De Noodvlag
Damrubriek
LEVENSWIJSHEID
Damredacteur:
J. W. VAN DARTELEN. HEEMSTEDE.
RAADHUISSTRAAT 1.
(Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, ge
lieve men te zenden aan bovengenoemd adres.)
Onderstaande stand kwam voor in een partij ge
speeld op 17 Februari 1930 in den wedstrijd om het
kampioenschap van Haarlem en Omstreken tus-
schen de heeren J. W. VAN DARTELEN met wit
en J. POPPEN met zwart.
PARTIJGEDEELTE NR. 27.
Stand in cijfers:
Zwart 2 schijvenn op: 33 en 36.
Wit 3 schijvenn op: 10. 34 en 44.
Wit speelt en wint.
Wit speelt eenvoudig 34—29 en dan 10—5. Klaar
is Kees, want schijf 44 houdt zwart tegen? Wit
wint wel, maar niet zoo gemakkelijk.
De Oplossing is: r
Wit 34—29, zwart 33:24, wit 10—5, Let nu eens
op, hoe zwart nog remise wil maken. Zwart 24
29, wit 4439? dan zwart 2933 en 3641. Maar
als wit op 2429 van zwart eens met 2(1] n dam
ging spelen. Wel dan speelt zwart toch 2933 en
zoo noodig 3338. Wordt deze schijf geslagen, dan
loopt de zwarte schijf 36 naar den dam. Hoe kan
wit dan winnen? Wel door na den 2den zet te spe
len 510 en daarna 1015. Dan moet zwart schijf
33 offeren, anders slaat de witte dam beide schij
ven, Zwart speelt daarna 36—41 wit plaatst zijn
dam weer op 10 en naar gelang zwart dam haalt op
5 of 15.
Weer een fijn eindspelletje van Van Gelder.
Voor onze probleemliefhebbers geven wij hier
onder ter oplossing een zeer fraai probleem van
den bekenden meester PAUL SONIER. Dit vraag
stuk ontleenen wij aan Bizots' interessante rubriek
in „Le Radical.'
PROBLEEM NR. 29.
Stand na den 41sten zet van zwart.
Zwart 7 schijven op 9. 11, 13, 16, 18 20 en 26.
Wit 7 schijven op 27, 28, 36, 37, 39, 43 en 44.
Wit Zwart.
42. 43—38 11—17
43. 38—32 17—21
44. 39—34 13—19? Fout! Toch is Zwart's keuze
zeer beperkt. De beste voort
zetting was misschien nog
18—22 (Wit 28:17) en 21:12
want wit dreigt door 44—40
28—23 en 34:23 in het voor
deel te komen.
Natuurlijk! Zwart moet nu
een schijf verliezen om door
braak naar dam te beletten
45.
34—29!
20—24
46.
29 20
18—23
47.
27—22
23—29
48.
22—18!
21—27
49.
32 21
26 17
50.
44—40
1621
51.
36—31!
21—26
52.
37—32
26 37
53.
32 41
19—24
54.
28—23
24 15
55.
23 24
15—20
56.
34—29
9—14.
57.
18—13
17—22
58.
13—8
22—28
59.
8—2
28—32
60.
2—16!
dreigde.
Op 16:2'
18—12.
want 28—23
mensch is niet zelfstandig. Ook een niet arbeidend
volk is het niet. Zonder arbeid hebben we nooit
genoeg vertropwen in ons zelf. Arbeid is zelfkennis
Zelfkennis bCTeekent arbeiden.
De koopkracht van een volg verandert steeds en
hoewel het misschien mogelijk is de koopgracht
van een bepaalde stad te bepalen, is die poging
nauwelijks de moeite waard omdat ze- conclusies,
zelfs zoo ze juist zijn, slechts goed blijven geduren
de den tijd van het onderhoek.
In iederen tak van bedrijf zijn weinig menschen
met een ruimen blik, zeer, zeer weinigen. Deze men
schen zijn de Denkers en de Leiders van den handel
Ik geloof, dat ze de nuttigste menschen in de we
reld zijn.
Er is niets aangenamers dan zaken te doen met
een klant, die zijn rekening met een glimlach be
taalt.
Niets wat vooruitgaande is, kan op zijn oorspron
kelijk plan blijven. We zouden evengoed kunnen pro
beeren een volwassen man in de wieg van een ba
by te leggen.
