klasse staat,
worden de salarissen voor hier als volgt:
Burgemeester van f2000 tot f2400, Secretaris v.
f 1900 tot f 2300. Ontvanger van f 700 tot f 1000.
Bovendien is door de Prov. Staten bepaald, dat
de pensioenen premievrij zijn en dat voor huur
ambtswoning, zooals dus hier voor den. burgemees
ter tenhoogste 15 procent van het salaris mag wor
den gerekend. Nu bedraagt dit een vast bedrag van
f 600 per jaar.
De heer Kramer vindt deze regeling zonderling,
want het rijk heeft een wettelijke regeling van de
pensioengrondslagen en de provincie stelt deze wet
telijk buiten werking. Dit geldt dan wel voor de
hoogere ambtenaren, maar wanneer deze premie-
vrij zijn, kan men toch de lagere geen premie van 't
pensioen gaan afhouden. Spr. is van meening, dat
met een dergelijke ingrijpende maatregel het recht
van den raad wordt aangetast.
De post ambtswoning is geheel nieuw, want daar
is de raad heelemaal niet,in gekend. Dit beteekent
voor de gemeente een vefschil van f225 per jaar
dat zij minder aan huur ontvangt. Spr. vraagt zich
af, of daar nu nieWaan te doen is. Ik zou, aldus
spr., wel een adres (jp touw willen zetten om via
de ver. van Ned. Gem. hiertegen te ageeren. Als
men zoo doorgaat dan kunnen de raden wel naar
huis gaan. Ik vind dat Ged. Staten te ver gaan.
De voorz. merkt op, dat er steeds voor verschil
lende gemeenten, verschillende pensioenbijdragen
zijn. Er zijn gemeenten van 8.5 procent, anderen
weer 4 procent en ook waar niets betaald wordt.
Dit kan een gemeente een groot verschil brengen.
Hier bestaan evengoed onbillijkheden. In den raad
is destijds besloten aan het personeel van de Licht
bedrijven premievrij pensioen te geven, terwijl de
hulpkeurmeester bv. 8.5 procent betaalt. Dit zijn
onbillijkheden die de heer Kramer zeker niet heeft
opgemerkt.
De heer du Burck. Voor mij is hoofdzaak dat aan
den raad verboden wordt premie te heffen. Wat
die huishuur betreft, wordt de sterk verminderde
huur een doceurtje want met de verbouwing inbe
grepen heeft de woning een waarde van f 12000,
waardoor de huur dus wel zoo ongeveer aan on
derhoud besteed kan worden en blijft er voor ren
te niets over.
De voorz. stelt voor het schrijven voor kennisge
ving aan te nemen.
De heer Kramer is het met den heer du Burck
eens en niet met den voorz. Het recht wat de rijks
wet geeft om pensioen te laten betalen, wordt door
Gedep. eenvoudig ontnomen. Het gaat bij mij niet
om het geld, maar omdat de raad er niet in wordt
gekend.
De heer Zeeman heeft er in de Staten op gewe
zen dat er zeer veel gemeenten zijn met een klein
aantal inwoners. Centralisatie van die kleine ge
meenten is gewenscht, want spr. wil graag goede
salarissen geven, maar dan moet daar arbeid naar
worden verricht. Dat die centralisatie niet beter
doorwerkt is buiten de schuld van Ged. Staten. Ter
griffie liggen 20 wrakke gemeenten die bij anderen
gevoegd moesten worden, maar het rijk werkt hier
in tegen.
Zelfbeschikkingsrecht der gemeenten kan uitgroei
en tot een dogma. Wanneer op het oogenblik de
gemeenten nog de salarissen van hare ambtenaren
zelf moesten regelen, dan zou het in een massa
gemeenten er voor die ambtenaren nog treurig
voorstaan.
Gedeputeerden passen dezen maatregel toe,
maar vele gemeenten hebben het er naar gemaakt.
U mijnheer de voorzitter staat er nogal gunstig
voor, omdat U burgemeester van twee gemeenten
is, maar den secretaris zijn salaris is nog verre van
best.
De voorz. Dat is ook uw schuld.