Dekeurlng van Aardappelen.
Pierre Saccono
Plaatselijk Nieuws
- OUDKARjPEL^
Blijkens publicatie van den Voorzitter van het
Centraal .Stembureau ligt ter gemeente-secretarie
ter inzage zijn besluit ter benoeming van een lid
van den gemeenteraad, noodzakelijk geworden we
gens vertrek uit de gemeente van het lid P.
Groen. Benoemd verklaard is de heer J. Btram-
- OUD KARSPEL.
Naar wij vernemen 'heeft de heer J. Brammer
zijn benoeming tot lid van den Raad niet aan
genomen.
OUDiKARSPEL.
Belanghebbenden worden attent gemaakt op
een publicatie van R. en W„ houdende mededee-
ling dat bij hun besluit van 14 Maart 1930, het
welk is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van
10 April d.a.v. eisehen zijn vastgesteld, waaraan
bet. bedrijf van een melkverkooper zal moeten vol
doen. Dit besluit heeft betrekking op nieuw op
te richten bedrijven.
OUDKARSPEL.
Zooals reeds eerder per advertentie in dit blad
werd aangekondigd, wordt morgen en Dinsdag door
de Tooneelvereeniging „Jong Leven" een uitvoering
gegeven in de groote zaal van „Het Huis te Brede-
rode" te Oudkarspel.
„Als je maar een verleden hebt" (De Kuische brui
degom" is de titel van het stuk dat voor het voet
licht zal worden gebracht.
Reeds meermalen heeft deze tooneelvereeniging
blijken van flinken vooruitgang gegeven, en zoo
ook nu kan. met zekerheid worden gezegd, dat zij
de aanwezigen zal doen genieten van vlot spel.
Wij bevelen een ieder aan, reeds nu plaatsen te
bespreken en deze avonden niet te verzuimen.
Tevens kunnen wij nog mededeelen dat „Jong Le
ven" is uitgenoodigd om gedurende de kermis te
Medemblik een uitvoering te geven met het zelfde
stuk.
Dat men „Jong Leven" reeds zoo ver van huis
begint uit te noodigen, pleit zeker voor haar goede
naam.
INGEZONDEN
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
M. de Redacteur,
Beleefd verzoek ik voor onderstaande eenige plaats
ruimte, bij voorbaat hartelijk dank.
Het is als secretaris van de Prov. Regelings-Comm.
voor de Tuinbouwkeuringen, aan wier leding de keu
ringen van het Centraal Comité te Wageningen zijn
toevertrouwd, dat ik, in het belang van den tuin
bouw in ons gewest, enkele opmerkingen zou willen
plaatsen naar aanleiding van de huidige actie voor
de keuringen van het K. I. Z.
In het aan de Pers verstrekte communiqué van de
vergadering op 3 Mei 11. te Alkmaar, is niet vermeld,
wat omtrent deze zaak door een onbevooroordeelde,
zoo mogen wij toch zeker wel onzen Rjjkstuinbouw-
consulent noemen, is gezegd. En toch is het voor den
tuinbouwer, die nu opgewekt wordt aan genoemde
keuring deel te nemen, wel van belang wat deze
deskundige heeft meenen te moeten zeggen. Wij
zullen het daarom in het kort doen.
De heer Hazeloop heeft er, nadat hij er op had
gewezen dat sinds jaren verschillende keurings
diensten hier de keuring van het C. C. uitoefenen
en wql met alle succes voor de opvoering van ons
product en het behoud hiervan voor de cultuur
in het algemeen, dat het vorig jaar medegewerkt
Gedenkschriften van een Commissaris
van Politie.
40)
Irene zweeg. Maar waarschijnlijk gaf zij zich
aan een halsstarrige gedachte over, want eenige
seconden later zcide zij op zonderlingen toon:
„Toen men 't mij vertelde, kon ik het niet ge-
looven 'tls toch zonderling te denken, en ge
zult zulks erkennen, dal iemand met, wien men
gedanst heeft, onmiddellijk daarop een man gaat
beleedigen om dien te dooden; en (oen men mij
zeide, dat ge dien man tot Straatsburg gevolgd
waart en, na hem opnieuw uitgedaagd te hebben,
hem doodelijk gekwetst hadt, meende ik dat er
zeer gewichtige redenen bestaan moesten, die zulk
een halsstarrigheid verschoonden, want ge zijt
toch niet ondeugend, niet waar, en dus..."