Wetenswaardigheden
WEET GIJ
dat er tusschen 1919 en 1928 voor een bedrag
van ongeveer 300.000.000 gulden rentezegels zijn ge
plakt?
dat sedert 1922 tot 1929 een bedrag van
cvirca 17.00.000 gulden aan invaliditeitsrechten aan
ouderdomsrenten circa 60.000.000 gulden 20.500.000
gulden aan weduwen- en weezenrenten 341. milli-
oen aan kostelooae oudrdomsrnte en 18 millioen
gulden aan verpleegden is uitgekeerd?
dat men sinds 1 Februari bij het verzenden
van een postwissel 2 maal naam en adres moet ver
melden en wel op de strook (die men terug ont
vangt) en links naast den postzegel?
dat de totale melkproductie van Italië 55
millioen hectoliter per jaar bedraagt waarvan 35
millioen hectoliter wordt omgezet in 250 millioen
kilo kaas?
dat het inkomen van ons land voor 1915
wordt gerekend op 2380 millioen en in 1927 op 5043
milioen gulden?
dat het vermogen in 1916 op 11190 milli
oen gulden en in 1928 op 21713 millioen gulden ge
schat werd?
bewaar ze op een droge koele plaats. Uit deze hoe
veelheid verkrijgt men ongeveer 2 potjes marme
lade.
GECONFUTE
SINAASAPPELSCHILLETJES.
Snijd dun afgeschilde sinaasappelschilletjes in
lange smalle reepjes. Zet ze op in een pannetje
met dikken bodem en bedek ze met een sterke sui-
keroplossing. Neem hiervoor 1 dl. water 100 gram
suiker. Laat de schilletjes hierin zoo lang koken tot
ze doorschijnend worden. Blijkt de suikerstroop te
dik te worden, voeg dan een klein beetje water
toe. Neem de schilletjes vervolgens uit de stroop
en laat ze naast elkaar op een bakblik langzaam
volkomen opdlrogen. Bewaar ze in een stopflesch
j liefst onder suiker. Deze schilletjes kunnen fijnge
sneden in vele soorten gebak gebruikt worden, ver
der in puddingen en vlaas. Smelt men eenige kwat-
ta of andere chocoladereepen op de stoom van de
I ketel, en dompelt men deze schilletjes eenige malen
i achter elakar in deze chocoladevla, dan geeft dit
I na bekoeling een geliefkoosde snoeperij.
De schilletjes van goed afgeborstelde sinaasap-
j pelen worden zoo dun mogelijk van de vrucht af-
j geschild. Zorg echter dat de stukjes niet te klein
I worden. Laar deze uitgespreid op een bord lang
zaam drogen in de nabijheid van de kachel. Bewaar
ze in een bus en gebruik ze later om als smaakje
in griesmeelpudding, maizenapudding, bessensap,
enz. te dienen.
Zwart geeft op.
EINDSPEL NR. 28.
Auteur: H. J. A. VAN GELDER
ROTTERDAM.
Stand in cijfers.
Zwart 6 schijven op 5, 6, 7, 8, 9, en 10 en een dam
op 36.
Wit 9 schijven op 16, 17, 18, 23, 25, 28, 32, 33 en 39.
Wit speelt en wint.
De oplossing van dit vraagstuk publiceeren wij
in onze volgende rubriek.
WAT ZULLEN WE ETEN?
Ossenstaartsoep gebraden kip met gemengde
compote aardappelcroquetten Chipolatapud-
ding.
Preisoep gekookte griet. Hollandsche saus
aardappelen vanillevla met rabarber.
Macaroni met ham en kaas biefstuk spina
zie aardappelen vruchtensalade.
Prentjessoep hamburgerrib met botersaus
spercieboonen aardappelen citroenrjjst.
Pouletsoep brusselsch lof met kaassaus en
hardgekookte eieren pannekoekjes met garnalen
ragout.
Selderij soep varkentong in gehaktrand met
pikante saus gestoofde peren aardappelen
vanillevla met appelmoes.
Een paar minuten is vaak het eenig verschil
dat er bestaat tusschen een overwinning en neder
laag, tusschen succes en mislukking.
Eerlijkheid haalt de verdachtmaking in.
Er leeft geen mensch, die niet eens, heel onver
wacht iets goeds heeft ondervonden. Denk daar
aan zoo dikwijls als ge moedeloos zijt dan zult ge
nooit wanhopen aan de toekomst.
