De Verloren Zoon
éP
PlllOL
Levenswijsheid
Huid
Jjh
HONDENVERBOD.
„In 1929 zijn te Oslo 83 menschen door de
beten van herdershonden en dobberman-
pinchers gevaarlijk gewond. Een wetsvoor
stel zal worden ingedien om deze beide
hondenrassen te verbieden."
(Courantenbericht.)
De nuchterheid neemt toe
Van 't menschelijk verstand
Naarmate meer naar 't Noord
Gelegen is een land.
Doch wat daarvan ook zij,
Hier worde alleen vermeld.
Wat uit 't land der Noren,
Uit Oslo wordt verteld.
Daar kregen het vorig jaar
Veel menschen erge wonden,
Heel onverwachts, op straat
Door 't bijten van de honden.
Precies als hier is 't daar,
Niet veilig op de straten,
Doch de overheid zal er
Eens ernstig over praten.
Of het noodig is, dat zij
't Gevaarlijkst hondenras
Finaal verbieden gaat,
Och, dat het hier zoo was.
Want niet alleen het gevaar
Voor bijten is vervelend,
Maar 't hondegblaf is heusch
Voor 't oor maar weinig strelend.
Dat donderend gebas
Van honden in de buurt,
Dat van des morgens vroeg
Soms tot den avond duurt.
Dan komt van links en rechts
Maar altijd te onpas,
Och, dat onze overheid
Er van doordrongen was.
Dat ongetwijfeld juist
Is Mussolini's woord:
Wie ijverig werken wil,
Moet zitten ongestoord.
Zoolang er honden zijn,
Die steeds maar blijven bassen,
Terwijl ze naar het heet,
Op 't huis heel waakzaam passen.
Zoolang hup meesters steeds
Doof blijven voor het geraas,
En ieder die het deert,
Betitelen als dwaas.
Die niets verdragen kan,
Zoolang ziet menig mensch
Naar 't hooge Noorden uit,
En uit hij vast den wensch:
Och, mocht ons Parlement,
Die honden ook verbieden!
Maar durft men 't hier wel aan?
Zal 't ooit hier zoo geschieden?
Kort en bondig
Dat, wie niet werken wil
Niet ete! staat geschreven.
Hij, die niet denkt, hij mag
Wel eten, maar niet leven!
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
De beste manier om de wereld een dienst te be
wijzen is uw eigen werk zoo goed mogelijk te doen.
„Mijn succes wordt een succes" zei een Fransch too
neelspeler bij de première. „Ik zie aan het lawaai
dat mijn vijanden maken, die in de zaal zijn." Hij
had gelijk. Het beste bewijs, dat men geslaagd is, is
juist de woede der concurrenten.
Wat het leven mogelijk maakt, is, dat ge niet al
leen niet zeggen kunt wat er morgen zal gebeuren,
maar dat ge niet zeggen kunt hoe ge er over zult
denken, wanneer het gebeurt. Dit geldt zoowel voor
het zakenleven als voor het leven zelf. Indien wij
de vraagstukken voor morgen duidelijk vandaag
konden zien, en den loop der dingen in het volgend
jaar, dit jaar en hoe wij er op zouden reageeren
wat een verrassing zou dit voor ons allen betee-
kenen.
Wie opgeeft overwint nooit, de overwinnaar geeft
nooit op.
Het is gemakkelijk u zelf te bedriegen. Het is
moeilijker de menschen te bedriegen, voor wie gij
werkt. Het is nog moeilijker de menschen te bedrie
gen, die onder uw leiding werken.
Er zijn tijden, dat onrust en ontevredenheid met
iemands baantje gerechtvaardigd zijn. Er zijn toe
standen in zaken, die we niet kunnen veranderen;
maar voor iemand denkt, dat dit met zijn eigen
baantje het geval is, moet hij er zeker van zijn, dat
de schoen die wringt, niet van zijn eigen maaksel
Wanneer sommige menschen beweren, dat alles
prachtig gaat, kunt ge er zeker van zijn, dat ze iets
leelijks verbergen.
De menschen gevoelen gewoonlijk meer behoef
te om genezen te worden van hun lichamelijke
ziekten, dan van hun dwalingen van verstand en
gemoed.
Die inziet dat hij dwaalt, gaat naar de waarheid
streven. Die merkt: ik ben onwijs moet pogen
vrij te leven.
Het wantrouwen dat men koestert tegenover een
hoogere aandrift is meestal niet eerlijke twijfel,
maar een schuldige minachting ervan.
Het is niet de vraag al wat in boeken steekt.
