Dekeurlng van Aardappelen. Pierre Saccono Plaatselijk Nieuws - OUDKARjPEL^ Blijkens publicatie van den Voorzitter van het Centraal .Stembureau ligt ter gemeente-secretarie ter inzage zijn besluit ter benoeming van een lid van den gemeenteraad, noodzakelijk geworden we gens vertrek uit de gemeente van het lid P. Groen. Benoemd verklaard is de heer J. Btram- - OUD KARSPEL. Naar wij vernemen 'heeft de heer J. Brammer zijn benoeming tot lid van den Raad niet aan genomen. OUDiKARSPEL. Belanghebbenden worden attent gemaakt op een publicatie van R. en W„ houdende mededee- ling dat bij hun besluit van 14 Maart 1930, het welk is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 April d.a.v. eisehen zijn vastgesteld, waaraan bet. bedrijf van een melkverkooper zal moeten vol doen. Dit besluit heeft betrekking op nieuw op te richten bedrijven. OUDKARSPEL. Zooals reeds eerder per advertentie in dit blad werd aangekondigd, wordt morgen en Dinsdag door de Tooneelvereeniging „Jong Leven" een uitvoering gegeven in de groote zaal van „Het Huis te Brede- rode" te Oudkarspel. „Als je maar een verleden hebt" (De Kuische brui degom" is de titel van het stuk dat voor het voet licht zal worden gebracht. Reeds meermalen heeft deze tooneelvereeniging blijken van flinken vooruitgang gegeven, en zoo ook nu kan. met zekerheid worden gezegd, dat zij de aanwezigen zal doen genieten van vlot spel. Wij bevelen een ieder aan, reeds nu plaatsen te bespreken en deze avonden niet te verzuimen. Tevens kunnen wij nog mededeelen dat „Jong Le ven" is uitgenoodigd om gedurende de kermis te Medemblik een uitvoering te geven met het zelfde stuk. Dat men „Jong Leven" reeds zoo ver van huis begint uit te noodigen, pleit zeker voor haar goede naam. INGEZONDEN (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). M. de Redacteur, Beleefd verzoek ik voor onderstaande eenige plaats ruimte, bij voorbaat hartelijk dank. Het is als secretaris van de Prov. Regelings-Comm. voor de Tuinbouwkeuringen, aan wier leding de keu ringen van het Centraal Comité te Wageningen zijn toevertrouwd, dat ik, in het belang van den tuin bouw in ons gewest, enkele opmerkingen zou willen plaatsen naar aanleiding van de huidige actie voor de keuringen van het K. I. Z. In het aan de Pers verstrekte communiqué van de vergadering op 3 Mei 11. te Alkmaar, is niet vermeld, wat omtrent deze zaak door een onbevooroordeelde, zoo mogen wij toch zeker wel onzen Rjjkstuinbouw- consulent noemen, is gezegd. En toch is het voor den tuinbouwer, die nu opgewekt wordt aan genoemde keuring deel te nemen, wel van belang wat deze deskundige heeft meenen te moeten zeggen. Wij zullen het daarom in het kort doen. De heer Hazeloop heeft er, nadat hij er op had gewezen dat sinds jaren verschillende keurings diensten hier de keuring van het C. C. uitoefenen en wql met alle succes voor de opvoering van ons product en het behoud hiervan voor de cultuur in het algemeen, dat het vorig jaar medegewerkt Gedenkschriften van een Commissaris van Politie. 