Terwijl het arme eenvoudige meisje zoo sprak,
aanschouwde Raymond haar met oen nieuwsgie
rige aandacht en begreep hij spoedig aan welk
gevoel zij gehoorzaamde, toen zij tot hom deze
woorden richtte.
„Wat ge zegt, mejuffrouw, is volkomen waar,"
antwoordde hij. ,,en zooals ge terechi veronder
stelt. zijn er zeer gewichtige oorzaken die deze
halsstarrige vervolging rechtvaardigen."
„Maar mijn neef heeft er mij niets van gezegd,"
zei Irene.
„Hij kon er u niets van zeggen," hernam Ray
mond, ,,nocli de hertog noch Spavento zelf we
ten welk geheimzinnig doel ik beoog. Want op
den dag wanneer deze twee mannen mijn geheim
zouden kennen, zou 't misschien met mij gedaan
zijn"
„Ach! gé verschrikt mij!"
„Dat ik n verschrik, doet mij leed. hoe de
loop van ons gesprek hiertoe kon voeren dat
weel ik niet. Spreken wij dus hierover niet lan
ger, daar zulks niet zeer aangenaam is en haasten
we ons tot iets anders over te gaan."
„Waarover dan te spreken?"
„Over mij, zoo ge wilt."
Irene zag verwonderd op. „Over u," antwoord
de zij verlegen, „nu, dat wil ik wel."
,,'tls twee lange maanden geleden dat ik u
gezien heb. Sinds den aangenamon nacht in de
straat Saint-Maur, is uw beeltenis dikwerf voor
•mijn geest verschenen, en 'toon ik u zoo bleek
en droefgeestig weerzag, brak mij het hart en een
snik ontsnapte mijn borst.
.Mijnheer."
„Ge zijt niet gelukkig, Irene, ge lijdt aan een
onbekende kwaal, en ik schrik bij de gedachte
dat niemand in uw omgeving zich verontrust over
een ongesteldheid, waarvan ik vruchteloos de
oorzaak zoek
„Maar ik verzeker u
„Luister, want we "hebben nog slechts weinige
oogenDlikken om samen te zijn, laat mij u een
is met den Prov. Veilingsbond om de deelname aan
deze keuringen te vergrooten met als gevolg dat de
ze is verdubbeld, dat deze keuring in ons gewest
als algemeen moet worden beschouwd omdat ieder
tuinder er aan kan deelnemen, den nadruk op gelegd
dat een nog grootere deelname niet geforceerd kan
worden, tenzij men de eisehen voor ziektevrijheid
ruimer zou gaan stellen, iets dat onmogelijk in het
belang kan zijn van de aardappelcultuur in ons ge
west in het algemeen en van de deelnemers in
het bijzonder. Er is op die vergadering medegedeeld
dat het een dwaasheid is om te bepalen dat een per
ceel nog goedgekeurd kan worden, wanneer het 10
procent ziekten bevat, zooals dit bij het keurre-
glement K. I. Z. Zeeland is toegelaten, omdat een
zoodanig gewas als gedegenereerd is te beschouwen
en hiervan voor nabouw niets goeds meer is te
maken.
Hierop is toen door den spr. gezegd, dat dit in
Noord-Holland niet het geval was (wat op zich zelf
een beetje vreemd klinkt, omdat het K. I. Z. toch
een landelijke organisatie is) maar hij heeft niet
medegedeeld hoe de ziektepercentages hier dan wel
geregeld waren. Niemand dergenen die zich later als
lid opgaven (en dit waren bijna uitsluitend hande
laren) heeft hiernaar ook geinformeerd. Zij heb
ben zich best kunnen vereenigen met wat de spr.
hierop wél wist te zeggen: Al te strenge eisehen
zijn niet in het belang van de deelnemers want de
handel zal ook voor het aan geringere eisehen vol
doende product wel afzetgebied weten te vinden
Het moeten toch op dit gebied totaal ondeskundi-
gen zijn, die meenen, dat deze opvattingen nu wer
kelijk in het belang van onze cultuur kunnen zfjn en
op den duur ook onzen goeden naam in het buiten
land kunnen ophouden. Wat waarde heeft, nadat
men van deze feiten en opvattingen heeft kennis
genomen, een verklaring dat men uitgaat van de
gedachte: dat de hoogste eisehen moeten gesteld
aan de keuring der gewassen.?