In het hoofd te zaam'len, doch of het daar iets
wekt en kweekt.
LEER.
PEAU DE SUEDE.
Dit wordt geregeld afgeschuierd met een niet te
harde borstel. Komen er vlekken op dan gebruikt
men een staaldraadborstel. Neem deze vooral niet
te hard of te scherp, omdat het peau de Suède
gauw leelijk wordt. Vlekken op licht of donker peau
de Suède worden verwijderd met tetra of benzine.
(Denk aan het vuur.) Zoo af en toe kan de heele
schoen wel afgenomen worden met tetra. Dit eischt
veel tijd en voorzichtigheid. Er moet op een klein
hoekje van tevoren geprobeerd worden of het leer,
die bewerking kan hebben en dan moet men er
voor zorgen dat er geen plaatsjes overgeslagen wor
den. daar het leer dan gevlekt zou worden.
Zwart peau de Suède wat vaal wordt kan opnieuw
zwart gemaakt worden door het vene te borstelen
nadat men het even boven stoom van een ketel ge
houden heeft. Ook bestaan er andere middelen, nl.
poeder, dat in het leer wordt gewreven of een vloei
stof. Het leer wordt wel zwart, maar een nadeel is,
dat het ook gemakkelijk zwart afgeeft.
Peau de Suède ceintuurtjes worden, nadat eerst
op een klein plaatsje geprobeerd is of het leer er
tegen kan, gedompeld in een badje met tetra of
benzine. Daarin wordt het flink uitgeknepen ,en
drooggewreven met een schoone doek.
Witte ceintuurtjes worden daarna nog nagewreven
met talk of magnesiumpoeder.
LAKLEER.
Dit leer mag niet met was worden schoongemaakt
omdat hiervan het leer gauw leelijk wordt. Hiervoor
wordt dan ook een weinig slaolie gebruikt. Gebruik
vooral niet te veel, omdat hiervan het leer gauw
leelijk wordt.
Zijn de schoenen erg vuil, dan worden ze eerst
afgenomen met spons en zeem en daarna met sla
olie schoongemaakt.
LICHT LEER.
Dit wordt het liefst schoongemaakt met was of
crème die daarvoor in den handel zijn. Die crème
is ook in staat vlekken weg te nemen.
Gaan de vlekken met crème niet weg, dan wordt
dit weer met tetra of benzine gedaan. Het gebeurt
wel, dat ook dit niet helpt en dan ook in het ui-'
terste geval lauwe melk met wat sunlightzeep ge
bruikt wordt. Wrijf het leer daarna met was.
Handtaschjes en portemonnaies worden op dezelf
de manier behandeld.
Portemonnaies van peau de Suède worden dikwijls
glad op de plaats waar men ze vast pakt, evenals
taschjes. Dit gaat met benzine in de meeste ge
vallen niet weg. Men gebruikt dan wel heel fijn
schuurlinnen, waarmee in één richting heel voor
zichtig wordt geschuurd en daarna wordt het opge
borsteld, zoo noodig nog met wat tetra of benzine
nawrijven.
Alle ruwheid en roodheid, pukkeltjes
l en uitslag, worden weggenomen door
Waarlijk de maat van iemands vermogen wordt
niet bepaald door de schatting van hetgeen hij be
zit. Niet begeerig zijn is een inkomen en tevreden
zijn is de grodtste en zekerste rijkdom.
te.
God gaf twee hemelsche geschenken
Den mensch in alle vreugd' en smart,
Verstand om goed en scherp te denken,
Om zacht en goed te doen het hart.
ZULLEN.
Uw denken zij willen,
Uw wil zij een daad!
Uw moed moet de harten vervullen
Met het vaste vertrouwen,
Dat het moeilijkste gaat.
Als gij er voor staat.
Niet „zou" zij uw lijfspreuk, maar „zullen."
p 11
Verstrooide oude dame tot meid: „Wat een afschu
welijk programma van middag, Betsy. Zet toch als
jeblieft dien loudspeaker af."
(Humorist.)
Naar het Duitseh.
Jongedame aan het stuur, als de auto rakelings
den express is gepasseerd: „Daar is die machinist
ook goed van afgekomen, he mannie.'
(Passing Show.)
De dag kwam nog grauw en nevelig door de klei
ne ronde vensters in de kamer, toen mevrouw Hele
na reeds uit bed kwam en haastig haar kleeren aan
deed.
„Slaap nog een uurtje, kind" zeide zij tot Lize,
die ook van plan was op te staan. „Ik zal intus-
schen naar boven gaan en kijken hoe onze gast het
maakt."
