Donderdagavond halt acht vergaderde de raad
van bovengenoemde gemeente onder voorzitterschap
van den EdelAchtb. Heer Jhr. A. L. van Spengler,
Burgemeester.
Secretaris de heer J. Kunnen.
Afwezig de heer C. Kramer.
De voorz. opent de vergadering met een woord
van welkom, waarna de notulen der vorige verga
dering ongewijzigd worden vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Proces verbaal van kasopname bij den gemeente
ontvanger op 25 Maart jl.
In kas was en moest zijn een bedrag v. 1 1947.35'/a.
Verslag van den vleeschkeuringsdienst in den keu
ringsdienstkring Oudkarspel over 1929.
Bericht van den heer Jb. Kroon Az., dat hij zijn
benoeming als lid van de Plaatsel- Schoolcomm, aan
neemt.
Idem van den heer A. Kout als lid van het B.A.
Dankbetuiging van de Thermochemische fabrieken
te Amsterdam voor verlenging met een jaar van den
termijn, waar binnen de destructor moet zijn ge
bouwd.
Brief van B. en W. van Alkmaar, houdende me-
dedeeling, dat de raad dier gemeente heeft be
noemd tot regenten van het Stadsziekenhuis de
burgemeesters van Schoorl en van Wieringerwaard.
Van Ged. Staten bericht van ontvangst van de
verordening tot' aanvulling van de Alg. Politiever
ordening (keuring trekhonden.)
Verslag van den gezondheidsddienst gezeteld te
Schagen over 1929.
Bovengenoemde stukken worden voor kennisgev.
aangenomen.
Beredeneerd verslag van den toestand der ge
meente over 1929.
Naar aanleiding van dit verslag merkt de heer du
Burck op, dat er 450 personen tegen alastrim zijn
ingeënt hetgeen voor de gemeente buitengewone
werkzaamheden zijn geweest.
Spr. vraagt of een extra vergoeding zal worden
gegeven.
De voorz. zegt dat het niet in de bedoeling van B.
en W. ligt een desbetreffend voorstel aan den raad
voor te leggen.
De heer du Burck zegt eenigszins verbaasd te zijn
daar steeds een royaal standpunt is ingenomen ten
aanzien van buitengewone werkzaamheden, waar
voor steeds een gratificatie is gegeven, 2ooals aan
den gemeente-opzichter e.a.
De voorz. merkt op, dat er toch nog wel een verschil
is tusschen gemeente-geneesheer en gemeente-op
zichter.
De heer du Burck stelt als nog voor de volgende
vergadering met een voorstel te komen, hetgeen
door den heer Dijkhuizen wordt ondersteund waarna
de voorz. gaarne gelegenheid geeft tot nadere be
sprekingen.
Weth. Kroon zegt, dat er wel iets voor te zeggen
is om een gratificatie te geven, doch niet vergeten
moet worden, dat een gemeentewerkman per uur
wordt betaald hetgeen niet het geval is met den dok
ter.
De voorz. maakt den vorigen spr. er op attent, dat
de heer du Burck den gemeente-opzichter heeft ge
noemd.
De heer du Burck zegt, dat al heeft de dokter vast
salaris, het toch vast staat dat de werkzaamheden
van buitengewonen aard zijn geweest en als dit op
één lijn wordt gesteld met andere jaren, dan is in
die jaren te veel betaald.
De heer Groen zegt, dat een gemeentegeneesheer
steeds op een vast bedrag wordt gesalarieerd en is
het nimmer te bepalen van welken omvang de werk
zaamheden zullen zijn. Spr. is er niet voor om door
middel van een gratificatie het salaris te verhoogen.
Weth. Bekker zegt het eens te zijn met den heer
Groen.
De *heer Zeeman weet niet, welke* buitengewone
drukte er voor den geneesheer is geweest en had
meerdere gegevens van den voorz. verwacht. Spr.
vraagt welke vergoeding er gegeven wordt.
De voorz. antwoordt.dat het bedrag f 100 is voor
vaccinatie en lijkschouwing.
