Baad Broek op Laopdijk Stemmingsbeeld Groentenland Kamerkroniek PU ROL Er waren zeer interessante momenten ter jaar vergadering van de Provinciale Commissie uit de Veilingen in Noordholland. Inzonderheid bij het debat na de inleiding van den heer ir. van Poeteren, voornamelijk met den heer Valstar, voorzitter van het Centraal Bureau van de Veilingen. Een mensch kan soms gekke in vallen krijgen, onder den kersverschen indruk van die jaarvergadering zag ik in verbealding die beide vooraanstaande personen in een vreemde positie. Kw am het hiervan dat te Alkmaar, de stad van de veemarkten vergaderd werd? Of ook, waren het de verschillende in zichten in de zaak van de drei gende wratziekte in de aardappelen en de beste afweermiddelen, die mij die heeren deed zien in die voor he ntotaa vreemde omgeving en handeling. Het is mogelijk. Toen de heer ir. van Poeteren had gesproken en de heer Valstar had gedebatteerd drong zich het volgende beeld (noem het mijnentwege een droomdbeeld, louter fantasie of wat ook) aan mij op Ik zag beide heeren op het marktplein te Alk maar vóór de beroemde Waag en ze traden beiden op als verkooper van een koe. Ik zei U im mers al, dat een mensch gekke invallen kan krij gen. De heer van Poeteren had zijn te verkoopen beest je met een helder wit laken afgedekt, een knechtje was er met een spons, om de neusgaten zoo nu en dan te reinigen en een handdoek, om de uier schoon te houden. Het beestje van mijnheer Valstar was gedekt met een dóódsimpel koedek en hij was moederziel al leen. Een zeer eenvoudig man komt op het met wit laken gedekt beest af, kijkt er eens naar en dien man las ik van het gezicht: Niks voor mij, zeker een stamboek-elite-dier, fancy-fair prijs. En de man lieu voorbij. Een meer durvend boer wilde er meer van weten en vroeg: Wat is dat voor een beest, hoe is ie ge steld? De verkooper treedt naar voren en zei: „voor zoover ik kan nagaan is deze driejarige koe gezond, bij de tubercelproef trad geen reactie op, tegen milt vuur is ze ingespoten, ze is als kalf met pokstof te gen kalverpokken ingeënt, van de meermalen op tredende Encephalus hebben we niets gemerkt. Dank zij verder de juiste voeding is de algemeene gezondheidstoestand bevredigend, de koe kreeg vol doende vitaminen, de verhouding tusschen eiwit en vet in het voedsel is genomen naar de beroemde norm van v. Kei, ook is zorg gedragen voor een voldoende hoeveelheid ruwvezelstof. Ik neem op die gronde n aan, dat de koe®gezond is. De boer met lef had genoeg gehoord en zei: „dank je feestelijk voor zoo'n beest, zoo'n proefkonijn in mijn stal, daarvan heb ik niet terug. Hoeveel vui ligheid kan dat dier wel in zijn corpus hebben?" Ook hij nam de beenen. De geleerde verkooper had al eenig leergeld be taald en nam zich voor, tegenover een ander ge gadigde minder uitvoerig te zijn. Er kwam een derde en op diens vraag, of het dier gezond was, luidde het nu kort: Voor zoover ik kan oordeelen wel. Ook deze derde keek al wat achter dochtig op dat: „voor zoover." Hoe staat het met de melkgift? hoorde ik nog vragen. En toen kreeg deze gegadigde een geweldig lange uiteenzetting omtrent lactatie-periode, vetgehalte en kilogram men, let wel „K.G. melk.' Geduldig hoorde de boer het aan en zei op het einde, daardoor blijk gevende van het gehoorde geen snars te hebben begrepen: Maar mijnheer, hoeveel geeft ie nou? Wat garandeer je? Daarop haalde de verkooper melkstaten voor den dag en zei: garandeeren doe ik niets, alleen dit staat vast: hier ziet ge, wat de koe het vorig jaar gaf en dit jaar tot op gisteren toe. Een K.G. melk is niet hetzelfde als 1 liter, dat scheelt iets, 1 liter melk weegt nl. 1.0045 K.G. Het duurde lang. Edoch, de