Het meisje bleef echter ook niet meer in bed. Zij
stond stilletjes op, trok haar kleeren aan en sloop
op haar teenen moeder na. Op de trap ontmoette
zij Dina, die een bord in haar hand had.
„Hij heeft niet veel gegeten" zei de oude ge
trouwe. „Hij is nog erg zwak en zijn hand beeft als
hij de lepel vasthoudt. Anders een heel aardig
mensch, juffer, en ik bijt nog eerder mijn tong af,
dan hem te verraden."
Het meisje gaf geen antwoord maar ging naar
boven. Daar kon zij, (Jmdat de deur op een kier
stond, den vreemdeling in bed zien liggen, zijn
hoofd een weinig oplichtend om mevrouw Helena
te begroeten, die voor zijn bed stond en hem vroeg,
hoe hij geslapen had.
„Ik weet het niet mevrouw," zeide hij, „mijn
trouwe waker zal het beter weten, of ik mij rustig
gehouden heb of dat ik onzin gepraat heb en met
handen en voeten geworsteld heb. Maar gedroomd
heb ik zeker, de mooiste dingen, heelemaal niet
van bloed en wonden. En toen ik vanmorgen wak
ker werd, gaf het mij een steek in mijn hart, dat ik
u gisteren zoo aan het schrikken heb gemaakt en
dat u nog heelemaal niet weet, aan wien u die on
uitsprekelijke goedheid bewezen hebt. „Neen" ging
hij verder, terwijl hij haar hand greep, toen hij
zag, dat zij hem weer het spreken verbieden wilde,
„nu laat ik u niet weggaan, al was het ook voor de
koorts beter, dat ik vier en twintig uur geen woord
sprak. Het maakt mij zoo dol, zoo te liggen en
U te laten denken, dat uw moeiten en zorgen aan
een mensch besteed zijn, die beter op stroo behoor
de te liggen temidden van leegloopers en twistzoe
kers, dia halfdood op de straat gevonden worden.
Dat het zoo ver met mij gekomen is, heb ik aan
mijn wijsneuzigheid te danken, die altijd denkt, dat
met moed en een goed geweten nog niemand in
het ongeluk gekomen is. Mijn vader heeft vaak ge
noeg zijn hoofd geschud en mij gewaarschuwd: Pak
geen pek beet, als je schoone vingers wilt houden
en wanneer je niet wilt meehuilen, meng je dan
niet onder de wolven. En toen ik van Augsburg
wegreisde, hoe heeft mijn moeder mij op het hart
gedrukt, slechts goede huizen binnen te treden en
alle slechte gezelschappen te mijden. Maar het kui
ken was weer wijzer dan de hen. Want ziet u, me
vrouw, van huis uit ben ik een vroolijke kameraad
en mijn vaderstad, hoe mooi zij is, en hoe vroolijk
van tijd tot tijd was mij te eng en ik wilde de we
reld zien. Toen trok mij Zwitserland aan, waarvan
mijn vader mij vaak verteld had. Hier in Bern
heeft hij zijn leertijd doorgemaakt, bij den rijken
lakenwever Aufdembühel, dien u zeker wel zult
kennen. En toen heeft hij zich in zijn vaderstad
gevestigd en mijn moeder getrouwd en een groot
bedrijf begonnen en toch altijd aan hier gedacht,
zoodat hij er niets tegen had, toen ik hem mijn
wenschen vertelde. Ik geloof haast, dat'hij dacht,
dat hier een trekpleister voor mij was, omdat ik in
Augsburg vijf en twintig jaar geworden ben en nog
altijd ongestraft in alle blauwe en zwarte oogen
gekeken heb. Zoo ging ik in de beste stemming
twee weken geleden weg, steeds door naar het zui
den en met een boot over de schoone Bodensee, en
gisteravond toen het donker werd, kwam ik door
de poort de stad binnen. Ik bedacht, dat ik bij den
heer Aufdembühel zooals dien zegt, niet met de
deur in huis kon vallen, maar ik stalde mijn paard
en ging toen de stad eens doorwandelen, zooals ik
altijd doe, als ik ergens vreemd aankom, om mij
van een en ander op de hoogte te stellen. Maar
gisteravond bekwam het mij slecht dat ik niet
eerst was gaan eten. Want na den snellen rit en
in de groote warmte, want het onweder wilde nog
maar niet komen, kreeg ik plotseling grooten dorst
en dacht hiervan te bezwijken, als ik niet spoedig
een glas wijn zou kunnen krijgen. Daarom vroeg ik
BEHANDELING VAN AARDEWERK.
