De rustige plaats fiuitenlajidsch Overzicht BEURSOVERZICHT 7) De avond verliep zwijgend. Ieder had zijn eigen gedachten en zei slechts zoo nu en dan een woord. Na het avondeten kwam ook de oude Marie met haar breikous en ging in den hoek van de canapé zitten. De deur van de meidenkamer stopd half open, men hoorde de meisjes met elkaar fluis teren. Zij wilden vanavond allen bij elkaar zijn, dicht bij elkaar voor het vreeselijke en verschrik kelijke, dat in de verte dreigde. Tante Dina legde af en toe haar breiwerk neer, vouwde haar han den en bewoog haar lippen; zij bad. Paul werd vanavond niet naar bed gestuurd; hij legde zijn hoofd in de schoot van zijn moeder en viel in slaap. En toen het eindelijk bedtijd was moest Marie hem in zijn kamer brengen en in bed leg gen. I Paul sliep onrustig en had een akeligen droom. Hij zag het. dorp en de bergen in een rooderi schrijn, alsof hij alles door een donkerrood glas bekeek. Middenin de dorpsstraat op een stoel zat zijn moeder in een wit kleed; haar handen lagen gevouwen in haar schoot, haar gezicht- was bleek, haar oogen waren gesloten. Door ,1e dorpsstraat liep een man, een verschrikkelijke man. Paul kende hem, het was de werkman, die oen paar dagen geleden langs het tuinhek' gekomen was. Hij had een groot, vuil gezicht en dikke lippen, die niet heelemaal gesloten waren, Waardoor men het bloedroodc tandvleesch kon zien. „Hij wil haar kwaad doen," wou Paul in zijn groote angst roepen, maar hij kon niet. Reeds stond de man vlak voor de witte vrouw en greep met zijn groote, roode hand in het mooie heilige gelaat. Een nameloos groote smart ondervond Paul, het kwam hem voor, alsof zijn hart zou breken, zooals wij. het soms in onzen droom kun nen voelen. Kreunend keerde Paul zich in zijn bed om, zijn hart klopte en zijn kussen was vochtig van tranen. De directeur kwam om afscheid van zijn fami lie te nemen, want hij moest naar het jleger. Hij zag er fier uit in zijn grijze uniform en was vroolijk en wat opgewonden. Hij sloeg zijn arm om zijn vrouw heen en sprak over de groote Duitschc geestdrift en over de groote eenheid. „Het is goed, dat het zoo gegaan is, want eens moesten wij er toch door en wij zullen er door komen, ha! ha!" Paul zag naar zijn vader op: nu bewonderde hij hem. Toen echter in den namiddag de koffie in de serre gebruikt werd, was het niet zoo gezellig. Vader, meende Paul, begon weer zoo te spreken alsof hij iemand plaagde, al legde hij zijn hand op die van zijn moeder, die op de armleuning van haar stoel lag. Paul keek naar de kleine, bleeke hand, hoe zij bewegingloos lag onder' de groote bruine van zijn vader. „Je zaiken," begon de directeur, „zijn in ieder geval geregeld. Ik geloof niet, dat ik ook maar iets oven het hoofd heb gezien. Spaarzaamheid is in dezen tijd na tuurlijk ten zeerste aanbevolen, o»k wegens het goede voorbeeld. Dat is juist' het mooie van een .grooten tijd, dat er krachten in ons gewekt worden die misschien reeds onbewust in ons slui merden. Plotseling knnnen wij datgene, w;lt ons altijd onmogelijk had geleken. Als wij misschien geneigd waren, het leven van een lichte zijde op te vatten, al het ongemakkelijke van ons weg te schuiven en hetgeen er te doen was, niet wil den zien, nu ontwaakt er een ernst in ons, die wij niet gedacht hadden te bezitten. Wie was met die „wij" bedoeld, dacht Paul en hij keek zijn moeder aan. Deze had haar hoofd achterover gebogen en keek naar de wolken. Maar de kleine, bleeke hand onder de groote, bruine werd onrustig, zij trok haar hand. zachtjes terug, dee dalsof zij wat aan de lokjes op' haar voorhoofd te schikken had en legde haar band niet meer onder de zijne. „Nu," ging de directeur voort, ,,ik