40) Irene zweeg. Maar waarschijnlijk gaf zij zich aan een halsstarrige gedachte over, want eenige seconden later zcide zij op zonderlingen toon: „Toen men 't mij vertelde, kon ik het niet ge- looven 'tls toch zonderling te denken, en ge zult zulks erkennen, dal iemand met, wien men gedanst heeft, onmiddellijk daarop een man gaat beleedigen om dien te dooden; en (oen men mij zeide, dat ge dien man tot Straatsburg gevolgd waart en, na hem opnieuw uitgedaagd te hebben, hem doodelijk gekwetst hadt, meende ik dat er zeer gewichtige redenen bestaan moesten, die zulk een halsstarrigheid verschoonden, want ge zijt toch niet ondeugend, niet waar, en dus..." Terwijl het arme eenvoudige meisje zoo sprak, aanschouwde Raymond haar met oen nieuwsgie rige aandacht en begreep hij spoedig aan welk gevoel zij gehoorzaamde, toen zij tot hom deze woorden richtte. „Wat ge zegt, mejuffrouw, is volkomen waar," antwoordde hij. ,,en zooals ge terechi veronder stelt. zijn er zeer gewichtige oorzaken die deze halsstarrige vervolging rechtvaardigen." „Maar mijn neef heeft er mij niets van gezegd," zei Irene. „Hij kon er u niets van zeggen," hernam Ray mond, ,,nocli de hertog noch Spavento zelf we ten welk geheimzinnig doel ik beoog. Want op den dag wanneer deze twee mannen mijn geheim zouden kennen, zou 't misschien met mij gedaan zijn" „Ach! gé verschrikt mij!" „Dat ik n verschrik, doet mij leed. hoe de loop van ons gesprek hiertoe kon voeren dat weel ik niet. Spreken wij dus hierover niet lan ger, daar zulks niet zeer aangenaam is en haasten we ons tot iets anders over te gaan." „Waarover dan te spreken?" „Over mij, zoo ge wilt." Irene zag verwonderd op. „Over u," antwoord de zij verlegen, „nu, dat wil ik wel." ,,'tls twee lange maanden geleden dat ik u gezien heb. Sinds den aangenamon nacht in de straat Saint-Maur, is uw beeltenis dikwerf voor •mijn geest verschenen, en 'toon ik u zoo bleek en droefgeestig weerzag, brak mij het hart en een snik ontsnapte mijn borst. .Mijnheer." „Ge zijt niet gelukkig, Irene, ge lijdt aan een onbekende kwaal, en ik schrik bij de gedachte dat niemand in uw omgeving zich verontrust over een ongesteldheid, waarvan ik vruchteloos de oorzaak zoek „Maar ik verzeker u „Luister, want we "hebben nog slechts weinige oogenDlikken om samen te zijn, laat mij u een is met den Prov. Veilingsbond om de deelname aan deze keuringen te vergrooten met als gevolg dat de ze is verdubbeld, dat deze keuring in ons gewest als algemeen moet worden beschouwd omdat ieder tuinder er aan kan deelnemen, den nadruk op gelegd dat een nog grootere deelname niet geforceerd kan worden, tenzij men de eisehen voor ziektevrijheid ruimer zou gaan stellen, iets dat onmogelijk in het belang kan zijn van de aardappelcultuur in ons ge west in het algemeen en van de deelnemers in het bijzonder. Er is op die vergadering medegedeeld dat het een dwaasheid is om te bepalen dat een per ceel nog goedgekeurd kan worden, wanneer het 10 procent ziekten bevat, zooals dit bij het keurre- glement K. I. Z. Zeeland is toegelaten, omdat een zoodanig gewas als gedegenereerd is te beschouwen en hiervan voor nabouw niets goeds meer is te maken. Hierop is toen door den spr. gezegd, dat dit in Noord-Holland niet het geval was (wat op zich zelf een beetje vreemd klinkt, omdat het K. I. Z. toch een landelijke organisatie is) maar hij heeft niet medegedeeld hoe de ziektepercentages hier dan wel geregeld waren. Niemand dergenen die zich later als lid opgaven (en dit waren bijna uitsluitend hande laren) heeft hiernaar ook geinformeerd. Zij heb ben zich best kunnen vereenigen met wat de spr. hierop wél wist te zeggen: Al te strenge eisehen zijn niet in het belang van de deelnemers want de handel zal ook voor het aan geringere eisehen vol doende product wel afzetgebied weten te vinden Het moeten toch op dit gebied totaal ondeskundi- gen