De heer Zeeman heeft van andere gemeenten,
waar toch ook inenting heeft plaats gehad, niets
gehoord van gratificaties en vraagt zich af of nu
steeds een geldelijke belooning moet worden gege
ven voor meerder werk.
De voorz. zegt, dat het toch niet aangaat om het
ambt van gemeentegeneesheer te vergelijken met
dat van gemeeentepozichter en is overtuigd, -dat de
geneesheer agsoluut niet sympathiseert met hetgeen
thans wordt voorgesteld.
De heer Dijkhuizen zegt het voorstel te hebben
ondersteund met de bedoeling de meening van den
raad te vernemen. Spr. is er echter niei enthousiast
voor en is de geneesheer er misschien wel niet mee
gediend.
De voorz. zegt dat zulks wel eerder gezegd had'
kunnen worden dan was het voorstel niet in be
spreking gekomen. Nu het echter ondersteund is,
aldus Z.E.A. moet het in stemming worden ge
bracht.
Hierna wordt het voorstel van den heer du Burck
verworpen met alleen de voorsteller voor.
Verslag* van de afd. Langendijk van de vereeni-
ging ter bevordering va nhet vakonderwijs in West
friesland.
De uitgaven der afdeeling hebben bedragen 1881.97
de ontvangsten f406.90 zoodat het nadeelig saldo
f 1475.07 bedraagt, waarvan 30 procent zijnde 442.52
ten laste der gemeente komt. Door de bestaande
regeling wordt dit bedrag door de 4 Langedijker ge
meenten en Harenkarspel gezamenlijk gedragen en
wel met f 88.50 door iedere gemeente.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Van Ged. Staten een exemplaar van hun besluit
waarbij het bedrag der gemiddelde opbrengst van
de gemeentelijke inkomstenbelasting over de laatste
jaren is vastgesteld op f 68230.35 waarvan een derde
groot f22743.45 in aanmerking komt voor de finan
tieele verhouding tusschen rijk en gemeente.
Van Ged. Staten bericht dat het bedrag der ge
middelde opcenten op de vermogensbelasting over
voormelde jaren is vastgesteld op nihil.
Van Ged. Staten mededeeling, houdende goed
keuring van het raadsbesluit tot instandhouding
van een cursus in de behandeling van motoren en
de kennis der reglementen voor de binnenvaart.
Verzoek subsidie va nde Comm. inzake bestudeering
en bestrijding iepziekte.
Gevraagd wordt een jaarlijksche subsidie van f 25.
B. en W. stellen voor afwijzend te beschikken.
Aldus wordt besloten.
Brief van Ged. Staten van Noordholland inzake
het verleenen v°n een bijdrage in het kanaal Hri-
gendijkKolhorn.
De voorz. deelt mede dat door het Provinc. Be
stuur een beroep wordt gedaan op den raad de bij
drage ad f600 alsnog te herzien en de gevraagde
bijdrage van f 1700 alsnog te verleenen, voornamelijk
met het oog op het kanaal Huigendijk-Alkmaar.
Gezien den finantieelen toestand en het belang
dezer gemeente bij de kanalisatie meenen B. en W.
dat dit alleszins verdisconteerd is in de reeds toe
gezegde f 600 en wordt voorgesteld dit bedrag te
handhaven.
De heer Zeeman kan zich met het prae-advies van
B. en W. niet vereenigen en zou het betreuren als
de plannen niet werden verwezenlijkt nu er zoo
weinig animo van de zijde der belanghebbenden
bestaat om bij te dragen, hetgeen ons later zal berou
wen. Spr. heeft zich bij het vorig besluit neergelegd,
alhoewel dit berteurende, daar men toen nog niet
wist, wat er gebeuren zou. Spr. stelt thans voor
f 1000 te geven, hetgeen wel veel is, maar voor de
welvaart moet wel eens wat gedaan worden, ter
wijl de voordeelen niet zijn te berekenen en moeilijk
gezegd kan worden dat die f 600 waard zijn. De over
lading aldus spr., kan direct aan den Langendijk
geschieden, wat ook niet vooruit was te zien, en net
zoo min de voordeelen die nog kunnen komen. Spr.
acht f 1700 te hoog en onevenredig en f600 te
gering.