geloof dat ik met een gerust hart kan weggaan om mijn plicht te doen, want ook in mijn huis zal de ernst der tijden binnensluipen, ook hier zal ieder op zijn post staan om zijn plicht te vervullen." „Hoe mooi en waar," zeide tante Dina. Een groote, grijze wolk had tot nu toe de zon verduisterd, nu scheurde zij plotseling vaneen en groote, gouden stralen verlichtten de hemel. weigeren met mij te klinken?" „Waarom „O, eens is niet altijd," hernam de Normandiör, „ien ge zult mij geen affront willen doen. >Ik ben pachter, of liever feevokker en de zaken gaan niet slecht. Geen acht dagen geleden verkocht ik een koppel flinke paarden aan een groot heer, die er bijna evenveel verstand van heeft als een Normandisehe paardenkooper, en hij dong niets op den prijs af- Juist drie duizend francs en geen centbne minder." „En hebt ge dat geld ontvangen?" Be Normandiër knipoorgde. „Zoowaar ik iServaes heet!" riep hij uit; „ge zijl scherpzinnig, "*t is waar- Drie duizend franks. De vrouw zal 't niet ongaarne bij haar spaarpen ningen voegen. Op uw gezondheid!" „Op de uwe, mijnheer Servaes," zei Lefiot. Zij klonken en dronken. Servaes had zich weder op zijn plaats gezet'en verslond de gerechten met een waren sachters- appeteit. Terwijl Lefiot met. zijn maal eindigde, hield hij hem in 't oog, en "had er een zeker vermaak in te zien hoe snel hij de spijzen deed verdwijnen, die de knecht hem achtereenvolgens bracht, met denzelfden glimlach verzwelgde hij den wijn en den appeldrank, zelfs den brandewijn, tot welken hij telkens zijn toevlucht nam, om, zooals hij het „Kijk eens, hoe mooi!" zeide mevrouw Irene en wees in de hoogte naar de zon. De directeur schudde licht met zijn hoofd: „Die vrouwen zijn benijdenswaardig," zei hij. „Er kan niets zoo ernstig zijn of zij kunnen met een zekere gemak kelijkheid over heel andere dingen gaan spreken. Mevrouw Irene trok haar wenkbrauwen omhoog en zei een beetje boos: „Er kan mij niets zoo i ernstig en vreeselijk schijnen, dat ik geen oog i meer voor het schoone heb." „Nu, laten we daarover zwijgen," zei de direc- tour, terwijl hij zijn schouders ophaalde, j 's Avonds reisde de directeur met zijn vrouw naar de stad terug. Hij kuste Paul. „Blijf gezond, i jongen," zeide hij, „wordt sterk, leer braaf! Je moet. flink en krachtig worden, want je bent een i Buitscher en dat is nu een gevaarlijke post." Zijn I stem beefde bij deze woorden en zijn oogen' wer- i den vochtig. Hierdoor werd Paul verdrietig en begon te huilen, en 'hij verheugde zich, dat hij 1 lie tdeed, want hij was "bang geweest niet te kunnen huilen en hij wist, dat het van hem ver- j wacht werd. Nu braken er stille nazomerdagen aan, waarin het leven onbewogen voortgleed onder het pie- 1 pen der veldkorrels en het wetten der zeisen- in de weiden. Het verwonderde Paul, dat er sedert den oorlog niets veranderd was. Evenals anders werden de koeien naar de weide gedreven en liepen de zomergasten met hun lichte klde- deren en streohoeden op, 'door de dennenlaan. Boor het geopende venster van de villa klonk j het luide zingen van mevrouw Irene of zij zat met de vrouw van majoor Welker in het vlier- t priëel, zij aten uit een zak kersen en lachten zoo I vroolijk, alsof er geen oorlog was. Ja, het, kwam Paul zoo nu en dan voor, alsof de oorlog vergeten was, maar van tijd tot tijd kwamen er berichten van overwinningen. Vlaggen wapperden dan van de huizen en kinderen onder aanvoering van Lou- lcai en Anna trokken door de dorpsstraat, met hooge ,heesche stemmen 'de „Wacht am Rhein" en „Deutsc-hland, Deutschland iiber alles" zin gende. Als Paul hen zag aankomen, had hij slechts één vurige wensch, n.l. mee te mogen gaan. Toen het hem toegestaan werd