Wij kunnen volkomen begrijpen, dat de handel
deze opvatting toejuicht, voor deze is het voornaam
ste belang een zoo groot mogelijk aantal balen poot-
goed, dat voorzien kah worden van een certificaat. -
Inderdaad zijn strenge eisehen niet geschikt dit te
bevorderen.
Maar wij kunnen toch onmogelijk aannemen, dat
tuinders, die hierover een oogenblik nadenken er
evenzoo over zullen denken.
Intusschen zouden wij met volmaakte kalmte de
ontwikkeling van deze zaak hebben afgewacht, in
dien men nu ook aan de handelaren, die zich ge
roepen gevoelden deze keuring op te richten, had
overgelaten deze te prapageeren en in overleg met
de tuinders, die misschien zouden toetreden, uit te
voeren.
Maar op de vergadering van 3 Mei, bleek dit laat
ste een groote moeilijkheid. De belangstelling van
tuinderszijde was onbeduidend. Hoe kan dat trou
wens ook anders, waar de keuring van het Centraal
Comité hier al lang bestaat en overal is doorge
voerd, zeer vele leiders onzer tuinbouw- en veilings-
vereenigingen daaraan daadwerkelijk deelnemen
Men stond voor de noodzakelijkheid onmiddellijk
deze zaak aan te vatten. Keurmeesters had men
met, wat ook al geen wonder is, omdat men hiertoe
bevoegden en vertrouwden maar niet uit den grond
stampt. Intusschen, voorloopig zal het K I Z er
een paar uitleenen uit Haarlemmermeer. Maar hoe
nu wat deelname te krijgen?
En toen is er- iets gebeurd, dat ons buitengewoon
pijnlijk heeft getroffen. De Prov. Commissie uit de
veilingen heeft zich bereid verklaart deze zaak te
bevorderen, de betrokken circulaire hebben wij he
den kennis van kunnen nemen, de Prov. Commissie
heeft zich zelfs geleend om op te treden als admi
nistratieve uitvoerder van deze aangelegenheid
Men behoeft de geperforeerde strook van de circu
laire maar in te vuiler) en op te zenden aan den
heer Balk.
Het laat ons geenszins koud, in alle eerlijkheid ge
zegd, wat hiervan het gevolg zal zijn. Als dit nu wer
kelijk succes had en alle of althans de meeste tuin
ders zich zouden aanmelden, dan zouden wij ,ons
uit menschelijke zwakheid misschien verkneukelen
in den mateloozen chaos, die men zich zelve had
geschapen, maar we zouden ons toch meer nog be
droeven over het negatieve resultaat dat zoo'n al-
gemeene keuring voor de betrokken deelnemers,
maar erger nog voor de vitale belangen van onzen
tuinbouw noodwendig zou moeten opleveren.
Daar hebben zich nu onze deskundigen, en hierbij
wil ik meer speciaal noemen de Rijkstuinbouwcon-
sulenten de heeren Hazeloop en Ritsema zich jaren
voor een keuring ingespannen, die voor een zoo
goed mogelijken nabouw van het goedgekeurde pro
duct waarborgen gaf, niet in de eerste plaats gericht
j op den uitvoer, maar voor de deelnemers zelf en de
resultaten kan ieder, die zien wil, constateeren.
!Daar zijn gevormd overal in óns gewest, keurings
diensten, die zich hebben willen stellen ónder de
leiding van hen >aor wien geen andere belangen
konden gelden, dan het cultuurbelang, dus het al
gemeen belang. En men heeft beseft dat de eisehen
bijna niet te hoog gesteld kunnen worden.
Ieder tuinder is in de gelegenheid deel te nemen.
