De rustige plaats
fiuitenlajidsch Overzicht
BEURSOVERZICHT
7)
De avond verliep zwijgend. Ieder had zijn eigen
gedachten en zei slechts zoo nu en dan een woord.
Na het avondeten kwam ook de oude Marie met
haar breikous en ging in den hoek van de canapé
zitten. De deur van de meidenkamer stopd half
open, men hoorde de meisjes met elkaar fluis
teren. Zij wilden vanavond allen bij elkaar zijn,
dicht bij elkaar voor het vreeselijke en verschrik
kelijke, dat in de verte dreigde. Tante Dina legde
af en toe haar breiwerk neer, vouwde haar han
den en bewoog haar lippen; zij bad. Paul werd
vanavond niet naar bed gestuurd; hij legde zijn
hoofd in de schoot van zijn moeder en viel in
slaap. En toen het eindelijk bedtijd was moest
Marie hem in zijn kamer brengen en in bed leg
gen. I
Paul sliep onrustig en had een akeligen droom.
Hij zag het. dorp en de bergen in een rooderi
schrijn, alsof hij alles door een donkerrood glas
bekeek. Middenin de dorpsstraat op een stoel
zat zijn moeder in een wit kleed; haar handen
lagen gevouwen in haar schoot, haar gezicht-
was bleek, haar oogen waren gesloten. Door ,1e
dorpsstraat liep een man, een verschrikkelijke
man. Paul kende hem, het was de werkman,
die oen paar dagen geleden langs het tuinhek'
gekomen was. Hij had een groot, vuil gezicht en
dikke lippen, die niet heelemaal gesloten waren,
Waardoor men het bloedroodc tandvleesch kon
zien. „Hij wil haar kwaad doen," wou Paul in
zijn groote angst roepen, maar hij kon niet. Reeds
stond de man vlak voor de witte vrouw en greep
met zijn groote, roode hand in het mooie heilige
gelaat. Een nameloos groote smart ondervond
Paul, het kwam hem voor, alsof zijn hart zou
breken, zooals wij. het soms in onzen droom kun
nen voelen. Kreunend keerde Paul zich in zijn
bed om, zijn hart klopte en zijn kussen was
vochtig van tranen.
De directeur kwam om afscheid van zijn fami
lie te nemen, want hij moest naar het jleger.
Hij zag er fier uit in zijn grijze uniform en was
vroolijk en wat opgewonden. Hij sloeg zijn arm
om zijn vrouw heen en sprak over de groote
Duitschc geestdrift en over de groote eenheid.
„Het is goed, dat het zoo gegaan is, want eens
moesten wij er toch door en wij zullen er door
komen, ha! ha!" Paul zag naar zijn vader op:
nu bewonderde hij hem.
Toen echter in den namiddag de koffie in de
serre gebruikt werd, was het niet zoo gezellig.
Vader, meende Paul, begon weer zoo te spreken
alsof hij iemand plaagde, al legde hij zijn hand
op die van zijn moeder, die op de armleuning
van haar stoel lag. Paul keek naar de kleine,
bleeke hand, hoe zij bewegingloos lag onder' de
groote bruine van zijn vader. „Je zaiken," begon
de directeur, „zijn in ieder geval geregeld. Ik
geloof niet, dat ik ook maar iets oven het hoofd
heb gezien. Spaarzaamheid is in dezen tijd na
tuurlijk ten zeerste aanbevolen, o»k wegens het
goede voorbeeld. Dat is juist' het mooie van een
.grooten tijd, dat er krachten in ons gewekt
worden die misschien reeds onbewust in ons slui
merden. Plotseling knnnen wij datgene, w;lt ons
altijd onmogelijk had geleken. Als wij misschien
geneigd waren, het leven van een lichte zijde
op te vatten, al het ongemakkelijke van ons weg
te schuiven en hetgeen er te doen was, niet wil
den zien, nu ontwaakt er een ernst in ons, die
wij niet gedacht hadden te bezitten.
Wie was met die „wij" bedoeld, dacht Paul
en hij keek zijn moeder aan. Deze had haar hoofd
achterover gebogen en keek naar de wolken. Maar
de kleine, bleeke hand onder de groote, bruine
werd onrustig, zij trok haar hand. zachtjes terug,
dee dalsof zij wat aan de lokjes op' haar voorhoofd
te schikken had en legde haar band niet meer
onder de zijne.