zijn, die meenen, dat deze opvattingen nu wer kelijk in het belang van onze cultuur kunnen zfjn en op den duur ook onzen goeden naam in het buiten land kunnen ophouden. Wat waarde heeft, nadat men van deze feiten en opvattingen heeft kennis genomen, een verklaring dat men uitgaat van de gedachte: dat de hoogste eisehen moeten gesteld aan de keuring der gewassen.? Wij kunnen volkomen begrijpen, dat de handel deze opvatting toejuicht, voor deze is het voornaam ste belang een zoo groot mogelijk aantal balen poot- goed, dat voorzien kah worden van een certificaat. - Inderdaad zijn strenge eisehen niet geschikt dit te bevorderen. Maar wij kunnen toch onmogelijk aannemen, dat tuinders, die hierover een oogenblik nadenken er evenzoo over zullen denken. Intusschen zouden wij met volmaakte kalmte de ontwikkeling van deze zaak hebben afgewacht, in dien men nu ook aan de handelaren, die zich ge roepen gevoelden deze keuring op te richten, had overgelaten deze te prapageeren en in overleg met de tuinders, die misschien zouden toetreden, uit te voeren. Maar op de vergadering van 3 Mei, bleek dit laat ste een groote moeilijkheid. De belangstelling van tuinderszijde was onbeduidend. Hoe kan dat trou wens ook anders, waar de keuring van het Centraal Comité hier al lang bestaat en overal is doorge voerd, zeer vele leiders onzer tuinbouw- en veilings- vereenigingen daaraan daadwerkelijk deelnemen Men stond voor de noodzakelijkheid onmiddellijk deze zaak aan te vatten. Keurmeesters had men met, wat ook al geen wonder is, omdat men hiertoe bevoegden en vertrouwden maar niet uit den grond stampt. Intusschen, voorloopig zal het K I Z er een paar uitleenen uit Haarlemmermeer. Maar hoe nu wat deelname te krijgen? En toen is er- iets gebeurd, dat ons buitengewoon pijnlijk heeft getroffen. De Prov. Commissie uit de veilingen heeft zich bereid verklaart deze zaak te bevorderen, de betrokken circulaire hebben wij he den kennis van kunnen nemen, de Prov. Commissie heeft zich zelfs geleend om op te treden als admi nistratieve uitvoerder van deze aangelegenheid Men behoeft de geperforeerde strook van de circu laire maar in te vuiler) en op te zenden aan den heer Balk. Het laat ons geenszins koud, in alle eerlijkheid ge zegd, wat hiervan het gevolg zal zijn. Als dit nu wer kelijk succes had en alle of althans de meeste tuin ders zich zouden aanmelden, dan zouden wij ,ons uit menschelijke zwakheid misschien verkneukelen in den mateloozen chaos, die men zich zelve had geschapen, maar we zouden ons toch meer nog be droeven over het negatieve resultaat dat zoo'n al- gemeene keuring voor de betrokken deelnemers, maar erger nog voor de vitale belangen van onzen tuinbouw noodwendig zou moeten opleveren. Daar hebben zich nu onze deskundigen, en hierbij wil ik meer speciaal noemen de Rijkstuinbouwcon- sulenten de heeren Hazeloop en Ritsema zich jaren voor een keuring ingespannen, die voor een zoo goed mogelijken nabouw van het goedgekeurde pro duct waarborgen gaf, niet in de eerste plaats gericht j op den uitvoer, maar voor de deelnemers zelf en de resultaten kan ieder, die zien wil, constateeren. !Daar zijn gevormd overal in óns gewest, keurings diensten, die zich hebben willen stellen ónder de leiding van hen >aor wien geen andere belangen konden gelden, dan het cultuurbelang, dus het al gemeen belang. En men heeft beseft dat de eisehen bijna niet te hoog gesteld kunnen worden. Ieder tuinder