De Noodvlag
Plekken
op de huid
puistjes en
zweertjes
Kloosterbalsem
Land- en Tuinbouw
Pluimveeteelt
LEVENSWIJSHEID
.zijn onaangenaam en moeilijk
te verdrijven, omdat telkens
andere plaatsen besmet wor
den. Geneest U met Akker's
dan wordt Uw huid
weer blank en gaaf.
Bovendien onovertroffen bij wonden,
ontvellingen, smetten, insectenbeten.
f*er pot van 20 gram 60 cent.
•v. 50 gr. f l.-V v. 100 gr. f 1.75
Overal verkrijgbaar!
VAN DE NOORDHOLLANDSCHE
PROEFVELDEN.
perceel 5 (300 kilogram chili) 37500 kilogram.
Proefnemer teekent hierbij aan, dat de zwaarste
stikstofbemesting wel de grootste hoeveelheid gaf,
doch dat de kwaliteit het beste was met 600 kilo
gram.
Wij hebben hiervan bij sluitkool wel eens meer
gehoord. Bij bloemkool is dit echter niet het ge
val. Daar kan een zware stikstofbemesting dikwijls
zeer goede uitkomsten geven. P.
A. Proef op hooiland.
Deze proef werd genomen door den heer J. Sleutel
Pz„ Verlengde Lange Vaart te Callantsoog, op zavel
achtigen zandgrond. Het geheele proefveld was 13
Are groot en verdeeld in 4 perceelen ter grootte
van 4, 1, 4, en 4 Are. In 1928 was bemest met
slakkenmeel, kalizout 40 procent, en zwavelzuren
ammoniak. De bemesting in 1929 bestond voor alle
perceelen uit 1000 kilogram slakkenmeel en 800 ki
logram kalizout 20 procent per H.A. De perceelen
1, 3 en 4 werden bovendien bemest met resp. 800,
600 en 400 kilogram chilisalpeter, dus ruimschoots
van stikstof voorzien. Perceel lAre ontving geen
chilisalpeter. Door bijzondere omstandigheden wer
den de meststoffen zeer laat uitgestrooid, begin
April, waardoor de oogst waarschijnlijk aan den
lagen kant bleef. Bovendien heeft de slechte weers
gesteldheid van het voorjaar een minder goeden
invloed gehad. Aanvankelijk toch stond het gras
er goed voor, doch toen is een tijd van stilstand in
getreden.
Geoogst werd:
op preceel 1 (800 kilogram chili) 6825 kilogram hooi
op perceel 2 (zonder chili) 5084 kilogram hooi.
op perceel 3 (600 kg. chili) 5875 kilogram hooi.
op perceel 4 (400 kg. chili) 5925 kilogram hooi.
De bemesting met 400 kilogram chili liet fcich
het beste betalen in verband met de bemestingskos
ten. Wij merken op, dat in verreweg de meeste
gevallen een bemesting met 400 kilogram chili op
grasland voldoende geacht mag worden.
B. Proef op gele bewaarkool.
Door den heer C. Madderom Laanweg te Scher
mer, werd deze proef aangelegd op kleiachtigen
zavelgrond. Het proefveld groot 13 are, was ver
deeld in 5 perceelen van 3, 1, 3, 3, 3 aer. Het ge
heel werd bemest met 1000 kilogram patentkali en
1000 kilogram superfosfaat. De perceelen 1,.3, 4, en
5 ontvingen bovendien resp. per ha. 1000, 800, 600
en 300 Kilogram chilisalpeter. Kali en foslorzuur
werden begin April gegeven en ondergewerkt. Het
chilisalpeter in het laatst van Mei, kort voor het
uitplanten, dat ongeveer half Juni plaats had. In
den beginne hadden de planten eenige last van
droogte, doch dit herstelde zich vrij spoedig. Per
ceel 1 had het meeste geleden. Het aantal planten
op de chiliperceelen was resp. 555, 560, 560, en 555,
op perceel 2 170.
Geoogst werden per ha.:
perceel 1 (1000 kilogram chili) 55500 kilogram.
perceel 2 (zonder chili) 37500 kilogram,
perceel 3 (800 kilogram chili) 46600 kilogram,
perceel 4 (600 kilogram 'chili) 42000 kilogram.
