Baad Broek op Laopdijk
Stemmingsbeeld Groentenland
Kamerkroniek
PU ROL
Er waren zeer interessante momenten ter jaar
vergadering van de Provinciale Commissie uit de
Veilingen in Noordholland.
Inzonderheid bij het debat na de inleiding van
den heer ir. van Poeteren, voornamelijk met den
heer Valstar, voorzitter van het Centraal Bureau
van de Veilingen. Een mensch kan soms gekke in
vallen krijgen, onder den kersverschen indruk van
die jaarvergadering zag ik in verbealding die beide
vooraanstaande personen in een vreemde positie.
Kw am het hiervan dat te Alkmaar, de stad van
de veemarkten vergaderd werd? Of ook, waren het
de verschillende in zichten in de zaak van de drei
gende wratziekte in de aardappelen en de beste
afweermiddelen, die mij die heeren deed zien in die
voor he ntotaa vreemde omgeving en handeling.
Het is mogelijk.
Toen de heer ir. van Poeteren had gesproken en
de heer Valstar had gedebatteerd drong zich het
volgende beeld (noem het mijnentwege een
droomdbeeld, louter fantasie of wat ook) aan mij op
Ik zag beide heeren op het marktplein te Alk
maar vóór de beroemde Waag en ze traden beiden
op als verkooper van een koe. Ik zei U im
mers al, dat een mensch gekke invallen kan krij
gen.
De heer van Poeteren had zijn te verkoopen beest
je met een helder wit laken afgedekt, een knechtje
was er met een spons, om de neusgaten zoo nu en
dan te reinigen en een handdoek, om de uier
schoon te houden.
Het beestje van mijnheer Valstar was gedekt met
een dóódsimpel koedek en hij was moederziel al
leen.
Een zeer eenvoudig man komt op het met wit
laken gedekt beest af, kijkt er eens naar en dien
man las ik van het gezicht: Niks voor mij, zeker
een stamboek-elite-dier, fancy-fair prijs. En de
man lieu voorbij.
Een meer durvend boer wilde er meer van weten
en vroeg: Wat is dat voor een beest, hoe is ie ge
steld? De verkooper treedt naar voren en zei: „voor
zoover ik kan nagaan is deze driejarige koe gezond,
bij de tubercelproef trad geen reactie op, tegen milt
vuur is ze ingespoten, ze is als kalf met pokstof te
gen kalverpokken ingeënt, van de meermalen op
tredende Encephalus hebben we niets gemerkt.
Dank zij verder de juiste voeding is de algemeene
gezondheidstoestand bevredigend, de koe kreeg vol
doende vitaminen, de verhouding tusschen eiwit en
vet in het voedsel is genomen naar de beroemde
norm van v. Kei, ook is zorg gedragen voor een
voldoende hoeveelheid ruwvezelstof. Ik neem op die
gronde n aan, dat de koe®gezond is.
De boer met lef had genoeg gehoord en zei: „dank
je feestelijk voor zoo'n beest, zoo'n proefkonijn in
mijn stal, daarvan heb ik niet terug. Hoeveel vui
ligheid kan dat dier wel in zijn corpus hebben?"
Ook hij nam de beenen.
De geleerde verkooper had al eenig leergeld be
taald en nam zich voor, tegenover een ander ge
gadigde minder uitvoerig te zijn.
Er kwam een derde en op diens vraag, of het dier
gezond was, luidde het nu kort: Voor zoover ik kan
oordeelen wel. Ook deze derde keek al wat achter
dochtig op dat: „voor zoover." Hoe staat het met
de melkgift? hoorde ik nog vragen. En toen kreeg
deze gegadigde een geweldig lange uiteenzetting
omtrent lactatie-periode, vetgehalte en kilogram
men, let wel „K.G. melk.'
Geduldig hoorde de boer het aan en zei op het
einde, daardoor blijk gevende van het gehoorde
geen snars te hebben begrepen: Maar mijnheer,
hoeveel geeft ie nou? Wat garandeer je?
Daarop haalde de verkooper melkstaten voor den
dag en zei: garandeeren doe ik niets, alleen dit
staat vast: hier ziet ge, wat de koe het vorig jaar
gaf en dit jaar tot op gisteren toe. Een K.G. melk
is niet hetzelfde als 1 liter, dat scheelt iets, 1 liter
melk weegt nl. 1.0045 K.G.
