De Noodvlag Plekken op de huid puistjes en zweertjes Kloosterbalsem Land- en Tuinbouw Pluimveeteelt LEVENSWIJSHEID .zijn onaangenaam en moeilijk te verdrijven, omdat telkens andere plaatsen besmet wor den. Geneest U met Akker's dan wordt Uw huid weer blank en gaaf. Bovendien onovertroffen bij wonden, ontvellingen, smetten, insectenbeten. f*er pot van 20 gram 60 cent. •v. 50 gr. f l.-V v. 100 gr. f 1.75 Overal verkrijgbaar! VAN DE NOORDHOLLANDSCHE PROEFVELDEN. perceel 5 (300 kilogram chili) 37500 kilogram. Proefnemer teekent hierbij aan, dat de zwaarste stikstofbemesting wel de grootste hoeveelheid gaf, doch dat de kwaliteit het beste was met 600 kilo gram. Wij hebben hiervan bij sluitkool wel eens meer gehoord. Bij bloemkool is dit echter niet het ge val. Daar kan een zware stikstofbemesting dikwijls zeer goede uitkomsten geven. P. A. Proef op hooiland. Deze proef werd genomen door den heer J. Sleutel Pz„ Verlengde Lange Vaart te Callantsoog, op zavel achtigen zandgrond. Het geheele proefveld was 13 Are groot en verdeeld in 4 perceelen ter grootte van 4, 1, 4, en 4 Are. In 1928 was bemest met slakkenmeel, kalizout 40 procent, en zwavelzuren ammoniak. De bemesting in 1929 bestond voor alle perceelen uit 1000 kilogram slakkenmeel en 800 ki logram kalizout 20 procent per H.A. De perceelen 1, 3 en 4 werden bovendien bemest met resp. 800, 600 en 400 kilogram chilisalpeter, dus ruimschoots van stikstof voorzien. Perceel lAre ontving geen chilisalpeter. Door bijzondere omstandigheden wer den de meststoffen zeer laat uitgestrooid, begin April, waardoor de oogst waarschijnlijk aan den lagen kant bleef. Bovendien heeft de slechte weers gesteldheid van het voorjaar een minder goeden invloed gehad. Aanvankelijk toch stond het gras er goed voor, doch toen is een tijd van stilstand in getreden. Geoogst werd: op preceel 1 (800 kilogram chili) 6825 kilogram hooi op perceel 2 (zonder chili) 5084 kilogram hooi. op perceel 3 (600 kg. chili) 5875 kilogram hooi. op perceel 4 (400 kg. chili) 5925 kilogram hooi. De bemesting met 400 kilogram chili liet fcich het beste betalen in verband met de bemestingskos ten. Wij merken op, dat in verreweg de meeste gevallen een bemesting met 400 kilogram chili op grasland voldoende geacht mag worden. B. Proef op gele bewaarkool. Door den heer C. Madderom Laanweg te Scher mer, werd deze proef aangelegd op kleiachtigen zavelgrond. Het proefveld groot 13 are, was ver deeld in 5 perceelen van 3, 1, 3, 3, 3 aer. Het ge heel werd bemest met 1000 kilogram patentkali en 1000 kilogram superfosfaat. De perceelen 1,.3, 4, en 5 ontvingen bovendien resp. per ha. 1000, 800, 600 en 300 Kilogram chilisalpeter. Kali en foslorzuur werden begin April gegeven en ondergewerkt. Het chilisalpeter in het laatst van Mei, kort voor het uitplanten, dat ongeveer half Juni plaats had. In den beginne hadden de planten eenige last van droogte, doch dit herstelde zich vrij spoedig. Per ceel 1 had het meeste geleden. Het aantal planten op de chiliperceelen was resp. 555, 560, 560, en 555, op perceel 2 170. Geoogst werden per ha.: perceel 1 (1000 kilogram chili) 55500 kilogram. perceel 2 (zonder chili) 37500 kilogram, perceel 3 (800 kilogram chili) 46600 kilogram, perceel 4 (600 kilogram 'chili) 42000 kilogram. Hij was niet opgestaan, maar door haar krachti ge armen ondersteund achterwaarts naar den naast bijzijnden boschrand gesleept. Zuchtend bleef hij daar liggen en eer zij er aan dacht, was zij naast hem gaan zitten. Zij gevoelde met het instinct van een