Kort ei\ bondig
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
Zakenmenschen dienen te bedenken, dat we in
een eeuw leven van ongeduld. De wereld verlangt
wat ze noodig heeft, op het moment dat ze het
noodig heeft.
Eerst de arbeid maakt uit ons menschen karak
ters, maakt ons zelfstandig. Een niet-arbeidend i
HELDERE ORANJEMARMELADE
ppelen 1 citroen halve liter water
BEREIDING:
Borstel de sinaasappelen en de citroen schoon en
laat ze een nacht in een half liter water weeken.
Kook ze den volgenden dag in hetzelfde water
gaar (een zilveren vork moet er gemakkelijk door
prikken.) Snijd de vruchten in vieren cshep ze met
een zilveren lepel het vruchtvleesch er uit en zeef
dit door een paardharen zeef. Verwijder van de
schillen zooveel mogelijk het wit en snijd ze in
dunne reepjes. Weeg nu het gezeefde vocht en de
schilletjes en neem een gelijke hoeveelheid sui
ker. Laat alles samen in een pan met dikken bo
dem inkoken, tot een druppel op een koud bord
afgekoeld, niet meer wegvloeit. Vul schoongemaak
te jampotjes met de jam, sluit de potjes dadelijk
af met een schroefdeksel of perkamentpapier en
Jan's schoonmoeder: „Heb je al een Kerstcadeau
voor Jan gekocht, Annie.?"
Jan's Echtgenoote: „Nog niet moeder, ik moet
eerst zien hoeveel hij kan missen." I
(Passing Show.) I
Gastvrouw: „Heb je veel gegeten lieve?"
Gast: „Ja, wel en niet. Ik heb meer gegeten dan
ik kon, maar niet zooveel als ik lustte."
(Passing Show).
De ochtendzon scheen warm en vriendelijk over
de daken en in de straten van Lerchental; doch
toen Brigitte Köllner uit een van de kleine hui
zen, die in de voorstad gelegen waren trad, was
het opeens of de zon nog helderder in de straat
scheen.
Voor zijn het kleine voortuintje doorliep, bukte
zij zich om een paar anjelieren uit het bloembed
te plukken, die zij op haar blouse stak. Vervolgens
hief zij haar hoofd op en keek dankbaar omhoog
naar de zon. die vandaag weer een mooien zomer
dag voorspelde. Brigitte Köllner was zoo jong niet
meer en toch lachte alles aan haar evenals in de
van levenslust bruisende jeugd. Die gezonde, roode
kleur! Die lichte terd! Wat stond het hoofd fier
rechtop boven den fraai gevormden hals. Het vil
ten hoedje een weinig naar achteren geschoven zoo
stond zij daar en keek naar de zon. En met welke
oogen. Met lange wimpers, groot en fonkelend;
als angels, die zich in mannenharten vastzetten,
zoodat deze spartelen en zich niet meer los kunnen
maken.
„Haar oogen, die doen het! Zij is geheel en al
oog" had eens de lncafé „Het Lam", toen het ge
sprek op buurvrouw Brigitte Köllner kwam, de ly
risch aangelegde onderwijzer Apflstedt gezegd
„Jammer Jammer."
Slager Akendroht echter had zijn mond afge
veegd en vervolgens aan zijn barard getrokken,
waarop hij met den bijzonderen nadruk van den
kenner opmerkte: „En die borst! Die schouders'
Jammer, jammer!"
„Jammer, jammer" dat hadden allen tot dusver
gezegd. Den een was zij te arm, de ander ergerde
zich aan de ingebeelde nederigheid van haar be
roep. Deze voelde zich weer te jong en had zelf
juist zooveel om met eere zich door het leven te
slaan, een ander zou haar zeker reeds uit het dorp
weggehaald hebben, als hij niet reeds lang in het
bezit van een betere helft geweest was. Maar bij
allen ontvlamde in meerdere of mindere mate hun
i hart als zij in de oogen van Brigitte Köllner geke-
ken hadden.