Het duurde lang. Edoch, de boer was geduldig en
vroeg uiteindelijk wat de prijs moest wezen, waarop
de verkooper een boekje uit zijn zak haalde en op
gaf f304.50 geen cent minder.
Die boer was een type van een vent hij zag, dat
het beest niet duur was, en wilde genoegen nemen
met den prijs, waarop de verkooper een verkoops
formuliertje voor den dag haalde en wilde invul
len.
„Wat nu?" vroeg de kooper. „Vertrouwt u mij-
niet? Nu nog teekenen ook? Heb ik van mijn le
ven. Houd je beestje maar, mijnheer! Is u advo
caat?
En boos ging ook deze man weg. De heer van Poe
teren keek spijtig, de marktijd was om. Wel stonden
om zijn koe veel lachende boeren, maar koopen wil
de niemand.
De heer Valstar stak een pijp op kuierde eens j
langs zijn exemplaar, informeerde intusschen eens
bij buurman, wat ie van de markt dacht.
Bij hem komt een gegadigde, de houder licht
zelf het koedek op, om den kooper in spé een goede
gelegenheid te geven het dier te keuren.
„Hij (welke boer maalt om de taalregels van de
Vries en Te Winkel) „hij kon meer vleesch hebben"
„Het komt van de droogte jo— niet veel gras en
de koeken waren te duur" luidde het antwoord.
„Is ie gezond, vreet ie goed?"
„Als 'n visschie man, en ie vreet als 'n wolf."
„Wat geeft ie?"
„Gisteravond mat ik ruim 11 kan."
En toen ging het op een bieden, handje klappen,
weg kooper en terugkeeren, maar de koop kwam
tot stand.
„Waar tref ik je straks?" vroeg de boer, op de be-
talig doelend,
i „We steken op bij Schermerhorn
Nu wil ik dit koemarkttafreeltje even toelichten en
in verband brengen met de wratziekte en deszelfs
bestrijding. x
i Waarom kon de heer van Poeteren zijn beest niet
verkoopen? Hij was te rechtvaardig, al te concien-
tieus ging hij op alle vragen in. Nu was dat voor
1 hem niet zoo heel erg, want het onverkochte dier
ging terug naar de rijksstal, de rijksstal, begrepen?
Was de heer Valstar oneerlijk toen hij verzweeg
(het werd hem trouwens door de practische boer
niet gevraagd) dat de koe als kalf en pink wel eens
slootje sprong? Dat ze zwaar als vaars had gekalfd?
I Immers neen, driewerf neen.
i Met een pet vol aardappelen kan ik heel den
Nederlandschen bodem besmetten, theoretisch be
smetten. Als er door zeer toevallige omstandigheden
een wratziek knolletje gevonden wordt in mijn
tuintje, is dan inderdaad de bodem in wijden om
trek besmet? Als ik als curiositeit zoo'n pieper met
kurkachtig aanhangsel uit bv. Drente meeneem, op
den schoorsteenmantel zet, terwijl de meid in een
aanval van schoonmaakwoede het exemplaar bui
ten gooit en het daar gevnoden wordt is dan mijn
geheele omgeving besmet?
Als het geconstateerd wordt, neemt men in het
buitenland aan, dat het kwaad ook elders kan voor
komen. Ja, ik weet het maar al te wel.
Ook, dat die wratziekte-geschiedenis als scherm
moet dienen, waarachte rhet grofst protectionisme
wordt verborgen.
Gaat men nu kringetjes trkken op grond van het
gevonden exemplaar, in mijn tuintje, dan komen
er kringen in Nederland, ja, binnen korten tijd trek
ken we maar één kring, die heel ons land omvat.
Terwijl nl. dezelfde ziekte in de landen, die de krin-
getjestrekkerij voorschrijven, veel erger optreedt.
Er is mij nimmer zoo duidelijk het verschil, ja de
tegenstelling getoond tusschen theoretische beschou
wing en nuchtere praktijk als wel op den namid
dag van den 30 December te Alkmaar.
Het is maar een indruk en daarove rvalt niet te
twisten. Daar staan tegenover elkaar de nuchtere
practicus, die in het oog houdt: de teelt, den prijs,
den export, de belemmeringen etc, kortom het ge
heel. En in dat geheel plaats hij ook de ziektebe
strijding, die hij ziet als noodzakelijk, doch als on
derdeel. Dat onderdeel wordt nooit doel, blijft altijd
bijzaak
Daartegenover zie ik den P. D. te Wageningen.