„Nu," ging de directeur voort, ,,ik geloof dat
ik met een gerust hart kan weggaan om mijn
plicht te doen, want ook in mijn huis zal de
ernst der tijden binnensluipen, ook hier zal ieder
op zijn post staan om zijn plicht te vervullen."
„Hoe mooi en waar," zeide tante Dina.
Een groote, grijze wolk had tot nu toe de zon
verduisterd, nu scheurde zij plotseling vaneen en
groote, gouden stralen verlichtten de hemel.
weigeren met mij te klinken?"
„Waarom
„O, eens is niet altijd," hernam de Normandiör,
„ien ge zult mij geen affront willen doen. >Ik
ben pachter, of liever feevokker en de zaken gaan
niet slecht. Geen acht dagen geleden verkocht
ik een koppel flinke paarden aan een groot heer,
die er bijna evenveel verstand van heeft als een
Normandisehe paardenkooper, en hij dong niets
op den prijs af- Juist drie duizend francs en geen
centbne minder."
„En hebt ge dat geld ontvangen?"
Be Normandiër knipoorgde.
„Zoowaar ik iServaes heet!" riep hij uit; „ge
zijl scherpzinnig, "*t is waar- Drie duizend franks.
De vrouw zal 't niet ongaarne bij haar spaarpen
ningen voegen. Op uw gezondheid!"
„Op de uwe, mijnheer Servaes," zei Lefiot.
Zij klonken en dronken.
Servaes had zich weder op zijn plaats gezet'en
verslond de gerechten met een waren sachters-
appeteit.
Terwijl Lefiot met. zijn maal eindigde, hield
hij hem in 't oog, en "had er een zeker vermaak in
te zien hoe snel hij de spijzen deed verdwijnen,
die de knecht hem achtereenvolgens bracht, met
denzelfden glimlach verzwelgde hij den wijn en
den appeldrank, zelfs den brandewijn, tot welken
hij telkens zijn toevlucht nam, om, zooals hij het
„Kijk eens, hoe mooi!" zeide mevrouw Irene
en wees in de hoogte naar de zon. De directeur
schudde licht met zijn hoofd: „Die vrouwen zijn
benijdenswaardig," zei hij. „Er kan niets zoo
ernstig zijn of zij kunnen met een zekere gemak
kelijkheid over heel andere dingen gaan spreken.
Mevrouw Irene trok haar wenkbrauwen omhoog
en zei een beetje boos: „Er kan mij niets zoo
i ernstig en vreeselijk schijnen, dat ik geen oog
i meer voor het schoone heb."
„Nu, laten we daarover zwijgen," zei de direc-
tour, terwijl hij zijn schouders ophaalde,
j 's Avonds reisde de directeur met zijn vrouw
naar de stad terug. Hij kuste Paul. „Blijf gezond,
i jongen," zeide hij, „wordt sterk, leer braaf! Je
moet. flink en krachtig worden, want je bent een
i Buitscher en dat is nu een gevaarlijke post." Zijn
I stem beefde bij deze woorden en zijn oogen' wer-
i den vochtig. Hierdoor werd Paul verdrietig en
begon te huilen, en 'hij verheugde zich, dat hij
1 lie tdeed, want hij was "bang geweest niet te
kunnen huilen en hij wist, dat het van hem ver-
j wacht werd.
Nu braken er stille nazomerdagen aan, waarin
het leven onbewogen voortgleed onder het pie-
1 pen der veldkorrels en het wetten der zeisen-
in de weiden. Het verwonderde Paul, dat er
sedert den oorlog niets veranderd was. Evenals
anders werden de koeien naar de weide gedreven
en liepen de zomergasten met hun lichte klde-
deren en streohoeden op, 'door de dennenlaan.