Weth. Bekker acht f600 voldoende, maar als de
conclusie wordt getrokken dat er alleen tuinbouw-
belangen mede gemoeid zijn, dan acht spr. 't vreemd
dat alleen gemeenten er bij betrokken worden.
De heer Zeeman merkt op, dat ook de waterschap
pen geven.
Weth. Bekker zegt, dat die 't juist niet doen, en
zou het redelijk vinden als die ook f 600 gaven.
De heer Groen is nooit voor de kanalisatie geweest
en ook niet voor de f 600 omdat spr. er geen direct
tuinbouwbelang in ziet. Ook begrijpt spr. de bin
nenschippers niet, die er zoo sterk voor ageeren,
want door de kanalisatie komt hun bedrijf in, de
verdrukking. Voorts acht spr. de spoorwegen en
de bestaande scheepvaart volkomen in staat tot het
vervoer der producten en is zulks al meerdere ma
len bewezen.
De heer du Burck is het volkomen eens met den
heer Green en is f 1000 gedurende 40 jaren zeer veel
en evenmin de heer Zeeman de voordeelen kan over
zien, evenmin is het te zien hoe in de toekomst an
dere wegen van vervoer zich kunnen openbaren.
Wat betreft het vijf zesde deel, dat rijk en provin
cie hieraan betalen, hieraan betalen allen toch mee
en is het een gecamoufleerde voorstelling als er al
leen gesproken wordt van een zesde deel bij te dra
gen door belanghebbenden.
Spr. vereenigt zich met het voorstel van B. en W.
De heer Dijkhuizen acht in vergelijking met an
dere gemeenten dat het met f 600 voor deze ge
meente goed betaald is.
Weth. Bekker merkt op, dat de groote schepen
toch niet binnen de sluizen komen kunnen en
maakt spr. zich niet bezorgd.
De heer Zeeman wijst er op dat het er orn gaat,
dat de belanghebbenden er aan moeten bijdragen.
Voorts betoogt spr. dat als in de toekomst het
Amsterdam-Rijnkanaal tot stand zal komen en het
Noordzeekanaal op 100 meter breed en 15 meter
diep wordt gebracht, wij allen er ook aan moeten
betalen en moet het niet zoo worden voorgesteld als
de heer du Burck doet. De plannen geven beslist
groote besparing als de schippers aan den Omval
vice-versa kunnen doorgaan. Spr. zou ook gaarne
wenschen, dat de grondeigenaars zouden moeten
betalen.
Hierna worden de discussies gesloten en het voor
stel van B. en W. met alleen de heer Zeeman tegen
aangenomen.
Adres van de Koophandel te Broek op Langendijk
houdende verzoek om toekenning eener subsidie v.
f 80 per jaar, ter bestrijding van de kosten van in
standhouding van een nachtdienst van de telefoon.
B. en W .stellen voor het verzoek in te willigen
met dien verstande, dat over 1930 drie vierde van
het gevraagde bedrag wordt gegeven, daar de nieuwe
regeling met 1 April ingaat.
B. en W. achten het een gemeentebelang daar het
voordeel niet alleen voor de telefoonhouders is, maar
ook van belang is voor de veiligheid ten plattelande
en voor mogelijke ziektegevallen.
De heer Groen is het eens met B. en W. maar vindt
toch de verdeeling niet juist. Als Koophandel ver
leden jaar den nachtdienst niet had ingevoerd, zou
het van gemeentewege nu toch niet gedaan zijp,
terwijl Broek op Langendijk en Noordscharwoude
het meeste belang er bij hebben en de tuinbouw in
deze dus no. 1 is.