Hoor ik al zijn argumenten dan zeg ik: M.H., ge
hebt gelijk, als ge de ziektebestrijding en al den
aankleve van dien in het centrum plaats, tot hoofd
zaak maakt. Een mensch is in zijn arbeid daartoe
zoo licht geneigd en staat daor voor boolt.
Plaatst ge echter den arbeid, den nuttigen, on-
ontbeerlijken arbeid van Wageningen daar, waar
hij behoort, nl. op den tweeden of derden plaats,
dan wordt de zaak anders.
Dan zijn uw verklaringen practisch juist, absoluut
practisch juist. Ge brengt dan ook de economische,
internationale verhoudingen als zeer belnagrijke
factoren in rekening en schaadt daardoor het natio
naai belang niet.
Wordt het laatste nagelaten, draoft men door op
louter theoretische redeneeringen en buitenland-
sche spitsvondigheden, dan is heel gauw in Neder
land de aardappelbouw onmogelijk.
Dinsdagmiddag half vier vergaderde de raad van
bovengenoemde gemeente ten raadhuize onder het
voorzitterschap van den Edel Achtbaren Heer P.
Slot, Burgemeester.
Secretaris de heer H. Schelhaas.
Aanwezig allen.
De voorz opent de vergadering met gebed, waarna
behoudens een kleine opmerking van den heer
Koedijk, goedkeuring en vaststelling der notulen
van de vorige vergadering volgt.
De heer Smak zegt dat de inhoud van het inge
zonden stuk, voorkomende in de „N. L. Crt." niet
juist is. De inzender stelt het daarin voor. als zou
de raad voetstoots Ged. Staten hebben geadviseerd
dat accoord werd gegaan met de salarisverhooging.
Dit is geenszins het geval.
De voorz. zegt, dat het een persoon is, die niet
op de hoogte is en de raadsverslagen niet althans
niet goed leest.
Ingekomen stukken.
Blijkens de door B. en W. gehouden kasopname bij
den gemeente-ontvanger op 20 Dec. jl. was in kas
overeenkomstig de boeken en bescheiden een be
drag van f 854.03V2.
Door Ged. Staten is de tijdelijke geldleening van
f 25000 waartoe door den raad op 21 October jl. een
besluit is genomen, goedgekeurd.
Door de Kroon is goedgekeurd de vastgestelde
schoolgeldregeling en de kaaigeldveroredning. Eerst
genoemde voor den tijd van 2 jaren, de laatste voor
5 jaren.
Van Ged Staten is bericht ingekomen, houdende
de mededeeling, dat door deze gemeente volgens de
rekening van den keuringsdienst voor waren te
Alkmaar een bedrag van f 44.85 teveel is betaald,
hetwelk met de volgende rekening zal worden ver
effend.
Van hetzelfde college is de mededeeling ingekomen
dat de gemeente niet voor uitkeering voor onder
houd van den weg in aanmerking komt.
Volgens bericht van den inspecteur der directe
belastingen is het bedrag der kwade posten over
1930 geraamd op f 1080.
Volgens het Provinciaal blad, hetwelk ter inzage
heeft gelegen, ten opzichte van de salarissen van
burgemeesters, secretarissen en ontvangers, blijkt,
dat de gemeente in de 4e klassen is gebleven.
Ingekomen is het rapport van de Langedijk-Com-
missie.
Dit rapport .is reeds eerder door ons gepubliceerd
Van het Drankweercomité is een dankbetuiging
ingekomen voor de verleende subsidie over 1930.
Voorgesteld wordt bovengenoemde stukken voor
kennisgeving aan te nemen.
De heer Zuijdam zegt, nu het verzoek om de ge
meente in de derde klasse te plaatsen door Ged.
Staten is afgewezen, de salarisverhooging toch zal
moeten doorgaan.
De heer Kamp zegt, dat het meer de bedoeling
van den heer Zuijdam zal zijn om te weten of wij
ons er nog tegen kunnen verzetten. Spr. zegt, zeker
namens 90 procent der gemeentenaren te spreken,
er niet voor te gevoelen.
Spr. zegt dat een advies van den raad dus van
nul en geener waarde is.
