De rustige plaats
Arm en Rijk
Mannen van beteekenis
Rijk te zijn wenschen we, arm te zijn vreezen we.
Wat kan ook heerlijker zijn dan met beide handen
ta kunnen grijpen in den buidel en het geld te
laten rinkelen. Alles te kunnen koopen wat men
wenscht, geen zorg te hebben voor het levensonder
houd. Ach, wat is dat aardsche slijk gemakkelijk.
Waarlijk, alleen reeds om van de geldzorgen af te
zijn, zou men den communistischen heilstaat gaan
wenschen.
Maar nu moeten we het nog maar stellen piet het
oude, waarbij de een rijk is en de ander atm. Of nu
de rijken zoo gelukkig zijn met hun geld, als wij, die
armer zijn, ons wel willen voorstellen? Ik betwijfel
het. Want wat zou het voor een geluk zijn, als we
alles zouden kunnen krijgen wat we wenschten?
We zouden er gauw blasé van zijn, onbevredigd on
danks de bevrediging van onze wenschen. En geld
is ook zoo'n wisselavllig bezit. De Romeinen zeiden
reeds: „Een Irus wordt plotseling die kort tevoren
nog een Croesus was." En Irus was een bedelaar,
terwijl Croesus de rijkste man van zijn tijd was.
Maar Croesus leerde dat niemand gelukkig geprezen
mag worden voor zijn dood, ook al heeft hij door
zijn rijkdom schijnbaar het geluk maar voor het
grijpen.
Maar rijkdom is ook nog een beletsel voor geeste
lijk leven. De bijbel toont ons in Marcus 10 een jon
geling, die tot Jezus komt en vraagt wat hij moet
doen om het eeuwige leven te beërven, om te ko
men tot diep geestelijk leven. En Jezus antwoordt:
„Verkoop al wat gij hebt en geeft het den armen"
Maar deze oplossing bevalt den jongeman niet en
bedroefd gaat hij heen, „want hij had vele bezittin
gen" Zie daar zien we de ziekelijke aanhankelijkheid
van den rijke aan zijn bezit, aan heht aardsche.
Maar wij, laten wij rijk zijn aan geestelijk bezit, op
dat het hemelsche in ons leven kome. Dat is geen
rijkdom of armoede naar aardschen maatstaf meer
van belang.
Bij Examens
blijft men kalm en helder, indien men Vooraf
Mijnhardt's Zenuwtabletten gebruikt
Koker 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Kort en bondig
VOOR EN UIT DE ZAKENWERELD.
geestelijk leven ontving thans de lagere kerkelijke
wijdingen en hoewel hij nooit tot priester gewijd
werd, liet hij zich sinds dien tijd niet andersnoemen
dan l'abbé Liszt.
Hij bleef verscheidene jaren bij het vaticaan, on
dernam vervolgens nieuwe tochten door Europa,
even triomfeerend als vroeger, alle illustre werken
spelend en ook van hem zelf. Die laatste, een och-
tenswaardig aantal, bevatte symphonieën, zooals:
„Orpheen", „Nazeppa" „Hamlet" „de wals van Me-
phiste" oratoria zooals „Christus" „Stanislas' enz.,
cantates zooals „Jeanne d' Are op den brandstapel",
melodieën liederen enz.
De geest is over het algemeen even machtig als da
stijl somtijds bijzoinder, en de compositie vreemd
is.
Liszt stierf te Bayreuth in 1886.
Denk en wees ontevreden verstandig ontevreden
met u zelf en gij zult het zeer ver brengen.
Meer dan het slechte, is het goede altijd de vij
and van het beste geweest. Middelmatigheid is veel
gevaarlijker dan de erkende slechte dingen in het
leven.
Op geld te schimpen en minachtend over te praten
is dwaas. Geld is niets; zijn macht is zuiver sym
bolisch. Geld is het teeken van de vrijheid. Geld
verwenschen is vrijheid verwenschen het leven
verwenschen, dat niets is, als het niet vrij is.
Bertrand Russell zegt, dat het ideale karakter tot
basis heeft: levensdrang, moed, gevoeligheid, en in
telligentie.