boer was geduldig en vroeg uiteindelijk wat de prijs moest wezen, waarop de verkooper een boekje uit zijn zak haalde en op gaf f304.50 geen cent minder. Die boer was een type van een vent hij zag, dat het beest niet duur was, en wilde genoegen nemen met den prijs, waarop de verkooper een verkoops formuliertje voor den dag haalde en wilde invul len. „Wat nu?" vroeg de kooper. „Vertrouwt u mij- niet? Nu nog teekenen ook? Heb ik van mijn le ven. Houd je beestje maar, mijnheer! Is u advo caat? En boos ging ook deze man weg. De heer van Poe teren keek spijtig, de marktijd was om. Wel stonden om zijn koe veel lachende boeren, maar koopen wil de niemand. De heer Valstar stak een pijp op kuierde eens j langs zijn exemplaar, informeerde intusschen eens bij buurman, wat ie van de markt dacht. Bij hem komt een gegadigde, de houder licht zelf het koedek op, om den kooper in spé een goede gelegenheid te geven het dier te keuren. „Hij (welke boer maalt om de taalregels van de Vries en Te Winkel) „hij kon meer vleesch hebben" „Het komt van de droogte jo— niet veel gras en de koeken waren te duur" luidde het antwoord. „Is ie gezond, vreet ie goed?" „Als 'n visschie man, en ie vreet als 'n wolf." „Wat geeft ie?" „Gisteravond mat ik ruim 11 kan." En toen ging het op een bieden, handje klappen, weg kooper en terugkeeren, maar de koop kwam tot stand. „Waar tref ik je straks?" vroeg de boer, op de be- talig doelend, i „We steken op bij Schermerhorn Nu wil ik dit koemarkttafreeltje even toelichten en in verband brengen met de wratziekte en deszelfs bestrijding. x i Waarom kon de heer van Poeteren zijn beest niet verkoopen? Hij was te rechtvaardig, al te concien- tieus ging hij op alle vragen in. Nu was dat voor 1 hem niet zoo heel erg, want het onverkochte dier ging terug naar de rijksstal, de rijksstal, begrepen? Was de heer Valstar oneerlijk toen hij verzweeg (het werd hem trouwens door de practische boer niet gevraagd) dat de koe als kalf en pink wel eens slootje sprong? Dat ze zwaar als vaars had gekalfd? I Immers neen, driewerf neen. i Met een pet vol aardappelen kan ik heel den Nederlandschen bodem besmetten, theoretisch be smetten. Als er door zeer toevallige omstandigheden een wratziek knolletje gevonden wordt in mijn tuintje, is dan inderdaad de bodem in wijden om trek besmet? Als ik als curiositeit zoo'n pieper met kurkachtig aanhangsel uit bv. Drente meeneem, op den schoorsteenmantel zet, terwijl de meid in een aanval van schoonmaakwoede het exemplaar bui ten gooit en het daar gevnoden wordt is dan mijn geheele omgeving besmet? Als het geconstateerd wordt, neemt men in het buitenland aan, dat het kwaad ook elders kan voor komen. Ja, ik weet het maar al te wel. Ook, dat die wratziekte-geschiedenis als scherm moet dienen, waarachte rhet grofst protectionisme wordt verborgen. Gaat men nu kringetjes trkken op grond van het gevonden exemplaar, in mijn tuintje, dan komen er kringen in Nederland, ja, binnen korten tijd trek ken we maar één kring, die heel ons land omvat. Terwijl nl. dezelfde ziekte in de landen, die de krin- getjestrekkerij voorschrijven, veel erger optreedt. Er is mij nimmer zoo duidelijk het verschil, ja de tegenstelling getoond tusschen theoretische beschou wing en nuchtere praktijk als wel op den namid dag van den 30 December te Alkmaar. Het is maar een indruk en daarove rvalt niet te twisten. Daar staan tegenover elkaar de nuchtere practicus, die in het oog houdt: de teelt, den prijs, den export, de belemmeringen etc, kortom het ge heel. En in dat geheel plaats hij ook de ziektebe strijding, die hij ziet als noodzakelijk, doch als on derdeel. Dat onderdeel wordt nooit doel, blijft altijd