Voorts wenscht spr. de opmerking te maken, dat
toch niet altijd de 5 gemeenten op 1 lijn moeten
worden gesteld, maar eens moet worden overzien,
welk voordeel iedere gemeente er bij heeft.
De heer du Burck meent, dat de telefoonkosten
moeten komen van de belanghebbenden en dat zijn
de kooplieden. De kosten zijn bedrijfskosten die door
het geven van een subsidie door de gemeente zouden
worden overgenomen. Als de kooplieden nu noodlij
dend waren, dan was het iets anders, maar zij red
den zich wei. Spr. vindt het een verkeerd standpunt
als de bouwers er aan bijdragen en acht de noodza
kelijkheid niet voldoende aanwezig, vooral niet, daar
het hoofd der politie zelf en de geneesheer niet eens
zijn aangesloten.
Een progressieve heffing zou voor de handelaren
toch niet zoo bezwaarlijk zijn.
De voorz. deelt mede, dat B. en W. op de eerste
plaats er aan gedacht hebben dat de telefoon ten
dienste van iedereen komt en met het oog op ziekte
gevallen niet met den geneesheer ter plaatse, doch
verbinding te hebben met de ziekenhuizen te Alk
maar en Amsterdam en aan de mogelijkheid dat één
der ingezetenen bericht krijgt bij ernstige gevallen,
dat zijn overkomst dringend verzocht wordt.
De heer Dijkhuizen verwondert zich er over, dat
zoo'n machtig lichaam om subsidie vraagt en zullen
ze het zelf toch wel kunnen betalen. Zeker, er zijn
gevallen dat particulieren er mee gebaat zijn, maar
het is hoofdzakelijk de handel. Spr. vraagt of er
geen ander middel is om te controleeren wie er ge
telefoneerd heeft, dat bv. een ieder zijn eigen op
gave van de gesprekken inzendt. Spr. vindt het ei+
genaardig om maar naar de gemeente te gaan, nu
controle niet mogelijk is. Het komt spr. niet erg
hoog voor van Koophandel. Voorts zegt spr. bij het
adres gemist te hebben een vergelijking van het ge
bruik in iedere gemeente waardoor een overzicht
was verkregen welk belang Zuidscharwoude er bij
heeft. Ofschoon spr.de meening is toegedaan dat Br.
op Langendijk en Noordscharwoude als marktplaat
sen het meeste belang er bij hebben en dat Koop
handel een dergelijke fooi niet moet aannemen.
Na een korte gedachtenwisseling waarbij echter
de heer Zeeman B. en W. in overweging geeft zich
telefonisch aan te sluiten wordt besloten de subsidie
alleen voor dit jaar toe te staan.
Tegen stemde de heer du Burck.
Weth. Bekker stelt voor in geval het hoofd der
politie des nachts moet worden bereikt, hiervoor
den heer Kramer of de Geus te waarschuwen, als
zijnde de dichtstbij wonenden.
De heer Zeeman is er sterk tegen, dat onbevoegden
politie- of gemeentezaken ter oore komen.
De voorz. merkt op, dat zulks uitgesloten is, daar
de politie nimmer met particulieren over zakert
spreekt.
Verzoek van de Tuchtunie toetreding als lid of
donateur.
B. en W. stellen voor deze aanvrage bij de be
grooting 1931 te behandelen.
Aldus wordt besloten.
Aanbieding kohier hondenbelasting 1930.
Het kohier vermeldt een aantal van 57 honden
ten bedrage van f 169.
Wordt vastgesteld.
Aan den heer D. Goed werd op diens verzoek een
half jaar ontheffing verleend.
Schrijven van den directeur van het postkantoor
te Broek op Langendijk om in de bouwverordening
een bepaling op te nemen voor aanbrenging van brie
venbussen bij nieuwbouw alsook v. de bestaande wo
ningen.
B. en W. stellen voor deze bepaling in de bouw
verordening op tenemen in het belang eener vlugge
en behoorlijke bestelling, daar het den bestellers
verboden is, poststukken onder deur of raam te
schuiven.