Wat moet het leven saai zijn in die families, waar
man en vrouw het in alles met elkaar eens zijn.
Voor verkoopers: de moeilijke verkoop is de beste
verkoop; blijf bij uw onderkerp, neem tijd om uw
candidaat-klant te bestudeeren. Gebruik feiten, geen
praatjes.
„Ja" zei Paul gehoorzaam.
„Is het niet mooi" zei mevrouw Irene verder, „wij
loopen hier als koningen door een wondermooie zaal
boven ons hoofd is alles van goud en hier geurt
alles, van een zoete lucht, en alles is zoo wonderlijk
en geheimzinnig. Wat weten wij van ons zeiven, wij
leven, omdat wij leven moeten en als alles vreese-
lijk en treurig om ons heen is, dan komt er plotse
ling een geluksgevoel over ons. Voel je dat ook, jon
gen?"
„Ja, moeder" zei Paul weer en werkelijk hij voelde
het ook en wel zoo, dat het hem den adme benam.
Tegelijk dacht hij, dat moeder die vreemde stem
weer had evenals toen in het prieel en het gevoel
van vervreemding kwam weer over hem, dat hij
sind ide snmorgen ten opzichte van zijn moeder had
gehad. Ook dacht hij weer aan Loulou en Anna en
hun minachting voor hem.
Toen Paul met zijn moeder thuiskwam, moe van
de wandeling, ging hij dadelijk naar bed en de vredi
ge rust van den zomernacht breidde zich over zijn
droomen uit.
Overdag had Paul iets nieuws bedacht, hij oefen
de zich nl. om dapper te worden. Vaak ging den tuin
uit en liep alleen langs den landweg. Hij wist wel,
dat hij die vreeselijke menschen kon tegenkomen,
waarvan hij droomde, maar hij moest moedig zijn.
Vaak liep hij de welden in tusschen de koeien door,
bleef dan staan en keek dan strak in de onverschil
lige, groote koelenoogen.
Eens zelfs waagde hij het, zijn hand op een van
de beesten te leggen. Zijn hart klopte. Maar nu be
greep hij, dat dat moed beteekende, Men was bang
en deed alsof men bang was. Vanaf zijn prille jeugd
was hij angstig geweest een donkere kamer binnen
te gaan, want het kwam hem altijd voor, alsof er
zwijgende, grijze mannen in de donkere hoeken ston
Het jonge meisje tot beroemd dierenschilder: „Me
dunkt, de dieren in Artis moeten nu langzamerhand
wel zoo aan u gewend zijn, dat ze u als een van hun
zelf gaan beschouwen."
(Passing Show.)
Levenswijsheid
De waarneming door de zintuigen heeft ons slechts
verleid om, daar wij het ware bestaan niet kennen,
datgene wat slechts schijnbaar is, voor het ware be
staan te houden.
De mensch kan wat hij wil, en wanneer hij zegt,
ik kan niet, zoo wil hij niet.
Getrouwheid in het kleine maakt den mensch be
kwaam tot heldendaden, wanneer de groote moeilijk
heden komen.
Alleen de liefde mag straffen, de gramschap nim
mer.
Groot zijn zü, die nimmer in een fagrond tuime
len; niet minder groot zij, die er in tuimelen, maar
er zich weer uit werken.
LISZT.
Liszt had niet alleen waarde als buitengewoon vir
tuoos en merkwaardig componist. Hij was ook een
hartstochtelijk bewonderaar van Wagner en reeds
bij zijn eerste optreden gebruikte hij zijn talent en
vurigen geest om hem te doen kennen en liefhebben
die een halve godheid voor Bayreuth worden zou.
Hij werd in 1811 te Raiding te Hongarije geboren.
Esterhazy, een uitstekend amateur leerde hem de
eerste beginselen van de muziek. Op negenjarigen
leeftijd betoonde het kind zich reeds zoo'n goeden
pianist, dat hij in het publiek kon optreden en twee
beschermers vond, die hem een jaargeld gaven, dat
voldoende was om zijn studies te voltooien. Toen de
ze nauwelijks geëindigd waren, ondernam Liszt een
tocht door Oostenrijk, Egneland en Frankrijk, waar
hij overal groote triomfen oogstte en een zelfvertrou
wen verwierf, dat hem nooit meer verlaten heeft.