Hij was niet opgestaan, maar door haar krachti
ge armen ondersteund achterwaarts naar den naast
bijzijnden boschrand gesleept. Zuchtend bleef hij
daar liggen en eer zij er aan dacht, was zij naast
hem gaan zitten. Zij gevoelde met het instinct van
een vrouw, dat zij hier iemand hulp en verzorging
moest geven.
Zij keek een weinig verward den weg af. Niemand
was er te zien. In dit morgenuur was het er altijd
stil. Wie weet hoe lang het nog zou duren, voor 'n
derde hier hulp ko nbieden
De jonge man, hij kon wel even dertig zijn, pro
beerde zijn linKerbeen een weinig omhoog te halen
Het geluKte hem maar moeilijk terwijl hij op zijn
lippen beet.
„li heeft pijn erge pijn?
„Naar ik hoop is mijn voet slechts verstuikt ant
woordde hij. „Dat is mij nog nooit overkomen
ik weet zelf niet hoe het geoeurde. Ik wilde u groe
ten en toenen toen
Haar gezicht scheen uit te rdukken wat haar
mond niet zeggen wilde.
Brigitte sloeg naar oogen neer. Als er toch maar
eindeujk iemand kwam. Hoe lang zou zij nog hier
bij dien onbekenden man moeten zitten? En me
vrouw Kantor! Die wachtte op haar! Opeens riep
zij verschrikt uit:
U bent gewond." Zij wees naar zijn hand. Van
uit zijn mouw vloeide een straal donker bloed. „U
is te lichtzinnig geweest. U kon zich dn dood op
den hals gehaald hebben."
Haar stem klonk wrevelig.
„Misschien hebt u gelijk. Ik zal het ook nooit,
nooit weer doen," zooals de kleine kinderen zeg
gen" voegde hij er glimlachend aan toe.
„Om het een volgende maal toch weer te doen"
antwoordde zij. „Maar we moeten eerst naar uw
arm kijken.'
Zij maakte de manchet van zijn mouw los en
stroopte vervolgens door hem geholpen, eerst zijn
hemdsmouw en toen die van zijn borst rok om-
VAN HIER EN DAAR.
Een goede naam is beter dan kostelijke olie, zegt
de spreukendichter. Daaraan dacht ik, toen ik las
van de veroordeeling van een oplichter in België.
Zooals de lezers misschien weten, is het vorige
jaar in België een schandelijke knoeierij aan het
licht gekomen met Nederlandsche pootaardappelen
Daar was een handelaar, die in België onder de
rook van Antwerpen poters opkocht, over de grens
transporteerde om ze dan met een heel mooi brief
je, waar alle mogelijke nonsens opstond als goed
gekeurde, geselecteerde aardappels van Nederland
sche origine weer in België te importeeren. Door
een eigenaardig toeval kwam men achter dit be
drog. De Belgische landbouwer, die de poters aan
den handelaar had verkocht, vermoedde blijkbaar
dat er iets niet in den haak was, tenminste stopte
hij in de zakken een briefje, waarin hij vroeg of
men hem wilde berichten, waar de poters terecht
kwamen. En dit bleek niet zoo heel ver van zijn
woonplaats weg te zijn, nl. in een naburig dorp.
Tegen den betrokken handelaar is een vervolging
ingesteld en hij werd voor een niet zoo zuinige
boete veroordeeld. Nu las ik dezer dagen weer zoo'n
geval. In 1928 werd door een onzer rijkslandbouw-
consulenten in België, jhr. van Vredenburgh, in de
pers gewaarschuwd tegen de cultuur en Export Mij.
Schiedamsche Singel 30, Rotterdam alias de Comp-
toir International Agricole de Champs de pomme
de terre selectionnes te Amsterdam met een kan
toor te Brussel, 88rue Antoine Gouthier. Deze kan
toorhouder, zekeren J. C. van Gelderen is op aan
dringen van onzen rijkslandbouwconsulent even
eens vervolgd en. dezer dagen veroordeeld tot tien
maanden gevangenisstraf en bovendien 124 fr.
boete of 8 dagen hechtenis. Ziet, wanneer men zulke
dingn leest dan doet dat het Hollandsche hart goed
Onzen naam wordt op zooveel plaatsen door den
modder gehaald en dikwijls niet ten onrechte dat
waar het mogelijk is de eer van dien naam moet
verdedigd worden. In België is dat in goede handen
Hulde aan jhr. van Vredenburgh.