vrouw, dat zij hier iemand hulp en verzorging moest geven. Zij keek een weinig verward den weg af. Niemand was er te zien. In dit morgenuur was het er altijd stil. Wie weet hoe lang het nog zou duren, voor 'n derde hier hulp ko nbieden De jonge man, hij kon wel even dertig zijn, pro beerde zijn linKerbeen een weinig omhoog te halen Het geluKte hem maar moeilijk terwijl hij op zijn lippen beet. „li heeft pijn erge pijn? „Naar ik hoop is mijn voet slechts verstuikt ant woordde hij. „Dat is mij nog nooit overkomen ik weet zelf niet hoe het geoeurde. Ik wilde u groe ten en toenen toen Haar gezicht scheen uit te rdukken wat haar mond niet zeggen wilde. Brigitte sloeg naar oogen neer. Als er toch maar eindeujk iemand kwam. Hoe lang zou zij nog hier bij dien onbekenden man moeten zitten? En me vrouw Kantor! Die wachtte op haar! Opeens riep zij verschrikt uit: U bent gewond." Zij wees naar zijn hand. Van uit zijn mouw vloeide een straal donker bloed. „U is te lichtzinnig geweest. U kon zich dn dood op den hals gehaald hebben." Haar stem klonk wrevelig. „Misschien hebt u gelijk. Ik zal het ook nooit, nooit weer doen," zooals de kleine kinderen zeg gen" voegde hij er glimlachend aan toe. „Om het een volgende maal toch weer te doen" antwoordde zij. „Maar we moeten eerst naar uw arm kijken.' Zij maakte de manchet van zijn mouw los en stroopte vervolgens door hem geholpen, eerst zijn hemdsmouw en toen die van zijn borst rok om- VAN HIER EN DAAR. Een goede naam is beter dan kostelijke olie, zegt de spreukendichter. Daaraan dacht ik, toen ik las van de veroordeeling van een oplichter in België. Zooals de lezers misschien weten, is het vorige jaar in België een schandelijke knoeierij aan het licht gekomen met Nederlandsche pootaardappelen Daar was een handelaar, die in België onder de rook van Antwerpen poters opkocht, over de grens transporteerde om ze dan met een heel mooi brief je, waar alle mogelijke nonsens opstond als goed gekeurde, geselecteerde aardappels van Nederland sche origine weer in België te importeeren. Door een eigenaardig toeval kwam men achter dit be drog. De Belgische landbouwer, die de poters aan den handelaar had verkocht, vermoedde blijkbaar dat er iets niet in den haak was, tenminste stopte hij in de zakken een briefje, waarin hij vroeg of men hem wilde berichten, waar de poters terecht kwamen. En dit bleek niet zoo heel ver van zijn woonplaats weg te zijn, nl. in een naburig dorp. Tegen den betrokken handelaar is een vervolging ingesteld en hij werd voor een niet zoo zuinige boete veroordeeld. Nu las ik dezer dagen weer zoo'n geval. In 1928 werd door een onzer rijkslandbouw- consulenten in België, jhr. van Vredenburgh, in de pers gewaarschuwd tegen de cultuur en Export Mij. Schiedamsche Singel 30, Rotterdam alias de Comp- toir International Agricole de Champs de pomme de terre selectionnes te Amsterdam met een kan toor te Brussel, 88rue Antoine Gouthier. Deze kan toorhouder, zekeren J. C. van Gelderen is op aan dringen van onzen rijkslandbouwconsulent even eens vervolgd en. dezer dagen veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf en bovendien 124 fr. boete of 8 dagen hechtenis. Ziet, wanneer men zulke dingn leest dan doet dat het Hollandsche hart goed Onzen naam wordt op zooveel plaatsen door den modder gehaald en dikwijls niet ten onrechte dat waar het mogelijk is de eer van dien naam moet verdedigd worden. In België is dat in goede handen Hulde aan jhr. van Vredenburgh. Ik zei daar zooeven dat we het er wel eens naar maken, dat