De Prov. Comm. zelve nam ook zitting in onze Re
gelingscommissie en tot heden is voldaan aan wat
zij van deze vroeg. De Prov. Comm. op haar beurt
moest ook overtuigd zijn, dat het hoogste belang
wat hierbij op den voorgrond staat, het cultuurbe
lang is. En haar vertegenwoordiger heeft zich trou
wens ook altijd heel goed kunnen vereenigen met
de keuringseischen, die niet alleen voor Noord-Hol
land worden klaar gemaakt, maar voor het geheele
land gelden, waar zij in samenspreking van de ver
tegenwoordigers van den georganiseerden land- en
tuinbouw met de bekwaamste deskundgien worden
vastgesteld.
Wel heeft de Prov. Comm. altijd met leede oogen
den uitvoer van goedgekeurd pootgoed aangezien,
omdat men dit een middel vond om den verbouw
bij onze concurrenten te bevorderen.
Maar thans? Niet zoodra roept een groep han
delaren medewerking in voor een keuringsdienst,
onbekend in ons gewest en overbodig wegens de
reeds algemeene deelname, die toch maar op natuur
lijke wijze nog kan uitgroeien en niet geforceerd
kan worden, of de bordjes worden onmiddellijk ver
hangen.
Korót, boeren, burgers en buitenlui, neemt nu eens
deel aan die voor ons gewest nieuw te bakken
(nieuwbakken is zij nog niet eens) keuring. Vraag
nu niet welke eisehen die keuring aan het product
stelt, wees tevreden met de bloote verklaring dat
dit dik in orde is, we zullen U later wel zeggen waar
op en hoe gekeurd wordt, want het keurreglement
moeten we nog maken.
We hebben vorig jaar de keuring van het Centraal
Comité aanbevolen, maar voor deze keuring willen
wij zelfs zoo ver gaan, dat we onzen secretaris zelfs
belasten met de verzameling van aangifteformulie
ren enz.
Geen uitvoer van pootgoed? Weineen, er moet veel
meer worden gekeurd het moet veel gemakkelijker
worden gemaakt om een nog veel grootere massa
goedgekeurd pootgoed bij onze concurrenten te bren
gen.
Heeft de Prov. Comm. dit voornemen kenbaar ge
maakt aan de regelingscommissie va nhet C. C.,
waarvan zij zelve deel uitmaakte? Was het althans
niet wijs geweest om eens te overwegen dat door die
medewerking de Prov. Comm. uit de veilingen zich
hierdoor toch in een wel wat eigenaardige positie
plaatste tegenover de honderden tuinders, leden
van de aangesloten veilingen, die deelnemen aan de
keuring van het C. C.? Heeft men zich zelfs nog
maar één oogenblik afgevraagd, of de cultuurbelan-
gen van ons gewest hierdoor in gevaar konden wor
den gebracht?
Niets van dat alles is te bemerken geweest. Zonder
eenig overleg met degenen, die alleszins bevoegd en
onbevooroordeeld, een waardevol advies konden ge
ven, is door den voorzitter der Prov. Comm. op de
bewuste vergadering van 3 Mei gezegd, dat deze
keuring hem aanstond, de waarschuwing van den
•heer Hazeloop totaal in den wind geslagen en hedèn
9 Mei ligt de circulaire met aangehechte strook,
in te leveren bij den heer Balk, voor ons.
Het oordeel over deze handelwijze laat ik verder
geheel over aan den lezer.
Als Secretaris van de Regelingscommissie voor de
keuringen van het Centraal Comité wil ik in het
openbaar nog een paar vragen stellen.
Hoe denkt de Prov. Comm. zich in de toekomst de
positie van haar vertegenwoordiger in de Commis
sie van het Centraal Comité?
Hoe zit het met de L. G. C.?
Deze richt een keuringsdienst op, sluit zich aan
bij het C. C: en beveelt nu met warmte de keuring
bij het K. I. Z. aan.
Eigenlijk toch wel vragen, die de bestaande keu
ringsorganisatie thans behoort te stellen.
Iedere tuinder individueel is volkomen vrij om te
laten keuren bij wie hij wil, maar als organisatie
kan men toch moeilijk van twee walletjes eten. En
ik stel die vragen in het openbaar, om aan te too
nen de onmogelijke positie die een organisatie in
neemt, die vandaag tracht te profiteeren van de
eene instelling en morgen tegelijkertijd van een
ander met tegenstrijdig belang. Dat is eerstens een
verlies van goede trouw en tweedens in organisatie
ontoelaatbaar. Of bestaat er ten deze bij de betrok
kenen nog het misverstand dat hierbij geen tegen
strijdige belangen in het spel zijn?
