Pierre Saccone op zijn kameraad L. W„ omdat W. hem naar zijn meening nog al eens plaagde. Op 13 Maart kwam die animositeit tot een uitbarsting en gaf O. den heer W. 'n watjekou met een zwaar stuk ijzer op zijn arm. Hij had beter een deventerkoek kunnen gebruiken, dan dit gevaarlijke strijdmid del, daar nu W. zoodanig werd getroffen, dat hij eenigen tijd in 't ziekenhuis verpleegd moest worden en eerst 26 Mei zijn werkzaamheden kon hervatten, terwijl de heer O. thans de minder aangename gewaarwording ondervond voor den politierechter terecht te moeten staan. Dank zij z'n overigens uitstekende reputatie en de omstan digheid dat hij de door W. geleden schade had voldaan, voor zoover zulks noodig was, k^am hij er naar omstandigheden met een geldboete van f40 en een hartige vermaning van den poli tierechter zich met zijn medeploeteraar in het houtbedrijf te verbroederen, nog tamelijk voor- deelig af. 20 'Jaar geleden had lyj zich gereed kunnen maken in het bruine boonen'bikkesement voor den tijd van minstens 3 maanden. Die juffrouw wilde van 'het booze oog niets weten. Een lid van de schoone, althans zwakke sekse van Oude Sluis, zt*kere mej. Alid. K., hield op een malschen Maartschen krolschen kattendag een opgewonden redenatie tegen een vischhande- laar uit Schagen, den heer J. Noeken, en deelde dezen heer luidkeels met al de kracht van haar spierrijk tongwerk mede, dat naar haar beschei den meening buurvrouw, Vrouwtje Vaartjes, de echtgenoot-e van Hans Hartsuiker, de oorzaak was van den noodlottigen dood van een dorps genoot met name Rentmeester. Buurvrouw Hart suiker, die dicht in de nabijheid op haar erf stond te wasschen, hoorde deze lichtvaardige aantijging, en deed klachte over die twijfelachtige reclame, met het wel te verwachten resultaat, dat door het opleggen van f15 boete of 15 dagen mej. Aaltje werd aangespoord, in 't. vervolg haar con clusion binnen de bedstee te houden. Voor de lol moet je wat over hebben. De heer Dirk A., landbouwerszoon uit Beem- ster ,was op Zondag 6 April op de motor in ge- zelscha pvan andere toffe knapen van de ge stampte pó naar Alkmaar getrokken om in de comfortabele Harmoniedancing de, beenen eens flink van de vloer te slingeren. Het was den geheclen middag volop zonneschijn, doch 's nachts kwam er een donderbui, daar Dirk hooge heibel kreeg op den Dijk met de Alkmaarsche politie, omdat zijn knalpot open stond en hij niet door wou tippelen, zooals hem gelast was. Ten slotte kwam hij nog onder stevig verzet op het, bureau terecht. Voor den kantonrechter knapte hij den knalpot en de andere akkevietjes met de politie op, maar heden kwam het verzet aan de beurt en daar men blijkbaar niet de goedheid had dien' heer A. iets cadeau te doen, werd hij te dier zake FEUILLETON ook nog veroordeeld tot f 25 boete subsidiair 25 dagen hechtenis, waarbij in vergelijking met Dirks nachtelijke dansavonturen hij wijlen baron voï Münchhauzen hij wel op zekere plaats kan gaan zitten. Onfeilbare maar niet aanbevelingswaardige 1 methode, een lastig hondje onschadelijk te maken. j De heer Cornells J. St., een te Lisse geboren en te Anna Paulowna naarstig bloembollen plan- j tend bloemist, ondervond geweldig veel soha- de van het knabbelende en snuffelende fokkie i van buurvrouw Meerveld en om van dat lastig mormeldier bevrijd te raken, bond hij het een flink steentje om den hals en vertrouwde het lichaam toe aan de golven van een kikkersloot, I waar het zonk met de