er niet altijd even over ons ge dacht en gesproken wordt. In den regel is dat tot onze eigen schade. De Nederlandsche boeren en tuinders blijken nog altijd een zeer beperkten blik te bezitten en onder de handelaren is dat al net zoo. Daar las ik in de Tuinderij weer een artikel over den export van kool naar Amerika. Zooals men weet stelt dat land hooge eischen aan de in te voeren produëten. Dat weet men ook wel in han delaars- en tuinderskringen en daarom werd als le eisch door allen gesteld dat alleen eerste kwaliteit kool naar Amerika verscheept mag worden. Min derwaardige kool werd» dan ook teruggehouden. Maar wat is men nu gaan doen? Men is kool gaan verzenden die niet aan de gangbare sorteering vol deed. Dat was de eerste stap om de knoeiers onder de handelaren vrij spel te geven. En zoo heeft men zich niet ontzien om ook minderwaardige kwaliteit kool naar Amerika te verschepen. In den loop van de vorige week werden meer dan 100 wagons dus meer dan 1 millioen kilogram per Holland-Amerika lijn verzonden en daaronder waren enkele wagons die niet voor Amerika geschikt waren. Zoo wordt er om vuil gewin met de belangen van den Neder- landschen tuinder gespot. Geen wonder, dat de re dactie van de Tuinderij spreekt van een aanslag op heel onzen afzet, een dolksteek voor onzen ex port. De goedwillenden worden door dergelijke prak tijken ten zeerste gedupeerd. Ja, de heele Nederland sche tuinbouw ondervindt daarvan in deze moeilij ke tijden den terugslag hetzij door een verlies van afzetgebied, of wel door een minderen prijs omdat het toch maar Hollandsch goed is. Gelukkig gaat er ook nog wel een goede sprake van ons land uit. Zoo kon men dezer dagen lezen in een der meest vooraanstaande Engelsche dag bladen de Times een uitvoerig hoofdartikel, dat gewijd was aan een bespreking van de coöperatie in oen landbouw hier te lande. Dit was naar aanlei ding van een brief van den heer Westrate te Ut- reent, die daarbij de goede resultaten van de coö peratie hier te lande besprak. In dat hoofdartikel dan ondersteunt heet de denkbeelden van den heer Westrate en noemt het een zeer interessante over tuigende uiteenzetting,om aan te drinngen ook in Engeland een proef met coöperatie in den landbouw te nemen, waarbij Nederland als voorbeeld geno- menwordt. Er gaan nog wel een heele boel meer goede din gen van ons land uit, maar het buitenland wil daar niet altijd naar luisteren. Door hooge tarieven pro beert men de Nederlandsche producten buiten dé grenzen te houden. Daar zitten dit jaar wel in hoo ge mate de aardappels- en uienverbouwende boe-* ren mee. Hoewel onze aardappels de Dultsche kwa liteit verre overtreffen, worden er toch maar niet uitgevoerd, daar de Duitsche regeering zulke exorbi tant hooge invoerrechten vraagt, dat de aardappels voor den Duitschen consument niet te betalen zijn. Ook de veefokkers maken het niet best. Hoewel ons vee buitengewoon gewaardeerd wordt in het buitenland, toch maakt men op allerlei manieren het invoeren van dat vee lastig. Zoo bijv. Frankrijk waar speciale invoervergunningen noodig zijn om daar ons goede vee een plaatsje te laten verkrijgen De Fransche fokker vindt dat natuurlijk best, wij zouden ook zoo zijn. Trouwens het schijnt den Franschen boer nu ook niet bepaald naar den vleeze te gaan. Wanneer men een Hollandsche boer, die daar op een boerde rij zit, tenminste gelooven mag. Hij schrijft over den verre van rooskleurigen toestand in de Veld bode en zet boven zijn artikel: Het einde van een illusie. Ook in Frankrijk