is in de gelegenheid deel te nemen. De Prov. Comm. zelve nam ook zitting in onze Re gelingscommissie en tot heden is voldaan aan wat zij van deze vroeg. De Prov. Comm. op haar beurt moest ook overtuigd zijn, dat het hoogste belang wat hierbij op den voorgrond staat, het cultuurbe lang is. En haar vertegenwoordiger heeft zich trou wens ook altijd heel goed kunnen vereenigen met de keuringseischen, die niet alleen voor Noord-Hol land worden klaar gemaakt, maar voor het geheele land gelden, waar zij in samenspreking van de ver tegenwoordigers van den georganiseerden land- en tuinbouw met de bekwaamste deskundgien worden vastgesteld. Wel heeft de Prov. Comm. altijd met leede oogen den uitvoer van goedgekeurd pootgoed aangezien, omdat men dit een middel vond om den verbouw bij onze concurrenten te bevorderen. Maar thans? Niet zoodra roept een groep han delaren medewerking in voor een keuringsdienst, onbekend in ons gewest en overbodig wegens de reeds algemeene deelname, die toch maar op natuur lijke wijze nog kan uitgroeien en niet geforceerd kan worden, of de bordjes worden onmiddellijk ver hangen. Korót, boeren, burgers en buitenlui, neemt nu eens deel aan die voor ons gewest nieuw te bakken (nieuwbakken is zij nog niet eens) keuring. Vraag nu niet welke eisehen die keuring aan het product stelt, wees tevreden met de bloote verklaring dat dit dik in orde is, we zullen U later wel zeggen waar op en hoe gekeurd wordt, want het keurreglement moeten we nog maken. We hebben vorig jaar de keuring van het Centraal Comité aanbevolen, maar voor deze keuring willen wij zelfs zoo ver gaan, dat we onzen secretaris zelfs belasten met de verzameling van aangifteformulie ren enz. Geen uitvoer van pootgoed? Weineen, er moet veel meer worden gekeurd het moet veel gemakkelijker worden gemaakt om een nog veel grootere massa goedgekeurd pootgoed bij onze concurrenten te bren gen. Heeft de Prov. Comm. dit voornemen kenbaar ge maakt aan de regelingscommissie va nhet C. C., waarvan zij zelve deel uitmaakte? Was het althans niet wijs geweest om eens te overwegen dat door die medewerking de Prov. Comm. uit de veilingen zich hierdoor toch in een wel wat eigenaardige positie plaatste tegenover de honderden tuinders, leden van de aangesloten veilingen, die deelnemen aan de keuring van het C. C.? Heeft men zich zelfs nog maar één oogenblik afgevraagd, of de cultuurbelan- gen van ons gewest hierdoor in gevaar konden wor den gebracht? Niets van dat alles is te bemerken geweest. Zonder eenig overleg met degenen, die alleszins bevoegd en onbevooroordeeld, een waardevol advies konden ge ven, is door den voorzitter der Prov. Comm. op de bewuste vergadering van 3 Mei gezegd, dat deze keuring hem aanstond, de waarschuwing van den •heer Hazeloop totaal in den wind geslagen en hedèn 9 Mei ligt de circulaire met aangehechte strook, in te leveren bij den heer Balk, voor ons. Het oordeel over deze handelwijze laat ik verder geheel over aan den lezer. Als Secretaris van de Regelingscommissie voor de keuringen van het Centraal Comité wil ik in het openbaar nog een paar vragen stellen. Hoe denkt de Prov. Comm. zich in de toekomst de positie van haar vertegenwoordiger in de Commis sie van het Centraal Comité? Hoe zit het met de L. G. C.? Deze richt een keuringsdienst op, sluit zich aan bij het C. C: en beveelt nu met warmte de keuring bij het K. I. Z. aan. Eigenlijk toch wel vragen, die de bestaande keu