bijzaak Daartegenover zie ik den P. D. te Wageningen. Hoor ik al zijn argumenten dan zeg ik: M.H., ge hebt gelijk, als ge de ziektebestrijding en al den aankleve van dien in het centrum plaats, tot hoofd zaak maakt. Een mensch is in zijn arbeid daartoe zoo licht geneigd en staat daor voor boolt. Plaatst ge echter den arbeid, den nuttigen, on- ontbeerlijken arbeid van Wageningen daar, waar hij behoort, nl. op den tweeden of derden plaats, dan wordt de zaak anders. Dan zijn uw verklaringen practisch juist, absoluut practisch juist. Ge brengt dan ook de economische, internationale verhoudingen als zeer belnagrijke factoren in rekening en schaadt daardoor het natio naai belang niet. Wordt het laatste nagelaten, draoft men door op louter theoretische redeneeringen en buitenland- sche spitsvondigheden, dan is heel gauw in Neder land de aardappelbouw onmogelijk. Dinsdagmiddag half vier vergaderde de raad van bovengenoemde gemeente ten raadhuize onder het voorzitterschap van den Edel Achtbaren Heer P. Slot, Burgemeester. Secretaris de heer H. Schelhaas. Aanwezig allen. De voorz opent de vergadering met gebed, waarna behoudens een kleine opmerking van den heer Koedijk, goedkeuring en vaststelling der notulen van de vorige vergadering volgt. De heer Smak zegt dat de inhoud van het inge zonden stuk, voorkomende in de „N. L. Crt." niet juist is. De inzender stelt het daarin voor. als zou de raad voetstoots Ged. Staten hebben geadviseerd dat accoord werd gegaan met de salarisverhooging. Dit is geenszins het geval. De voorz. zegt, dat het een persoon is, die niet op de hoogte is en de raadsverslagen niet althans niet goed leest. Ingekomen stukken. Blijkens de door B. en W. gehouden kasopname bij den gemeente-ontvanger op 20 Dec. jl. was in kas overeenkomstig de boeken en bescheiden een be drag van f 854.03V2. Door Ged. Staten is de tijdelijke geldleening van f 25000 waartoe door den raad op 21 October jl. een besluit is genomen, goedgekeurd. Door de Kroon is goedgekeurd de vastgestelde schoolgeldregeling en de kaaigeldveroredning. Eerst genoemde voor den tijd van 2 jaren, de laatste voor 5 jaren. Van Ged Staten is bericht ingekomen, houdende de mededeeling, dat door deze gemeente volgens de rekening van den keuringsdienst voor waren te Alkmaar een bedrag van f 44.85 teveel is betaald, hetwelk met de volgende rekening zal worden ver effend. Van hetzelfde college is de mededeeling ingekomen dat de gemeente niet voor uitkeering voor onder houd van den weg in aanmerking komt. Volgens bericht van den inspecteur der directe belastingen is het bedrag der kwade posten over 1930 geraamd op f 1080. Volgens het Provinciaal blad, hetwelk ter inzage heeft gelegen, ten opzichte van de salarissen van burgemeesters, secretarissen en ontvangers, blijkt, dat de gemeente in de 4e klassen is gebleven. Ingekomen is het rapport van de Langedijk-Com- missie. Dit rapport .is reeds eerder door ons gepubliceerd Van het Drankweercomité is een dankbetuiging ingekomen voor de verleende subsidie over 1930. Voorgesteld wordt bovengenoemde stukken voor kennisgeving aan te nemen. De heer Zuijdam zegt, nu het verzoek om de ge meente in de derde klasse te plaatsen door Ged. Staten is afgewezen, de salarisverhooging toch zal moeten doorgaan. De heer Kamp zegt, dat het meer de bedoeling van den heer Zuijdam zal zijn om te weten of wij ons er nog tegen kunnen verzetten. Spr. zegt, zeker namens 90 procent der gemeentenaren te spreken, er niet voor te gevoelen. Spr. zegt dat een advies van den raad dus van nul en geener waarde is. De heef Zuijdam vindt het een minder prettigen toestand, dat de raad niets in te brengen heeft en betreurt het dat de partijen