Hij was veertien jaar toen hij voor de Parijsche
opera schreef: „Don Sancho of het kasteel der
Liefde." Het was een totale mislukking hoewel al
gemeen van den jongen man zei „het is een twee
de Mozart." Hij werd ziek en maakte een crisistijd
door van mysticisme. Nochtans verscheen hij 17 Apr
1835 weer in het publiek en nu begon voor dezen
grooten pianovirtuoos een tijdperk van onfagebroken
succes. Hij verbond zich met Wagner en ondernam
ten voordeele van diens werken een kruistocht, die
slechts door den dood onderbroken zou worden. Het
is aan Liszt te danken, dat bijv. een stuk als Lohen
grin gespeeld kon worden. Toen hij kapelmeester
te We omar geworden was, begaf Liszt zich in 1885
naar Rome, waar hij door den Paus ontvangen werd.
Liszt, die reeds lang neiging gevoelde voor het
den. Maar hij zou voor geen geld van de wereld
gehad willen hebben, dat iemand dat wist. En zoo,
dacht hij, ging het iedereen, ook den grooten men
schen, zij kenden allen die grijze zwijgende man
nen, maar zij hielden zich maar alsof die er niet
waren. Als een koed Anna kwaad zou willen doen,
zou hij er op af gaan, ondanks zijn angst, ja, hij
hoopte, dat er zooiets zou gebeuren.
Thuis in den tuin speelde hij dan „moedig zijn."
Op een middag had Paul het plan opgevat om alleen
naar heht bosc te gaan. De mogelijkheid bestond dat
hij slangen zou tegenkomen, maar dat schrikte hem
niet af.
Vanaf den weg ging hij regelrecht het bosch in,
liep midden door het struikgewas en hij stelde bij
zich zelf vast, dat er hier heelemaal geen reden was
om bang te zijn.
Een ekster vloog bijna rakelings langs Paul heen,
zoodat hij de blauwe vederen van de vleugels kon
zien. De frissche lucht van de groote varens deed
hem aangenaam aan. Zoo slenterde hij op zijn ge
mak onder de hooge dennen. Plotseling hoorde hij
vanachter een denneboschje in zijn nabijheid een ge
luid, dat hem vreemd voorkwam.
Het leek op het schelle hulpgeroep van een klein
dier, dan weer als het blazen van een kat. Paul
wilde eerst omkeeren, maar zijn nieuwsgierigheid
kreeg de overhand. Hij kroop door het denneboschje
en voor hem lag een kleine open plek, die bezaaid
as met vlokken van het wollegras.
En midden in al dat wit en al dat licht stond Lou
lou in zijn blauw linnen blouse, zonder hoed, met
bloote voeten en hield met zijn eene hand Anna's
arm vast, terwijl hij met de andere een zweep zwaai
de en haar onbarmhartig op haar rug en schouders
deed neerkomen.
Zijn gezicht was rood van boosheid en hij herhaal
de met een heesche stem„Zal je het nog eens zeg
gen?" Anne kromde zich onder de zweepslagen,
schreeuwde luid, blies, schopte met haar magere
beenen tegen Loulou en probeerde hem met haar
nagels te krabben. Maar hij ging voort met haar te
slaan.
Melkboer: „Hoe kom Je aan dat blauwe oog?"
Meisje: „De deurknop raakte me, toen ze de deur
open deden.'
(London Opinion.)
ONDERHOUD VAN ZIJDE.
Zijde moet zoo vlug mogelijk behandeld worden,
zoowel wat het wasschen betreft als het strijken.
Het beste kan zijde dadelijk na het wasschen ge
streken worden.
Witte Zijde.
Ze wordt eerst kort geweekt in een lauw zeepsop
van lux of sunlightzeep, dan flink daarin uitknijpen.