ringsorganisatie thans behoort te stellen. Iedere tuinder individueel is volkomen vrij om te laten keuren bij wie hij wil, maar als organisatie kan men toch moeilijk van twee walletjes eten. En ik stel die vragen in het openbaar, om aan te too nen de onmogelijke positie die een organisatie in neemt, die vandaag tracht te profiteeren van de eene instelling en morgen tegelijkertijd van een ander met tegenstrijdig belang. Dat is eerstens een verlies van goede trouw en tweedens in organisatie ontoelaatbaar. Of bestaat er ten deze bij de betrok kenen nog het misverstand dat hierbij geen tegen strijdige belangen in het spel zijn? Laten we dan tenslotte dit misverstand ophelderen De keuringsorganisatie van het C,C. berust op samenwerking van deskundigen en den georgani seerden land- en tuinbouw, die van het K. I. Z. van handelaren en boeren, die voor dit doel onge organiseerd zijn. Dit is wel een zeer breed prin cipieel verschil. Waar de beste waarborgen liggen voor een goede keuring, laat ik geheel in het midden. Dat zal de praktijk misschien wel aantoonen. U, M. de R. dankend, Zuidscharwoude, 9 Mei 1930. Faillissementen in Nederland Opgegeven dooi- VAN DER GRAAF CO. N. V. (Afd. Handelsinformaties.) Opgegeven ochtend 9 Mei. UITGESPROKEN. 7 Mei Jacob Cornelis Leeuw, Rotterdam, Van Len- nepstraat 44. 7 Mei N.V. Auto-onderneming „IM PERIA" in liquidatie, gevestigd te Rotterdam, Samu el Muilerstraat 8.-7 Mei J. Mostert, aannemer van metselwerken, Rotterdam, Eerste Reserveboezemstr. 21. 7 Mei J. Pompe, winkelier en grossier, Schie dam, Dam 7.-8 Mei Wilhelmus Antonius Siroen, rijwielhandelaar, Gemert-Handel. 8 Mei Jozef Gov nelis Gijsbertus van der Sanden, fabrikant, Mierlo- Hout.— 8 Mei Hubertus van der Sanden, fabrikant Mierlo-Hout. 8 Mei M. P. Beek, timmerman en aannemer, Nieuwenhagen. 8 Mei C. M. van den Beek, fotograaf, Nieuwenhagen, Hoogstraat. 8 Mei Jean Vaessen, landbouwer, Steenhuis bij Voe- rendaal. 8 Mei Joseph Thiery, industrieel agent, Maastricht, Brusselschen weg 119. 8 Mei F. H. Janssen, schoenmagazijn, Terlinden-Gülpen. 8 Mei Simon Adema, slager en koopman, Blauwhuis. (Wijnbritseradeel.) 8 Mei D. van Dellen, bakker, Gerkesklooster. 8 Mei Gerrit Kooistra, venter in vlsch, fruit, enz. Leeuwarden, Gr. Kerkstraat 61. 8 Mei S. Smid, koopman. Drachten, Kerkstraat. 8 Mei L. Bernhard, handelaar onder de firma D. Noorderwerf, zaak drijvende te Amsterdam, Rozen straat 197 of 179, wonende te Amsterdam, Hoofdweg 446 II. en ander zeggen, waarvan het geluk mijns levens ai hangt en misschien ook 'het uwe." „Wat zegt ge?" „Tusschen u en mij, mijn kind, bestaat voort aan een geheim. Ge hebl aan mijne blikken de innige, onuitspreekbare liefde, welke ge mij hebt ingeboezemd, kunnen raden. O, vrees niet, ik be min u als een heilige en den dag wanneer ge uw hand in de mijne zult leggen, zal alle bitterheid uit mijn hart verdwenen zijn en zal ik al de wreede beproevingen die mijn leven gefolterd hebben vergelen zijn. maar tot zoo lang, Irene, wat er dan ook gebeure, wat men ook van mij zeggen moge.