Op de vraag van den heer Groen of deze bepaling
alleen nieuwbouw betreft, antwoordt Z.E.A. dat het
eveneens de bedoeling is voor de bestaande wonin
gen.
De heer Groen vraagt vervolgens of een klepje
alleen voldoende is, waarop de voorz. antwoordt,
dat een ieder dat voor zich zelf moet weten.
De heer Groen verklaart er zich vierkant tegen
als een ieder er toe verplicht wordt, daar er toch
velen zijn, die misschien eens per jaar een brief ont
vangen. Oo kziet spr. een vlugger bestelling er niet
van in.
De heer du Burck wil de menschen niet op kosten
jagen en wenscht een dergelijke dwang niet toe te
passen.
De heer Zeeman vindt den dwang eenigszins gezocht.
De heer Dijkhuizen kan er zich ook niet mee ver
eenigen en voelt er veel voor om de gleuven op
de kosten van de gemeente te laten aanbrengen.
Na eenige discussie waarbij de namen „klepje"
„bus" of „gleuf" ster domineeren ten aanzien
van de redactie der verordening, wordt het voorstel
van B. en W. verworpen met 5 tegen 1 stem. Voor
stemde weth. Kroon terwijl weth. Bekker opmerkte,
van meening te zijn, dat het voorstel uitsluitend
nieuwbouw betrof.
Wijziging begrooting 1929.
Voor den gewonen dienst bedragen de af- en over
schrijvingen in totaal f4156.63 betreffende den ka-
pitaaldienst f 1333.33. -
Voorts wordt aan B. en W. machtiging verleend
voor een eventueele af- en overschrijving betreffen
de het Bijzonder Onderwijs.
Vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer.
Ter toelichting deelt Z. E. A. mede:
Voor 1929 met een belasting van f20.000 werd de
factor bepaald op 1. De opbrengst is na aftrek der
kwade posten tot een bedrag van f2400 f23584.55.
Voor 1930 is de inkomstenbelasting wederom in
de begrooting uitgetrokken op f 20.000, hetgeen mo
gelijk was door te beschikken ovër ongeveer f3000
van het saldo rekening 1928.
Door de aanzienlijk mindere inkomsten der ingeze
tenen over het tijdvak Mei 1929—Mei 1930 waarnaar
de aanslagen geschieden voor de huidige belasting
spreekt het vanzelf, dat tot verhooging der factor
zal moeten worden overgegaan. Voor de verzekering
eener opbrengst van het benoodigde bedrag ad
f 20.000 zou de factor minstens op 1.4 moeten wor
den gesteld.
Evenwel rekening willende houden met het sur
plus der belasting over 1929 van ongeveer f3500,
stellen wij u voor het vermenigvuldigingscijfer te
verhoogen met slechts 0.15 procent en derhalve vast
te stellen op 1.15.
Wij oordeelen het zeer twijfelachtig of met dit
cijfer de belasting zal binnenkomen.
Tenslotte vermelden wij, ter vergelijking, dat
in 1927, toen ongeveer eenzelfde ongunstige fi
nantieele toestand heersehte, als factor bij een
belasting van f23000 1.7 gold, terwijl de op
brengst f22.346.07 beteekende.
Do'heer Groen vraagt, hoe de rekening 1929
zal sluiten.
De Voorz. antwoordt dat het niet onmogelijk
is dat liet batig saldo 13 a 14000 gulden zal be-
loopen.
De heer Groen lijkt het toe, dat 1.15 misschien
wel wat gewaagd is en dat 1 nog gewaagder
zal zijn, doch staat er op de Boerenleenbank nog
een saldo van f24000 en is de financieele toe-*
stand der gemeente zeer gunstig. Laten wij daar
om tie burgers niet bezwaren, aldus spr-, hierop
is door mij altijd gehamerd. De menschen, die
13 a 14000 gulden hebben bijeengebracht, zitten
nu te snakken naar f'10 of f25. Is durf te aan
vaarden dat de volgende dienst met een groot
nkdeelig saldo sluit en stelt voor het cijfer op 1
te handhaven, daar er geen enkel motief is om te
verhoogen.