i Deze zelf echter scheen zich weinig om dit alles
te bekommeren. De jaren gingen voorbij. Zij lachte
echter vroolijk en dapper en uit haar oogen straal
de een licht, alsof zij elk nieuw jaar pas haar le-
ven begon. Dat zij den mannen niet onverschillig
was, wist zij natuurlijk. Dat merkte zij uit iedere
groet, dat zei haar ieder mannenoog, dat naar haar
Keek. Maar hooggeplaatst of nederig: op dit punt
waren zij allen eender. Met een eerlijke, op redelij-
i ke gronden gebouwde genegenheid, was tot nu toe
nog geen een bij haar gekomen en om zich aan
1 een te geven, enkel en alleen om de genoegens der
1 jeugd na te jagen, dat wilde zij niet. Daarvoor
werd zij beschermd door haar zieietrots. Daarvoor
i vond zij zich zelf te goed. Zij wilde niet met zich
laten spelen. „Ga met ons mee" hadden de andere
meisjes meermalen vroeger tegen haar gezegd,
„men is toch maar eens jong, en later kijkt nie-
1 mand naar ons."
Mijnentwegen! Het kwam haar heelemaal niet
voor, alsof haar meisjesjeugd voorbij was, ondanks
haar vijf en twintig jaren. De arbeid schonk haar
vreugde en een vermindering va nhaar, inwendige
vroolijkheid had zij bij zich zelf ook niet waarge
nomen. Tot nu toe was het zonder man goed ge
gaan, zelfs heel goed, dus behoefde zij zich voor
de toekomst ook niet bevreesd te maken. Zij trok
een weinig aan het roode lint, dat om haar hals
zat, zoodat de uiteinden midden onder den don
kerbruinen haarwrong in haar nek kwamen te zit
ten. Toen deed ü;ij de tuindeur op slot.
Uit het geopende venster der onderste verdieping
klonk een zwak geklop. Op den driestal achter den
met water gevulden glazen bol zat schoenmaker
Metzier, die onbarmhartig op het leder klokpte.
„Goeden morgen, buurman."
Hij verhief glimlachend zijn borstelig roodblond
hoofd.
„Goeden morgen, juffrouw Köllner. Al zoo vroeg
aan den wandel?" Zijn oogen keken met welge-
vallen naar het aardige meisje,
i „Ik ga naar mevrouw Kantor te X. Zij noemde
den naam van een^dorp in den omtrek.
„En altijd maar vroolijk. Altijd maar een vrien
delijk gezicht.'
Geverfd hout reinigen.
Om geverfd hout schoon te maken menge men
gewoon krijtwit met water tot een dunne pap.
Wrijf het hout flink met een flanellen doek af.
gedoopt in de pap en wasch het daarna af met
ziuver koud water. Vetvlekken enz. worden er ook
door weggenomen zonder de verf te beschadigen.
Eierolie.
Als geneesmiddel voor wonden, door snijden,
kwetsen, schroeien of branden veroorzaakt,
moet olie, .verkregen uit eierdooiers uitstekend wer
ken. Men kan ze gemakkelijk zelf maken, door een
ei hard te koken, het gele daaruit te verwijderen,
fijn te wrijven en boven een open vuur te houden,
waarop zij zoo lang omegroerd wordt, totdat zij op
kookhitte staat. Dan zondert 2jich de olie af en kan
afgegoten worden.
Citroencrème voor het haar.
2 deelen spermaceti 8 deelen amandelolie
worden vermengd en als het koud geworden is,
doet men er drie vierde ons citroen-essence door.
Moeder: „De kinderen zoeken overal naar de
dansplaten, Weet u zeker dat u ze nergens gezien
heeft, opa?"
Opa: „Ssst, bederf mijn kleine grap niet. Ik zit er
bovenop.'
London Opinion.
„Waarom zou me nanders zijn? Het kwade moet
men vergeten en zich verheugen over al het ove
rige."
„Ja, dat is zoo. Maar velen leeren dat nooit.'
„Omdat ze dom zijn Metzier. Adju."
„Dat is tzoo, dat i:; zoo. Adju. Dat is den spijker
op zijn kop gslagen,"
En hij begon lustig weer te hameren, alsof hij
zinnebeeldig de waarheid van het zooeven gehoor
de bevestigen wilde.
„Het is en blijft een arm meisje" wendde hij
zich vervolgens tot zijn vrouw, die achter in de ka
mer juist bezig was hun bed op te schudden. „Niet
waar, Augusta, jammea-, jammer."
Maar zijjn vrouw scheen echter van een andere
meening te zijn. De onverholen bewondering van
haar man deed haar telkens onprettig aan.