Boor het geopende venster van de villa klonk
j het luide zingen van mevrouw Irene of zij zat
met de vrouw van majoor Welker in het vlier-
t priëel, zij aten uit een zak kersen en lachten zoo
I vroolijk, alsof er geen oorlog was. Ja, het, kwam
Paul zoo nu en dan voor, alsof de oorlog vergeten
was, maar van tijd tot tijd kwamen er berichten
van overwinningen. Vlaggen wapperden dan van
de huizen en kinderen onder aanvoering van Lou-
lcai en Anna trokken door de dorpsstraat, met
hooge ,heesche stemmen 'de „Wacht am Rhein"
en „Deutsc-hland, Deutschland iiber alles" zin
gende. Als Paul hen zag aankomen, had hij
slechts één vurige wensch, n.l. mee te mogen
gaan. Toen het hem toegestaan werd en hij zich
bij den optocht aansloot, verklaarde I.oulou dat
Paul niet inarchceren en zingen kon, hij stoor
de maar, „blijf hij je kindermeid/wurm," eindig
de hij 'te zeggen. Eenige kinderen lachten. Paul
liep uit den optocht, bleef aan den kant van
den weg staan en liet de anderen voorbij gaan.
Hij was erg bleek geworden, maar schreide niet.
Toen de stoet voorbij was, keerde hij zich om
en ging weer naar zijn tuin. Hij ging fïitnk recht
op fctaan, zwaaide zijn armen heen en weer; hij
deed' alsof het hem niets kon schelen, hij voelde
het echter wel. dit was zijn eerste groote ver
driet. 's Avonds in bed huilde hij; hij kon niet
slapen, bevend van toorn en opwinding staarde
hij met wijdopen oogen in de duisternis en dacht
over het groote, dat hij zou doen dn waarmede
hij de bewondering van I.oulou en Anna zon af
dwingen.
Sinds dien dag nam Paul zich voor niet over
den oorlog te denken. Maar de oorlog liet hom
niet los. 's Avonds bij de lamp las tante Dina
de krant voor. zij las langzaam en met nadruk.
Paul zat op de canapé tegen zijn moeder geleund.
Hij was moe van den langen dag; hij kneep zijn
oogleden dicht en zag, hoe er dan gouden dra
den van het lamplicht uitgingen en de lange
oorlogsberichten klonken vervelend, brandende
steden, kanongebulder, loopgraven en altijd ge
sneuvelden, steeds weer dooden, in een einde-
looze reeks trokken ze aan hem voorbij. Tanfle
Dina las de getallen met een treurige kalmte.
Soms vroeg Paul „Moeder overwinnen wij En
mevrouw Irene antwoordde; „Ja, kind, wij over
winnen". En terwijl Paul luisterde begon hij
duidelijk een beeld te zien, altijd hetzelfde; lan
ge rijen gele soldaten, geel en diep zwart zooals
het grint, bij het dorp in de groote kuil, ep er
liep bloed naar beneden, langs de wanden, hel
rood bloed. Baai voor lagen dooden, die door de
zon beschenen werden, zoo ver men zien kon,
dooden. Paul had nog nooit doode menschen ge
zien, en toch, hoe duidelijk zag hij ze daar
liggen; de kleine stijve soldaten met hun roode
broeeken, bleeke gezichten en heldere oogen, die
niets zien konden, oogen zooals Paul ze in de
keuken gezien had van de hazen, die vader van
de jaehi mee naar huis had gebracht.
(Wordt vervolgd).
noemde, een gat te maken. Eindelijk zag Lefiot
op zijn horloge en stond haastig op. Dat ziende,
maakte Servaes een beweging.
„iWat!" zeide hij op verwijtenden toon, „wilt.
ge me zoo verlaten
,,Eeker," antwoordde Lefiot, ,,ik zie dat ik mijn
tijd verzuimd heb. Maar slaapt ge hier."
„Men is hier goed?"
„Dan zal ik u wederzien."
Óp zijn beurt was Servaes opgestaan, beraden
naderde hij de deur welke hij met den sleutel
sloot, daarop keerde hij terug en ging voor Lefiot
staan, dip geheel verstomd was.
„Luister," sprak hij nu op krachtigcn toon,
een scherp katalaansch mes in de hand houdend,
„zoo ge een woord spreekt, een kreet slaakt,
zijt ge een kind des doods!"
„Gerome!" riep Lefiot, twee schreden achteruit
tredend-
„Ha, ge herkent me! Nu, dat vind ik lief van
je. 'tIs trouwens iets te laat; ge begrijpt nu, niet
waar, dat we je spel kennen, en wij je niet lan
ger in onze kaarten willen laten kijken, ik moet
je dus uit den weg ruimen."
„Help!-
Gerome drukte hem krachtig de hand op de
lippen.