heeft men de prijzen die laag zijn, ondanks de bescherming door de regee ring, maar daarnaast ook weer zeer hooge belastin gen. Het gevolg daarvan moet wezen, dat ook op het oogenblik nog zeer veel boerderijen van aller lei grootte en in alle streken te huur en te koop worden aangeboden. S. Uit een ei kwam ik ter wereld, En ik schouwde het leven in. Doch tevergeefs zocht ik het schoonste Wat bestaat: de moedermin. Niemand heeft mij hier verwelkomd, Ik hoorde niet dat zoet geluid, 'k Voelde niet de warme liefde Die het moederharte uit. 'k Voelde niet den zachten adem Streelen over mijn gezicht, En ik wist mij, o zoo nietig, O zoo'n hulpeloos, zoekend wicht. 'k Hoorde niet dat lief getokkel, Niet dat roepen, dringend zacht. En mijn kuikenhartje vroeg mij: Is dat het leven, dat u wacht? Ach, 'k ontwaarde een machine, Brandend Warm, maar ijzend stil. Zoo gevoelloos, dat ik beefde, Om mijn harte werd het kil. De schutter zij bedacht eer hem de pijl ontschiet. Die spreekt zij het ook, want pijl of woorden keeren niet. Wie langzaam gaat raakt licht wie driftig rent vooruit, Voorzichtigheid doorbreekt, waar naarstigheid op stuit. EENZIJDIGHEID. Oneerlijk zoude een regter heeten, Die bij het beslissen van het pleit, Van eenen kant slechts wilde weten, Wat van de twistzaak werd gezeid. Hetgeen zij in een regter wraken, Doen velen toch in andere zaken. De glorie der vrouw bestaat daarin, dat zij lief hebbend en rein is, dat zij den toon in haar huis gezin verheft, dat zij iedere man veredelt, met wien zij omgang heeft. Vele menschen hebben mond's genoeg Om anders werk te laken, Maar weinig hebben hands genoeg, Om beters daar te maken. Zeg nooit iets, wat ge toch niet nakomt, Dit geeft wantrouwen voor u zelve. Een blijde blik is zonneschijn, Die soms het donkerst hart doet gloeien. Wil toch, waar zooveel tranen vloeien, Niet zuinig op een glimlach zijn. Kort en bondig VOO REN UIT DE ZAKENWERELD. hoog. „Ben aardige schram" lachte hij. „Dat komt door de ijdelheid van den fietser" zei zij boos. „Altijd iets bijzonders willen doen om daar mee bewondering te oogsten." „Plaag u maar door, juiïrouw, het kampioenschap van Europa heb ik nog niet verkregen. Maar misscnienhij hield op. „Wacnt eens" zeiae zij en haalde uit de borst zak van zijn jas vlug het koket en uistekende zak doekje, stond op en liep haastig den weg over en onoer de dennen naar een kleine waterkom toe, waarm een oeexje uitliep. Zij maakte oen zakdoek nat, oukte zien nog eens en plukte haastig eenige saprijke plantenbiaoeren af. uaarna ging zij terug. Zij ging weer naast den vreemoenng zitten. „zoo" zeioe zij, en legde de vochtige doek op den wond. „Houdt u nu eens goed vast. Nu moet ik voor dokter speien." Zij openoe haar taschje, haal oe er veroanounnen uit en veiigneiuspeiuen. zij scneurde net nnnen in reepen. Toen wiesen zij ue wono met oe natte doek uit ïegoe viug en handig oe piantenbiaoeren er op, wono het nnnen er om heen en maakte net met de veuigneidspeioen vast. Hat is kiaar" lachte zij. „U neeft goed stilge zeten." Met oe punt van de doek maakte zij toen nog'eens zijn arm schoon, trok de mouw er weer over heen en liep nog eens vlug naar het beekje, om het bloed uit de zakdoek te wasschen. „Hoe moet ik u ooit danken voor al het goede, dat u voor mij gedaan hebt?" zeide hij, toen zij te rugkwam. „Nooit" antwoordde zij. „Of ja, door mij te beloven, nooit meer zulke domheden te begaan." „Ik zal het u beloven' antwoordde hij. „Maar geef mij ook uw hand. Zoo. Ik dank u vele, vele