snelheid van een lood gieterswinkel. Buurvrouw kon zich echter niet vereenigen met die radicale oplossing van de moeilijkheid, en haar activiteit had heden het gevolg, dat, de heer St. heden werd veroordeeld I tot f 15 boete of 15 dagen en nog eenige zedeles- i sen en vermaningen over den eerbied voor een 1 anders levende have, gratis op den koop toe van den Politierechter in ontvangst mocht nemen. Het sprookje van de pot en de ketel opnieuw verteld. De heer Corn. Hendr. E. R., pianoarchitect te Helder stond om verschillende redenen, te veel om allemaal in de krant te exposeeren, op uiot onverdeeld goeden, om niet te zeggen beroerd slechten voet met zijn stadgenoot,'Re heer Levie Polack en als gevolg van die slechte verstandhou ding vergaste hij gezegden heer P. op IC' April, loen het Khismet hen samen in het Helder- sche postkantoor bracht, op eenige uitdrukkingen, die wij zoo vrij zullen zijn als ontoelaatbaar voor kinderen beneden den leeftijd van tachtig jaar, uit deze film te coupeeren. De door den heer B. gebruikte krachttermen werden door den heer I P. echter beleedigend geacht en deed hij daarvan j aangifte, die heden den tamelijk zenuwachtigen en opgewonden piano-constructeur op het beken- 1 de zondaarsbankje deed nestelen. Heel rustig was tie conversatie thans niet, doch niettemin kwam sterk naar voren, dat ook de heer P. niet altijd met bedachtzaamheid was opgetreden en zélfs schrifturen had gefabriceerd, wier strafbaarheid wel eenigen twijfel wekten. Deze houding kwam dan ook tot uiting in de oplegging van de straf, daar de heer B. slechts tot f 15 boete of 15 da gen werd veroordeeld. Had de heer P. zelf geen aanleiding gegeven, dan geven wij als geroutineerd beunhaas in straf recht, de stellige verzekering, dat mijnheer B. beneden de 40 pop stellig niet klaar was gekomen. Ne sutor supra rrepidum. Schoenmaker, blijf bij je leest, dit woord van den ouden heer Plinius kaïn ook terecht toegepast worden op den schoenmaker David R. te Hoorn, 87) XX. Die Stervende Irene. Toen zij plaats genomen hadden in de coupé, en de hertog den koetsier beval naar huis terug te keeren, wilde de dokter, die niets begreep van 't geen hem gebeurde en wiens geest angstig werd door Palmares' gedrag, den hertog eenige woorden ontrukken, die hem konden inlichten. „Nu zijn we alleen, monseigneur/' zeide hij. „Wat is er gaande? Wat. is gebeurd dat u in dezen opgewonden toestand heeft kunnen bren gen De hertog zweeg. Het rijtuig rolde over de straat, in minder dan vijf minuten had het den afstand doorgevlogen die het station van het Zwitsersch huis scheidde, en eerst toen het aan de deur stil hield, wendde ie hertog zich tot zijn gezel en zeide op norschen toon: Volg mij En in zijn kabinei gekomen, sloot hij zich daarin met den ongelukkigen Benoit op. Deze was meer den verstomd. Een onbeschrij felijke onrust ha>l hem bekropen, hij wist niet. aan welke gissing zich vast te houden en kon niet anders dan een ongeluk verwachten. Zoodra de deur gesloten was, ging de hertog recht op den dokter toe. „Een. uur geleden,' 'sprak hij kortaf, „hebt ge mij over Irene gesproken?" /Herinnert, ge 't. u niet meer?" ,oHet doet er niet toe of ik het mij herinner, of 't vergeten ben. Ik verzoek u mij uw woorden te herhalen en mij te zeggen wat gei gedaan hebt.'' ,,'tls zeer eenvoudig," zeide hij, „ik heb u bekend dat de jonge Raymond mij een onoverwin- nelijken afkeer inboezemde en ik zelfs geloofde u aangenaam te zijn