„Bekommer je liever om je werk" antwoordde
ze kattig. „Iedere ouwe ezel maakt zij het hoofd
op hol en jij bent geen uitzondering. Kijk toch eens
naar Gie loop van naar. Alleen om de aandacht van
heere nte trekken. En dan van achteren dat roode
halslint. Haha, dat is de noodvlag. Die dragen alle
ouwe juffers als het bedenkelijk wordt of ze nog
eens een man zulten krijgen."
Schoenmaker Metzjler antwoordde hier niet op.
Hij kende de nutteloosheid van hiertegen iets in te
brerigen, Maar hij keek het aardige buurvrouwtje
na, totdat zij om de nhoek verdwenen was. En toen
leek het hem toe, of die groote fonkelende oogen
nou op hem gevestigd waren. Hij lachte stil verge
noegd in zich zelf en begon opnieuw het leder
te bewerken.
Al spoedig had Brigitte Köllner de stad achter
zich. Menigen groet had zij gegeven, maar mis
sel lien nog meer beantwoord. Toen kwam het laat
ste huis, tuinen, een paar strooken land, vervolgens
he t bosch. Wat was het hier heerlijk stil onder de
ho oge boomen. Men hoorde slechts het gezang der
vogels en het murmelen van een half verscholen
be ekje en in de verte hoorde men ergens de dorps-
ki ok in de ochtendstifte. Het rook zoo frisch en
ki.-uidig in 'het bosch. Een paar malen bleef zij
st aan om diep adem te halen en dan keek zij ^vroo
lijk naar boven. Onbeweeglijk stonden de toppen
der dennen Sn het blauw der lucht. O, wat was de
wereld toch mooi.
Sarcastisch inspecteur: „Je bent lang weg ge
weest. Heb je twee boeken inplaats van één gelezen
onderweg.'
Verstrooide besteller: „Nee, mijnheer, het was 'n
Kerstnummer."
London Opinion.
De weg, die zij ingeslagen had, liep langzaam
naar boven om aan den anderen kant van den berg
vrij steil in een groot dal af te dalen. Boven op
den berg kon men door een open plek tusschen
de boomen op de roode daken van de dorpshuizen
zien. Daarachter verhief zich het gebergte weer.
Brigitte bleef een oogenblik staan en verheugde
zich in de morgenstilte. Vervolgens liep zij zachtjes
neuriënde, den weg naar beneden af.. Plotseling
hoorde zij achter zich het schelle geluid van een
fietsbel. Zij keerde zich om. Boven op den berg
stond een ifem, die juist op zijn fiets sprong en
gereed stond om den berg af te dalen. Nog eens
belde hij, toen vloog de fiets met zijn berijder
naar beneden.
„Wat een gevaarlijke onzin" mompelde het meis
je halfluid en ging terzijde van den weg 'staan on
der de dennen om den dollen rijder te laten voorbij
gaan.
„Morgen juffrouw."
„Morgen" antwoordde zij. Het klonk bijna wre
velig.
Waren het haar oogen waartoe hij te lang zijn
aandacht bepaalde of had er een steen gelegen?
Nauwelijks had zij zijn uitdachende groet beant
woord, of zij zag hoe fiets en berijder zwenkten
en op den grond terecht kwamen.
Er klonk een kreet van haar lippen. Zij ging naar
den gevallene toe, bukte zich en zag medelijdend
in het gezicht van den man. Hij had zijn oogen ge
sloten en kreunde zacht.
„O, God, zijt u gewond?" Zij had zijn hoofddek
sel, dat naast hem lag gegrepen en keek, niet we
tende wat te doen, naar den veronglukte. Haar
verwarring en schrik was nog zoo groot dat ze niet
wis wat eerst te doen. 'Zij legde haar hand zacht
op zijn voorhoofd en nogmaals deed zij haar vraag
op zachten en deelnemenden toon.
Hij opende langzaam zijn oogen en keek haar
verwonderd aan. Toen scheen langzaam tot hem
door te dringen hetgeen er gebeurd was.
„Ikik wat was verdoofd door den val, maar
nunugaat het al beter. Als u zoo goed
zoudt willen zijn, mij wat te helpen. O, o mijn been
Vervelende zaak. Zoo, zoo, dank uhier aan
den boschkant, zoodank u. O!"
Wordt voortgezet.