De heef Zuijdam vindt het een minder prettigen
toestand, dat de raad niets in te brengen heeft en
betreurt het dat de partijen over dit onderwerp ver
deeld waren. Wellicht zou er meer kans van slagen
zijn geweest, als het alvies eensgezind was geweest.
De heer Koedijk zegt, dat adviseeren toch niets
geeft. Boven ons wordt ook geregeerd en vermoe
delijk door personen, die het beter weten dan wij,
die beter omstandigheden kunnen beoordeelen waar
in een gemeente verkeert. Bovendien wordt het
door de finantieele regeling tusschen rijk en ge
meenten geen zuivere gemeente-aangelegenheid
meer. Het rijk zal dan drie vierde der salarissen be
talen en zal heel gauw gezegd worden, dat wij er
niet veel mede te maken hebben. Onze kracht is
dus gebroken. Ons advies moet beschouwd worden
als te zijn gegeven naar de omstandigheden waarin
wij verkeeren en dat de salarissen ook tevens vol
doende waren. Het is ons recht, dat wij ons stand
punt handhaven, echter acht ik het niet gewenscht
er verder op in te gaan.
De voorz. zegt Het hem ten goede te willen hou
den, wanneer hij er aan herinnert, dat hij bij de
het vorig jaar gehouden besprekingen niemand
heeft willen beinfuenseeren, omdat spreker mede
betrokkene was en ook om deze reden zal spr.
zich in openbare vergadering niet over deze zaak
uitlaten.
De heer Koedijk verheugt zich in den uitslag en
de oplossing va nhet rapport der Langedijk-Com-
missie, welke geheel in overeenstemming is met de
gedachte van de meerderheid van den raad en
waardoor deze zaak thans is afgedaan.
Hierna besluit de raad de stukken voor kennisge
ving aan te nemen.
Brief van de vereeniging „Het Belang der Jeugd"
houdende verzoek een verlicht en verwarmd lokaal
der o.l.s. school beschikbaar te stellen voor het ge
ven van de handwerklessen aan een 18-tal meisjes
wier namen op een bijgaande lijst zijn vermeld.
Voorts wordt medegedeeld, dat ieder meisje een be-
drag van f2 in de kosten bijdraagt en de onderwij
zeres een vergoeding geniet van f 75. De vereeni
ging verzoekt den raad het tekort komende bedrag
groot f39 te subsidieeren.
De voorz. deelt mede, dat B. en W. van de lijst
hebben kennis genomen en stellen voor de beide
verzoeken in te willigen.
De heer Kamp dankt namens de vereeniging den
voorzitter, die alreeds mondeling het lokaal had dis
ponibel gesteld.
Conform het voorstel wordt door den raad beslo
ten.
Ingekomen is een schrijven van de vereeniging
van burgemeesters en secretarissen uit de 4 kantons
houdende verzoek adhaesie te betuigen aan een
adres te richten aan den minister en de Tweede
Kamer inzake het bezoldigingsbesluit en de klas-
sificatie der gemeenten in verband met de onder
wij sbelangen te plattelande.
B. en W. stellen voor, ondanks dat het verzoek
van deze vereeniging uitgaat dit voor kennisgeving
aan te nemen, daar de vereeniging van Ned. Gem.
het aangewezen lichaam is in dergelijke gevallen
de belangen te bepleiten.
Aldus wordt besloten.
Aan de orde is thans het verzoek van Kossen
een luifel te mogen bouwen boven gemeentewater.
Dit verzoek was de vorige vergadering in handen
gesteld van de betreffende commissie.
Een adres va nhet bestuur van de Bijz. School
een strook gemeentegrond te mogen koopen, gele
gen langs het schoolgebouw wordt tegelijkertijd in
behandeling genomen
De voorz. deelt tevens mede, dat het laatste ver
zoek ter spoedige afwikkeling eveneens in handen,
der commissie is gesteld.
De heer Oijevaar deelt als rapporteur der comm.
mede, dat tegen het verzoek geen bezwaren zijn,
mits de verhuring tot wederopzegging plaats heeft
en de luifel aangebracht wordt in overleg met de
comm. en den gemeente-architect. De huurprijs
bedraagt f2.50 per jaar.
Aldus wordt besloten.
Ook tege nhet tweede verzoek heeft de comm.
geen bezwaar, daar het her betreft het verkrijgen
van een gelijke schoeiing.