,Mondje dicht," mompelde hij, het mes in zijn
gordel schuivende, „zoo ge stil zijt zal je geen
In de internationale politieke wereld beleven
wij een merkwaardigen tijd. Eensdeels een buiten
gewoon optimisme, een met den moed der wan
hoop vastklemmen aan idealen, die, wanneer z'ij
door miet-politici geuit worden, utopieën wor
den genoemd, die niet voor realisatie vatbaar
zijn, anderdeels een fel opjagen van nationalisti
sche sentimenten, een kweeken van oorlogszuch
tige stemmingen en haat tegen nabuurvolken,
gelijk dit dezer dagen op de meest onverantwoor
delijke wijze in Italië geschiedt. In een onzer
vorige overzichten hebben wij uiteen gezet hoe
een mislukking van de Fransch-Italiaansche
voortgezette vloot-onderhandelingen alles wat te
Londen op de groote conferentie bereikt is, te
niet zou kunnen doen. Nu kunnen optimisten
wel beweren, dat Mussolini in zijn praetische po
litiek een geheel anderen toon aanslaat dan in
zijn demagogische redevoeringen, niemand kan
ontkennen, dat deze toespraken kwaad bloed zet
ten, dat de algemeene opinie in Frankrijk en
Italië er allesbehalve verzoeningsgezinder door
wordt. Zelfs een van heiligheid blinkend memo
randum van Briand over een te stichten Pan-
Europa doet in dit verband niet veel meer dan
onderlinge tegenstellingen verscherpen. Nog
Maandag hield te Rome minister Giurati een
Mussoliaansche rede, waarin de geallieerden ge
kwalificeerd werden als „wolven in schaapsklee-
ren", die te Genève een geweldigen buit verteren
en eon vredesverdrag bestendigen dat vol onrecht
vaardigheden en absurditeiten zit. Verder schijnt
Italië o.a. begeerige blikken te slaan op bijv.
Malta dat als een irredenta beschouwd wordt, een
feit, waaraan door Engelsche autoriteiten mede
de onlangs daar plaats gevonden hebbende onlus
ten geweten wordt, hetgeen de verhouding tus-
schen Engeland en Italië er niet beter op maakt.
Naast deze antipathieën moet Italië natuurlijk
sympathie hebben, en dit zijn voorloopig in de
eerste plaats de centrale landen, de in den oorlog
overwonnenen. De verhouding met Oostenrijk is
zeer veel verbeterd sedert korten tijd, men denke
slechts aan de reizen van Sehober naar Italië.
Wat Duitschland betreft, of dit nu zoo te vin
den zal zijn voor nauwer contact met de Itali
anen blijft voorloopig de vraag. De Duitsch-Na-
tionalen zijn er in ieder geval zeer sterk voor,
de andere meer linksche partijen zullen er waar
schijnlijk wel van doordrongen zijn, dat Duitsch
land een gunstig gestemd crediteurenblok voor
loopig nog absoluut niet missen kan.
Deze oppervlakkige bespreking geeft reeds een
indruk van "de buitengewone gecompliceerdheid
der verhoudingen en van de groote gevaren, die
er nog bestaan en die waarlijk niet alleen van
Italiaanschen kant komen. Er zijn nog tallooze
wolken aan den hemel meer, als daar zijn: Britsch
Indië, China, stijgende werkloosheid in Engeland
en elders (zelfs in Amerika) dreigende scheuring
in de Labourparty en groei van protectionisme,
in Engeland zoomei als Duitschland enz. enz.
Waarlij kgeen tijd om met een gerust hart de
toekomst tegemoet te zien.
lang aanhouden van oude stroppen buitengewoon
onpleizierig is.
De public utilities zijn voor een groot deel juist in
1 een overgangsstadium. Hier was de mogelijkheid
van interne besparingen door verbinding van afzon
derlijke installaties nog aanzienlijk en het heeft er
veel van weg, dat men zich den tijd ten nutte maakt
door de voorbereiding va nverdere groote fusies, die
t. z. t. wel voor de noodige gangmaking in deze af-
deellng zullen zorgen. Ook automobielwaarden lig
gen betrekkelijk vast in de markt. Deze branche
heeft het voordeel dat haar product niet minder
dan een levensbehoefte geworden is, vooral voor de
Amerikanen. Mochten de Yankees dus onder den
indruk van de crash hun vernieuwingen tijdelijk wat
j opschorten, zoo kan dat slechts een accumulatie van
nieuwe aankoopen medebrengen, zoodra men weer
een veer van den mond kan blazen, daar het genoe-
gen van een automobiel, behept met ouderdoms-
verschijnselen zeer problmatisch is.