door hem een zeer onrustigen nacht te bezorgen. „Hoe? Dat is moeilijk te zeggen. Ge moet. u evenwel herinneren wat. mij ten aanzien van het jonge meisje is aanbevolen.'' „Aanbevolen?" Ge weet, Beaulieu moest haar huwen, en. er was overeengekomen dat zij in den loop van haar huwelijksjaar sterven zou!" „Wie had dat bevel gegeven? Waarschijnlijk Medina?" „Medina en gij, mijnheer de hertog." „Ik... ik! Maar dat. verklaart niet wat ge heden gedaan hebt,." „Toen ik vernam, dat ge met Raymond een ontmoeting moest hebben heb ik, wetende dat hij het meisje bemint, 'twelk die liefde be antwoordde, de ontknooping verhaast." „Door welk middel?' „Ik heb de dosis verdubbeld." „Welke dosis „Het. vergif!" „En heeft zij het ingenomen?" I „Zonder eenige weigering." Sidderend verborg de hertog zich het voor- hoofd in zijne handen. „O. ge moogt gerust zijn, monseigneur," her nam de dokter, die zich epn oogenblik vergiste omtrent het. gevoel dat den hertog overweldigde, ,jhet gebezigde vergif is onfeilbaar. De uitwer king er van zal even snél als gevaarlijk zijn. En daar het tegen zeven uren ingenompn is, za'l te half tien alles ten einde zijn, en morgen als de justitie komt zal zij niets ontdekken." Nauwelijks had Êenoit dit gezegd of hij voel de zich door de woedende hand van Palmares bij den strot gegrepen. „Zwijg, ellendeling!" zeide hij tandenknarsend !van toorn „zwijg en hoor' Ik heb u tweemaal van het tuchthuis gered, ge herinnert 't u, niet waar? Ik heb je rijk, schier gelukkig gemaakt, en nooit hebt ge tevergeefs mijn medelijden inge roepen. Onthoud nu dit: indien het meisje mor gén, verstaat ge, morgen sterft, indien ge voor dien tijd geen middel gevonden hebt haar in het leven te behouden, dan dood ik u met mijne; handen of ik lever je over aan den beul Dit zeggende liet de hertog den dokter los, die ontsteld en bleek achteruit trad. Inmiddels had eenige oogenblikken vroeger een ander tooneel bij dokter Malon plaats. Het was in de woning van Ludovic dat Hec tor Beaulieu, na zijn duel met. Ricordi, gebracht was. Zijn kwetsuren waren eigenlijk niet zeer ernstig, en na verloop van eenige uren had hij dank zij de zorg van zijn vriend reeds: eenigszins zijn krachten herkregen. Overigens had dit vooral zijn vroolijkheid niet' geschaad en had hij zich in al de bizonderheden het duël van Colonna, waarbij hij niet tegenwoor dig was geweest, doen vertellen. Hij was opge togen van vreugd en onuitputtelijk in het prij zen van Raymond's gedrag. Maar toen hij vernam dat deze den hertog had uitgedaagd en den volgenden morgen mét hem moest vechten, verscheen een diepe rimpel op zijn voorhoofd, en werd hjj plotseling ongerust en somber. „Verduiveld!" zeide hij tot Raymond, bij diens terugkomst van het strand, „dit is ernstiger en verdient overweging. Ricordi, Colonna, S paven - to ,dat kan. maar met Palmares zal het moeilijker gaan." „Wat mij het meest verdriet," zei Raymond glimlachend, „is dat ge mij niet tot getuige zult kunnen dienen." Hector hief zich ten halve van den armstoel op waarop hij uitgestrekt lag. „.O! gekheid," antwoordde hij, „ge kondt, u bedriegen." ,/Nu, wij zullen u niet noodig hebben." „Om 't even, weet ge, ik wil u geen angst aan- I wamt was hij op 25 April bij zijn leest of) zijn haïingkarretje gebleven, dan had hij hedoft. het twijfelachtige voorrecht gemist, als verdachte voor den Politierechter te moeten verschijnen, j omdat hij alstoen zijn buurvrouw mej. Wijs en i haar dochter