over dit onderwerp ver deeld waren. Wellicht zou er meer kans van slagen zijn geweest, als het alvies eensgezind was geweest. De heer Koedijk zegt, dat adviseeren toch niets geeft. Boven ons wordt ook geregeerd en vermoe delijk door personen, die het beter weten dan wij, die beter omstandigheden kunnen beoordeelen waar in een gemeente verkeert. Bovendien wordt het door de finantieele regeling tusschen rijk en ge meenten geen zuivere gemeente-aangelegenheid meer. Het rijk zal dan drie vierde der salarissen be talen en zal heel gauw gezegd worden, dat wij er niet veel mede te maken hebben. Onze kracht is dus gebroken. Ons advies moet beschouwd worden als te zijn gegeven naar de omstandigheden waarin wij verkeeren en dat de salarissen ook tevens vol doende waren. Het is ons recht, dat wij ons stand punt handhaven, echter acht ik het niet gewenscht er verder op in te gaan. De voorz. zegt Het hem ten goede te willen hou den, wanneer hij er aan herinnert, dat hij bij de het vorig jaar gehouden besprekingen niemand heeft willen beinfuenseeren, omdat spreker mede betrokkene was en ook om deze reden zal spr. zich in openbare vergadering niet over deze zaak uitlaten. De heer Koedijk verheugt zich in den uitslag en de oplossing va nhet rapport der Langedijk-Com- missie, welke geheel in overeenstemming is met de gedachte van de meerderheid van den raad en waardoor deze zaak thans is afgedaan. Hierna besluit de raad de stukken voor kennisge ving aan te nemen. Brief van de vereeniging „Het Belang der Jeugd" houdende verzoek een verlicht en verwarmd lokaal der o.l.s. school beschikbaar te stellen voor het ge ven van de handwerklessen aan een 18-tal meisjes wier namen op een bijgaande lijst zijn vermeld. Voorts wordt medegedeeld, dat ieder meisje een be- drag van f2 in de kosten bijdraagt en de onderwij zeres een vergoeding geniet van f 75. De vereeni ging verzoekt den raad het tekort komende bedrag groot f39 te subsidieeren. De voorz. deelt mede, dat B. en W. van de lijst hebben kennis genomen en stellen voor de beide verzoeken in te willigen. De heer Kamp dankt namens de vereeniging den voorzitter, die alreeds mondeling het lokaal had dis ponibel gesteld. Conform het voorstel wordt door den raad beslo ten. Ingekomen is een schrijven van de vereeniging van burgemeesters en secretarissen uit de 4 kantons houdende verzoek adhaesie te betuigen aan een adres te richten aan den minister en de Tweede Kamer inzake het bezoldigingsbesluit en de klas- sificatie der gemeenten in verband met de onder wij sbelangen te plattelande. B. en W. stellen voor, ondanks dat het verzoek van deze vereeniging uitgaat dit voor kennisgeving aan te nemen, daar de vereeniging van Ned. Gem. het aangewezen lichaam is in dergelijke gevallen de belangen te bepleiten. Aldus wordt besloten. Aan de orde is thans het verzoek van Kossen een luifel te mogen bouwen boven gemeentewater. Dit verzoek was de vorige vergadering in handen gesteld van de betreffende commissie. Een adres va nhet bestuur van de Bijz. School een strook gemeentegrond te mogen koopen, gele gen langs het schoolgebouw wordt tegelijkertijd in behandeling genomen De voorz. deelt tevens mede, dat het laatste ver zoek ter spoedige afwikkeling eveneens in handen, der commissie is gesteld. De heer Oijevaar deelt als rapporteur der comm. mede, dat tegen het verzoek geen bezwaren zijn, mits de verhuring tot wederopzegging plaats heeft en de luifel aangebracht wordt in overleg met de comm. en den gemeente-architect. De huurprijs bedraagt f2.50 per jaar. Aldus wordt besloten. Ook tege nhet tweede verzoek heeft de comm. geen bezwaar, daar het her betreft het verkrijgen van een gelijke schoeiing. Hierna