Ford publiceert dan ook voortreffelijke afzet en
winstcijfers, en de Canadian Ford, die ook het verre
Oosten bedient, is zoo juist op een dividendbasos ge
plaatst, nadat in 1929 door de Neuorientierung nog
een geweldig verlies was geleden.
De omzetten te New York zijn dan ook zeer sterk
afgenomen. En, wat misschien het zonderlingste is'
de obllgatiemarkt profiteerde niet in overeenstem
ming met den afkeer tegen aadeelen. Toch moet 't
in die richting gaan. Wel te verstaan: voor de van
oudsbeproefde eerste klas beleggingen, en niet voor
oude of nieuwe oorlogsleeningen, gelijk de propositie
die thans in den vorm der Young-obligaties wordt
gedaan. Naar luid der laatste geruchten zal de koers
van uitgifte, ook in Europa, veel lager liggen dan de
eerste uitlatingen zouden doen vermoeden. Deze le
Youngleening is immers de voorhoede van 'n enorm
leger van soortgelijke emissies, en Indien men er
niet in slagen kan deze eersteling tot een doorslaand
succes te maken, kan men de rest wel in portefeuille
houden.
In standaardaandeelen als Philipsgloeilampen
Kon. Petroleum en Margarine Unie zijn de omzetten
I nihil. Aandeelen Philips toonen een gestadig terug-
loopende tendentie. De tegenvallende radio-export-
cijfers doofden de laatste schaarsche hausse-senti
menten, en de controversen in den Nederlandschen
aether zijn ook niet erg geschikt om de populariteit
van de radiobranche voor het oogenblik te verhoo-
i gen. Daar het grootste deel van de stormachtige rij-
I zing der laatste jaren toch berustte op den opbloei
I der fabricatie van radio-apparaten, is het publiek
voor het oogenblik geneigd den verderen concreten
I gang van zaken af te wachten. Het feit, dat Philips
gloeilmapen en Kon. Petroleum voor gelijken prijs
I werden verhandeld, is sinds jaren niet voorgekomen,
j en wel geschikt om de grillen van het rad van for
tuin te ondersterepen.
Aandeelen Royal Dutch .toonen zich merkwaardig on
bewogen maar de handel in dit millioenenfonds was
dan ook minder dan niets, in afwachting van het
jaarverslag, dat binnen eenige weken wellicht nieuw
leven zal inblazen.
Levenswijsheid
Wil men zich in den feilen economischen strijd
handhaven, dan zal er niet zoo roekeloos met den
rijkdom aan gaven en energie, die er in het volk
sluimeren mogen worden omgesprongen, als dat tot
j nu toe het geval was.
i Even waar als de zaak waarvoor ge strijdt is, even
j zeker is ook de overwinning.
HET LEVEN.
Hij alleen, die er diep van doordrongen is, dat hij
I geen heer van zijn leven is, durft het zich ontnemen.
De dwaas bewierookt zijnen moed. De wijze noemt
hem een oproermaker in 't rijk Gods en een lafaard
tevens, die sterft, omdat hij geen moed heeft om te
blijven leven. Alleen hij, die het leven misbruikt,
kan het verwenschen, daar hij de oorzaak van het
meeste lijden, hetgeen hem treft niet in, maar bui
ten zich zoekt. Die het rechte zoekt te gebruiken,
dankt er God voor ook onder het bangste lijden,
omdat ge gelooft en ondervindt dat liefde den last
oplegt, onder het dragen helpt, vertroost verblijdt en
den inwendigen mensch meer en meer versterkt en
leven doet, naarmate de uitwendige afneemt en het
oog der kusten ziet van den heiligen grond, waar
j de schoonste vruchten zullen geoogst worden uit het
zaad, dat hier met tranen gezaaid is.