Aardewerk- potten of pannen moet men nooit di
rect op het vuur plaatsen, doch alleen op de plaat
van kachel of fornuis gebruiken.
Men zal aardewerk meer bestand maken tegen
hitte, als men het voor het gebruik eerst bestrijkt
met dunne lijm en daarna, als het is ingedroogd
met lijnolie.
AFBLADEREN VAN VERF.
Om dit te verhoeden, mengt men in de verf een
beetje glycerine, wat bovendien aan de verf nog
een bijzondere glans verleent.
i A'? J j>'
Goedig oud heertje: „Goed uitkijken naar de worm
pjes, kleine man."
De kleine man: „Als ik een appel eet, moeten de
wormen maar op zich zelf letten."
(Passing Show.)
beneden in de stad aan een net gekleeden burger
of ik in een herberg waarlangs ik kwam en waar
ik dansmuziek hoorde, ook goeden wijn kon krij
gen.
„De wijn was goed" gaf deze ten antwoord, „maar
het gezelschap deugde niet. Als hij naar mijn klee
ding oordeelen mocht, zou ik daar mijns gelijken
niet vinden."
„Ik zou wel in een stal willen gaan," gaf ik la
chend ten antwoord, „als ik wist, dat ergens in een
melkvat roode wijn was." En ik liet den man staan,
die mij bedenkelijk nakeek en ging over de brug
recht op de herberg toe.
Toen ik echter de deur open deed, zag ik dat ik
niet voor niets was gewaarschuwd en dat ik een
stal bij domme koeien meer goede zeden en manie
ren zou hebben gevonden dan daar. Of het een
herberg voor dieven was, weet ik niet, maar de
meesten zagen er uit of zij den galg ontloopen wa
ren en al hun best deden om er aan te komen.
Mannen en vrouwen keken mij allen aan en stoot
ten elkaar met den elleboog aan, toen ik binnen
kwam, alsof zij zeggen wilden: „Wat is dat voor
iemand, die zich onder ons durft begeven?" Daar
ik mij echter schaamde het hazenpad te kiezen en
ook meende, dat een vreemdeling veel ongestraft
doen kon, ging ik in een hoek aan een onbezet ta
feltje zitten en liet mij rooden wijn brengen. En
daar ik mij stil hield, scheen men ook spoedig aan
mij gewend te raken. Bovendien waren de meesten
reeds half dronken en in gesprek met elkaar ver
diept en anderen weer onderhielden zich met vrou
wen. Onder dez|e laatsten was er een, die het netst
gekleed was, maar anders niet veel beter1 dan de
rest. Zij danste niet, zong ook niet en de wijn,
scheen haar ook niet te smaken. Zij zat na,ast een
forschen, sterken man, die kleeren droeg, die vroe
ger betere dagen gekend hadden, maar nu door
modder- en wijnvlekken bevuild waren. Ook zijn
gelaat moest vroeger niet leelijk zijn geweest, voor
hij dat roode litteeken had, dwars vore zijn voor
hoofd tot aan den neuswortel en die rooddoorloo-
pen oogen en die stoppelige baard. Ik moest voort
durend naar dat tweetal kijken, hoe hij met een
moedeloos gebaar alsof geluk en ongeluk hem ge
lijk waren, de dobbelsteenen op tafel liet rollen en
KORTE WENKEN.
Biervlekken verwijdert men met een mengsel van
half wijngeest en half water.
Men verwijdert bloedvlekken in wol het best door
ze goed te laten drogen dan af te krabben en te bor
stelen.
De zekerste briefsluiting is eiwit. Daarmee blijft
de brief zelfs boven den stoom van heet water vast.
Messen en vorken zijn gemakkelijk blank te hou
den als men ze terstond na het gebruik in een potje
met sodawater zet, waarin zij tot de helft, maar
niet verder, moeten staan, messen niet verder dan
tot het heft.
WAT ZULLEN WE ETEN?
Kip
Appelcompote.
Pommes frites
Vanillevla met bitterkoekjes.
Gestoofde prei.
Varkenslapjes.
Gekookte grutjes.
Dinsdag:
Bieten.
Roastbeef.
Gebakken grutten
(de rest van Maandag wordt in plakken gesneden
en gebakken) met stroopsaus.
Woensdag:
Stamppot van boerenkool
met worst vruchtensla.
Spruitjes
Koud vleesch
Oliebollen.
Gekookte schelvisch.
Aardappelen.
Donderdag:
Bruine boonen met spek.
Appelmoes.
Eenige recepten.