Tennisje had afgeraggeld. Volgens de kronieken had hij de jonge dame zelfs een oplawaai verkocht, dat zij in bed was geschokt, 'n plekje huiselijk comfort, dat casu quo nog goede diensten bewees als sehokbreker. Die driG tige schoenmaker, tevens occasioneel droge visch- venter beweerde zoo obstinaat geworden te zijn,' omdat mej. Wijs Juniora zijn tweejarig kind had mishandeld, en werd na grondige informatie naar de opbrengsten van zijn kalfsleer en 'harde bokkembedrijf, veroordeeld tot f 20 boete of 20 dagen. He wegen van Amor leidden niet altijd tot itardsche zaligheid. In het eenvoudige Winkel heerschte tussehen de familiën G. B. en den tuinder J. L. een hef tige animositeit, als gevolg van een amoureuse relatie, die L.'s zoon heeft, gehad met B.'s doch ter, wélke teedere betrekking alles behalve een goede verstandhouding heeft gebracht. De heer 3 jSr. verscheen al eens, op 9 Dec. j.l. voor den Politierechter, omdat hij op 11 Oct. 1929 papa L. in een café met een biljartkeu en 'n bierfleschje had behandeld, voor welk feit hij in verband echter met, vele voorafgaande omstandigheden, tot een geringe voorw. straf werd veroordeeld, en heden verscheen de 20-jarige zoon, de schipper J. C. B., eveneens als verdachte, wien was ten laste gelegd, dat hij op 27 April, toen de heer J ,L. Sr. met, zijn echtgenoote door het. dorp wandelde en daar was aangesproken door moe der B., had gestompt, geslagen en getrapt. De jonge man ontkende thans de aanvaller te zijn geweest. Hij had zijn moeder willen verdedigen, die door den heer Iwerd gestompt. Dit ver weer werd echter niet geaccepteerd, en werkte zelfs in zijn nadeel, daar hij den officier tegen zich innam en aanleiding gaf, dat deze magistraat f30 boete of 30 dagen requireerde, een straf, die door den politierechter tot f25 of 25 dagen werd teruggebracht, 't Is echter te hopen, dat rlergelijke conflicten in 't vervolg achterwege blijven. De zaak waar het om gaat zal op die manier zeker niet tot oplossing komen. Maneer Sint Bureuueratius sprak weer 'n woordje mee. De heer Corn. K., koolhandelaar te Noordsehar- woude, vervoegde zich op 1 Mei, het zonnige feest van den bloeitijd en den arbeid, bij de ad ministratie der Ned. Spoorwegen, met het ver zoek, hem voor de verzending zijner producten, met het oog op het. seizoen, een open en luch tige wagen te verschaffen, tegen welk verlangen echter onoverkomelijke bezwaren schenen te be staan .alhoewel de vader van den heer K. een jagen, maar ik heb den hertog zien schermen, en hij is er in ervaren. Wat drommel! hebt ge niet genoeg gedaan, na Colon'na doorregen en Spa ven! o verminkt te hebben? Ge zijt dan een voor vechter ,!treloof dat niet." „Mij dunkt toch, dat het er iets naar lijkt.", „Wees gerust, mijn vriend," hernam Raymond, „want ik verzeker u dat, zoodra de hertog dood is, ik zorgen zal alle nieuwe, duëls te vermijden." „'1 Is dus een persoonlijke vijandigheid." „Misschien." „Wilt ge u op den hertog wreken?" ,Ja-, ten zeerste." „Wat heeft hij u misdaan?" „Mij niets ,maar anderen...." „Ik vraag misschien onbescheiden," hernam Hector, „maar ik kan 't niet laten; wanneer ik ergens raadselachtige dingen vind, moet ik. of schoon ze mij niet aangaan, mij er altoos mpe bemoeien." „Ge vermoedt dan iets raadselachtigs in mijn leven?" vroeg Raymond. „Het zou niet te verwonderen zijn: een geheim zinnig leven, een doopnaam, in stede van een adellijken titel, twee en twintig jaar oud, en bij dit