Ik zei daar zooeven dat we het er wel eens
naar maken, dat er niet altijd even over ons ge
dacht en gesproken wordt. In den regel is dat tot
onze eigen schade. De Nederlandsche boeren en
tuinders blijken nog altijd een zeer beperkten blik
te bezitten en onder de handelaren is dat al net
zoo. Daar las ik in de Tuinderij weer een artikel
over den export van kool naar Amerika. Zooals
men weet stelt dat land hooge eischen aan de in
te voeren produëten. Dat weet men ook wel in han
delaars- en tuinderskringen en daarom werd als le
eisch door allen gesteld dat alleen eerste kwaliteit
kool naar Amerika verscheept mag worden. Min
derwaardige kool werd» dan ook teruggehouden.
Maar wat is men nu gaan doen? Men is kool gaan
verzenden die niet aan de gangbare sorteering vol
deed. Dat was de eerste stap om de knoeiers onder
de handelaren vrij spel te geven. En zoo heeft men
zich niet ontzien om ook minderwaardige kwaliteit
kool naar Amerika te verschepen. In den loop van
de vorige week werden meer dan 100 wagons dus
meer dan 1 millioen kilogram per Holland-Amerika
lijn verzonden en daaronder waren enkele wagons
die niet voor Amerika geschikt waren. Zoo wordt
er om vuil gewin met de belangen van den Neder-
landschen tuinder gespot. Geen wonder, dat de re
dactie van de Tuinderij spreekt van een aanslag
op heel onzen afzet, een dolksteek voor onzen ex
port. De goedwillenden worden door dergelijke prak
tijken ten zeerste gedupeerd. Ja, de heele Nederland
sche tuinbouw ondervindt daarvan in deze moeilij
ke tijden den terugslag hetzij door een verlies van
afzetgebied, of wel door een minderen prijs omdat
het toch maar Hollandsch goed is.
Gelukkig gaat er ook nog wel een goede sprake
van ons land uit. Zoo kon men dezer dagen lezen
in een der meest vooraanstaande Engelsche dag
bladen de Times een uitvoerig hoofdartikel, dat
gewijd was aan een bespreking van de coöperatie in
oen landbouw hier te lande. Dit was naar aanlei
ding van een brief van den heer Westrate te Ut-
reent, die daarbij de goede resultaten van de coö
peratie hier te lande besprak. In dat hoofdartikel
dan ondersteunt heet de denkbeelden van den heer
Westrate en noemt het een zeer interessante over
tuigende uiteenzetting,om aan te drinngen ook in
Engeland een proef met coöperatie in den landbouw
te nemen, waarbij Nederland als voorbeeld geno-
menwordt.
Er gaan nog wel een heele boel meer goede din
gen van ons land uit, maar het buitenland wil daar
niet altijd naar luisteren. Door hooge tarieven pro
beert men de Nederlandsche producten buiten dé
grenzen te houden. Daar zitten dit jaar wel in hoo
ge mate de aardappels- en uienverbouwende boe-*
ren mee. Hoewel onze aardappels de Dultsche kwa
liteit verre overtreffen, worden er toch maar niet
uitgevoerd, daar de Duitsche regeering zulke exorbi
tant hooge invoerrechten vraagt, dat de aardappels
voor den Duitschen consument niet te betalen zijn.
Ook de veefokkers maken het niet best. Hoewel
ons vee buitengewoon gewaardeerd wordt in het
buitenland, toch maakt men op allerlei manieren
het invoeren van dat vee lastig. Zoo bijv. Frankrijk
waar speciale invoervergunningen noodig zijn om
daar ons goede vee een plaatsje te laten verkrijgen
De Fransche fokker vindt dat natuurlijk best, wij
zouden ook zoo zijn.
Trouwens het schijnt den Franschen boer nu ook
niet bepaald naar den vleeze te gaan. Wanneer
men een Hollandsche boer, die daar op een boerde
rij zit, tenminste gelooven mag. Hij schrijft over
den verre van rooskleurigen toestand in de Veld
bode en zet boven zijn artikel: Het einde van een
illusie. Ook in Frankrijk heeft men de prijzen die
laag zijn, ondanks de bescherming door de regee
ring, maar daarnaast ook weer zeer hooge belastin
gen. Het gevolg daarvan moet wezen, dat ook op
het oogenblik nog zeer veel boerderijen van aller
lei grootte en in alle streken te huur en te koop
worden aangeboden. S.