malen. Ziet u, zoo'n handdruk is een zekere be vestiging. Nu kan men vast niet anders doen nu moet men zijn woord houden;of men wil of niet. „Umo et echter willen." „Ik wil ook, ja waarlijk." Zij had haar hand weer teruggetrokken en keek wat ongerust den weg af. „Er is waarlijk geen mensch te zien." zeid ezij. „ik Moest ik daar mijn troost gaan zoeken? Klagen daar mijn kinderleed? Zeggen daar mijn kinderliefde? Ach, wat leek mij het leven wreed. En een storm van bittere klachten Welt er uit mijn kuikenhart, Waar heb ik het aan te danken Zooveel onverdiende smart? Later als ik groot ben, zie ik Nimmer kiekens om mij heen, Met mijn vleugels hen bedekken, Voor hen zorgen, mag 'k, neen. Mensch, ook gij kent dat verlangen, Naar geluk en liefde en vreugd, Waarom dan zoo wreed vernietigd Frissche, blijde kinderjeugd? Al is het u om geld begonnen, Al trekt het goud u meer en meer, Laat toch uw gevoel eens spreken, Geef de moedermin mij weer. Dit gedichtje troffen we aan in deft „Boeren stand" het orgaan van den N. C. B. Is het inderdaad zoo erg met onze kuikens ge steld? Zijn ze zoo zeer te beklagen? We gelooven van niet. Wanneer we in het bezit zijn van een goede kunstmoeder, dan hebben ze daar een le ventje als een prins. Dikwijls blijft men zich nog blind staren op de eerste lettergreep van dat woord kunstmoeder, maar wanneer we onze tegenwoordi ge kunstmoeders eens goed behandelen dan behoeft daar evenmin kwaad van gesproken te worden als van kunstmest en kunstboter. Integendeel, we mo gen ze wel beschouwen als modelmoeders. Er man keert nu net niets aan. En waar de natuurlijke kuikenmoeder het vaak niet al te nauw neemt met de plaats waar de kuikens loopen, of met het weer, dat niet al te best is voor haar kroost, dan heeft de goed behandelde kunstmoeder alles voor, daar zij alleen bij het beste weer en onder de voor de kuikens meest gunstige omstandigheden het uit- loopen toelaat. Ook is de verwarming beter. S kan u toch onmogelijk hier alleen laten." „Neen, neen om Godswil niet. Ik zou bang wor den. Ik moest eens sterven." Zijn oogen keken haar zoo overmoedig aan, dat zij n utoch lachen moest, hoe ernstig zij ook had willen blijven. „U Verdient het heelemaal niet" sprak zij. „Dat weet ik allemaal, juffrouw." „Die arme mevrouw Kantor," zuchtte zij half luid. „Die zal wel denken dat ik mijn woord niet houd." ,„Daar beneden?" Hij wees naar het dorpje in de laagté. „Ja ,het was vandaag mijn naaidag bij haar." „Lieve heml, daar moest ik ook naar toe.' „Zij heeft een nieuwe naaimachine gekregen, die ik vandaag zou komn inwijden." „Hahaha, dat is van mij. De vorige week heb ik haar die gleverd. „Aan haar. Van u?" „Ja zeker, ik handel in naaimachines." Nu moest zij toch lachen. „Wat klinkt dat." „Toch nog beter, dan wanneer iemand ernstig zegt, dat hij in vermicelli of in gebreid ondergoed handelt. Viftdt u niet." Toen lachte zij weer. Ditmaal zoo luide dat het vroolijk door het bosch klonk. En toen zei zij: Dan bent u mijnheer Berthold Kühler uit Go- tha?" „U kent mij?" „Van naam. Ik heb mevrouw Kantor uw adres aan bevolen en ook nog anderen. Mijn eigen naaima chine is ook van u." „Hoe is het mogelijk. Lieve hemel, dan kepnen wij elkaar al lang." „Twee jaren." ,„Wij wisten van elkaar af, zonder elkaar te ken nen." „Brigitte Köllner uit Lerchental." „Nu moet u mij nog eenmaal uw hand geven, nee zulk een ontmoeting." Er trok een lach over heel zijn gezicht. „Daar komt redding" riep zij plotseling. „Dat is de jachtwagen van den opperhoutvester. Die moet u