Hierna wordt tot verkoop besloten.
De koopprijs bedraagt fl per vierk. meter. De
lengte bedraagt 16.50 meter.
Op de vraag van den heer Kamp of de gemeente
nu niets meer noodig heeft met de beschoeiing,
antwoordt Z.E.A. bevestigend, daar de Bijz. School
een eigen instituut is.
Ingekomen is een uitvoerig schrijven van Ged.
Staten hetwelk ter inzage heeft gelegen en waarin
eenige bemerkingen zijn gemaakt omtrent den lig
ger der wegen. Intusschen is hieraan gevolg gege
ven en hecht de raad zijn goedkeuring hieraan.
Betreffende het adres van de vereeniging Schut-
tevaer, waarin verzocht wordt de laad- en losplaats
aan de Prins Hendrikkade te verbeteren, zoowel te
land als te water, deelt de voorz. mede, dat B. en
W. den bestaanden toestand in oogenschouw heb
ben genomen, doch niet met het verzoek sympathi-
seeren, mede daar de laadplaats buiten de sluis is
gelegen. Evenwel al zouden B. en W. meenen dat
er een binnen de sluis moest worden aangebracht
dan nog zouden B. en W. hier afwijzend tegenover
staan. Evenzoo, al kunnen B. en W. zulks niet toe
geven, indien er sprake zou zijn van een betere
laadplaats buiten de sluis, dan meenden B. en W.
dat daar de geschikte plaats niet was.
De heer Kamp zegt uit het schrijven te hebben
geconstateerd dat de vereeniging niet op de hoogte
blijkt te zijn.
Weth. Oijevaar acht het tamelijk ongeschikt om
de beide slooten, welke in het advies worden ge
noemd, te dempen, daar de steiger dan aan den
oostkant zou moeten komen, hetgeen -een groote
last zou zijn om daar goed te kunnen aanleggen.
De heer Kamp zegt, dat er da ntoch voldoende
ruimte zou zijn, daar deze 28 Meter bedraagt en
de langste schuit slechts 22 meter lang is.
Het voorstel van B. en W. wordt hierna aangeno
men.
Verzoek van de centrale vereeniging ter beharti
ging van dé maatschappelijke belangen van ze
nuw- en zielszieken, om toe te treden als contribu-
eerendlid ad f 50 per jaar.
•B. en W. stellen voor afwijzend te beschikken,
daar dit college meent, dat als iemand uit deze ge
meente hulp noodig heeft, beter geldelijke steun
aan de persoon in kwestie gegeven kan worden, in
plaats de vereeniging te steunen.
Aldus wordt besloten.
Voorts wordt besloten een bedrag van f 100 te
verleenen voor een geschenk aan het nieuwe Pro
vinciehuis, hetwelk aangeboden zal worden in sa
menwerking met de Langedijker gemeenten en St.
Pancras.
Een bijdrage berekend naar een kwart cent per
inwoner, ten bedrage van plm. f 6. wordt verleend
aan de vereeniging voor Nederlandsche gemeenten
voor een cadeau voor het eigen te stichten gebouw.
Benoemingen.
Als lid der schattingscomm. voor de inkomsten
belasting, wordt in de vacature, ontstaan door het
overlijden va nden heer K. Ven, benoemd de heer
J. Ven.
Als lid van het Burgerlijk Armbestuur wordt de
heer C. Spaans (aftredende) met algemeene stem
men herkozen.
Als lid van de comm. van toeizicht op het L. O.
wordt de heer C. Oijevaar (aftredende) herbenoemd
Doordat de leden van de comm. tot wering van
schoolverzuim gelijktijdig aftreden, doch allen her
kiesbaar zijn, worden de heeren B. P. Ytsma, Smak
G. Glas en K. Huibers, herkozen.
De voorz. deelt mede dat B. en W. va nmeening
zijn, in de vacature, ontstaan door het eervol ont
slag van den heer Zaal nog niet te voorzien, doch
alsnog enkele vergaderingen te wachten tot het
nieuwe hoofd der school is benoemd.
De raad gaat hiermede accoord.
Beoeming hoofd der school:
De voorz. biedt den raad de volgende voordracht
aan. welke in overleg met den inspecteur te Alk
maar als volgt is samengesteld:
1. J. van der Graaff, onderwijzer te Den Helder
2. J. Meijer, hoofd der school te Hoobreede gem.
Oosthuizen.