Uit een ei kwam ik ter wereld,
En ik schouwde het leven in.
Doch tevergeefs zocht ik het schoonste
Wat bestaat: de moedermin.
Niemand heeft mij hier verwelkomd,
Ik hoorde niet dat zoet geluid,
'k Voelde niet de warme liefde
Die het moederharte uit.
'k Voelde niet den zachten adem
Streelen over mijn gezicht,
En ik wist mij, o zoo nietig,
O zoo'n hulpeloos, zoekend wicht.
'k Hoorde niet dat lief getokkel,
Niet dat roepen, dringend zacht.
En mijn kuikenhartje vroeg mij:
Is dat het leven, dat u wacht?
Ach, 'k ontwaarde een machine,
Brandend Warm, maar ijzend stil.
Zoo gevoelloos, dat ik beefde,
Om mijn harte werd het kil.
De schutter zij bedacht eer hem de pijl ontschiet.
Die spreekt zij het ook, want pijl of woorden keeren
niet.
Wie langzaam gaat raakt licht wie driftig rent
vooruit,
Voorzichtigheid doorbreekt, waar naarstigheid op
stuit.
EENZIJDIGHEID.
Oneerlijk zoude een regter heeten,
Die bij het beslissen van het pleit,
Van eenen kant slechts wilde weten,
Wat van de twistzaak werd gezeid.
Hetgeen zij in een regter wraken,
Doen velen toch in andere zaken.
De glorie der vrouw bestaat daarin, dat zij lief
hebbend en rein is, dat zij den toon in haar huis
gezin verheft, dat zij iedere man veredelt, met
wien zij omgang heeft.
Vele menschen hebben mond's genoeg
Om anders werk te laken,
Maar weinig hebben hands genoeg,
Om beters daar te maken.
Zeg nooit iets, wat ge toch niet nakomt,
Dit geeft wantrouwen voor u zelve.
Een blijde blik is zonneschijn,
Die soms het donkerst hart doet gloeien.
Wil toch, waar zooveel tranen vloeien,
Niet zuinig op een glimlach zijn.
Kort en bondig
VOO REN UIT DE ZAKENWERELD.
hoog.
„Ben aardige schram" lachte hij.
„Dat komt door de ijdelheid van den fietser" zei
zij boos. „Altijd iets bijzonders willen doen om daar
mee bewondering te oogsten."
„Plaag u maar door, juiïrouw, het kampioenschap
van Europa heb ik nog niet verkregen. Maar
misscnienhij hield op.
„Wacnt eens" zeiae zij en haalde uit de borst
zak van zijn jas vlug het koket en uistekende zak
doekje, stond op en liep haastig den weg over en
onoer de dennen naar een kleine waterkom toe,
waarm een oeexje uitliep. Zij maakte oen zakdoek
nat, oukte zien nog eens en plukte haastig eenige
saprijke plantenbiaoeren af.
uaarna ging zij terug. Zij ging weer naast den
vreemoenng zitten.
„zoo" zeioe zij, en legde de vochtige doek op den
wond. „Houdt u nu eens goed vast. Nu moet ik
voor dokter speien." Zij openoe haar taschje, haal
oe er veroanounnen uit en veiigneiuspeiuen. zij
scneurde net nnnen in reepen. Toen wiesen zij ue
wono met oe natte doek uit ïegoe viug en handig
oe piantenbiaoeren er op, wono het nnnen er om
heen en maakte net met de veuigneidspeioen vast.
Hat is kiaar" lachte zij. „U neeft goed stilge
zeten." Met oe punt van de doek maakte zij toen
nog'eens zijn arm schoon, trok de mouw er weer
over heen en liep nog eens vlug naar het beekje,
om het bloed uit de zakdoek te wasschen.
„Hoe moet ik u ooit danken voor al het goede,
dat u voor mij gedaan hebt?" zeide hij, toen zij te
rugkwam. „Nooit" antwoordde zij.
„Of ja, door mij te beloven, nooit meer zulke
domheden te begaan."
„Ik zal het u beloven' antwoordde hij. „Maar
geef mij ook uw hand. Zoo. Ik dank u vele, vele
malen. Ziet u, zoo'n handdruk is een zekere be
vestiging. Nu kan men vast niet anders doen
nu moet men zijn woord houden;of men
wil of niet.