De Voorz. merkt op, dat dit bedrag niets te
maken heeft 'met dit jaar, daar het saldo over
dc drie laatste jaren in dit bedrag süjn opgesloten.
Er is in die jaren te veel betaald. Steeds is er op
gewerkt om de opbrengst te stabiliseeren en a'ls
de f 20.000 niet wordt opgebracht, gaat zulks
ten nadeele van het saldo, maar is tevens van in
vloed op de uitkeering van de finantieele verhou
ding tusschen Rqk en gemeente. Nu de inko
mens zooveel minder zullen zijn, mag eene Ver-
hooging van 0.15 eigenlijk geen verhooging wor
den genoemd. Door het banksaldo zijn wij op het
goede pad ,doch kunnen wij zeer gauw tot de oude
toestand geraken.
De heer Zeeman zegt, als er plannen zijn welke
het algemeen belang kunnen dienen, eerst gezien
moet worden naar de kas. Wij, sociaaldemocraten,
zijn er niet voor het gemeentebestuur een finan
tieele rem op te leggen en moet er een zekere
reserve zijn, wil het eenigszins verantwoord zijn
voor de komende jaren, Door het veranderd belas
tingsysteem zal het gelukkig zijn, dat er eene
reserve is gevormd.
Spr. acht de voorgestelde verhooging in dezen
tijd absoluut niet hoog en 'is voor het voorstel
van B. en W.
De Voorz. haalt nqg even het jaar 1927 aan,
toen liet cijfer 1-7 was. Ware het toen 1 ge
weest, aldus Z.E.A., het zou een debacle ge
worden zijn. Spr. begrijpt niet wat de Baad van
B. en Wverlangt, ofschoon de meerderheid zich
steeds voor reservevorming heeft uitgesproken.
De heer Groen. „'Met welk doel?"
De Vooiz. „Om de opbrengst te stabiliseeren.
Nu is eene verhooging van 0.15 eigenlijk te laag."
De heer du Burck zegt, dat verleden jaar de
'minderheid, die het cijfer op 0-9 wilde vast
stellen, toch gelijk heeft gehad, daar de begroo
ting toch sluitend zou zijn geweest en zou het
heelemaal geen ramp z-^n als nu eens te laag
werd geschat- Gezien het banksaldo, ziet Spr.
er geen bezwaar in het cijfer op 1 te handhaven.
De Voorz. zegt dat de heer du Burck evenals
de heer Groen de zaken verwart wat betreft
het saldo. Niettemin hoe lager het cijfer is, hoe
aangenamer, doen hetis een plicht niet te risquee-
ren, maar eenige zekerheid te hebben omtrent de
opbrengst. Hoe het voordeel van 1931 zal zijn,
hiervan is niets te zeggen. Wie er tenslotte ver
leden jaar gelijk had, is toch vooruit niet te
zeggen cn is het zeer gevaarlijk te denken dat
er oen kip is. Er is geen kip en ook geen eieren,,
dus absoluut ook geen gouden eieren.
De heer Dijkhuizen meent dat door het saldo
van 1929 de gouden eieren alreeds aanwezig zijn.
Spr. wil het cijfer op 1 handhaven en acht zulks
niet van invloed op de uitkeering van het Ge
meentefonds.
De heer Groen vindt 't een onrechtvaardige
leemte in de wet, dat gemeenten, die maar luk
raak belasting hebben geheven, het meeste zulleri
ontvangen. Indien het echter vooruit te zien
was, dat de toestand nog een oT twee jaren het
zelfde bleef, dan was het voorstel van B. en W.
nog te overwegen.
De Voorz. merkt op, dat het cijfer weer zou
moeten worden verhoogd.