Laten we dan tenslotte dit misverstand ophelderen
De keuringsorganisatie van het C,C. berust op
samenwerking van deskundigen en den georgani
seerden land- en tuinbouw, die van het K. I. Z.
van handelaren en boeren, die voor dit doel onge
organiseerd zijn. Dit is wel een zeer breed prin
cipieel verschil.
Waar de beste waarborgen liggen voor een goede
keuring, laat ik geheel in het midden. Dat zal
de praktijk misschien wel aantoonen.
U, M. de R. dankend,
Zuidscharwoude, 9 Mei 1930.
Faillissementen in Nederland
Opgegeven dooi- VAN DER GRAAF CO. N. V.
(Afd. Handelsinformaties.)
Opgegeven ochtend 9 Mei.
UITGESPROKEN.
7 Mei Jacob Cornelis Leeuw, Rotterdam, Van Len-
nepstraat 44. 7 Mei N.V. Auto-onderneming „IM
PERIA" in liquidatie, gevestigd te Rotterdam, Samu
el Muilerstraat 8.-7 Mei J. Mostert, aannemer van
metselwerken, Rotterdam, Eerste Reserveboezemstr.
21. 7 Mei J. Pompe, winkelier en grossier, Schie
dam, Dam 7.-8 Mei Wilhelmus Antonius Siroen,
rijwielhandelaar, Gemert-Handel. 8 Mei Jozef Gov
nelis Gijsbertus van der Sanden, fabrikant, Mierlo-
Hout.— 8 Mei Hubertus van der Sanden, fabrikant
Mierlo-Hout. 8 Mei M. P. Beek, timmerman en
aannemer, Nieuwenhagen. 8 Mei C. M. van den
Beek, fotograaf, Nieuwenhagen, Hoogstraat. 8
Mei Jean Vaessen, landbouwer, Steenhuis bij Voe-
rendaal. 8 Mei Joseph Thiery, industrieel agent,
Maastricht, Brusselschen weg 119. 8 Mei F. H.
Janssen, schoenmagazijn, Terlinden-Gülpen. 8
Mei Simon Adema, slager en koopman, Blauwhuis.
(Wijnbritseradeel.) 8 Mei D. van Dellen, bakker,
Gerkesklooster. 8 Mei Gerrit Kooistra, venter in
vlsch, fruit, enz. Leeuwarden, Gr. Kerkstraat 61.
8 Mei S. Smid, koopman. Drachten, Kerkstraat.
8 Mei L. Bernhard, handelaar onder de firma D.
Noorderwerf, zaak drijvende te Amsterdam, Rozen
straat 197 of 179, wonende te Amsterdam, Hoofdweg
446 II.
en ander zeggen, waarvan het geluk mijns levens
ai hangt en misschien ook 'het uwe."
„Wat zegt ge?"
„Tusschen u en mij, mijn kind, bestaat voort
aan een geheim. Ge hebl aan mijne blikken de
innige, onuitspreekbare liefde, welke ge mij hebt
ingeboezemd, kunnen raden. O, vrees niet, ik be
min u als een heilige en den dag wanneer ge uw
hand in de mijne zult leggen, zal alle bitterheid
uit mijn hart verdwenen zijn en zal ik al de
wreede beproevingen die mijn leven gefolterd
hebben vergelen zijn. maar tot zoo lang, Irene,
wat er dan ook gebeure, wat men ook van mij
zeggen moge.^ wat ge mij ook moogt zien doen,
vertrouw volkomen en rustig op mijne eer en
twijfel nooit aan mijne liefde - spreek wilt
ge
.Maar ge vraagt mij een verbintenis?"
„Meer dan dat, 'tis een bekentenis."
.Hemel!
„Aarzelt ge?"
„Ik 'weet niet... t is alles zoo zonderling, denk
toch..."