^ wat ge mij ook moogt zien doen, vertrouw volkomen en rustig op mijne eer en twijfel nooit aan mijne liefde - spreek wilt ge .Maar ge vraagt mij een verbintenis?" „Meer dan dat, 'tis een bekentenis." .Hemel! „Aarzelt ge?" „Ik 'weet niet... t is alles zoo zonderling, denk toch..." Raymond wilde zich verwijderen, maar Irene weerhield hem „Ach, noen! noen! bad zij met een stem zacht als een ademtocht, „ga niet heen! hoor mij, kom!" „Spreek, spreek!" stamelde Raymond zacht. „Welnu! daar ge f wilt, zal ik doen wat. ge vraagt." „En ge zult mij beminnen... niet waar... ge zult mij beminnen? Ach! spreek, spreek...' Irene antwoordde niet, maar zonder zich reken schap te geven van 't geen zij deed, en om zoo te spreken gehoorzamende aan een gevoel, dat zij niet langer weerstaan kon, liet zij haar hand in die van Raymond vallen. „Ach Irene, Irene," fluisterde hij. „Wees ge zegend voor al het geluk dat ge mij geeft En haastig de groep der jonge dames groeten de, begaf hij zich ijlings onder do groote veranda aan het. strand. Het was tien uren. De meeste wandelaars wa ren weg; er was geen levendigheid meer dan in eafé's cn in de speelzalen, wier verlichting de duisternis met haar machtige gasvlammen door straalde. Raymond leunde op de balustrade en, zijn blik. gericht op de donkere golven waarvan de wind hem het verwijderd gebrul overbracht, gaf hij zich aan zijn gedachten over. Ziin hart was overvol. Hij was zoo gelukkig als een mensch wezen kan. Nooit had hij zulk een volkomen geluk ge smaakt en alles wat hij geleden had en het ge heimzinnig, tot nu toe zoo vurig verlangd doel. dat alles wa»; verdwenen. Hij beminde hij werd bemind. Voor hem bestond niets anders meer in de wereld: zijn smachtende lippen doopten zich diep in dien vollen beker welke de liefde hem schonk- Ongelukkig was zulks niet lang van duur. Na eenige minuten werd hij als gewekt door het af grijselijk spook der werkelijkheid. Toen richtte hij zieh met geweld op, drukte zijn beide forsche handen tegen de borst en onttrok zieh aan die opgei ogen e aanschouwing, welke hem een vluch tig.: vergetelheid bezorgd had. Hij keerde in de zalen terug, begaf zich naar de speelzaal en hield plotseling stand bij de eer ste tafel, waaraan hij kwam. De aanwezigen waren talrijk aan deze tafel, waaraan dokter Benoit en Hector Beaulieu te genover elkander zaten. Het, spel was nog niet geheel vol aan de zijde van dezen laatste. Er ontbrak nog duizend frank en de wedders schenen niet veel lust, te hebben, om de kans te wagen. Raymofid kwam dus bij tijds; hij nam een bankbiljet uit zijn portefeuille en wierp liet op de tafel. ..Dank zij de hand die mij hiermede te hulp komt," zei Hector als altoos goed geluimd. En terstond gaf hij zijn medespeler kaarten, en de partij begon. IV. Allerlei praatjes. Des mensehen geest is somwijlen onverklaar baar grillig. In gewone tijden zou Raymond zich bepaald hebben met zijn goud op het groene tapijt te werpefi, zonder zich te bekommeren, wat er van worden mocht. Maar dien avond prikkelde hem een levendige nieuwsgierigheid, en ofschoon onverschillig om trent het lot dat aan zijn bankbiljet beschoren was. sloeg hij de partij gade, als had hij er een levendig en ernstig belang bij. Hij had niet kunnen zeggen waarom "hij zulks' j deed. Misschien was het eenvoudig dokter Benoit die zijn opmerkzaamheid trok, want sinds hij hem erkend had, kon zijn blik zich niet meer van hem afwenden. Zonderlinge was het. Reeds bij het begin van het spel rees een schier bespottelijke achterdocht in zijn geest op. Hoe dwaas en bespottelijk ook, kon hij die niet van zieh verwijderen en hechtte hij er zieh aan met een soort van welbehagen. Zijn blik scheen overigens in een seconde tijds oen schier fantastische scherpte verkregen te heb ben: 'twas iets als die bovenpatuurlijke macht, waarmede Hoffmann