wordt tot verkoop besloten. De koopprijs bedraagt fl per vierk. meter. De lengte bedraagt 16.50 meter. Op de vraag van den heer Kamp of de gemeente nu niets meer noodig heeft met de beschoeiing, antwoordt Z.E.A. bevestigend, daar de Bijz. School een eigen instituut is. Ingekomen is een uitvoerig schrijven van Ged. Staten hetwelk ter inzage heeft gelegen en waarin eenige bemerkingen zijn gemaakt omtrent den lig ger der wegen. Intusschen is hieraan gevolg gege ven en hecht de raad zijn goedkeuring hieraan. Betreffende het adres van de vereeniging Schut- tevaer, waarin verzocht wordt de laad- en losplaats aan de Prins Hendrikkade te verbeteren, zoowel te land als te water, deelt de voorz. mede, dat B. en W. den bestaanden toestand in oogenschouw heb ben genomen, doch niet met het verzoek sympathi- seeren, mede daar de laadplaats buiten de sluis is gelegen. Evenwel al zouden B. en W. meenen dat er een binnen de sluis moest worden aangebracht dan nog zouden B. en W. hier afwijzend tegenover staan. Evenzoo, al kunnen B. en W. zulks niet toe geven, indien er sprake zou zijn van een betere laadplaats buiten de sluis, dan meenden B. en W. dat daar de geschikte plaats niet was. De heer Kamp zegt uit het schrijven te hebben geconstateerd dat de vereeniging niet op de hoogte blijkt te zijn. Weth. Oijevaar acht het tamelijk ongeschikt om de beide slooten, welke in het advies worden ge noemd, te dempen, daar de steiger dan aan den oostkant zou moeten komen, hetgeen -een groote last zou zijn om daar goed te kunnen aanleggen. De heer Kamp zegt, dat er da ntoch voldoende ruimte zou zijn, daar deze 28 Meter bedraagt en de langste schuit slechts 22 meter lang is. Het voorstel van B. en W. wordt hierna aangeno men. Verzoek van de centrale vereeniging ter beharti ging van dé maatschappelijke belangen van ze nuw- en zielszieken, om toe te treden als contribu- eerendlid ad f 50 per jaar. •B. en W. stellen voor afwijzend te beschikken, daar dit college meent, dat als iemand uit deze ge meente hulp noodig heeft, beter geldelijke steun aan de persoon in kwestie gegeven kan worden, in plaats de vereeniging te steunen. Aldus wordt besloten. Voorts wordt besloten een bedrag van f 100 te verleenen voor een geschenk aan het nieuwe Pro vinciehuis, hetwelk aangeboden zal worden in sa menwerking met de Langedijker gemeenten en St. Pancras. Een bijdrage berekend naar een kwart cent per inwoner, ten bedrage van plm. f 6. wordt verleend aan de vereeniging voor Nederlandsche gemeenten voor een cadeau voor het eigen te stichten gebouw. Benoemingen. Als lid der schattingscomm. voor de inkomsten belasting, wordt in de vacature, ontstaan door het overlijden va nden heer K. Ven, benoemd de heer J. Ven. Als lid van het Burgerlijk Armbestuur wordt de heer C. Spaans (aftredende) met algemeene stem men herkozen. Als lid van de comm. van toeizicht op het L. O. wordt de heer C. Oijevaar (aftredende) herbenoemd Doordat de leden van de comm. tot wering van schoolverzuim gelijktijdig aftreden, doch allen her kiesbaar zijn, worden de heeren B. P. Ytsma, Smak G. Glas en K. Huibers, herkozen. De voorz. deelt mede dat B. en W. va nmeening zijn, in de vacature, ontstaan door het eervol ont slag van den heer Zaal nog niet te voorzien, doch alsnog enkele vergaderingen te wachten tot het nieuwe hoofd der school is benoemd. De raad gaat hiermede accoord. Beoeming hoofd der school: De voorz. biedt den raad de volgende voordracht aan. welke in overleg met den inspecteur te Alk maar als volgt is samengesteld: 1. J. van der Graaff, onderwijzer te Den Helder 2. J. Meijer, hoofd der school te Hoobreede gem. Oosthuizen. 