„Umo et echter willen."
„Ik wil ook, ja waarlijk."
Zij had haar hand weer teruggetrokken en
keek wat ongerust den weg af.
„Er is waarlijk geen mensch te zien." zeid ezij. „ik
Moest ik daar mijn troost gaan zoeken?
Klagen daar mijn kinderleed?
Zeggen daar mijn kinderliefde?
Ach, wat leek mij het leven wreed.
En een storm van bittere klachten
Welt er uit mijn kuikenhart,
Waar heb ik het aan te danken
Zooveel onverdiende smart?
Later als ik groot ben, zie ik
Nimmer kiekens om mij heen,
Met mijn vleugels hen bedekken,
Voor hen zorgen, mag 'k, neen.
Mensch, ook gij kent dat verlangen,
Naar geluk en liefde en vreugd,
Waarom dan zoo wreed vernietigd
Frissche, blijde kinderjeugd?
Al is het u om geld begonnen,
Al trekt het goud u meer en meer,
Laat toch uw gevoel eens spreken,
Geef de moedermin mij weer.
Dit gedichtje troffen we aan in deft „Boeren
stand" het orgaan van den N. C. B.
Is het inderdaad zoo erg met onze kuikens ge
steld? Zijn ze zoo zeer te beklagen? We gelooven
van niet. Wanneer we in het bezit zijn van een
goede kunstmoeder, dan hebben ze daar een le
ventje als een prins. Dikwijls blijft men zich nog
blind staren op de eerste lettergreep van dat woord
kunstmoeder, maar wanneer we onze tegenwoordi
ge kunstmoeders eens goed behandelen dan behoeft
daar evenmin kwaad van gesproken te worden als
van kunstmest en kunstboter. Integendeel, we mo
gen ze wel beschouwen als modelmoeders. Er man
keert nu net niets aan. En waar de natuurlijke
kuikenmoeder het vaak niet al te nauw neemt met
de plaats waar de kuikens loopen, of met het weer,
dat niet al te best is voor haar kroost, dan heeft
de goed behandelde kunstmoeder alles voor, daar
zij alleen bij het beste weer en onder de voor de
kuikens meest gunstige omstandigheden het uit-
loopen toelaat. Ook is de verwarming beter. S
kan u toch onmogelijk hier alleen laten."
„Neen, neen om Godswil niet. Ik zou bang wor
den. Ik moest eens sterven." Zijn oogen keken
haar zoo overmoedig aan, dat zij n utoch lachen
moest, hoe ernstig zij ook had willen blijven.
„U Verdient het heelemaal niet" sprak zij.
„Dat weet ik allemaal, juffrouw."
„Die arme mevrouw Kantor," zuchtte zij half
luid. „Die zal wel denken dat ik mijn woord niet
houd."
,„Daar beneden?" Hij wees naar het dorpje in de
laagté.
„Ja ,het was vandaag mijn naaidag bij haar."
„Lieve heml, daar moest ik ook naar toe.'
„Zij heeft een nieuwe naaimachine gekregen, die
ik vandaag zou komn inwijden."
„Hahaha, dat is van mij. De vorige week heb ik
haar die gleverd.
„Aan haar. Van u?"
„Ja zeker, ik handel in naaimachines."
Nu moest zij toch lachen. „Wat klinkt dat."
„Toch nog beter, dan wanneer iemand ernstig
zegt, dat hij in vermicelli of in gebreid ondergoed
handelt. Viftdt u niet."
Toen lachte zij weer. Ditmaal zoo luide dat het
vroolijk door het bosch klonk. En toen zei zij:
Dan bent u mijnheer Berthold Kühler uit Go-
tha?"
„U kent mij?"
„Van naam. Ik heb mevrouw Kantor uw adres aan
bevolen en ook nog anderen. Mijn eigen naaima
chine is ook van u."
„Hoe is het mogelijk. Lieve hemel, dan kepnen
wij elkaar al lang."
„Twee jaren."
,„Wij wisten van elkaar af, zonder elkaar te ken
nen."
„Brigitte Köllner uit Lerchental."
„Nu moet u mij nog eenmaal uw hand geven, nee
zulk een ontmoeting." Er trok een lach over heel
zijn gezicht.