Het is practisch ondoenlijk om over zoo belangrijke
beursdagen als die der afgeloopen week, een berede
neerd overzicht samen te stellen. Het hopeloozè is,
dat iedereen doordrongen is van het feit, dat het
oeconomisch leven der beschaafde wereld in een
impasse geraakt, maar het psychologisch effect daar
van wordt verergerd door de overtuiging, dat herstel
een zaak van langen adem zal zijn. Het ergste is
waarschijnlijk Amerika er aan toe. Op den grondslag
van eeuwigdurenden voorspoed had zich daar een
mentaliteit ontwikkeld die uitging van het principe
dat tijdelijke overdrijvingen binnen kort door de
scherpe stijgende conjunctuurcurve weer moesten
worden goedgemaakt. Men gaf wel toe, dat hier en
daar „boombubbles" waren te bespeuren, maar de
hypothese van „growing into the mistakes" gaf toch
een geruststelling aan het heirleger van speculanten
dat meende met het noodige geduld zelfs de meest
onwaarschijnlijke haussetransacties wel tot een goed
einde te kunnen brengen. Deze hypothese is grondig
vernietigd. Voor groote categorieën van fondsen
moet de speculatie de verliezen nu wel als defini
tief aanvaarden. Daarbij komt, dat tal van dividend-
uitkeeringen worden ingekrompen, hetgeen voor het
leed geschieden, en zal ik je tot morgen laten
ademen; maar vermits de zeelucht ongezond is
voor vogels van uw slag, zult ge mij het, plezier
doen ii aan aller blikken te onttrekken eh de'il
nacht in den kelder door te brengen."
lefiot wilde zieh verdedigen, maar Gerome
was sterker dan hij, en besefte welke geweldda
digheid hij uitoefende. Reeds had hij een sterk
tou;!w uit zijn zak gehaald en de handen van zijn
vijand samengeboneden.
„Ziedaar," zeide hij, na dat verricht te hebben,
„en nu in het gat!"
Hij nam hem in zijn armen als ware 't een kind
geweest, en ging naar het luik met den ongeluk-
kigen agent, die spartelde en vruchteloos poogde
zich los te maken.
Te schreeuwen ware gevaarlijk geweest. De
deur der kamer was gesloten, en de bewoners der
kroeg moesten sinds lang gewoon aan dergelijke
tooneelen zijn, een woord, een beweging, e.n 't
ware met, hem gedaan geweest, hij begreep dat
het beter was niets te zeggen, maar zijne kans
af te wachten.
Zulks overdacht hij in eene seconde-
Gerome had het valluik reeds opgelicht dat
den kelder sloot, en met ontstelden blik kon de
rampzalige de gapende, donkere diepte peilen.
Bij dien aanblik ontstond een laatste beweging
van verzet bij hem en hij beproefde zich op te
Kort en bondig
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
Vele menschen worden plotseling blind, als de ge
legenheid hen in het gezicht staart.
Tracht geen'plannen te hebben waarvan de mis
lukking u te zeer zou hinderen. De helft van het
verdriet in de wereld is een gevolg van de misluk
king van plannen, die nooit redelijk en vaag onmo
gelijk waren.
De grootste fout, die ge maken kunt, is voortdu
rend bevreesd te zijn, dat ge er een zult maken.
Iedereen kan zeggen „ik zal het doen, maar te be
ginnen en door te zetten tot het einde, onderscheidt
den man van de groote menigte.
richten. Maar Gerome zette hem den voet, op de
horst. v
I „(Wat is dat!" zei hij spottend, „wil men on
deugend worden. Een slechte nacht is toch spoe-
dig voorbij, en morgen komt ge er uit, gezond
als een hoen
Dit zeggende stiet hij hem met geweld en
de arme drommel rolde langs de ladder dio tot
irap diende, naar beneden. Zonder zich eenigszinis
j over de gevolgen van den vreeselijken val te ver-
ontrusten, schoof Gerome een zwaar meubelstuk
i op het valluik dat hij gesloten had en opende
de deur die in de gelagkamer uitkwam- Dit ge-
j daan hebbende riep hij den knecht en stopte hem
een paar goudstukken in de hand.
j „Van deze twee goudstukken is een voor jou,
en hei andere, voor je meester. Maar op eene voor
waarde."
„Welke?" vroeg de knecht verstomd.
„Deze kamer tot morgen gesloten te houden
en er niemand in te laten."
1 ,jMaar
„Mors611 kom ik vroeg terug, en als ge mijn
bevei goed uitgevoerd hebt, zijn er twee goud
stukken voor jou en je meester."
Dit zeggende nam Gerome zijn stok, wond
den leeren riem om zijn arm en verliet de herberg.
Een oogenblik later had hij de door Mousseline
bewoonde woning bereikt.
.'rougsj