alles een vermogen, dat u in staat stelt in vijf minuten lijds gaten van ïionderd vijftig dui zend franks te stoppen, zoo iets is niet alle- daagseh; maar houd in 't oog dat ik u uw* ge heim niet vraag." JGe vraagt het niet, Hector, maar ik verbind mij u morgen, alles te zeggen, wat mij geoorloofd is aan een vriend toe te vertrouwen." Zij waren zoo ver met hun gesprek, toen een knecht Ludovic Malon kwam berichten, dat een dienstmaagd van mijnheer Guillemot hem ter stond verzocht te spreken. ,,'tls waarschijnlijk .Salomé!" zei Raymond. „Laat haar binnen komen," beval Ludovic. Een oogenblik later kwam de dienstmaagd binnen. Het was Salomé. Haar ontsteld gelaat verred de grootste onrust en ook haar wanorde lijke kleeding getuigde van den haast waarmede zij gekomen was. ,;Wat is er?" vroeg Ludovic haastig. ,-Zou uwe meesteres erger zijn?" vroeg Ray mond gejaagd. „Arme juffrouw!" zei Salomé. „Ach, nu ge loof ik zeker dat het met haar gedaan zal zijn." „Wat zegt ge!" „Mijnheer Guillemot zendt mij. Een half uur geleden had Mr. Benoit ons verlaten, toen de jongejuffrouw een toeval kreeg waarin wij allen vreesden dat zij zou blijven. Terstond belastte haar vader mij den dokter te gaan halen, maar aan zijn huis gekomen, vernam ik dat hij naar Parijs vertrokken was." „Benoii?" riep Raymond. „Ja mijuheer, men heeft mij verzekerd dat een telegram hem ontboden had en hij niet vóór morgen avond terug zou zijn. Toen heb ik mij gehaast, naar huis terug te keeren. Daar was niets veranderd. dergelijke wagen wel had losgepingeld. Die heer K. maakte zich toen driftig en voegde den heer A. Langendijk, de commies die hem te woord stond, een onwelvoegelijk en zelfs beleedigend woord toe, voor welk feit K„ met inachtneming, dat iS-t. Bureaucratius, zijn venijnige tong in de kwestie had geroerd, tot slechts f8 boete of 8 dagen werd veroordeeld. Eiret die franen, die in das irdLsche leben, Himliscber rosen Hechten und weben. Het is in een familie een penibele boel, 'als teen huismoeder, die er goed uitziet, 'n jonge zwager rijk is geworden, Kan zij het goed met hem vinden, maakt zij kans op 'n reuzepoppekast eu is de verstandhouding minder vriendelijk, wordt ze getrakteerd met een watjekou op haar permanente oobbykop, dat de dokter verplicht is heelkundig in te grijpen. Een dergelijke niet benijdenswaardige liefko zing ontving op 10 Mei de gezond en welgedaan uitziende jonge echtgenoote van den heer H. O. Jonk te Scherm er horn, toen zij op het land bij den Scherrnérdijk 'in een minder vriendelijk dis puut geraakt met den 28-jarigen tuinier Gerardus een broeder van haar man over de diensten,, die zij ten huize van Gerard had verricht als kraam verpleegster, waarvoor zij een belooning ver wachtte. De belooning ontving zij ook, doch niet in aangename artikelen, doch door een klap met een zware ijzeren pen, waaraan op dieet gestelde melkkoeien of padstieren in een weide worden vastgezet. De toegebrachte wonde werd door Dr. Heringa deskundig behandeld, doch tevens had deze arts, toen zwager Gerard ter zake de ern stige mishandeling terecht stond, een certificaat ingezonden, waarin werd medegedeeld, dó.t de nerveuse. verdachte niet altijd toerekeningsvat baar kon worden geacht en van welk gewichtig document de verdediger mr. 0:. Bosman dan ook ijverig gebruik maakte. Het gevolg was dan ook, dat de behandeling direct werd geschorst en de zaak werd verwezen naar den reektercomniis- soris, voornamelijk tot psychiatrisch