en hij zich bij den optocht aansloot, verklaarde I.oulou dat Paul niet inarchceren en zingen kon, hij stoor de maar, „blijf hij je kindermeid/wurm," eindig de hij 'te zeggen. Eenige kinderen lachten. Paul liep uit den optocht, bleef aan den kant van den weg staan en liet de anderen voorbij gaan. Hij was erg bleek geworden, maar schreide niet. Toen de stoet voorbij was, keerde hij zich om en ging weer naar zijn tuin. Hij ging fïitnk recht op fctaan, zwaaide zijn armen heen en weer; hij deed' alsof het hem niets kon schelen, hij voelde het echter wel. dit was zijn eerste groote ver driet. 's Avonds in bed huilde hij; hij kon niet slapen, bevend van toorn en opwinding staarde hij met wijdopen oogen in de duisternis en dacht over het groote, dat hij zou doen dn waarmede hij de bewondering van I.oulou en Anna zon af dwingen. Sinds dien dag nam Paul zich voor niet over den oorlog te denken. Maar de oorlog liet hom niet los. 's Avonds bij de lamp las tante Dina de krant voor. zij las langzaam en met nadruk. Paul zat op de canapé tegen zijn moeder geleund. Hij was moe van den langen dag; hij kneep zijn oogleden dicht en zag, hoe er dan gouden dra den van het lamplicht uitgingen en de lange oorlogsberichten klonken vervelend, brandende steden, kanongebulder, loopgraven en altijd ge sneuvelden, steeds weer dooden, in een einde- looze reeks trokken ze aan hem voorbij. Tanfle Dina las de getallen met een treurige kalmte. Soms vroeg Paul „Moeder overwinnen wij En mevrouw Irene antwoordde; „Ja, kind, wij over winnen". En terwijl Paul luisterde begon hij duidelijk een beeld te zien, altijd hetzelfde; lan ge rijen gele soldaten, geel en diep zwart zooals het grint, bij het dorp in de groote kuil, ep er liep bloed naar beneden, langs de wanden, hel rood bloed. Baai voor lagen dooden, die door de zon beschenen werden, zoo ver men zien kon, dooden. Paul had nog nooit doode menschen ge zien, en toch, hoe duidelijk zag hij ze daar liggen; de kleine stijve soldaten met hun roode broeeken, bleeke gezichten en heldere oogen, die niets zien konden, oogen zooals Paul ze in de keuken gezien had van de hazen, die vader van de jaehi mee naar huis had gebracht. (Wordt vervolgd). noemde, een gat te maken. Eindelijk zag Lefiot op zijn horloge en stond haastig op. Dat ziende, maakte Servaes een beweging. „iWat!" zeide hij op verwijtenden toon, „wilt. ge me zoo verlaten ,,Eeker," antwoordde Lefiot, ,,ik zie dat ik mijn tijd verzuimd heb. Maar slaapt ge hier." „Men is hier goed?" „Dan zal ik u wederzien." Óp zijn beurt was Servaes opgestaan, beraden naderde hij de deur welke hij met den sleutel sloot, daarop keerde hij terug en ging voor Lefiot staan, dip geheel verstomd was. „Luister," sprak hij nu op krachtigcn toon, een scherp katalaansch mes in de hand houdend, „zoo ge een woord spreekt, een kreet slaakt, zijt ge een kind des doods!" „Gerome!" riep Lefiot, twee schreden achteruit tredend- „Ha, ge herkent me! Nu, dat vind ik lief van je. 'tIs trouwens iets te laat; ge begrijpt nu, niet waar, dat we je spel kennen, en wij je niet lan ger in onze kaarten willen laten kijken, ik moet je dus uit den weg ruimen." „Help!