3. H. J. Jongman, hoofd der school te Ebbenbroek
Ambt-Heddenberg.
De voorz. stelt voor in comité te gaan waartoe
wordt besloten.
Na heropening der openbare zitting, wordt de hr.
van der Graaf met algemeene stemmen als zoo
danig benoemd.
De voorz. hoopt dat de keus een gelukkige mag zijn
en stelt voor B. en W. te machtigen de benoeming
zoo spoedig mogelijk te doen ingaan.
Aldus wordt besloten.
De nieuwbenoemde wordt met zijn benoeming te
legrafisch in kennis gesteld.
Door het dag. Bestuur is het tijdelijk hoofd dei-
school. de heer Groentjes van Hoorn van deze func
tie ontheven, terwijl mej. Oudshoorn ontslag is ver
leend.
Rondvraag.
Geen der leden wenscht het woord waarna de
voorz. als volgt spreekt:
Mijne Heeren,
Wij zijn aan het einde van onze werkzaamheden
gekomen en voor ik deze vergadering sluit nog een
enkel woord.
Het zijn slechts enkele uren welke ons scheiden
van klokke 12, waarmede dit jaar weer beëindigd
is. Terug ziende op dit bijna afgeloopen jaar, kun
nen we niet bogen op wat men in de wandeling
noemt „een goed jaar." De hoofdtak van ons be
staan in deze gemeente is de tuinbouw en over het
algemeen valt niet te roemen over de finantieele
resultaten daarvan.
We blijven echter de hoop nog vestigen op een
groote voorraad van den binnengehaalden oogst.
We weten uit ervaring dat het hiermede zeer won
derlijk kan gaan en we behoeven dus daarom den
moed nog niet geheel op te geven.
Overigens is het haast weggezonken jaar er een
geweest welke blijvend genoemd zal worden. De kou
de in Februari van dit jaar is zoo buitengewoon
geweest, dat dit niet licht vergeten zal worden.
Als we daarbij in aanmerking nemen dat de enor
me hoeveelheid ijs op normale wijze is weggedooid
zonder dijkbreuken of overstroomingen in onze la
ge polderlanden te veroorzaken, da nverdient dat
zeer zeker bijzondere vermelding. Ook is onze zo
mer zeldzaam schoon geweest en kunnen we daar
voor dankbaar zijn.
Ten opzichte van ons college is er dit jaar geen
verandering gekomen. We werden allen bij het le
ven* gespaard en mochten ons in een redelijke ma
te van welstand verheugen. Verschillende onder
werpen vroegen uwe en mijne belangstelling en een
reeks van beslissingen zijn hier genomen. We kun
nen ons er niet op beroemen, dat hier veel wordt
gesproken. Of we hierin te kort schieten en of de
behandeling der zaken daaronder lijdt, zou ik niet
durven beweren. Ik ben er van overtuigd, dat de
belangen onzer gemeente bij u veilig zijn.
Bij de wisseling van dezen jaarkring, het eindigen
van 1929 en bij het begin van 1930 wensch ik u al
len Gods onmisbaren zegen toe, evenzoo roep ik
dien Zegen in voor het jaar dat staat te komen
over onze geheele gemeente met al hare inwoners.
Hiermede sluit ik deze vergadering.
EERSTE KAMER.
Het wetje dat de verplichtig tot vaccinatie we
derom voor een jaar opschort was aan de orde. Het
was vooral de oude heer Rink, de liberale politieke
rot, di eer zich met al de energie, welke hij nog
bezit, tegen verzette. Nochtans zal zijn betoog wei
nig uitwerking hebben, want het lijkt mij buitenge
sloten, dat het wetje niet zal worden aangenomen.