3. H. J. Jongman, hoofd der school te Ebbenbroek Ambt-Heddenberg. De voorz. stelt voor in comité te gaan waartoe wordt besloten. Na heropening der openbare zitting, wordt de hr. van der Graaf met algemeene stemmen als zoo danig benoemd. De voorz. hoopt dat de keus een gelukkige mag zijn en stelt voor B. en W. te machtigen de benoeming zoo spoedig mogelijk te doen ingaan. Aldus wordt besloten. De nieuwbenoemde wordt met zijn benoeming te legrafisch in kennis gesteld. Door het dag. Bestuur is het tijdelijk hoofd dei- school. de heer Groentjes van Hoorn van deze func tie ontheven, terwijl mej. Oudshoorn ontslag is ver leend. Rondvraag. Geen der leden wenscht het woord waarna de voorz. als volgt spreekt: Mijne Heeren, Wij zijn aan het einde van onze werkzaamheden gekomen en voor ik deze vergadering sluit nog een enkel woord. Het zijn slechts enkele uren welke ons scheiden van klokke 12, waarmede dit jaar weer beëindigd is. Terug ziende op dit bijna afgeloopen jaar, kun nen we niet bogen op wat men in de wandeling noemt „een goed jaar." De hoofdtak van ons be staan in deze gemeente is de tuinbouw en over het algemeen valt niet te roemen over de finantieele resultaten daarvan. We blijven echter de hoop nog vestigen op een groote voorraad van den binnengehaalden oogst. We weten uit ervaring dat het hiermede zeer won derlijk kan gaan en we behoeven dus daarom den moed nog niet geheel op te geven. Overigens is het haast weggezonken jaar er een geweest welke blijvend genoemd zal worden. De kou de in Februari van dit jaar is zoo buitengewoon geweest, dat dit niet licht vergeten zal worden. Als we daarbij in aanmerking nemen dat de enor me hoeveelheid ijs op normale wijze is weggedooid zonder dijkbreuken of overstroomingen in onze la ge polderlanden te veroorzaken, da nverdient dat zeer zeker bijzondere vermelding. Ook is onze zo mer zeldzaam schoon geweest en kunnen we daar voor dankbaar zijn. Ten opzichte van ons college is er dit jaar geen verandering gekomen. We werden allen bij het le ven* gespaard en mochten ons in een redelijke ma te van welstand verheugen. Verschillende onder werpen vroegen uwe en mijne belangstelling en een reeks van beslissingen zijn hier genomen. We kun nen ons er niet op beroemen, dat hier veel wordt gesproken. Of we hierin te kort schieten en of de behandeling der zaken daaronder lijdt, zou ik niet durven beweren. Ik ben er van overtuigd, dat de belangen onzer gemeente bij u veilig zijn. Bij de wisseling van dezen jaarkring, het eindigen van 1929 en bij het begin van 1930 wensch ik u al len Gods onmisbaren zegen toe, evenzoo roep ik dien Zegen in voor het jaar dat staat te komen over onze geheele gemeente met al hare inwoners. Hiermede sluit ik deze vergadering. EERSTE KAMER. Het wetje dat de verplichtig tot vaccinatie we derom voor een jaar opschort was aan de orde. Het was vooral de oude heer Rink, de liberale politieke rot, di eer zich met al de energie, welke hij nog bezit, tegen verzette. Nochtans zal zijn betoog wei nig uitwerking hebben, want het lijkt mij buitenge sloten, dat het wetje niet zal worden aangenomen. Met weet het ,aan de inenting is het gevaar voor encephalitus verbonden en dit gevaar is geurst niet denkbeeldig. In twee maanden tijd waren er niet minder dan 59 gevallen. Curieus is het intus schen, dat elke Japanner en Zwitser verdraagt, wat een klein percentage der Nederlanders en Brit ten niet kan verduren en dat in Limburg één en- cephalitusgeval op ruim 53.000 vaccinaties voorkomt tegenover 1 op 1900 in Groningen 1 op 1962 in Zee land en 1 op 2264 in Friesland. Hoe het echter ook zij, de groote meerderheid der Kamer was het met elkaar eens, dat bij dez,en stand van zaken de Staat geen recht heeft aan de