„Daar komt redding" riep zij plotseling. „Dat is
de jachtwagen van den opperhoutvester. Die moet
u meenemen tot aan het station, want van een
bezoek aan mevrouw Kantor komt vandaag toch
niets meer."
Velen beseffen iet, een hoe genotvol ding hard
werk is, tot dat ze er mee uit moeten scheiden.
Toen ze er midden in stonden, beklaagden ze 2ich
vaak over de noodzaak ervan en benijdden hen,
die een kalm leventje leidden, vol gemak. Maar als
ze gedwongen werden er zelf meer hun gemak van
te nemen, hoe gelukkig schenen da nde oude ener
gieke dagen. Ze hadden niet geweten, hoe gelukkig
ze waren.
Het voorbeeld van den chef is meer waard dan
het langste „voorschrift."
Ook het beste kasregister sluit diefstal niet uit.
Het is mogelijk dat een employé geld aanneemt,
zonder het kasregister te gebruiken. Van dit ééne
komen wij toch niet af: personeel moet eerlijk zijn
Tusschen een zaak en haar klanten staat het per
soneel. Deugt deze schakel niet, dan komen die
twee nooit tto elkaar.
Het is niet juist als een chef zijn huiselijke be
slommeringen op het personeel uitlaat, maar het
is menschelijk en dus begrijpelijk. En hét is dit ook
als het personeel in plaats van aan het werk, aan
de „weekend" denkt, maar juist is dat ook niet.
Pluimveeteelt.
WAT ZULLEN WE ETEN?
Gebakken bokking roode kool botersaus
aardappelen griesmeelpudding met bessensap.
Varkenskarbonaden groene erwten met peen
en peterseliesaus aardappelen vanillevla met
Gestoofde niet schorseeneeren aardappelen
bitterkoekjespudding.
Groentensoep aardappelen met tomatensaus
garnalencroquetten appelmoes rijst met
boter en suiker.
Rijst met boter en kaas koolrolletjes met ge
hakt aardappelen sinaasappelvla.
Gebakken rolpens met roode kool en appelmoes
broodschotel met krenten rozijnen en sucade
„Helaas," zuchtte hij, „waarom moest die wa-
gn juist nu komen"
„Weest u toch niet zoo ondankbaar."
„Ach, u hebt mooi spotten. Wilt u mevrouw Kan
tor van mij groeten? Men den besten wil van de
wereld zou het mij nu niet mogelijk zijn haar te
„Dat kan ik getuigen" lachte zij. en liep vlug den
langzaam naderenden wagen tegemoet, om met
den opperhoutvester eenige woorden te wisselen.
„De opperhoutvester Eberhard mijnheer Küh
ler uit Gotha" stelde zij de twee heeren aan el
kander voor. „Nu moet u vandaag voor barmhar
tige Samaritaan spelen, mijnheer de opperhout
vester" zeide zij lachend.
„Na dat juffrouw Kölner mij eerst gered en ver
pleegd heeft" voegde de gewonde er aan toe.
„Naar ik hoop hebt u zich rustig gedragen" ant
woordde de houtvester lachend.
„Om een voorbeeld aan te nemen, niet waar juf
frouw?"
De opperhoutvesteren Brigitte ondersteunden den
patient, die zeer moeilijk kon opstaan en brachten
hem naar den wagen. Daarna werd de fiets opge-
„Voorloopig duizendmaal dank, juffrouw Köllner
en doet u de groeten aan mevrouw Kantor."
„Daar wordt allemaal voor gezogrd."
„Zien we elkaar nog eens weer?"
Inplaats van daarop antwoord te geven, gaf Bri
gitte den opperhoutvester een hand.
„Ook hartelijk bedankt. Adju."
,Adju, adju. Nogmaals bedankt. Adju."
De paarden trokken aan, de wagen ging verder
de hoogte op om aan den anderen kant van den
berg te verdwijnen.
Brigitte Köllner liep haastig naar het dorp.
„Nu mevrouw Kantor zal opkijken. Ik hoop dat
ze niet al t eboos op me zal zijn."
Toen zij echter zoo stil voor zich heen lachend
onder de dennen voortliep, kon men op haar ge
zicht niets zien, dat van angst of verdriet sprak.
Door de dagelij ksche gesprekken van het echt
paar Metzier, was sedert weken als een roode draad
Brigitte Köllner geweven.
Wordt voortgezet.