Met weet het ,aan de inenting is het gevaar voor
encephalitus verbonden en dit gevaar is geurst
niet denkbeeldig. In twee maanden tijd waren er
niet minder dan 59 gevallen. Curieus is het intus
schen, dat elke Japanner en Zwitser verdraagt,
wat een klein percentage der Nederlanders en Brit
ten niet kan verduren en dat in Limburg één en-
cephalitusgeval op ruim 53.000 vaccinaties voorkomt
tegenover 1 op 1900 in Groningen 1 op 1962 in Zee
land en 1 op 2264 in Friesland. Hoe het echter ook
zij, de groote meerderheid der Kamer was het met
elkaar eens, dat bij dez,en stand van zaken de
Staat geen recht heeft aan de ouders de verplich
ting op te leggen het kind aan de gevaren van de
encephalitus bloot te stellen. En deze houding komt
mij ook aannemelijker voor dan die van den heer
Rink, die zich niet op het standpunt plaatst van
individu of vader, doch op dat van den wetgever
en het grootste gevaar voor het geheele volk ver
mijdt. Nu moet men wel weten, dat de heer Rink
persoonlijk de afschuwelijke pokken-epidemie van
1872 meemaakte en dan laat het zich verstaan,
dat hij, het koste wat het wil, een herhaling wil
voorkomen. Zoolang echter het pokkengevaar nog
niet vlak voor de deur staat, is het begrijpelijk, dat
de Kamer en ook de minister van een zoo gefor
ceerd ingrijpen door den Staat nog niets moeten
hebben.
Het politieke leven van Nederland heeft in de kerst
feestweek overigens vrijwel stilgestaan. We willen
daarom ditmaal even onze aandacht schenken aan
de benoeming van twee Indonesiërs in den Raad
van Nederlandsch-Indië. Zooals men weet is on
langs het aantal leden van dezen Raad met twee
uitgebreid. Oorspronkelijk bestond de Raad van N.
Indië uit een vice-voorzitter en vier leden. Het voor
zitterschap berustte bij den Gouverneur-Generaal.
Thans zijn er dus zes leden. De R. van I. is een
zeer belangrijk lichaam. Zoo moet de Gouv. Gen.
advies vragen aan dat lichaam over alle regee-
ringsverordeningen, over voorstellen door den G.-
G. aan den Volksraad te doen of door deze aan den
G.-G. gedaan en over ordonnanties door hem op
eigen verantwoordelijkheid vastgesteld. In sommige
gevallen is zelfs overeenstemming van den Raad
met het voorstel van den G.-G. vereischt (bv. bij
amnestie.)
Het zijn de beide oud-regenten Djajadiningrat
Koesoemo Joedo leden van het college van Gede
legeerden van den Volksraad, die waardig werden
gekeurd om het hooge ambt te vervullen en gele
genheid krijgen als eerste vertegenwoordigers der
inheemsche bevolking van Nederlandsch-Indië te
toonen, dat zij, buiten en boven de partijen ook
in het hoogste staatscollege land en volk zullen
vermogen te dienen.
Dat deze benoeamingen veel zullen veranderen
aan de verhouding tusschen moederland en kolo
niën is natuurlijk buitengesloten. Maar toch is er
alweer een verdere stap gezet op den weg naar het
zelfbestuur, wat wel het uitendelijk resultaat der
ontwikkeling zal zijn.
Voorloopig zal natuurlijk van zelfbestuur nog
geen sprake zijn. In dit opzicht staat de Neder-
lantdsche kolonie in ontwikkeling wel ten achter bij
Britsch Indië. Want werd niet in Lahore na een
tienurig debat door het lagemeen bestuur van het
Al Indisch Congres de resolutie van Chardi ten
gunste van volledige onafhankelijkheid met groote
meerderheid van stemmen aangenomen al werd
dan ook een amendement van een extremistische
nationalist dat onmiddellijke verbreking met de be
trekkingen met Engeland eischte, met 131 tegen 8!
stemmen verworpen.
Nu weet ik wel, dat er een groot verschil bestaat
tusschen woorden en daden en dat de Britsch-In-
diers no geerst zullen moeten toonen dat het met
hun verlangen naar onafhankelijkheid ernst is
niettemin staat vast, dat de Engelschen in de na
bije toekomst met hun Oostersche onderdanei
heel wat meer last zullen hebben dan de Nederlan
ders. Welke gevolgen evenwel een onafhankelijk
heidsverklaring van Britsch-Indië voor Nederl.-In-
dië zou hebben, is niet te bepalen, Wel komt het mij
voor, dat de benoeming van twee leden in den R-
van N. I. niet voldoende zou zijn om de nationalis
ten in onze koloniet tevreden te stellen. En hier
mede is de grootheid maar tevens de beperktheid
van de beteekenis van de benoeming der boven
genoemde twee heeren voldoende toegelicht.
Ruwe Huid
Ruwe Handen