De heer Groen zegt, dat de belastingbetalers
dan heelemaal niet meer kunnen betalen en het
dan een finantieele noodtoestand wordt. Voor
stabilisatie van den factor zou alles voor zijn,
maar niet van de opbrengst. In 1927 was er mét
een abnormaal cijfer zelfs nog een batig saldo van
6 a 7000 gulden, al is dit niet door de inkom
stenbelasting, maar waar het dan ook door komt.
Spr. is zich werkelijk bewust, dat de f20.000
er dit jaar niet uit zullen komen, maar is zien
ook bewust, dat de burgers geen zwaardere of
fers moeten worden opgelegd als er nog f 24-000
op de bank staat. Voor noodwendigheden zal Spr.
steeds zijn stem geven, maar niet ten koste van
zwaardere offers der burgers in dezen slechten
tijd. Een bron van reserve gevormd in goeden
tijd moet ten dienste zijn in slechten tijd.
De Voorz. zegt, dat dit geheel onjuist is. De
verheoging is zeer gering en een noodzakelijk
gevolg. Een factor van 1.15 is geen abnormaal
cijfer en verdient in dit abnormale jaar toejui
ching en zeker geen critiek. t
De heer Zeeman zegt, dat degenen, die geen
draagkracht hebben, worden vrijgesteld en zullen
de tuinders weinig of niets bijdragen- En waar de
heer Groen erkent dat er voor de reserve wordt
ingeboet, is het een feit dat er 'van die opbrengst
moet worden geleefd- Waar wij weten, dat de
reserve wordt aangesproken, is het niet geoorloofd
nog lager te gaan. .Willen wij iets doen voor de
noodlijdenden en hen ook bijspringen in de toe
komst, dan dient de reserve in stand te worden
gehouden. Spr. hoopt op dezelfde sympathie van
de steden te mogen rekenen wanneer het er om
gaat om de pachters der gemeentelanden bij te
springen. Tenslotte wordt de belasting geheven
van diegenen, die inkomen hebben. Volgens Spr.
is er te bezadigd geleefd en had er meer gedaan
kunnen worden als men maar eens zieï naar de
gemeentewoningen.
De heer du Burck had gemeend dat er toch ook
eens een einde moet komen aan de reservevorming
en acht thans de tijd daar, nu het een slecht
jaar is. Spr. betreurt het dat de toelichting
van B. en W. niet duidelijker is, zooals die in
andere gemeenten is gegeven.
De Voorz. moet tegenspreken, dat eene verhoo
ging van 0.15 ten dienste is van de reservevor
ming.
De heer Groen merkt op, dat de heer Zeeman
gezegd heeft dat de tuinders weinig of niets zul
len betalen, maar men mag niet vergeten dat ook
de middenstanders in de afgeloopen jaren te veel
hebben betaald en moet toch ook aan hen eens
worden gedacht. Ook is de pacht genoemd, die
hiermede niets te maken heeft, daar de pachters
lang niet allen burgers van deze gemeente zijn
en ie pacht geheel uit vrijen wil wordt aange
gaan. Pachtregeling is er niet en zou de heer Zee
man soms willen, dat de pacht werd kwijtgesehol
den, terwijl iedere bouwer zegt, dat de huren
veel te hoog zijn?. Spr. ontkent dat er te zuinig
is beheerd, waarbij de gemeentewoningen zijn
aangehaald, doch dit wordt beheerscht aoor ge
heel andere factoren. Voorts wordt door Spr. nog
gewezen op het groote voordeel van de uitkeering
door het Kijk van 75 pCt. van het salaris van
burgemeester en secretaris en komt het 3pr. voor,
dat men niet zoo bang behoeft te zijn om het cij
fer te handhaven voor dit ééne jaar.
Dc Voorz. driugt er op aan, dat. er voor ge
zorgd moet worden dat het geraamde bedrag
binnenkomt en sluit de discussies.
Het voorstel van B. eri W. wordt hierna in
stemming gebracht, waarbij de stemmen staken en
zal in de eerstvolgende vergadering worden be
slist. Tegen stemden de heeren Groen, du Burck
een Dijkhuizen.