ouders de verplich ting op te leggen het kind aan de gevaren van de encephalitus bloot te stellen. En deze houding komt mij ook aannemelijker voor dan die van den heer Rink, die zich niet op het standpunt plaatst van individu of vader, doch op dat van den wetgever en het grootste gevaar voor het geheele volk ver mijdt. Nu moet men wel weten, dat de heer Rink persoonlijk de afschuwelijke pokken-epidemie van 1872 meemaakte en dan laat het zich verstaan, dat hij, het koste wat het wil, een herhaling wil voorkomen. Zoolang echter het pokkengevaar nog niet vlak voor de deur staat, is het begrijpelijk, dat de Kamer en ook de minister van een zoo gefor ceerd ingrijpen door den Staat nog niets moeten hebben. Het politieke leven van Nederland heeft in de kerst feestweek overigens vrijwel stilgestaan. We willen daarom ditmaal even onze aandacht schenken aan de benoeming van twee Indonesiërs in den Raad van Nederlandsch-Indië. Zooals men weet is on langs het aantal leden van dezen Raad met twee uitgebreid. Oorspronkelijk bestond de Raad van N. Indië uit een vice-voorzitter en vier leden. Het voor zitterschap berustte bij den Gouverneur-Generaal. Thans zijn er dus zes leden. De R. van I. is een zeer belangrijk lichaam. Zoo moet de Gouv. Gen. advies vragen aan dat lichaam over alle regee- ringsverordeningen, over voorstellen door den G.- G. aan den Volksraad te doen of door deze aan den G.-G. gedaan en over ordonnanties door hem op eigen verantwoordelijkheid vastgesteld. In sommige gevallen is zelfs overeenstemming van den Raad met het voorstel van den G.-G. vereischt (bv. bij amnestie.) Het zijn de beide oud-regenten Djajadiningrat Koesoemo Joedo leden van het college van Gede legeerden van den Volksraad, die waardig werden gekeurd om het hooge ambt te vervullen en gele genheid krijgen als eerste vertegenwoordigers der inheemsche bevolking van Nederlandsch-Indië te toonen, dat zij, buiten en boven de partijen ook in het hoogste staatscollege land en volk zullen vermogen te dienen. Dat deze benoeamingen veel zullen veranderen aan de verhouding tusschen moederland en kolo niën is natuurlijk buitengesloten. Maar toch is er alweer een verdere stap gezet op den weg naar het zelfbestuur, wat wel het uitendelijk resultaat der ontwikkeling zal zijn. Voorloopig zal natuurlijk van zelfbestuur nog geen sprake zijn. In dit opzicht staat de Neder- lantdsche kolonie in ontwikkeling wel ten achter bij Britsch Indië. Want werd niet in Lahore na een tienurig debat door het lagemeen bestuur van het Al Indisch Congres de resolutie van Chardi ten gunste van volledige onafhankelijkheid met groote meerderheid van stemmen aangenomen al werd dan ook een amendement van een extremistische nationalist dat onmiddellijke verbreking met de be trekkingen met Engeland eischte, met 131 tegen 8! stemmen verworpen. Nu weet ik wel, dat er een groot verschil bestaat tusschen woorden en daden en dat de Britsch-In- diers no geerst zullen moeten toonen dat het met hun verlangen naar onafhankelijkheid ernst is niettemin staat vast, dat de Engelschen in de na bije toekomst met hun Oostersche onderdanei heel wat meer last zullen hebben dan de Nederlan ders. Welke gevolgen evenwel een onafhankelijk heidsverklaring van Britsch-Indië voor Nederl.-In- dië zou hebben, is niet te bepalen, Wel komt het mij voor, dat de benoeming van twee leden in den R- van N. I. niet voldoende zou zijn om de nationalis ten in onze koloniet tevreden te stellen. En hier mede is de grootheid maar tevens de beperktheid van de beteekenis van de benoeming der boven genoemde twee heeren voldoende toegelicht. Ruwe Huid Ruwe Handen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 4