Zij mag vooral niet gewasschen worden over de
hand. Daarna wordt ze nog eens in een vet schoon
sop nagewasschen en nagespoeld. In het laatste na-
spoelwater mag een klein beetje borax gedaan wor
den, om de zij iets o pt estijven. Na het spoelen
wordt ze in een schoone doek uitgeknepen en met
een opgestreken. Zij, die droog is, strijkt heel moei
lijk glad.
Witte gepliseerde kraagjes worden het beste schoon
gemaakt in een bakje met tetra of benzine. Dompel
het vuile kraagje hierin, knijp het flink uit, en wrijf
het daarna met een schoone doek droog:
Het plisé blijft er dan goed in, terwijl het met
wasschen er uit gaat. Ditzelfde wordt ook gedaan
met crepe de chine kraagjes.
Gekleurde zijde.
Deze wordt eerst kort geweekt in lauw water.
Geeft de zij erg af, dan wordt ze geweekt in lauw
water en zout, en daarna vlug geknepen in lauw
zeepsop. Daarna flink spoelen, tot er geen zeep of
kleur meer afkomt. Hierbij mag geen borax gebruikt
worden. Eerst wordt het stuk weer uitgeknepen in
een drooge doek en daarna gestreken. Donker ge
kleurde zijde moet aan den verkeerden kant gestre
ken worden of onedr een doek, omdat ze anders te
veel gaat glimmen.
Paul sloeg enkele oogenblikken verschrikt dit won
dere schouwspel gade, vervolgens vloog het bloed
hem naar zijn hoofd.
In een paar stappen tsond hij ademloos bij hen en
bracht met moeite de woorden er uit: „Ik wil niet
dat je haar slaat."
Loulou liet Anna los keek op en vertrok zijn ge
zicht.
„Wurm" zei hij, „wat wil je? Pas maar op, dat je
ook niet krijgt."
„Ik ben niet bang" antwoordde Paul en balde
krampachtig zijn handen tot vuisten. „Kom maar
op."
Loulou lachte. „Je zoudt je toch maar in het dichtst
bijzijnde muizenhol verstoppen" zei hij minachtend.
Anna stond met verwaarde haren, een rood ge
zicht, dat nat was van tranen, haar oogen leken nu
zwart en schitterden erg.. Haar mond was half ge
opend en zij hijgde.
Bij het vechten was haar jurk los gegaan en was
er door Loulou's harde hand een scheur in gekomen,
zoodat ze over haar schouders afgleed.
„Kom" zei Paul, en wilde Anna's hand pakken,
want hij voelde een groote bewondering voor haar
in zijn inderhart.
„Kom, ga mee, ik wil niet hebben dat hij je slaat."
Anna trok echter haar hand weg, stak haar onder
lip naar voren en zei knorrig: „Wat wil Je toch, het
gaat je toch niet aan."
Loulou lachte spottend. „Dat wurm is wild vandaag.
Hij heeft paardevleesch gegeten. Laten we weggaan.
Je ziet toch, dat hij dadelijk zal beginnen te huilen,
dat kleine kind." Met deze woorden keerde hij zich
om en ging het bosch in. Hij wierp het hoofd naar
achteren en liep een beetje wijdbeens.
Anna bukte zich, zonder Paul aan te zien en raap
te van den grond een krans van dennengroen en lijs
terbessen op, die door het vechten van haar hoofd
gevallen was en ging achter Loulou aan.
Zij liet haar hoofd hangen. De gescheurde jurk
hing nog van haar schouder.
Paul staarde de vertrekkenden na, tot zij achter
de dennen verdwenen, toen ging hij op den grond
Shantung.
Deze wordt op dezelfde manier behaneld als zijde
alleen moet ze droog opgestreken worden. Wordt
shantung nat opgestreken dan wordt ze in de mees
te gevallen papierachtig. Ook moeten de donkere
kleuren aan den verkeerden kant gestreken worden.
Kunstzijde.
Deze wordt ook op dezelfde manier behandeld als
echte zijde. Gaat de glans van de kunstzijde af, dan
kan die er weer op aan gebrachat worden door fn
het laatste naspoelwater wat spiritus te doen.
Zwarte zijde en lint.