en Edgar Poö eenige hun ner onwaarschijnlijke helden begiftigd hebben. Aan Raymond ging dus niets verloren van 't geen er omging, hij sloeg de minste gebaren van den dokter gade, onderschepte zijn minst beteeke- nende gebaren, en vertolkte hij als in een open boek, al de bewegingen zijner lippen, hoe snel ajij waren of hoe natuurlijk hij ze wilde doen voorkomen. Aanvankelijk vermaakte hij zich met die op merkingen, welke physiologiseh iets zeer belang rijks hadden, maar langzamerhand verschrikten hem de manoeuvres; welke zij met zooveel juist- WMifc Winkelier: „Dit scheermes niet Boed, zegt u. Maar meneer, meer dan millioen mensehen gebruiken dit mes." Klant: „Neemt u het dan terug, en geeft u me een dat niet zooveel gebruikt is." (Passing Show.) beid openbaarden, en hij wist niet of het mogelijk was dat de- man die zich daaraan schuldig maak te, dokter Benoit was, dezelfde man aan wiens 'handen de gezondheid en het leven van Irene wa ren toevertrouwd. Ook toen de partij ten einde was, en hij den dokter liet goud en de bankbil jetten zag opnemen, welke hij gewonnen had. drukte zijn hand gebiedend op den schouder van Hector die, 'een kreet slakend, omzag. „Raymond!" zeide hij opstaande, „wat, zijt gij 't mijn vriend! Waarachtig, welk een .gelul;, 't is rnij liever dan een partij ecarté." Dit zeggende nad hij Raymond's arm genomen, on beide jongemannen gingen een sigaar onder de veranda rooken. „Maar, wat drommel!" hernam Hector terstond, „wat is er toch van u geworden? Ik heb overal naar u gezocht. Buitendien inoet ik u beknorren. Ik zou er plezier in gehad hebben Spavento aan uw degen geregen te zien. Maar ge gaat hoen zonder mij te waarschuwen en mij mee te nemen 'naar Straatsburg. Dat doet geen vriend. O, zoo ik ooit de huid van een Ricordi moet doorboren, zal ik u er bij tegenwoordig doen zijn." Raymond glimlachte bij deze woorden. Dank," antwoordde hij, „ik reken er op. On- (iertusschen ben ik het die het recht zou hebben n verwijten te doen." „Gij? nu, dat vind ik goed, en waarom?" „Heb ik u niet aan oen speeltafel gevonden? Hadt ge niet beloofd alle speelhuizen te ont vluchten „.ia, dat is waar?" „Ge 'bekent het." „Ja, maar er zijn verzachtende omstandighe den en ik hoop dat de rechter 'toegevend zal zijn „Maar...." „Maar, waarde vriend, om over de zaken goed te oordeelen, moet men in dezelfde omstandig heden zijn. Ik "ben in de handen van Medina, hij kan doen met mij wat hij wil, dat wil zeggen m$j ;op stroo brengen en tot zelfmoord voeren. Dat zou mijn laatste hulpmiddel zijn; ik heb er aan gedacht, maar ik verdreef gaarne dat voor uitzicht. dat in allen geval niet zeer aantrekkelijk is." „Sinds gisteren is de wind gekeerd." „Wat is er gebeurd?" „O! iets dat te voorzien was. Medina heeft zijn neus in mijn rekening gestoken, en mijn rekening staat tamelijk goed.... honderd duizend francs." „Zooveel?" i „O gê weet, ik rekende niet na, maar toeken de eenvoudig; mijn naam is niet lang, en ik zon hem zooveel Boaulieus hebben gegeven als hij wilde ,rnaar hij liet het er niet bij; waarom weet ik niet. Vanmorgen nu verzocht hij mij aan zijn kantoor te komen; en toen ik bij hem was stelde hij mij een aanvullende som van vijfdui zend frank ter hand, verklarende het daarbij voorshands te zullen laten, toen had ik een idee, namelijk dat er slechts éen middel was om het verlies te vergoeden, en ik speelde."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 6