onderzoek va nden verdachte. Bij het laatst nummer werd bet scherm neer- en de bezoekers ult-gelaten. De laatste zaak was er weer een van labher de poepie en werd op de gebruikelijke wijze met, ge sloten deuren en buiten aanwezigheid van onge- wenschte pottekijkers, baliekluivers en persklun- gels behandeld. Het betrof hier den 25-jarigen, landbouwer Joh. B. uit Bjovenkarspel, die zich over zijn eigen gedrag echter met zooveel suc ces wist te schamen, dat hij pjt tot een voorw. straf, 4 maanden met een proeftijd va.n 3 jaar en op te leggen bijz. voorwaarden, werd veroor deeld, tot voldoening ook' van zijn verdediger mr. Smal, met zuchten en gebeden, die niets had na gelaten om dit voor zijn cliënt zoo voordeelig resultaat te bereiken. „De jongejuffrouw lag nog altijd te bed, en haar vader aan haar sponde zittend, wachtte tot zij zou bijkomen. Het was treurig. Hij had een aanval van wanhoop toen ik hem be richtte dat mijnheer Benoit vertrokken was, en hij geloofde dat alles verloren was; ik sprak hem van mijnheer Ludovic Malon, en hij beval mij tot u te gaan." j. udovie was opgestaan en maakte zich gereed Salomé te volgen. Hij wendde zich tot Raymond die ten prooi aan de grootste verwarring was-, en, zijn overjas nemend, vroeg hij hem: Zoudt gij niet willen meegaan?" „O ja!" antwoordde Raymond, „verliezen wij geen tqd; ik verlaat u niet meer." De woning van mijnheer Guillemot was niet ver van die van Ludovic; zij schreden haastig voorwaarts en kwamen in weinige minuten aan. Raymond's hart klopte tot bersten; toen hij in de kamer kwam, waar hij Irene zou vinden moest hij al zijn moed en geestkracht te hulp roepen. Maar wat werd van hem helaas! toen hij het arme meisje onbewegelijk en bleek in j het bed zag liggen, waarnaast, haar ongelukkige I vader jammerde. 1 Even bleek als het rampzalige slachtoffer hield hij stand en drukte zijn handen tegen zijn lippen om een snik 'te smoren. I Het zwakke licht van eene op den schoorsteen staande lamp, viel op het arme meisje, én daar- onder geleek zij een dier beelden welke de vrome teedere moederliefde op de begraafplaatsen aan 1 de gedachtenis der overleden kinderen toewijdt. Het gerucht, dat de dokter en Raymond bij het binnenkomen veroorzaakten, stoorde haar on bewegelijkheid niet. Haar groote oogen waren dicht, haar bekoorlijk hoofd rustte half bedol- I ven in het prachtig haar, en een harer eehier naakte armen hing slap langs het bed. I Geen beweging op haar gelaat, geen klopping in de aderen, de onbewegelijkheid was volko men als die van een lichaam, 'twelk de .hand des doods geraakt heeft. Inmiddels was Ludovic mijnheer Guillemot, ge- I naderd, en meende hem eenige vragen te moeten doen, voor tot het onderzoek over te gaan. „Is zij reeds lang in dien toestand?" vroeg hij zonder zijn blik van het meisje af te wenden.. „Een goed uur, mijnheer," antwoordde mijn heer Guillemot, i „Heeft zij zich niet bewogen?" ,,'Neen." „En hoe is dit toeval ontstaan?" ,/Hoe dat gekomen isP ik herinner het mij nu niet meer," antwoordde hij„Ik was op zoo iets volstrekt niet voorbereid; de dokter had haar een weinig ongesteld gevonden en schreef een drank voor. Maar zij wilde dien niet innemen, ik i drong aan en knorde, en om mij plezier te doen, j heeft zij er twee lepeltjes van ingenomen." „En wie had den drank bereid I „De dokter." „Ge hebt zeker het fleschje nog van den drank y

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1930 | | pagina 4