- Gerome drukte hem krachtig de hand op de lippen. ,Mondje dicht," mompelde hij, het mes in zijn gordel schuivende, „zoo ge stil zijt zal je geen In de internationale politieke wereld beleven wij een merkwaardigen tijd. Eensdeels een buiten gewoon optimisme, een met den moed der wan hoop vastklemmen aan idealen, die, wanneer z'ij door miet-politici geuit worden, utopieën wor den genoemd, die niet voor realisatie vatbaar zijn, anderdeels een fel opjagen van nationalisti sche sentimenten, een kweeken van oorlogszuch tige stemmingen en haat tegen nabuurvolken, gelijk dit dezer dagen op de meest onverantwoor delijke wijze in Italië geschiedt. In een onzer vorige overzichten hebben wij uiteen gezet hoe een mislukking van de Fransch-Italiaansche voortgezette vloot-onderhandelingen alles wat te Londen op de groote conferentie bereikt is, te niet zou kunnen doen. Nu kunnen optimisten wel beweren, dat Mussolini in zijn praetische po litiek een geheel anderen toon aanslaat dan in zijn demagogische redevoeringen, niemand kan ontkennen, dat deze toespraken kwaad bloed zet ten, dat de algemeene opinie in Frankrijk en Italië er allesbehalve verzoeningsgezinder door wordt. Zelfs een van heiligheid blinkend memo randum van Briand over een te stichten Pan- Europa doet in dit verband niet veel meer dan onderlinge tegenstellingen verscherpen. Nog Maandag hield te Rome minister Giurati een Mussoliaansche rede, waarin de geallieerden ge kwalificeerd werden als „wolven in schaapsklee- ren", die te Genève een geweldigen buit verteren en eon vredesverdrag bestendigen dat vol onrecht vaardigheden en absurditeiten zit. Verder schijnt Italië o.a. begeerige blikken te slaan op bijv. Malta dat als een irredenta beschouwd wordt, een feit, waaraan door Engelsche autoriteiten mede de onlangs daar plaats gevonden hebbende onlus ten geweten wordt, hetgeen de verhouding tus- schen Engeland en Italië er niet beter op maakt. Naast deze antipathieën moet Italië natuurlijk sympathie hebben, en dit zijn voorloopig in de eerste plaats de centrale landen, de in den oorlog overwonnenen. De verhouding met Oostenrijk is zeer veel verbeterd sedert korten tijd, men denke slechts aan de reizen van Sehober naar Italië. Wat Duitschland betreft, of dit nu zoo te vin den zal zijn voor nauwer contact met de Itali anen blijft voorloopig de vraag. De Duitsch-Na- tionalen zijn er in ieder geval zeer sterk voor, de andere meer linksche partijen zullen er waar schijnlijk wel van doordrongen zijn, dat Duitsch land een gunstig gestemd crediteurenblok voor loopig nog absoluut niet missen kan. Deze oppervlakkige bespreking geeft reeds een indruk van "de buitengewone gecompliceerdheid der verhoudingen en van de groote gevaren, die er nog bestaan en die waarlijk niet alleen van Italiaanschen kant komen. Er zijn nog tallooze wolken aan den hemel meer, als daar zijn: Britsch Indië, China, stijgende werkloosheid in Engeland en elders (zelfs in Amerika) dreigende scheuring in de Labourparty en groei van protectionisme, in Engeland zoomei als Duitschland enz. enz. Waarlij kgeen tijd om met een gerust hart de toekomst tegemoet te zien. lang aanhouden van oude stroppen buitengewoon onpleizierig is. De public utilities zijn voor een groot deel juist in 1 een overgangsstadium. Hier was de mogelijkheid van interne besparingen door verbinding van afzon derlijke installaties nog aanzienlijk en het heeft er veel van weg, dat men zich den tijd ten nutte maakt door de voorbereiding va nverdere groote fusies, die t. z. t. wel voor de noodige gangmaking in deze af- deellng zullen zorgen. Ook automobielwaarden lig gen betrekkelijk vast in de markt. Deze branche heeft het voordeel dat haar product niet minder dan een levensbehoefte geworden is, vooral voor de Amerikanen. Mochten de Yankees dus onder den indruk van de crash hun vernieuwingen tijdelijk wat j opschorten, zoo kan dat slechts een accumulatie van nieuwe aankoopen medebrengen, zoodra men weer een veer van den mond kan blazen, daar het genoe- gen van een automobiel, behept met ouderdoms- verschijnselen zeer problmatisch is. Ford publiceert dan ook voortreffelijke afzet en winstcijfers, en de Canadian Ford, die ook het verre Oosten bedient, is zoo juist op een