Schrijven van eenige koffiehuishouders in deze
gemeente .houdende verzoek het aantal vergun
ningen op 4 te handhaven.
In dit schrijven wordt de aandacht gevestigd,
dat krachtens het bevolkingscijfer 7 vergunningen
"zouden kunnen worden verleend. Vermindering
van het aantal werkt clandestiene verkoop van
sterken drank in de hand, terwijl handhaving van
het aantal groot voordeel beteekent voor de be
langhebbenden en ongetwijfeld ook het algemeen
belang ten aanzien van het vreemdelingenver
keer er mede gediend wordt
in verband hiermede is een circulaire ingeko
men van de nationale commissie tegen het alcoho
lisme (Subcomm. „handhaving Drankwet", waar
in naar voren wordt gebracht dat inperking van-
het aantal drankgelegenheden een middel is tot
beteugeling van het alcoholisme. Voorts worden
de 'Verschillende wijzen, waarop de verlaging van
het maximum aantal kan plaats hebben, aange
geven.
De meerderheid van B. en W,. stelt den Raad
voor hel maximum te bepalen op 4, de minder
heid op 3 vergunningen.
De Voorz. deelt mede, dat zoowel de meer
derheid als de minderheid zich rekenschap heeft
gegeven dat in de verschillende vergunnings
lokaliteiten ook verschillend gehalte publiek
komt.
De heer Dijkhuizen vraagt hoe de toelichting
is van de minderheid.
De Voorz- zegt, dat deze reeds dooreengevloch
ten is in dezelfde meening van beide partijen, fin:
geen geval is het toe te juichen als or te veel
gelegenheden zijn.
De heer Dijkhuizen meent dat door verminde
ring van het aantal vergunningen het gebruik
niet zal verminderen. En als er een vergunning
■wordt ingetrokken, komt er in den regel een
verlof voor in de plaats. Het gebruik van bier
neemt nog steeds toe en van jenever af. Eveneens
wordt de bestaansmogelijkheid van eenigen weer
s-erminderd, waaraan „Spr-, gezien den huidigen
toestand niet wil medewerken. Spr. vereenigt zich
met het praeadvies van de meerderheid.
De heer Groen vraagt of er bevoorrechte ver
gunningen zijn.
De yoorz. antwoordt, dat de zaken van Kra
mer en Beeis als inrichtingen van maatschappe
lijk verkeer zijn aangewezen en zekerheid hebben.
Ook is het in B. en W. besproken dat het een
leemte in de drankwet is, dat wel het aantal ver
gunningen is bepaald doch niet voor verloven-
De heer Zeeman zegt dat het betoog van som
mige menschen een gewrongen redeneering is.
Ze zeggen dan „ik ben er niet voor, maar..." en
dan is de argumentatie voor het behoud zoo ge
wrongen. Men zegt dan, dat er weinig sterke
drank wordt gebruikt, maar niettegenstaande dat,
zijn de belanghebbenden er als de kippen bij om
de vergunning tc behouden. Spr. zegt, al een
heel slechte drankbestrijder te zijn, indien hij er
aan meehielp datgene onderstboven te gooien wat
10 jaren geleden is bereikt, mede door den heer
de Jong cn wijlen den heer Berkhout. Volgens
Spr- is het van zeer groot belang, indien er in het
geheel geen alcoholica werd gebruikt. Spr. leest
een gedichtje voor van den grooten paedagoog
Jan Ligthart, waarin de alcohol ten sterkste
wordt veroordeeld.
De heer du Burck zegt, dat paedagogen niet
mei dwang, maar in de menschen trachten wak
ker te roepen om uit eigen wil iets goeds te
doen. Ieder mensch moet zien en voelen het goe
de, maar het moet niet worden opgeclrongen-
En of cr 3 of 4 vergunningen zijn, iemand, die
drinken wil, doet het evengoed. Voorts memo
reert Spr. hoe destijds het aantal op 2 is be-
Voor het slot van dit verslag, verwijzen wij.
naar de tweede bladzijde eerste blad.