Deze worden door bier gehaald. Hiervan wordt de
zij schoon en meteen iets stijf. Ze wordt uit het bier
niet nagespoeld, maar meteen in een doek gerold, uit
kenepen en droog gestreken onder een doek of aan
den verkeerden kant. Inplaats van bier kan ook kou
de gekookte thee met wat suiker gebruikt worden.
Zwarte zijde met lichte patronen worden als ge
kleurde zij behandeld.
Crêpe de chine.
Dit wordt op dezelfde manier behandeld als gewo
ne zijde. Wordt de crêpe na het strijken te plat, dan
kan men den verkeerden kant van het goed over dén
platten kant van de bout schuiven.
WAT ZULLEN WE ETEN?
Macaronisoep varkenscarbonaden meiknol
letjes aardappelen vanillevla met rabarber.
GarnalencroquetJ es aardappelpuree met eieren
en kaas kropsla
Koninginnesoep kalfstong met witte ragout-
saus doperwten aardappelen en citroenvla.
Fijne groentesoep van de bouilon van den kalfs
tong kalfsbiefstuk gestoofde asperges aard
appelen maizenavla met abrikozen.
Ossetong eiersaus witte boonen sla ome
Resten tong in schelpen met gehakt gevulde sla
kropjes aardappelen schoteltje van brood met
rabarber.
Sleepasperges met hardgekookte eieren en gewelde
boetr gebraden ham kropsla gebakken aard
appelen broodsoufflé.
ALLERLEI.
Spiegels enz. aan vochtige wanden.
Als men vochtige wanden heeft, waartegen spie
gels en schilderijen moeten hangen, bevestigt men
achter aan de lijsten aan de 4 hoeken gewone kur
ken. De spiegels hangen dan niet direct tegen den
wand.
„Laat ons naar uis gaan, lieve, als je één golf
gezien hep, hep je ze allemaal gezien."
(Passing Show.)
liggen, middenin de vlokken van het wollegras en
begon zoo te schreien, dat zijn geheel lichaam schud
de en het hem leek, alsof er wat in hem springen
moest.
Sinds dien dag liet Paul zich niet meer door Loulou
en Anna aan het tuinhek zien.
Hij verstopte zich achter een struik, hij wilde niet
gezien worden, maar zelf wilde hij wel zien. Als hij
naar de kleine bruine voeten van Anna keek, die
voorzichtig over het grint liepen, kreeg hij een pret
tig gevoel, dat hem tot nog toe vreemd was, maar
waarin toch iets van smart ook lag. Nu sloop hij
vaak, zoo tegen twaalf uur, den tuin uit, liep de
dorpsstraat in tot de stal van Anna's vader en
gluurde door de staldeuren. Daar zag hij Anna dan,
zijn stond in het stroo naast den dampenden tobbe
met melk, een donker figuurtje in al dat geel, zij
lachte zoo, dat het door de heele stal klonk en zij
speelde met een bruin kalf. Dit beeld nam Paul met
zich mee naar huis en het bleef hem den geheelen
dag bij.
„Waaraan denk je, kind?" vroeg zijn moeder hem.
„Aan niets," antwoordde Paul.
„Ik geloof" merkte mevrouw tegen tante Dina op,
„het buitenzijn maakt het kind te droomerig."
Droomerig zei Paul in zichzelf, wat wisten de groo
te menschen van de zorg en het verdriet waardoor
hij gekweld werd.
Op een middag stond Paul weer achter de strui
ken en wachtte op Loulou en Anna, toen hij naar
huis geroepen werd.
Marie stond in de deur.
„Paul, kind" zei ze, „je moet thuiskomen." Zij deed
haar best er kalm uit te zien, kneep haar lippen op
elkaar en had roode oogen.
In de huiskamer vond Paul zijn moeder en tante
Dina op de sofa zitten. Mevrouw Irene hield haar
zakdoek voor haar gezicht en schreide.
„Ach, mijn kind" riep zij, toen Paul binnenkwam,
en zij sloot hem in haar armen, „je goede vader is
gesneuveld."
(Wordt voortgezet.