dividendbasos ge plaatst, nadat in 1929 door de Neuorientierung nog een geweldig verlies was geleden. De omzetten te New York zijn dan ook zeer sterk afgenomen. En, wat misschien het zonderlingste is' de obllgatiemarkt profiteerde niet in overeenstem ming met den afkeer tegen aadeelen. Toch moet 't in die richting gaan. Wel te verstaan: voor de van oudsbeproefde eerste klas beleggingen, en niet voor oude of nieuwe oorlogsleeningen, gelijk de propositie die thans in den vorm der Young-obligaties wordt gedaan. Naar luid der laatste geruchten zal de koers van uitgifte, ook in Europa, veel lager liggen dan de eerste uitlatingen zouden doen vermoeden. Deze le Youngleening is immers de voorhoede van 'n enorm leger van soortgelijke emissies, en Indien men er niet in slagen kan deze eersteling tot een doorslaand succes te maken, kan men de rest wel in portefeuille houden. In standaardaandeelen als Philipsgloeilampen Kon. Petroleum en Margarine Unie zijn de omzetten I nihil. Aandeelen Philips toonen een gestadig terug- loopende tendentie. De tegenvallende radio-export- cijfers doofden de laatste schaarsche hausse-senti menten, en de controversen in den Nederlandschen aether zijn ook niet erg geschikt om de populariteit van de radiobranche voor het oogenblik te verhoo- i gen. Daar het grootste deel van de stormachtige rij- I zing der laatste jaren toch berustte op den opbloei I der fabricatie van radio-apparaten, is het publiek voor het oogenblik geneigd den verderen concreten I gang van zaken af te wachten. Het feit, dat Philips gloeilmapen en Kon. Petroleum voor gelijken prijs I werden verhandeld, is sinds jaren niet voorgekomen, j en wel geschikt om de grillen van het rad van for tuin te ondersterepen. Aandeelen Royal Dutch .toonen zich merkwaardig on bewogen maar de handel in dit millioenenfonds was dan ook minder dan niets, in afwachting van het jaarverslag, dat binnen eenige weken wellicht nieuw leven zal inblazen. Levenswijsheid Wil men zich in den feilen economischen strijd handhaven, dan zal er niet zoo roekeloos met den rijkdom aan gaven en energie, die er in het volk sluimeren mogen worden omgesprongen, als dat tot j nu toe het geval was. i Even waar als de zaak waarvoor ge strijdt is, even j zeker is ook de overwinning. HET LEVEN. Hij alleen, die er diep van doordrongen is, dat hij I geen heer van zijn leven is, durft het zich ontnemen. De dwaas bewierookt zijnen moed. De wijze noemt hem een oproermaker in 't rijk Gods en een lafaard tevens, die sterft, omdat hij geen moed heeft om te blijven leven. Alleen hij, die het leven misbruikt, kan het verwenschen, daar hij de oorzaak van het meeste lijden, hetgeen hem treft niet in, maar bui ten zich zoekt. Die het rechte zoekt te gebruiken, dankt er God voor ook onder het bangste lijden, omdat ge gelooft en ondervindt dat liefde den last oplegt, onder het dragen helpt, vertroost verblijdt en den inwendigen mensch meer en meer versterkt en leven doet, naarmate de uitwendige afneemt en het oog der kusten ziet van den heiligen grond, waar j de schoonste vruchten zullen geoogst worden uit het zaad, dat hier met tranen gezaaid is. Het is practisch ondoenlijk om over zoo belangrijke beursdagen als die der afgeloopen week, een berede neerd overzicht samen te stellen. Het hopeloozè is, dat iedereen doordrongen is van het feit, dat het oeconomisch leven der beschaafde wereld in een impasse geraakt, maar het psychologisch effect daar van wordt verergerd door de overtuiging, dat herstel een zaak van langen adem zal zijn. Het ergste is waarschijnlijk Amerika er aan toe. Op den grondslag van eeuwigdurenden voorspoed had zich daar een mentaliteit ontwikkeld die uitging van het