Raymond wilde zich verwijderen, maar Irene
weerhield hem
„Ach, noen! noen! bad zij met een stem zacht
als een ademtocht, „ga niet heen! hoor mij, kom!"
„Spreek, spreek!" stamelde Raymond zacht.
„Welnu! daar ge f wilt, zal ik doen wat. ge
vraagt."
„En ge zult mij beminnen... niet waar... ge zult
mij beminnen? Ach! spreek, spreek...'
Irene antwoordde niet, maar zonder zich reken
schap te geven van 't geen zij deed, en om zoo
te spreken gehoorzamende aan een gevoel, dat zij
niet langer weerstaan kon, liet zij haar hand in
die van Raymond vallen.
„Ach Irene, Irene," fluisterde hij. „Wees ge
zegend voor al het geluk dat ge mij geeft
En haastig de groep der jonge dames groeten
de, begaf hij zich ijlings onder do groote veranda
aan het. strand.
Het was tien uren. De meeste wandelaars wa
ren weg; er was geen levendigheid meer dan in
eafé's cn in de speelzalen, wier verlichting de
duisternis met haar machtige gasvlammen door
straalde.
Raymond leunde op de balustrade en, zijn blik.
gericht op de donkere golven waarvan de wind
hem het verwijderd gebrul overbracht, gaf hij
zich aan zijn gedachten over.
Ziin hart was overvol.
Hij was zoo gelukkig als een mensch wezen
kan. Nooit had hij zulk een volkomen geluk ge
smaakt en alles wat hij geleden had en het ge
heimzinnig, tot nu toe zoo vurig verlangd doel.
dat alles wa»; verdwenen.
Hij beminde hij werd bemind.
Voor hem bestond niets anders meer in de
wereld: zijn smachtende lippen doopten zich diep
in dien vollen beker welke de liefde hem schonk-
Ongelukkig was zulks niet lang van duur. Na
eenige minuten werd hij als gewekt door het af
grijselijk spook der werkelijkheid. Toen richtte
hij zieh met geweld op, drukte zijn beide forsche
handen tegen de borst en onttrok zieh aan die
opgei ogen e aanschouwing, welke hem een vluch
tig.: vergetelheid bezorgd had.
Hij keerde in de zalen terug, begaf zich naar
de speelzaal en hield plotseling stand bij de eer
ste tafel, waaraan hij kwam.
De aanwezigen waren talrijk aan deze tafel,
waaraan dokter Benoit en Hector Beaulieu te
genover elkander zaten.
Het, spel was nog niet geheel vol aan de zijde
van dezen laatste. Er ontbrak nog duizend frank
en de wedders schenen niet veel lust, te hebben,
om de kans te wagen. Raymofid kwam dus bij
tijds; hij nam een bankbiljet uit zijn portefeuille
en wierp liet op de tafel.
..Dank zij de hand die mij hiermede te hulp
komt," zei Hector als altoos goed geluimd.
En terstond gaf hij zijn medespeler kaarten,
en de partij begon.
IV.
Allerlei praatjes.
Des mensehen geest is somwijlen onverklaar
baar grillig.
In gewone tijden zou Raymond zich bepaald
hebben met zijn goud op het groene tapijt te
werpefi, zonder zich te bekommeren, wat er van
worden mocht.
Maar dien avond prikkelde hem een levendige
nieuwsgierigheid, en ofschoon onverschillig om
trent het lot dat aan zijn bankbiljet beschoren
was. sloeg hij de partij gade, als had hij er een
levendig en ernstig belang bij.
Hij had niet kunnen zeggen waarom "hij zulks' j
deed. Misschien was het eenvoudig dokter Benoit
die zijn opmerkzaamheid trok, want sinds hij
hem erkend had, kon zijn blik zich niet meer
van hem afwenden.
Zonderlinge was het. Reeds bij het begin van
het spel rees een schier bespottelijke achterdocht
in zijn geest op.
Hoe dwaas en bespottelijk ook, kon hij die niet
van zieh verwijderen en hechtte hij er zieh aan
met een soort van welbehagen.
Zijn blik scheen overigens in een seconde tijds
oen schier fantastische scherpte verkregen te heb
ben: 'twas iets als die bovenpatuurlijke macht,
waarmede Hoffmann en Edgar Poö eenige hun
ner onwaarschijnlijke helden begiftigd hebben.