meenemen tot aan het station, want van een bezoek aan mevrouw Kantor komt vandaag toch niets meer." Velen beseffen iet, een hoe genotvol ding hard werk is, tot dat ze er mee uit moeten scheiden. Toen ze er midden in stonden, beklaagden ze 2ich vaak over de noodzaak ervan en benijdden hen, die een kalm leventje leidden, vol gemak. Maar als ze gedwongen werden er zelf meer hun gemak van te nemen, hoe gelukkig schenen da nde oude ener gieke dagen. Ze hadden niet geweten, hoe gelukkig ze waren. Het voorbeeld van den chef is meer waard dan het langste „voorschrift." Ook het beste kasregister sluit diefstal niet uit. Het is mogelijk dat een employé geld aanneemt, zonder het kasregister te gebruiken. Van dit ééne komen wij toch niet af: personeel moet eerlijk zijn Tusschen een zaak en haar klanten staat het per soneel. Deugt deze schakel niet, dan komen die twee nooit tto elkaar. Het is niet juist als een chef zijn huiselijke be slommeringen op het personeel uitlaat, maar het is menschelijk en dus begrijpelijk. En hét is dit ook als het personeel in plaats van aan het werk, aan de „weekend" denkt, maar juist is dat ook niet. Pluimveeteelt. WAT ZULLEN WE ETEN? Gebakken bokking roode kool botersaus aardappelen griesmeelpudding met bessensap. Varkenskarbonaden groene erwten met peen en peterseliesaus aardappelen vanillevla met Gestoofde niet schorseeneeren aardappelen bitterkoekjespudding. Groentensoep aardappelen met tomatensaus garnalencroquetten appelmoes rijst met boter en suiker. Rijst met boter en kaas koolrolletjes met ge hakt aardappelen sinaasappelvla. Gebakken rolpens met roode kool en appelmoes broodschotel met krenten rozijnen en sucade „Helaas," zuchtte hij, „waarom moest die wa- gn juist nu komen" „Weest u toch niet zoo ondankbaar." „Ach, u hebt mooi spotten. Wilt u mevrouw Kan tor van mij groeten? Men den besten wil van de wereld zou het mij nu niet mogelijk zijn haar te „Dat kan ik getuigen" lachte zij. en liep vlug den langzaam naderenden wagen tegemoet, om met den opperhoutvester eenige woorden te wisselen. „De opperhoutvester Eberhard mijnheer Küh ler uit Gotha" stelde zij de twee heeren aan el kander voor. „Nu moet u vandaag voor barmhar tige Samaritaan spelen, mijnheer de opperhout vester" zeide zij lachend. „Na dat juffrouw Kölner mij eerst gered en ver pleegd heeft" voegde de gewonde er aan toe. „Naar ik hoop hebt u zich rustig gedragen" ant woordde de houtvester lachend. „Om een voorbeeld aan te nemen, niet waar juf frouw?" De opperhoutvesteren Brigitte ondersteunden den patient, die zeer moeilijk kon opstaan en brachten hem naar den wagen. Daarna werd de fiets opge- „Voorloopig duizendmaal dank, juffrouw Köllner en doet u de groeten aan mevrouw Kantor." „Daar wordt allemaal voor gezogrd." „Zien we elkaar nog eens weer?" Inplaats van daarop antwoord te geven, gaf Bri gitte den opperhoutvester een hand. „Ook hartelijk bedankt. Adju." ,Adju, adju. Nogmaals bedankt. Adju." De paarden trokken aan, de wagen ging verder de hoogte op om aan den anderen kant van den berg te verdwijnen. Brigitte Köllner liep haastig naar het dorp. „Nu mevrouw Kantor zal opkijken. Ik hoop dat ze niet al t eboos op me zal zijn." Toen zij echter zoo stil voor zich heen lachend onder de dennen voortliep, kon men op haar ge zicht niets zien, dat van angst of verdriet sprak. Door de dagelij ksche gesprekken van het echt paar Metzier, was sedert weken als een roode draad Brigitte Köllner geweven. Wordt voortgezet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 8