principe dat tijdelijke overdrijvingen binnen kort door de scherpe stijgende conjunctuurcurve weer moesten worden goedgemaakt. Men gaf wel toe, dat hier en daar „boombubbles" waren te bespeuren, maar de hypothese van „growing into the mistakes" gaf toch een geruststelling aan het heirleger van speculanten dat meende met het noodige geduld zelfs de meest onwaarschijnlijke haussetransacties wel tot een goed einde te kunnen brengen. Deze hypothese is grondig vernietigd. Voor groote categorieën van fondsen moet de speculatie de verliezen nu wel als defini tief aanvaarden. Daarbij komt, dat tal van dividend- uitkeeringen worden ingekrompen, hetgeen voor het leed geschieden, en zal ik je tot morgen laten ademen; maar vermits de zeelucht ongezond is voor vogels van uw slag, zult ge mij het, plezier doen ii aan aller blikken te onttrekken eh de'il nacht in den kelder door te brengen." lefiot wilde zieh verdedigen, maar Gerome was sterker dan hij, en besefte welke geweldda digheid hij uitoefende. Reeds had hij een sterk tou;!w uit zijn zak gehaald en de handen van zijn vijand samengeboneden. „Ziedaar," zeide hij, na dat verricht te hebben, „en nu in het gat!" Hij nam hem in zijn armen als ware 't een kind geweest, en ging naar het luik met den ongeluk- kigen agent, die spartelde en vruchteloos poogde zich los te maken. Te schreeuwen ware gevaarlijk geweest. De deur der kamer was gesloten, en de bewoners der kroeg moesten sinds lang gewoon aan dergelijke tooneelen zijn, een woord, een beweging, e.n 't ware met, hem gedaan geweest, hij begreep dat het beter was niets te zeggen, maar zijne kans af te wachten. Zulks overdacht hij in eene seconde- Gerome had het valluik reeds opgelicht dat den kelder sloot, en met ontstelden blik kon de rampzalige de gapende, donkere diepte peilen. Bij dien aanblik ontstond een laatste beweging van verzet bij hem en hij beproefde zich op te Kort en bondig VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD. Vele menschen worden plotseling blind, als de ge legenheid hen in het gezicht staart. Tracht geen'plannen te hebben waarvan de mis lukking u te zeer zou hinderen. De helft van het verdriet in de wereld is een gevolg van de misluk king van plannen, die nooit redelijk en vaag onmo gelijk waren. De grootste fout, die ge maken kunt, is voortdu rend bevreesd te zijn, dat ge er een zult maken. Iedereen kan zeggen „ik zal het doen, maar te be ginnen en door te zetten tot het einde, onderscheidt den man van de groote menigte. richten. Maar Gerome zette hem den voet, op de horst. v I „(Wat is dat!" zei hij spottend, „wil men on deugend worden. Een slechte nacht is toch spoe- dig voorbij, en morgen komt ge er uit, gezond als een hoen Dit zeggende stiet hij hem met geweld en de arme drommel rolde langs de ladder dio tot irap diende, naar beneden. Zonder zich eenigszinis j over de gevolgen van den vreeselijken val te ver- ontrusten, schoof Gerome een zwaar meubelstuk i op het valluik dat hij gesloten had en opende de deur die in de gelagkamer uitkwam- Dit ge- j daan hebbende riep hij den knecht en stopte hem een paar goudstukken in de hand. j „Van deze twee goudstukken is een voor jou, en hei andere, voor je meester. Maar op eene voor waarde." „Welke?" vroeg de knecht verstomd. „Deze kamer tot morgen gesloten te houden en er niemand in te laten." 1 ,jMaar „Mors611 kom ik vroeg terug, en als ge mijn bevei goed uitgevoerd hebt, zijn er twee goud stukken voor jou en je meester." Dit zeggende nam Gerome zijn stok, wond den leeren riem om zijn arm en verliet de herberg. Een oogenblik later had hij de door Mousseline bewoonde woning bereikt. .'rougsj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 8