Aan Raymond ging dus niets verloren van 't
geen er omging, hij sloeg de minste gebaren van
den dokter gade, onderschepte zijn minst beteeke-
nende gebaren, en vertolkte hij als in een open
boek, al de bewegingen zijner lippen, hoe snel
ajij waren of hoe natuurlijk hij ze wilde doen
voorkomen.
Aanvankelijk vermaakte hij zich met die op
merkingen, welke physiologiseh iets zeer belang
rijks hadden, maar langzamerhand verschrikten
hem de manoeuvres; welke zij met zooveel juist-
WMifc
Winkelier: „Dit scheermes niet Boed, zegt u. Maar
meneer, meer dan millioen mensehen gebruiken dit
mes."
Klant: „Neemt u het dan terug, en geeft u me
een dat niet zooveel gebruikt is."
(Passing Show.)
beid openbaarden, en hij wist niet of het mogelijk
was dat de- man die zich daaraan schuldig maak
te, dokter Benoit was, dezelfde man aan wiens
'handen de gezondheid en het leven van Irene wa
ren toevertrouwd. Ook toen de partij ten einde
was, en hij den dokter liet goud en de bankbil
jetten zag opnemen, welke hij gewonnen had.
drukte zijn hand gebiedend op den schouder van
Hector die, 'een kreet slakend, omzag.
„Raymond!" zeide hij opstaande, „wat, zijt
gij 't mijn vriend! Waarachtig, welk een .gelul;,
't is rnij liever dan een partij ecarté."
Dit zeggende nad hij Raymond's arm genomen,
on beide jongemannen gingen een sigaar onder de
veranda rooken.
„Maar, wat drommel!" hernam Hector terstond,
„wat is er toch van u geworden? Ik heb overal
naar u gezocht. Buitendien inoet ik u beknorren.
Ik zou er plezier in gehad hebben Spavento aan
uw degen geregen te zien. Maar ge gaat hoen
zonder mij te waarschuwen en mij mee te nemen
'naar Straatsburg. Dat doet geen vriend. O, zoo
ik ooit de huid van een Ricordi moet doorboren,
zal ik u er bij tegenwoordig doen zijn."
Raymond glimlachte bij deze woorden.
Dank," antwoordde hij, „ik reken er op. On-
(iertusschen ben ik het die het recht zou hebben
n verwijten te doen."
„Gij? nu, dat vind ik goed, en waarom?"
„Heb ik u niet aan oen speeltafel gevonden?
Hadt ge niet beloofd alle speelhuizen te ont
vluchten
„.ia, dat is waar?"
„Ge 'bekent het."
„Ja, maar er zijn verzachtende omstandighe
den en ik hoop dat de rechter 'toegevend zal
zijn
„Maar...."
„Maar, waarde vriend, om over de zaken goed
te oordeelen, moet men in dezelfde omstandig
heden zijn. Ik "ben in de handen van Medina,
hij kan doen met mij wat hij wil, dat wil zeggen
m$j ;op stroo brengen en tot zelfmoord voeren.
Dat zou mijn laatste hulpmiddel zijn; ik heb
er aan gedacht, maar ik verdreef gaarne dat voor
uitzicht. dat in allen geval niet zeer aantrekkelijk
is."
„Sinds gisteren is de wind gekeerd."
„Wat is er gebeurd?"
„O! iets dat te voorzien was. Medina heeft
zijn neus in mijn rekening gestoken, en mijn
rekening staat tamelijk goed.... honderd duizend
francs."
„Zooveel?" i
„O gê weet, ik rekende niet na, maar toeken
de eenvoudig; mijn naam is niet lang, en ik zon
hem zooveel Boaulieus hebben gegeven als hij
wilde ,rnaar hij liet het er niet bij; waarom weet
ik niet. Vanmorgen nu verzocht hij mij aan
zijn kantoor te komen; en toen ik bij hem was
stelde hij mij een aanvullende som van vijfdui
zend frank ter hand, verklarende het daarbij
voorshands te zullen laten, toen had ik een idee,
namelijk dat er slechts éen middel was om het
verlies te vergoeden, en ik speelde."