GEBRADEN KIP.
1 flinke braadkip 1 ons boter 2 lepels zout.
BEREIDING:
Wasch de geplukte en geschroeide kip goed schoon
en zout. haar van binnen en van buiten. Doe een
klein stukje boter in de kip opdat ze minder droog
wordt. Laat de boter in een flinke pan of braad
slee bruin worden en wentel hier de kip aan alle
kanten in. Laat ze gedurende een uur zachtjes
braden zoodat ze mooi bruin en gaar is. (De botten
moeten gemakkelijk los laten van het vleesch.)
Neem dan de kip uit de pan en snijd haar in stuk
ken en wel de pooten, de vlerken en twee stuk
ken vleesch van de borst. Geef er een compote bij
en pommes frites.
APPELCOMPOTE.
5 zure appelen halve dl. witte wijn halve 1.
water citroenschil 5 fransche vruchtjes
halve lepel sago 2 lepels suiker.
BEREIDING.
Schil de appelen boor ze uit en snijd ze mid
dendoor. Kook ze in het water met de wijn. ci
troenschil en/de suiker gaar doch niet tot moes,
(ong. 5 minuten.) Neem ze voorzichtig uit het
vocht en schik ze in een glazen schaal. Leg op ie
dere opening van den appel een Fransch vruchtje.
Maak de sago aan en bind hiermede het vocht.
Ver wij dei de citroenschil en giet het na bekoeling
over de appelen.
FRITES.
1 kilogram aardappelen
een pan met frituurvet.
BEREIDING:
Schil de aardappelen wasch ze en droog ze af.
Snijd ze in lange dunne reepjes. Laat het vet goed
heet worden, de blauwe damp eraf, en bak hierin
de aardappelen met een deksel er op, bruin en knap
pend. Bestrooi ze na het bakken met wat zout.
Beppie: „Naar hem hoef je gerust niet vriendelijk
te kijken. Toevallig weet ik, dat hij een verstokte
vrouwenhater is."
als hij gewonnen had, zijn meisje met zijn hoofd
tegen haar schouder stootte om haar aan te dui
den, dat zij het geld opstrijken moest. Zij nam dan
een lange dolk, die voor haar op tafel lag, en leg-
i de met den scherpen kant de munten op zijde, zoo
I als men vuilnis met een bezem wegveegt. Hierbij
1 zeiden zij niets, terwijl zijn twee speelgenooten, ver
j metele jonge kerels met roode gezichten en glazige
oogen, steeds in het Fransch en Spaansch vloekten
i en met de vuist op tafel sloegen. Dat scheen ein-
delijk het meisje te vervelen en toen zij geeuwend
omkeek, viel haar blik op mij, dien zij nog heel
niet opgemerkt had, want toen ik binnenkwam,
sliep zij juist een beetje tegen den schouder van
haar vrijer geleund. Nu moest mijn kleeding haar
wel opvallen of den ring, die ik aan mijn vinger
droeg, of ik viel in eenig ander opzicht in haar
i smaak, hoe het zij, zij begon een brutaal oogen-
i spel met mij, gaf mij achter den rug van haar vrij
er allerlei teekens met haar hand, waaruit ik niet
wijs kon worden en daar ik nergens op inging,
maar vlugger mijn wijn opdronk om spoedig weg
te gaan, ging zij eindelijk, alsof het zitten naast
den droefgeestigen speler haar verveelde, weg en
ging zij onbeschaamd naast mij op de bank zitten
met haar hoofd achterover geleund om beter te
kunnen slapen, heimelijk echter knipoogde zij naar
mij en zette haar voet naast den mijnen. Die met
het lidteeken scheen onraad te vermoeden, riep
haar in het Fransch toe daar weg te gaan en toen
zij zich slapende hield, werd hij woedend en beval
mij, mij uit de voeten te maken. Hij had wel ge
zien zei hij, hoe ik het meisje teekens gegeven
had en haar van hem weggelokt had. Ik bleef, hoe
wel ik innerlijk van woede kookte, uitwendig kalm
en zeide, dat niemand mij hier kon wegsturen, daar
ik niemand in den weg lag, en als iedereen, mijn
wijn betaalde. Nu werd hij buiten zich zeiven van
drift en rukte het meisje van de bank weg en riep
den herbergier toe waarom hij zijn huis niet vrij
hield van verdachte gasten, noemde mij een spion
en greep ten laatste, omdat zijn meisje mijn partij
koos, voor in mijn buis vast, waarbij hij mijn kraag
scheurde.
(Wordt voortgezet.)
I